4
Het eenige middel om dat te voorkomen is,
al die plekjes op te ruimen. Dat wij voor
deze perce;len f 1000 moeten betalen, is niet
goedkoop; maan wat de gemeente er voor
krijgt is die uitgave wel waard. Ik beta 't
volkomen met dit voorstel eens; ik «hoop, dat
li. en W. zullen voortgaan die krotten nan
het plantsoen op te ruimen
De heer Oosterveen. Mijniheer d*
voorzitter, ik heb ook de indiening van dit
voorstel met genoegen gezien. Ik geef B. en
W. in overweging, als er weer eenls gelegen
heid is en eon dergelijke toestand als bier
zal worden opgeruimd^ zich weer mocht
voordoen, aLsdan andermaal met een voor
stel bij den raad te komen. Dergelijke toe
standen zijn niet bevorderlijk voor het goede
aanzien van de gemeente. Ik zal gaarne voor
bet voorstel stemmen.
Bij ide stemming wordit (het voorstel aan
genomen met 15 stammen tegen 1 stom. Tegen
ste<mde de heer Riuys.
10. Voorstel van B. en W. tot wijziging van
de gemeentebogrooting, dienst 1911.
In verband met het besluit tot aankoop van
de pcrceelen achter 'den Koppelpoortwal
moet de bngrooting gewijzigd worden.
Wordt z. ih. o. conform besloten.
11. Voorstel van B. en W. betreffende mach
tiging tot vertiuring van eenige perceelen.
behoorende tot BirWhoven.
Wordt z. h. o. conform besloten.
12. Voorstel van li. en W. tot wijziging
van vier strafverordeningen in verband met
de goedgekeurde bouwverordening.
B. tn W. stellen voor:
lo. in te trokken do op 29 November 1910
vastgestelde:
a. Verordening tot wijziging der „Veror
dening, houdende bepalingen ter voorkoming
vau brand";
b. Verordening tot wijziging dor „Verorde
ning, houdende voorschriften in het belang
Üer ojienbare gezondheid";
c. Verordening tot wijziging der „Verorde
ning op de openbare plaatsen";
d. Verordening tot wijziging der „Verorde
ning betreffende de sllraatpolitie";
2o deze verordeningen opnieuw vast te
stellen met de wijziging, dat daarin verval
len de bepalingen betreffende ihet in werking
treden.
Algemeene beschouwingen world en niet
gehouden; d<, artikelen wonden z. d. en z- h-
o. viastgesfeBd, waarna de vier verordeningen
rodt a lgemeen o stemmen wonden vastgesteld.
13. Voorstel van B. en W. tot wijziging
vau de 'gemeentebegróoting dienst 1911 (be
schikbaarstelling van een bedrag van f 2500
voor onderzoek naar liet verkrijgbaar stellen
van electrische energie).
Wordt z. o. conform oeslafcen.
14. Benoeming van een directeur der Bur
geravondschool.
De eenige aanbevolene voor deze betrek
king is de heer G. A. Groote Haar, directeur
van de ambachtsschool.
De heer Rol an dus Hagedoorn.
Mijnheer de voorzitter, mag ik even, naar
aanleiding van dit punt, het woord? Het
heeft mij zeer gespeten, dat deze kwestie hier
weer aan de orde moet komen. Niet lang ge
leden heeft hier de benoeming plaats gehad
van een directeur van de Burgeravondschool.
Aangezien toen gekozen werd iemand, die
niet tot directeur van de aimlbachtsschool as
benoemd, moest hij voor de benoeming be-
tkmken, omdat deze betrekking niet eene
is, waarin iemand zelfstandig werkzaam kan
zijn. Dat mocht niet mogelijk zijn geweest,
en ak meen ite moeten zeggen waarom.
