r 37». tweede Jtfïati. Ona Jaargang. Zaterdag 10 Juni 1911. KOLONIËN. BINNENLAND. FEUILLETON. DE NEDER-RIJNERS. MERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJSi Per 8 maanden voor Amersfoort f I.OO. Idem tranen per post - 1.50. Afzon-leriijk* nanx.ueri - 0.05. Dezs Co'uanl verschijnt d.igeijjk*, Lehaivs op Zon* en Peest* dagen Advertentiënmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 dut 's morgens Dij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers* VALKHOFF C°. Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnutnmer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regols f 0.50. Elke regel moer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents by vooruitbetaling Groote lettors naar plaateruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bjj abonnement. Een# circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aauvraag toegezonden. OOST-IN DIE. Een dienstweigerend schutter-cfficier De correspondent van het Soer. Hbl. in raidden-Java vertelt van de nieuwigheid Van een dienstweigerend schutter-officier. Er aijn tegenwoordig in Indië officieren van de mlitie van het Nederlandsche leger, die verlof hebben gekregen (dat nogal eens verlengd wordt) om in Indië te gaan wonen voor zekeren tijd. Volgens de meening van den legercom mandant en daar is heel veel voor te zeg gen moeten zij toch schutteren, want hier doen ze geen dienst en hier zijn ze geen mililair, alleen als er in Europa oorlog komt zouden ze daarheen moeten. Aldus werd door dep krijgsraad van de Jogjasche schut terij besloten den nieuwaangekomene in te lijven, maar omdat men 't voor hem aan genamer vond dat hij in zijn rang bleef, werd hij 't was niet eens noodig geweest oorgedragen voor officier; hij werd be noemd... en weigert nu zijn functie te aan vaarden, waarbij hij zich beroept op den door hem in Nederland afgelegden eed. Volgens liet schutterij-reglement moei hij nu zijn tijd als gewoon schutter uitdienen en bovendien een dubbele contributie beta len» Cijfers. Het Bat. Nbld. heeft een bezoek gebracht an het inlandscbe kerkhof te Karet, in ver. band met de loopende verhalen omlrent het ongehoord groote getal inlandsche begrafe nissen, 't welk sommige lieden ze den langs den weg te hebben zien «aan. De doodgraver reide, dat hij het erg druk '•ad. Gemiddeld werden per dag een dertigtal teuschen begraven, soms niet meer dan twin- g. maar dat was dan ook weinig. Sedert 1 Januari had hij blijkens het begrafenisregister >an 1311 menschcn een rustplaats bezorgd. Dat is dus ruim tien per dag, schrijft de iMlaet'e. alléén voor de begraafplaats te Ka- rel; en dat maakt op een bevolking van onge- eer honderdduizend inlanders bijna vier ten honderd per jaar. Dat is op één begraafplaats, en Batavia telt ettelijke inlandsche begraaf- laatsen. In hoever het verschil in de mededeeling "■n den doodgraver, die spreekt van een ge- emiddeld van 20 30 per dag. en de opgave liet register, dat een genvddelde van t en er dag aanwijst, toe te schrijven is aan de mstnndigheid. dat in de eerste maanden van het jaar zoo heel veel meer begrafenissen plaats hadden dan in de laatste weken, dan wel of de zucht tot oostcrsche overdrijving bij den mnadoer een rol heeft gespeeld, is een quaestie die kan worden opgelost, wan neer het register, gelijk gebruikelijk is, ter verantwoording van de begrafenisgelden na afloop der maand aan den gemeenteraad wordt overgelegd. Batav:e telt drie inlandsche