r 37». tweede Jtfïati.
Ona Jaargang.
Zaterdag 10 Juni 1911.
KOLONIËN.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
DE NEDER-RIJNERS.
MERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJSi
Per 8 maanden voor Amersfoort f I.OO.
Idem tranen per post - 1.50.
Afzon-leriijk* nanx.ueri - 0.05.
Dezs Co'uanl verschijnt d.igeijjk*, Lehaivs op Zon* en Peest*
dagen
Advertentiënmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 dut
's morgens Dij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers* VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnutnmer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regols f 0.50.
Elke regel moer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents by vooruitbetaling
Groote lettors naar plaateruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, bjj abonnement. Een#
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aauvraag
toegezonden.
OOST-IN DIE.
Een dienstweigerend schutter-cfficier
De correspondent van het Soer. Hbl. in
raidden-Java vertelt van de nieuwigheid
Van een dienstweigerend schutter-officier.
Er aijn tegenwoordig in Indië officieren
van de mlitie van het Nederlandsche leger,
die verlof hebben gekregen (dat nogal
eens verlengd wordt) om in Indië te gaan
wonen voor zekeren tijd.
Volgens de meening van den legercom
mandant en daar is heel veel voor te zeg
gen moeten zij toch schutteren, want hier
doen ze geen dienst en hier zijn ze geen
mililair, alleen als er in Europa oorlog komt
zouden ze daarheen moeten. Aldus werd
door dep krijgsraad van de Jogjasche schut
terij besloten den nieuwaangekomene in te
lijven, maar omdat men 't voor hem aan
genamer vond dat hij in zijn rang bleef,
werd hij 't was niet eens noodig geweest
oorgedragen voor officier; hij werd be
noemd... en weigert nu zijn functie te aan
vaarden, waarbij hij zich beroept op den
door hem in Nederland afgelegden eed.
Volgens liet schutterij-reglement moei hij
nu zijn tijd als gewoon schutter uitdienen
en bovendien een dubbele contributie beta
len»
Cijfers.
Het Bat. Nbld. heeft een bezoek gebracht
an het inlandscbe kerkhof te Karet, in ver.
band met de loopende verhalen omlrent het
ongehoord groote getal inlandsche begrafe
nissen, 't welk sommige lieden ze den langs
den weg te hebben zien «aan.
De doodgraver reide, dat hij het erg druk
'•ad. Gemiddeld werden per dag een dertigtal
teuschen begraven, soms niet meer dan twin-
g. maar dat was dan ook weinig. Sedert 1
Januari had hij blijkens het begrafenisregister
>an 1311 menschcn een rustplaats bezorgd.
Dat is dus ruim tien per dag, schrijft de
iMlaet'e. alléén voor de begraafplaats te Ka-
rel; en dat maakt op een bevolking van onge-
eer honderdduizend inlanders bijna vier ten
honderd per jaar. Dat is op één begraafplaats,
en Batavia telt ettelijke inlandsche begraaf-
laatsen.
In hoever het verschil in de mededeeling
"■n den doodgraver, die spreekt van een ge-
emiddeld van 20 30 per dag. en de opgave
liet register, dat een genvddelde van t en
er dag aanwijst, toe te schrijven is aan de
mstnndigheid. dat in de eerste maanden van
het jaar zoo heel veel meer begrafenissen
plaats hadden dan in de laatste weken, dan
wel of de zucht tot oostcrsche overdrijving
bij den mnadoer een rol heeft gespeeld, is
een quaestie die kan worden opgelost, wan
neer het register, gelijk gebruikelijk is, ter
verantwoording van de begrafenisgelden na
afloop der maand aan den gemeenteraad
wordt overgelegd.
Batav:e telt drie inlandsche bcgraafp'nat-
<en: Karet in het Zuiden, Kampong Boegis
:n het Westen en Matigga Doea in het Oos
ten. Daarenboven heeft Tandjong Friok zijn
begraafplaats
Volgens de destijds in de Javabode mede-
«edeelde opgave van den gemeenteraad, heeft
do maandelijfesefee sterfte onder de inlandsche
bevolking vnn Batavia bedragen in de maan
den Augustus tot en met November 1909
(toen de cholera hier het ergst heeft ge-
heerschl): respectievelijk 620, 1195, 1548, 776.
De meest belangrijke sterfte vond dus plaats
in de maand October.