Ik begrijp, dat er aan den toestand!
niet is ta veranderen; wij zijn met hamdeni
en voeten gebonden om den 'tegenwoordigen
directeur van de ambachtsschool te benoe
men. Maar het spijt mi! om deze reden. De
betrekkingen van directeur van de ambacht
school en van de burgeravondschool zijn in
dertijd gecombineerd op verzoek van den in
specteur van het ambachtsorederwijs, den heer
de Groot. Vroeger was dat anders; toen was
een van de leeraren van de H. B. school
directeur van de B. A. school; de direc
teur van de ambachtsschool stored er bui
ten. Ik was destijds lid van de dommtissfle
van toezicht op het middelbaar onderwijs;
daardoor is het mij bekenu, dat er allengs
tusschenj d^ B. A. school en de ambachts
school zooveel aanraking is gekomen, dat
het wenschelijk werd geoordeeld, dat er tus-
schen de beide inrichtingen een band be
stond. Daar is alleen tegen een gang van
zaken, zooals nu heeft plaats gehad. Wan.
neer de inspecteur van het arnbachtsoreder-
wijs er op gesteld was, dat de directeur van
de ambachtsschool wordt directeur van de
B. A. school, -dan had hij moeten medewer
ken in dit geval om den door ons benoem
de directeur te maken van 'de ambaohts-
schoot. Maar nadat hier de benoeming
van den directeur van de B. A. school
had plaats gehad, .is door hem geadviseerd
om (tot directeur van de ambachtsschool niet
dezen te benoemen, maar den man, die nu
de betrekking vervult. Op die wijze zou de
raad steeds gedwongen, zijn aan den neer
de Groot te vragen: Wien wilt gij, dat wij
zullen benoemen? Daardoor geven wij onze
zelfstandigheid prijs. Het spijt mij, maar wij
zitten hier dn een slop, waar wij niet uit kun
nen. Wanneer hier was voorgedragen ,een
loeraar van de B. A. school, die ook had
gesolliciteerd naar de betrekking van direc
teur, klare zouden wij in een ander geval ge
komen zijn. Nu zien wij, dat er slechts ééu
werd voorgedragen; als daarnaast nog iemand
aanbevolen is. dan heeft he» den schijn alsof
die slechts een strooman was. Ik wil niet
beweren, dat dit werkelijk heeft plaats ge
had; maar ik wil .er op wijzen, dat de gang
van zaken bij eene dergelijke benoeming op
andere wijze moet geregeld worden, opdat de
raad niet weer zal komen te staan voor het
geval, dat eene benoeming van den raad door
den inspecteur wordt te niet gedaan.
De Voorzitter. In antwoord op het
door het geachte lid gezegde, moet ik op-
meïlkiert, dat de inspecteur van het M. O. Uit
sluitend het belang van de ambachtsschool
en van de B. A. School heeft behartigd e"
«kit, uit dit oogpunt beschouwd, -den heer
Gnootc Raar, die de andere sollicitanten ver
overtrof, door hem wel op den voorgrond
moest worden gesteld. Het was hem reiet om
Recihthabeiroi te doen, om zijn haan koning
te doen kraaiien; maar alleen omdat hij ineen-
de. dat het van belang voor de inrichting
was, dat de heer Groote Haar werd be
noemd.
De heer R o 1 a n d u s Hagedoorn.
Mijnheer ue voorzitter, het blijkt mij, dat u
goede gedachte hebt van den inspecteur van
het ambachtsonderwijs. Die heb ik niet na
kennismaking. Als dat het geval is, dan moet
men .vragen: Bestond de voordracht voor
directeur van 3e B. A. school uit twee per
sonen, waarvan, de een geschikt was voor
directeur- van 'de ambachtsschool en de anlder
niet? De inspecteur van het ambachtsonder
wijs maakt ons er attent op, dat van de bei
de voorgedragenen de een geschikt, de an
der benoembaar was. Op die manier korot
er van eene voordracht niets «terecht. Als
He raad er niet op aan kan, dat beiden .ge
schikt zijn, dan moeten wij ons neerleggen
bij no. 1. Op die mander is de handelwijze
van den inspecteur van het ambachtsonder
wijs niet goed te praten.
De heer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter, ik kan eigenlijk wel van het woord
afzien na 't geen reeds is gezegd.
De heer R ij k e n s. Mijnheer de voorzit
ter, ik sluit mij aan bij de opmerlkingeni van
den heer Hagedoorn. Ik wü er nog bijvoegen,
dat wij voorzichtig moeten zijn met derge
lijke benoemingen. Wij moeten niet alles over
onzen kant laten gaan. Kort geleden, bij de
benoeming van. een onderwijzer, heeft de
schoolopziener zich niet ontzien om te zeg
gen: „Dien sollicitant wil ik wel op no. 3
plaatsen, als de raad hem maar niet be
noemt." Waar moet het op die manier heen?