bcgraafp'nat- <en: Karet in het Zuiden, Kampong Boegis :n het Westen en Matigga Doea in het Oos ten. Daarenboven heeft Tandjong Friok zijn begraafplaats Volgens de destijds in de Javabode mede- «edeelde opgave van den gemeenteraad, heeft do maandelijfesefee sterfte onder de inlandsche bevolking vnn Batavia bedragen in de maan den Augustus tot en met November 1909 (toen de cholera hier het ergst heeft ge- heerschl): respectievelijk 620, 1195, 1548, 776. De meest belangrijke sterfte vond dus plaats in de maand October. Neemt men een gemiddelde van tien be grafenissen por dag, dan duldt dit, aannemen de eens, dat het aantal begrafenissen op elke begraafplaats even groot was op een sterfte cijfer van 30 x 10 x 4 1200 per maand (wat vermoedelijk te hoog is, daar op het kerkhof te Tandjong Priok natuurlijk veel minder wordt begraven dan op de andere grootere kerkhoven). Het gemiddelde van de begrafenissen gedu rende de vier, hierboven aangehaalde maan den van 1909 is ongeveer 1025 per maand. Men kan hieruit opmaken, dat de gemid delde toestand der gezondheid van de inland sche bevolking in den laatsten tijd ongeveer overeenkomt met dien van het tweede half jaar van 1909. Het sterftecijfer onder diezelfde bevolking bedroeg in 1903 per duizend inwoners 41, in 1909 bedroeg het 87; voor 1910 werd het op 89 gesteld. Tijgers In Java's binnenlanden. Uit Loemadjang schrijft men aan het Soer. Hfcld.: Op de koffe-onderneming Welang, 12 paal boven Pasirjan, had een treurig voorval plaats. De inlander Pa Saidjah woont daar in een bamboehuisje eenzaam aan den boschrand. Het gezin bestaat uit vader, moeder en drie kinderen, waarvan Saidjah, een meisje van 8 jaar, de oudste is. Als gewoonlijk sliepen in den rampspoedi- gen nacht op een groolen baleh-baleh de vader en de moeder en tusschen hen in de drie kinderen. Zoowat om één uur hoorde Pa Saidjah de voordeur, die goed met een pa lang, dwarsboom, gesloten was, hevig kraken. Op het ergste niet verdacht, ging hij zich on gewapend van dat gekraak vergewissen. Doch vóór dat hij tot het besef kwam en goed klaar wakker was, werd hij plots door een koningstijger, die er binnendrong, bespron gen en tegen den vloer geslagen. Toen hij het hulpgeroep van Saidjah, op wien de tijger /ich inmiddels had geworpen, hoorde, stond hij snel weer op en verdedigde hij met be hulp van zijn vrouw hun lieveling wanhopig, letterlijk met hand en tand. Te vergeefs Bliksemsnel liep het monster met zijn prooi op de schoft geslagen weg het woud diep in. Vader en moeder moesten in machtclooze woede het: adoch bapa-adoch mbok, geroep van hun ongelukkig kind aanhooren, dat in den stillen bergnacht weerklonk en in de ver re duisternis wegstierf. Pa Saidjah had bij die worsteling slechts hier en daar diepe maar niet gevaarlijke klauwwonden bekomen, maar zijn vrouw was er erger aan toe; zij was totaal gescalpeerd en had een diepe klauwwond in den hals. waar aan zij dan ook vanmorgen in het ziekenhuis alhier overleed. De pest op Java. Regceringstclegram 8 dezer: Afdeeling Malang: Drie koor'.sgevallen op eergisteren bleken pest. Gisteren zes geval len, waarvan vier dooden. Van lijders van vorige dagen overleed nog één. Soerabaja en Madiocn geen geval. Kediri één. Herziening der Ongevallenwet 1901. Het aangekondigd wetsontwerp tot herziening der Ongevallenwet 1901 is thans bij de Tweede Kamer ingekomen. Het strekt tot het aanbrengen van die aanvullin gen in de wet, waarvan de