Neemt men een gemiddelde van tien be
grafenissen por dag, dan duldt dit, aannemen
de eens, dat het aantal begrafenissen op elke
begraafplaats even groot was op een sterfte
cijfer van 30 x 10 x 4 1200 per maand
(wat vermoedelijk te hoog is, daar op het
kerkhof te Tandjong Priok natuurlijk veel
minder wordt begraven dan op de andere
grootere kerkhoven).
Het gemiddelde van de begrafenissen gedu
rende de vier, hierboven aangehaalde maan
den van 1909 is ongeveer 1025 per maand.
Men kan hieruit opmaken, dat de gemid
delde toestand der gezondheid van de inland
sche bevolking in den laatsten tijd ongeveer
overeenkomt met dien van het tweede half
jaar van 1909.
Het sterftecijfer onder diezelfde bevolking
bedroeg in 1903 per duizend inwoners 41, in
1909 bedroeg het 87; voor 1910 werd het op
89 gesteld.
Tijgers In Java's binnenlanden.
Uit Loemadjang schrijft men aan het
Soer. Hfcld.:
Op de koffe-onderneming Welang, 12 paal
boven Pasirjan, had een treurig voorval
plaats.
De inlander Pa Saidjah woont daar in een
bamboehuisje eenzaam aan den boschrand.
Het gezin bestaat uit vader, moeder en drie
kinderen, waarvan Saidjah, een meisje van 8
jaar, de oudste is.
Als gewoonlijk sliepen in den rampspoedi-
gen nacht op een groolen baleh-baleh de
vader en de moeder en tusschen hen in de
drie kinderen. Zoowat om één uur hoorde Pa
Saidjah de voordeur, die goed met een pa
lang, dwarsboom, gesloten was, hevig kraken.
Op het ergste niet verdacht, ging hij zich on
gewapend van dat gekraak vergewissen. Doch
vóór dat hij tot het besef kwam en goed
klaar wakker was, werd hij plots door een
koningstijger, die er binnendrong, bespron
gen en tegen den vloer geslagen. Toen hij het
hulpgeroep van Saidjah, op wien de tijger
/ich inmiddels had geworpen, hoorde, stond
hij snel weer op en verdedigde hij met be
hulp van zijn vrouw hun lieveling wanhopig,
letterlijk met hand en tand. Te vergeefs
Bliksemsnel liep het monster met zijn prooi
op de schoft geslagen weg het woud diep in.
Vader en moeder moesten in machtclooze
woede het: adoch bapa-adoch mbok, geroep
van hun ongelukkig kind aanhooren, dat in
den stillen bergnacht weerklonk en in de ver
re duisternis wegstierf.
Pa Saidjah had bij die worsteling slechts
hier en daar diepe maar niet gevaarlijke
klauwwonden bekomen, maar zijn vrouw was
er erger aan toe; zij was totaal gescalpeerd en
had een diepe klauwwond in den hals. waar
aan zij dan ook vanmorgen in het ziekenhuis
alhier overleed.
De pest op Java.
Regceringstclegram 8 dezer:
Afdeeling Malang: Drie koor'.sgevallen op
eergisteren bleken pest. Gisteren zes geval
len, waarvan vier dooden.
Van lijders van vorige dagen overleed nog
één.
Soerabaja en Madiocn geen geval. Kediri
één.
Herziening der Ongevallenwet 1901.
Het aangekondigd wetsontwerp tot herziening der
Ongevallenwet 1901 is thans bij de Tweede Kamer
ingekomen.
Het strekt tot het aanbrengen van die aanvullin
gen in de wet, waarvan de wenschelijkheid door de
practijk ia aangetoond en tot het aanbrengen van
de wijzigingen, in verhand met de invoering der
verplichte ziekteverzekering.
In tweeërlei opzicht wordt met de ontworpen ar
beiders-ziekteverzekering een belangrijke wijziging
beoogd van de geldende Ongevallenwet.
In de eerste plaats komt de uitkeering van zie
kengeld ln de plaats van de geldelijke uitkeering
aan de getroffenen gedurenden den eersten tijd na
het ongeval, voor zooverre de tegen ongevallen ver
zekerden tevens bij een ziekenkas verzekerd z.iju.
In de tweede plaats brengt de ziekteverzekering
de plaatselijke organen, noodig voor de zoo drin
gend gewenschte decentralisatie bij de uitvoering
der Ongevallenwet.
Het overnemen van de uitkeering gedurende den
eersten tijd na het ongeval (in verband waarmede
d-ï bankpfemiën zullen verlaagd worden) ontheft de
bank van een groot deel harer werkzaamheden, en
de omstandigheid, dat de uitkeering geschiedt uit
een kas. die voor de helft door de verzekerden zelf
gevoed en door gekozenen der naast belanghebben
den beheerd wordt, zal misbru:ken helpen kceren,
nis bij de uitvoering der Ongevallenwet zijn gebleken.