Als er zoo «met de voordrachten te werk
wordt gegaan, kunnen wij wel heengaan; wij
'hebben dan eenvoudig ja en amen te zoggen.
De heer van Esvel d. Mijnheer de voor
zitter, ik hoor van de heeren redeneeringe®,
waar feitelijk niet veel tegen in te brenge*
is. Eén din.g wil ik echter releveeren.
breekt m. i. den directeur wel wat sterk af.
Hot is van groot belang een goeden directeur
van de ambachtsschool le benoemen. Hot
bleek, dat de keus onder de sollicitanten beef
klein was. De inspecteur zou noodgedwon
gen iemand als no. 2 moeten plaatsen. Er
was voor de ambachtsschool eene commissie
werkzaam geweest, die overal inlichtingen
had ingewonnen. Ook die was er toe geko
men om de heer Groote Haar als no. 1 aan
te bevelen. Dus m. i. was de voordracht van
den inspecteur niet zoo heel dwaas. Men ko®
moeilijk een ander nemen. Nu is de gemeen
te daardoor in den toestand gekomen, dat
feitelijk de raad zijn© stem in eene bepaalde
richting zal moeten uitbrengen. Maar dat is
in het belang van eene groote inrichting va*
de gemeente.
De heer R ij k e n s. Waar blijft op die ma
nier onze vrije keuze?
De heer Jorissen. Mijnheer de voorzit
ter, zou liet niet gewenscht zijn deze disaus
sie te sluiten? Wij zijn nu bezig te spreker*
over de persoonlijke verdiensten van sollici
tanten .Dat is voor die personen niet ge-
wertscht; zij kunnen later weer moeten sotii-
citeeren.
De Voorzitter. Iïï geef ook dn ovenwe
ging tot ide stemming over te gaan.
Bij dé stemming wordt de heer G. A. Groote
Haar benoemd imet 8 stemmen. Acht briefje*
zijn blanco.
15. Benoeming van een lid van de commis
sie van toezicht op het lager onderwijs. (Va
cature H. A. de Jong).
De aanbeveling luidt: Mr. H. J. M. van den
Bergh en J. van Wessum.
De 'heer Rolandius Hagedoorn.
Mijnheer de voorzitter, mag ik even het
woord? Ik ben er wel wat confuus over, dal
ik dat öSfweer doe; ik ben niet gewoon z»o
dikwijls het woord te voeren. Maar ik meest
het ditmaal te moeten doen. Ik wil eene op
merking maken over deze voordracht, waar
van ik erken, dat zij geschiedt volkomen vol
gens de bestaande bepalingen. Maar toch
vind ik daarin iets wat m-j indertijd onaan
genaam heeft aangedaan als lid van de com
missie van toezicht op het middelbaar on
derwijs. Ik hoop, dat B. en W. 't mij niet te®
kwade zullen duiden, als ik dat geval nn tor
sprake breng. Destijds was door B. en. W. aan
de commissie nriet oim advies gevraagd
over personen, die konden worden benoemd
in eene bestaande vacature. Maar B. en W.
hadden toen gevraagd hen te adviseeren be
paalde personen aan hen ter benoe
ming voor te dragen. De commissie heeft
toen eenstemmig besloten niet ite voldoe®
aan den wensch van B. en W. en heeft eene
andere voordracht ingediend dan door B. eit
W. werd gewenscht. Ik heb toen met de®
wethouder Celosse eene tamelijk scherpe dis
cussie gehad en de raad heeft zich met meer
derheid van stemmen aam mijne zijde ge
plaatst.
Een gelijksoortig geval doet zich nu hier
voor. Be bespreek dit geheel afgescheiden
van de personen, alleen om het beginsel. Er
is aan de commissie advies gevraagd ore»
personen, die zouden worden voorgedragen,
onlder mededeeling van den persoon, dden B.
en W. het liefst zouden zien voorgedragen.
Daarin is voor mijn gevoel iets, dlat niot
juist is. Men kan op dlre wijze in de com
missie personen brengen, die de commissie,
als zij vrij was in haar advies, mogelijk zo*
afwijzen. Ik vm. döit hier releveeren, omdat