wenschelijkheid door de practijk ia aangetoond en tot het aanbrengen van de wijzigingen, in verhand met de invoering der verplichte ziekteverzekering. In tweeërlei opzicht wordt met de ontworpen ar beiders-ziekteverzekering een belangrijke wijziging beoogd van de geldende Ongevallenwet. In de eerste plaats komt de uitkeering van zie kengeld ln de plaats van de geldelijke uitkeering aan de getroffenen gedurenden den eersten tijd na het ongeval, voor zooverre de tegen ongevallen ver zekerden tevens bij een ziekenkas verzekerd z.iju. In de tweede plaats brengt de ziekteverzekering de plaatselijke organen, noodig voor de zoo drin gend gewenschte decentralisatie bij de uitvoering der Ongevallenwet. Het overnemen van de uitkeering gedurende den eersten tijd na het ongeval (in verband waarmede d-ï bankpfemiën zullen verlaagd worden) ontheft de bank van een groot deel harer werkzaamheden, en de omstandigheid, dat de uitkeering geschiedt uit een kas. die voor de helft door de verzekerden zelf gevoed en door gekozenen der naast belanghebben den beheerd wordt, zal misbru:ken helpen kceren, nis bij de uitvoering der Ongevallenwet zijn gebleken. De Minister betoogt, dat er geen bezwaar bestaat om dc geldelijke uitkeering van den door een on geval getroffene over een vrij langen termijn ten laste der ziekenkas tc brengen. Dit ontwerp stelt hem op 3 maanden. Van de meeste ongevallen zijn de gevolgen binnen dien tijd verdwenen. De niet bij een ziekenkas ingeschreven verzekerde krijgt over de eerste drie maanden een tijdelijki uitkeering. Maar de bank. door wie hem deze uit keering gewordt, heeft voor het volle bedrag, ver meerderd met 20 pCt. voor «dnrnistratiekosten, ver haal ou den werkgever. Wil laatstgenoemde niet aan het gevaar bloot staan op eenmaal een vrij groo» bedrag te moeten betalen, dan eische bij van den werkman een bewijs van inschrijving als vrijwillig verzekerde bij een ziekenkas. DH kost den werkge ver slechts de haJve premie aan de ziekenkas. De Minister verwacht niet, dat aanstonds alle werkge vers dezen cisch zullen stellen aan hun niet wette lijk tegen ziekte verzekerde arbeiders, maar wet dat langzamerhand de werkgevers, die zelf de tij delijke uitkeering aan de bank hebben moeten ver* goeden of ..gezien hebben, dat dit door anderen moest geschieden, aan betaling der halve ziekenge'dpre m:e de voorktnr zullen geven. In de tweede plaats de decentralisatie. Er bestaat schrijft de Min'ster behoefte aan plaatselijke organen, die, vlugger en beter dan het lichaam te Amsterdam, kunnen voorbereiden én de indeel ng enz. der verzekeringspüchtige ondernemingen, èn de vaststelling der schadrfoosstell ngen. Als zoodanig worden door dit ontwerp aangewezen de voorzit ters der Raden van Aibeid. Dezen worden aller agent der bank. De voorgeste'de regeling komt in hel kort neer op het volgende. De werkgever doet aangifte van het verzekerings- plichtig bedrijf aan den voorzitter van den Raad van Arbeid. Acht deze de onderneming niet ver- zekeringsplicht'g, dan deelt hij dit den werkgever mede, die zijn bezwaren tegen de mcenmg van den voorzitter bij dezen kan indienen. Blijft de voor zitter van oordeel, dat dc onderneming niet verzc- keringsplichtig is, dan brengt hij zijn meening en, heeft de werkgever daartegen bezwaren ingediend, ook, die bezwaren ter kennis van het bankbestuur, hetwelk een beslissing neemt. Acht de voorzitter van den aanvang af. of ra kennisneming van de bezwaren van