De Minister betoogt, dat er geen bezwaar bestaat
om dc geldelijke uitkeering van den door een on
geval getroffene over een vrij langen termijn ten
laste der ziekenkas tc brengen. Dit ontwerp stelt
hem op 3 maanden. Van de meeste ongevallen zijn
de gevolgen binnen dien tijd verdwenen.
De niet bij een ziekenkas ingeschreven verzekerde
krijgt over de eerste drie maanden een tijdelijki
uitkeering. Maar de bank. door wie hem deze uit
keering gewordt, heeft voor het volle bedrag, ver
meerderd met 20 pCt. voor «dnrnistratiekosten, ver
haal ou den werkgever. Wil laatstgenoemde niet
aan het gevaar bloot staan op eenmaal een vrij groo»
bedrag te moeten betalen, dan eische bij van den
werkman een bewijs van inschrijving als vrijwillig
verzekerde bij een ziekenkas. DH kost den werkge
ver slechts de haJve premie aan de ziekenkas. De
Minister verwacht niet, dat aanstonds alle werkge
vers dezen cisch zullen stellen aan hun niet wette
lijk tegen ziekte verzekerde arbeiders, maar wet
dat langzamerhand de werkgevers, die zelf de tij
delijke uitkeering aan de bank hebben moeten ver*
goeden of ..gezien hebben, dat dit door anderen moest
geschieden, aan betaling der halve ziekenge'dpre
m:e de voorktnr zullen geven.
In de tweede plaats de decentralisatie. Er bestaat
schrijft de Min'ster behoefte aan plaatselijke
organen, die, vlugger en beter dan het lichaam
te Amsterdam, kunnen voorbereiden én de indeel ng
enz. der verzekeringspüchtige ondernemingen, èn
de vaststelling der schadrfoosstell ngen. Als zoodanig
worden door dit ontwerp aangewezen de voorzit
ters der Raden van Aibeid. Dezen worden aller
agent der bank. De voorgeste'de regeling komt in
hel kort neer op het volgende.
De werkgever doet aangifte van het verzekerings-
plichtig bedrijf aan den voorzitter van den Raad
van Arbeid. Acht deze de onderneming niet ver-
zekeringsplicht'g, dan deelt hij dit den werkgever
mede, die zijn bezwaren tegen de mcenmg van den
voorzitter bij dezen kan indienen. Blijft de voor
zitter van oordeel, dat dc onderneming niet verzc-
keringsplichtig is, dan brengt hij zijn meening en,
heeft de werkgever daartegen bezwaren ingediend,
ook, die bezwaren ter kennis van het bankbestuur,
hetwelk een beslissing neemt. Acht de voorzitter
van den aanvang af. of ra kennisneming van de
bezwaren van den werkgever, de onderneming wél
verifeker'ngsplichtig. of ontdekt hij een verzekerings-
plicht ge onderneming, waarvan geen aangifte is
gedaan, dan deelt hij den werkgever mede, hetzij
dc gevarenklasse, waarin de onderneming naar zijn
oordeel moet worden ingedeeld on het daaraan naar
zijn oordeel toe te wijzen gevarencijfer, hetzij het
naar zijn oordeel aan de onderneming toe tc wijzen
gevarencijfer. De werkgever kan zijn bezwaren
daartegen bij den voorzitter inbrengen, die daarop
een voorstel doet aan het bestuur der bank. even
tueel met mededeehng van de bezwaren van den
werkgever. Het bestuur der bank beslist vervolgens
over veraeker'ngspllcht, indeeling en toewijzing ven
een gevarencijfer, behoudens beroep op den Raad
van Beroep en den Centraten Raad van Beroep.
De vaststelling der premie is op dezelfde wijze
geregeld.
Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen. De Maatschappij tot Nut van
1 Algemeen hiedr Woensdag te Amsterdam
hare 125e algemerne vergadering in hot ge
bouw der Vrije Gemeente, onder j^iding van
den heer D. II. dc Vries.
In zijn openingswoord wees dc voorzitter
op het voorbeeld van onze voorvaderen en op
de plichten, d:ie dit aan het nageslacht oplegt
en richtte een opwekking tot de jongeling
schap, om hun blik ook 4e richten naar het
buitenland en de ovcrzeesche gewesten.