den werkgever, de onderneming wél verifeker'ngsplichtig. of ontdekt hij een verzekerings- plicht ge onderneming, waarvan geen aangifte is gedaan, dan deelt hij den werkgever mede, hetzij dc gevarenklasse, waarin de onderneming naar zijn oordeel moet worden ingedeeld on het daaraan naar zijn oordeel toe te wijzen gevarencijfer, hetzij het naar zijn oordeel aan de onderneming toe tc wijzen gevarencijfer. De werkgever kan zijn bezwaren daartegen bij den voorzitter inbrengen, die daarop een voorstel doet aan het bestuur der bank. even tueel met mededeehng van de bezwaren van den werkgever. Het bestuur der bank beslist vervolgens over veraeker'ngspllcht, indeeling en toewijzing ven een gevarencijfer, behoudens beroep op den Raad van Beroep en den Centraten Raad van Beroep. De vaststelling der premie is op dezelfde wijze geregeld. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De Maatschappij tot Nut van 1 Algemeen hiedr Woensdag te Amsterdam hare 125e algemerne vergadering in hot ge bouw der Vrije Gemeente, onder j^iding van den heer D. II. dc Vries. In zijn openingswoord wees dc voorzitter op het voorbeeld van onze voorvaderen en op de plichten, d:ie dit aan het nageslacht oplegt en richtte een opwekking tot de jongeling schap, om hun blik ook 4e richten naar het buitenland en de ovcrzeesche gewesten. „Wat onze Nederlandsche Jongens daarvoor iu de eerste plaats behoeven aldus de heer De Vries zijn ontwikkeling en beschaving; niet alleen ontwikkeling, ook beschaving; en in het buitenland is men niet gediend van die zoogenaamde robuustheid en zekere wars heid van vormen, die de Nederlanders daar buiten wel eens aannemen. Wat zij verder noodig hebben is: een helder hoofd en een kloek verstand; een gezond gestel, gestaald door lichaamsbeweging, een vast karakter en de innige overtuiging, dat eerlijkheid en goe de trouw in zaken het verst voeren. Bezitten zij die eigenschappen, dan heeft elke jongen, onafhankelijk van geboorte, rang of stand, den maarschalksstaf in den ransell Het Nut heeft voor de handhaving van ons nationaal bewustzijn en voor de bevordering vin onze nationale expansie een hooge en heilige roeping Ie vervullen. Ontwikkeling en beschaving hebben onze Nederlandsche jon gens noodig. om met succes in en buiten hnn land te kunnen ontreden. En die te verschaf fen, is ook het doel van onze Maatschappij. In deze tijden hebben de Nutsmannen tot plicht, pal te staan voor hun beginsel, om opvoeding en onderwijs tc bevorderen, onaf hankelijk van kerkelijke of staatkundige richting. Wij zijn nog altijd één der oudste maar tevens een der krachtigste organisaties van ons land; wij tellen bijna driehonderd departementen, met meer dan vijftien dui zend leden, over het gan«che land verspre'd Laat één geest ons allen bezielen; laten wij als stoere Nutsmannen. eendrachtig streven naar de bereiking van ons doel: onderwijs en opvoeding, vrij van kerkdijken dwang. Dan is het Nut een zecen voor ons vo'k: '*-»•> werkt het kracht'g mede tot grootheid en de lopfeomst van ons dierbaar vaderland liet jaarverslag vermeldt, dat on 1 Maart j de Mnntschannij bestond uit 13.852 leden, ver deeld over 285 departementen met 527 buiten gewone leden. Drie nieuwe districten werden opgericht, waaronder Leeuwarden en Hee renveen. Verschillende begroot in gsposten werden daarop zonder veel discussie goedgekeurd. In behandeling kwamen daarna dc 3 eerst: voorstellen van het hoofdbestuur in zake ou- en inrichting van spaarbanken, accountants- dienst cn een centraal waarborgfonds r Nutssuaarbanken. \ersch1lcnde sprekers voerden over deze voorstellen het woord. De afgevaardigde van het den. Schoonhoven stelde de volgende motie voor: liet hoofdbestuur werke er toe mede en spore, er toe aan, dat alle Nutsspaarbanken zich aansluiten bij den Ncd Spaarbankbond". Donderdag morgen werden dc discussite over de volgende nieuwe voorstellen van liet hoofdbestuur voortgezet. 