„Wat onze Nederlandsche Jongens daarvoor
iu de eerste plaats behoeven aldus de heer
De Vries zijn ontwikkeling en beschaving;
niet alleen ontwikkeling, ook beschaving; en
in het buitenland is men niet gediend van
die zoogenaamde robuustheid en zekere wars
heid van vormen, die de Nederlanders daar
buiten wel eens aannemen. Wat zij verder
noodig hebben is: een helder hoofd en een
kloek verstand; een gezond gestel, gestaald
door lichaamsbeweging, een vast karakter en
de innige overtuiging, dat eerlijkheid en goe
de trouw in zaken het verst voeren. Bezitten
zij die eigenschappen, dan heeft elke jongen,
onafhankelijk van geboorte, rang of stand,
den maarschalksstaf in den ransell
Het Nut heeft voor de handhaving van ons
nationaal bewustzijn en voor de bevordering
vin onze nationale expansie een hooge en
heilige roeping Ie vervullen. Ontwikkeling en
beschaving hebben onze Nederlandsche jon
gens noodig. om met succes in en buiten hnn
land te kunnen ontreden. En die te verschaf
fen, is ook het doel van onze Maatschappij.
In deze tijden hebben de Nutsmannen tot
plicht, pal te staan voor hun beginsel, om
opvoeding en onderwijs tc bevorderen, onaf
hankelijk van kerkelijke of staatkundige
richting. Wij zijn nog altijd één der oudste
maar tevens een der krachtigste organisaties
van ons land; wij tellen bijna driehonderd
departementen, met meer dan vijftien dui
zend leden, over het gan«che land verspre'd
Laat één geest ons allen bezielen; laten wij
als stoere Nutsmannen. eendrachtig streven
naar de bereiking van ons doel: onderwijs en
opvoeding, vrij van kerkdijken dwang. Dan
is het Nut een zecen voor ons vo'k: '*-»•> werkt
het kracht'g mede tot grootheid en de
lopfeomst van ons dierbaar vaderland
liet jaarverslag vermeldt, dat on 1 Maart j
de Mnntschannij bestond uit 13.852 leden, ver
deeld over 285 departementen met 527 buiten
gewone leden. Drie nieuwe districten werden
opgericht, waaronder Leeuwarden en Hee
renveen.
Verschillende begroot in gsposten werden
daarop zonder veel discussie goedgekeurd.
In behandeling kwamen daarna dc 3 eerst:
voorstellen van het hoofdbestuur in zake ou-
en inrichting van spaarbanken, accountants-
dienst cn een centraal waarborgfonds r
Nutssuaarbanken. \ersch1lcnde sprekers
voerden over deze voorstellen het woord. De
afgevaardigde van het den. Schoonhoven
stelde de volgende motie voor:
liet hoofdbestuur werke er toe mede en
spore, er toe aan, dat alle Nutsspaarbanken
zich aansluiten bij den Ncd Spaarbankbond".
Donderdag morgen werden dc discussite
over de volgende nieuwe voorstellen van liet
hoofdbestuur voortgezet.
1. „aan het hoofdbestuur op tc dragen, op
zijnerzijds vast te stellen voorwaarden steun
te verleenen in de kosten van op- en Inrich-
ting van spaarbanken, welke als departe
mentale Instellingen worden opgericht door
departementen":
2. „voor data doel op de begrooting 1911-
1912 uit te trekken een bedrag van f 1000.*
1. „op voorwaarden, door het hoofdbe
stuur te bepalen, steun te verstrekken aan
den in te stellen accountantsdienst bij d«
Nutsspaarbanken";
2. „voor dat doel op de begrooting voo»
1911—1912 uit tc trekken een bedrag van
f 100."
1. „het hoofdbestuur te machtigen, voor
een bedrag van f 10.000. rentend# 3è
per jaar, deel tc nemen In het grondkapitaal
van het bijeen te brengen Centraal Waf
borgfonds voor Nutsspaarbanken":
2. „dit bedrag te storten, zoodra voor d*
overige f 90.000, noodig voor de oprichting
van dit fonds, zal zijn deelgenomen";
3. „het hoofdbestuur, overeenkomstig het
bepaalde in art. 57 der wet, te machtigen,
een zoodanig bedrag, als noodig zal blijken
om f 10.000 reëel te verkrijgen, te doen af
schrijven van het op het Grootboek der N.
W. S. ingeschreven kapitaal".
„Het hoofdbestuur te machtigen, het ba-
tigo saldo van het Huisduinerfonds te schon
ken voor de eeno helft aan dc Noord cn
Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij, ge
vestigd tc Amsterdam, en voor de andere
helft aan de Zuid-Hollandsche Maatschappij
tot redding van schipbreukelingen. Reven,
tigd te Botterdam"
Deze drie voorstellen werden gelijktijdig
behandeld.