1. „aan het hoofdbestuur op tc dragen, op zijnerzijds vast te stellen voorwaarden steun te verleenen in de kosten van op- en Inrich- ting van spaarbanken, welke als departe mentale Instellingen worden opgericht door departementen": 2. „voor data doel op de begrooting 1911- 1912 uit te trekken een bedrag van f 1000.* 1. „op voorwaarden, door het hoofdbe stuur te bepalen, steun te verstrekken aan den in te stellen accountantsdienst bij d« Nutsspaarbanken"; 2. „voor dat doel op de begrooting voo» 1911—1912 uit tc trekken een bedrag van f 100." 1. „het hoofdbestuur te machtigen, voor een bedrag van f 10.000. rentend# 3è per jaar, deel tc nemen In het grondkapitaal van het bijeen te brengen Centraal Waf borgfonds voor Nutsspaarbanken": 2. „dit bedrag te storten, zoodra voor d* overige f 90.000, noodig voor de oprichting van dit fonds, zal zijn deelgenomen"; 3. „het hoofdbestuur, overeenkomstig het bepaalde in art. 57 der wet, te machtigen, een zoodanig bedrag, als noodig zal blijken om f 10.000 reëel te verkrijgen, te doen af schrijven van het op het Grootboek der N. W. S. ingeschreven kapitaal". „Het hoofdbestuur te machtigen, het ba- tigo saldo van het Huisduinerfonds te schon ken voor de eeno helft aan dc Noord cn Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij, ge vestigd tc Amsterdam, en voor de andere helft aan de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot redding van schipbreukelingen. Reven, tigd te Botterdam" Deze drie voorstellen werden gelijktijdig behandeld. Nadat mr. J. P. Cao. uit Zterlkzee, na. mens de commissie voor de Nulsspaarban ken de verschillende voorstellen had verde digd, kwam eerst in stemming hel voorstel nm het hoofdbestuur te machtigen voor een bedrag van f 10.000 deel te nemen in een grondkanilnal voor het bijeen te brengen rentraaal waaarborgfonds voor Nutsspaar banken. Dit voorstel we.rd met groote mcc-dcrheid aangenomen, eveneens de voorstellen be treffende de inrichting van een accoun tants-dienst hij de Nutsspaarbanken en om steun te verleenen in de kosten van op ea inrichting van spaarbanken. Vervolgens kwam aan dc orde het voor stel van het hoofdbestuur om het bcstuut te machtigen het batig saldo van het Huis duinerfonds te schenken voor de ©ene helft aan de Noord- en Zuid-Hollandsche Maat schappij tot redding van schipbreukelingen, gevestigd te Botterdam. Tegenover dit voorstel wenschte de af deeling Den Helder het batig saldo tc schen ken aan het in de gemeente TVn Ilelder go- vestigde fonds tot het verleenen van onder steuning en ter aanmoediging van redden van schipbreukelingen. Rotterdam wilde het restant afdragen aan don Nationlen Bond voor reddingwezen en eerst.' hulp bij ongelukken „Het Oranje Kruis", ter storting in het door bedoelden bond in het leven geroepen Prins lïendrilo- fonds, onder de verbindende voorwaarden» /2 VAN RUDOLF IIERZOG. Ze is een sprookje, gaf hij zich ten ant woord. Ben je dan vergelen, dat alle sprook jes beginnen met: „Er was eens?" En als hel sprookje toch leven krijgt cn dc oogen opslaat? Ach, arme fantast die jc bent, die oogen zulle.i langs je heen zien. Bekijk je eens goed: Ziet een sprookjesprins er zóó uit? Overschotten breng ik niet op een konings tafel, en gulzige bedelaars worden aan de deur afgewezen. Ik ben geen bedelaar! suisde het hem door het hoofd. Heb ik het dan in den zin ge had om te bedelen? Ben ik dan zóó laag gedaald, dat ik als vrijbuiter er op uittrek? Neen, bete Ilans. zooveel eergevoel heb je toch nog in je, om je niet klagend op te dringen om uit barm hartigheid een aalmoes te krijgen. Om te zeggen: Gij schoone, lachende vrouw, nu het u gelukt is en mij niet, nu passen wij beter bij elkander. O neen. ik ben geen bedelaar. Ik weet «eer goed, wat ik ben, en ik maak mij geen illusies. Zijn lippen klemden zich vast op elkan der, en hoe vaster ze zich sloten, des te stralender werden zijn oogen, waarin het oude erfgoed glansde van de kinderen van dit land de spot, die zelfs den ongunstigen levenstoestand trotseert met een lach. Hij trok de balans der laatste weken, van den tijd. dien hij weer had doorgebracht in zijn vaderstad, en vergeleek credit en deljet Telkens en telkens weer had hij zich inge spannen, zooals een man zich slechts in spannen kan, en was naar de fabriek ge gaan om met taaie energie zijn belangstel ling te dwingen. Maar wat hielp al zijn wil len? Toen had hij het in stilte met de kunst ge probeerd. De Muze bleef echter dood voor he n, want elke gevoelsuiting scheen hem hoon en kunstige woordspclerij haatte hij. Maar hij had kunst-tentoonstellingen bezocht en verschillende ateliers bezichtigd, en daardoor een overzicht gekregen hoe het met de kunst in Dusseldorf stond. Dit was een gebied, waarop hij zich thuis gevoelde, en hierover meende hij te kunnen schrijven. Maar zoodra hij voor het nog onbeschre ven papier zat, overviel hem weer de ge dachte. hoe weinig waarde al zijn werken had. Waarom wilde hij toch eigenlijk iets scheppen? Voor wie dan? Voor het streelen van een lieve, -zachte hand? Voor het stralen van twee oogen? Dat zou de moeite ge loond hebben, dat zou hem aangespoord hebben. Maar voor dat beetje eerzucht, of, als het hoog ging, voor dat kaarsstompje idealisme? En de vreugde die een seconde lang over zijn schouder gegluurd had, was vervlogen. Dat is dus, besloot hij, het resultaatl Dat het zeer minimaal is, valt niet te ontken nen. Zoo verstreek de lentenacht. Ecl paar dagen daarna zag hli Hannes weer. praatte met haar. tot hij bemerkte, dat hij midden in een zin was blijven ste- kïn en haar maar zat aan te staren. Hij stond dadelijk op cn ging heen, om aan die zelfmarteling een einde te maken. Toen dan ook Heinrich Springe op den avond van den eersten Mei bij hem ver scheen, sloeg hem de schrik öm het hart, bij de gedachte, dat zijn vriend hem mis schien kwam halen voor een familie-avond. Dadelijk ging hij dan ook op het voorstel in, den avond in de schilderssocictcit bij te wonen. Hij scheen zelfs zeer opgewekt cn Heinrich Springe dacht vol verbazing: „Dat kind, die Hannes heeft toch gelijk gehad. Ilij hoort thuis tusschen vroolijke mannen." In de schilderssocicteit was het propvol. Honderden kunstenaars cn kunstvrienden waren daar bijeen, dronken van de Mcibowl, schertsten, lachten en schreeuwden. „Nu," zei Springe tot zijn metgezel, ter wijl ze zich een weg trachtten te banen door het labyrinth van tafeltjes en stoelen. „Nu, is dat geen gezonde vroolijkheid bier? Wat een zalig lawaait Het komt er hier niet op aan, wat jc zegt. maar dat je het zoo hard mogelijk zegt. De kracht van je stem beslist hier! Stil, Pltter heeft het woord." Pitter was een grijze schilder van de oude scli ol. Hij stond bij de piano en zijn stem donderde de zaal door alsof hij Sa muels vloek uitsprak over koning Saul. „Het zwaarmoedige lied van „de kroon in den Rijn," steeds forto gezongen. Dat is nog eens wat nieuws!" Heinrich von Springe zorgde dat ook hun glas meerdere malen gevuld werd uit het groote bassin tegen den muur, waarin de zee van meibowl vlocid*. Telkens stond een nieuwe zanger op, cn van alles werd er ten gehoore gebracht, en ten slotte zong men in koor verscheidene versjes uit de „honderd schoone volksliede ren vóór een kwartje." Springe amuseerde zich kostelijk. „Ieder, die jc hier ziet," beweerde hij, is een open. geslagen schetsboek. Zijn genre kun je herkennen aan zijn manier van zingen. Dc landschapschilder zingt natuurlijk, de oor logschilder met edel vuur, de bijbclschc ge- Rchiedcnisschilder met een schoenen neus klank, de genreschilder met twinkelende ko loratuur, de portretschilder zoo zuiver cn nauwkeurig mogelijk en de dierenschilder bromt. Dat hoort zoo bij het vak." Dadelijk werd hij tegengesproken, niet om dat men belcedigd was, maar-louter uit den oppositiegeest v Htlala*1 der. En nog oer men drie had kunnen tellen, was het geliefde thema der oude en nieuwe kunst op tafel gebracht als een dier Ier vivisectie, en leder kerfde er lustig met zijn ontleed mes op los. Hans Steinherr had nauwelijks een woord gesproken. Hij luisterde slechts met een half oor. Ilct viel hom op, dat onder al deze menschcn geen enkele duidelijk zicht bare kunstcnaarskop te vinden was, geen fluweelenjasjes-gcnlalitcit, geen lange lokken of dwepend melankoliekc oogopslag. Een voudige, brave kerels leken het, maar dc meesten hadden een rigenaardigen forschen tr.lc in het gelaat, die vertrouwen wekte en vertrouwen schonk, ondanks den spotlust, waarvan de mond sprak. „Dat is gezondheid," zei Ilans Steinherr tot zichzelf. „Mies wat ongezond is word» liler afpestootcn, als een doodc ccl in het ceV weefsel." Tusschen de verwarde stemmen aan tafe, w -s het woord „modern" gevallen. En Heinrich Springe^ stem riep: „Voor den dag ermee. Hourftn jullie mij voor modem of niet?" „NntuurliHc. ::i het niet was, wie zou hot dan wel zijn?" .Zool Jullie denkt me zeker een bizon- dor genoegen te doen Maar ik zog maar. de hoofdzaak is: „Is het stuk goed?! Goed, heeren, goed! Daar zit hein de kneep. Dat is en blijft het ideale! Prosit, heeren, pro sit!" „Prosit! Prosit I Springe in dc hoogtei Springe moet een speech afsteken. Silent- ti-uml!" „Zal ik ze eens de huid wasschcn?" vroeg hij lachend aan Hans. Hij hoonte hoimelitk zijn vriend uit zijn lusteloosheid op te wek'* kan, en liet zich overhalen. Toen hield Heinrich Springe een gloeiende rede over he» ideaal in dc kunst, dat zich niet stoort aan oud of modern, het eigca ideaal, dat ieder voor zich volgen moet. „Laat ons daarom aan Dusseldorf vast houden, en wij zullen de Dflsseldorfschs kunst weer aan dc spits zien marcheerm, ondanks al die quas' Fransche slepcndrs- «ers. Mime hccrcn. Ik drink op de ata<f Düsscldorfl" Hiermede besloot Heinrich von Springt zijn Mei-rede Hij hief zijn glas omhoog cn ledigde het tot den bodem. Wordt vtnvlffd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1911 | | pagina 1