Nadat mr. J. P. Cao. uit Zterlkzee, na.
mens de commissie voor de Nulsspaarban
ken de verschillende voorstellen had verde
digd, kwam eerst in stemming hel voorstel
nm het hoofdbestuur te machtigen voor een
bedrag van f 10.000 deel te nemen in een
grondkanilnal voor het bijeen te brengen
rentraaal waaarborgfonds voor Nutsspaar
banken.
Dit voorstel we.rd met groote mcc-dcrheid
aangenomen, eveneens de voorstellen be
treffende de inrichting van een accoun
tants-dienst hij de Nutsspaarbanken en om
steun te verleenen in de kosten van op ea
inrichting van spaarbanken.
Vervolgens kwam aan dc orde het voor
stel van het hoofdbestuur om het bcstuut
te machtigen het batig saldo van het Huis
duinerfonds te schenken voor de ©ene helft
aan de Noord- en Zuid-Hollandsche Maat
schappij tot redding van schipbreukelingen,
gevestigd te Botterdam.
Tegenover dit voorstel wenschte de af
deeling Den Helder het batig saldo tc schen
ken aan het in de gemeente TVn Ilelder go-
vestigde fonds tot het verleenen van onder
steuning en ter aanmoediging van redden
van schipbreukelingen.
Rotterdam wilde het restant afdragen aan
don Nationlen Bond voor reddingwezen en
eerst.' hulp bij ongelukken „Het Oranje
Kruis", ter storting in het door bedoelden
bond in het leven geroepen Prins lïendrilo-
fonds, onder de verbindende voorwaarden»
/2 VAN
RUDOLF IIERZOG.
Ze is een sprookje, gaf hij zich ten ant
woord. Ben je dan vergelen, dat alle sprook
jes beginnen met: „Er was eens?"
En als hel sprookje toch leven krijgt cn
dc oogen opslaat?
Ach, arme fantast die jc bent, die oogen
zulle.i langs je heen zien. Bekijk je eens
goed: Ziet een sprookjesprins er zóó uit?
Overschotten breng ik niet op een konings
tafel, en gulzige bedelaars worden aan de
deur afgewezen.
Ik ben geen bedelaar! suisde het hem door
het hoofd. Heb ik het dan in den zin ge
had om te bedelen?
Ben ik dan zóó laag gedaald, dat ik als
vrijbuiter er op uittrek? Neen, bete Ilans.
zooveel eergevoel heb je toch nog in je, om
je niet klagend op te dringen om uit barm
hartigheid een aalmoes te krijgen. Om te
zeggen: Gij schoone, lachende vrouw, nu het
u gelukt is en mij niet, nu passen wij beter
bij elkander. O neen. ik ben geen bedelaar.
Ik weet «eer goed, wat ik ben, en ik maak
mij geen illusies.
Zijn lippen klemden zich vast op elkan
der, en hoe vaster ze zich sloten, des te
stralender werden zijn oogen, waarin het
oude erfgoed glansde van de kinderen van
dit land de spot, die zelfs den ongunstigen
levenstoestand trotseert met een lach.
Hij trok de balans der laatste weken, van
den tijd. dien hij weer had doorgebracht in
zijn vaderstad, en vergeleek credit en deljet
Telkens en telkens weer had hij zich inge
spannen, zooals een man zich slechts in
spannen kan, en was naar de fabriek ge
gaan om met taaie energie zijn belangstel
ling te dwingen. Maar wat hielp al zijn wil
len?
Toen had hij het in stilte met de kunst ge
probeerd. De Muze bleef echter dood voor
he n, want elke gevoelsuiting scheen hem
hoon en kunstige woordspclerij haatte hij.
Maar hij had kunst-tentoonstellingen bezocht
en verschillende ateliers bezichtigd, en
daardoor een overzicht gekregen hoe het
met de kunst in Dusseldorf stond. Dit was
een gebied, waarop hij zich thuis gevoelde,
en hierover meende hij te kunnen schrijven.
Maar zoodra hij voor het nog onbeschre
ven papier zat, overviel hem weer de ge
dachte. hoe weinig waarde al zijn werken
had. Waarom wilde hij toch eigenlijk iets
scheppen? Voor wie dan? Voor het streelen
van een lieve, -zachte hand? Voor het stralen
van twee oogen? Dat zou de moeite ge
loond hebben, dat zou hem aangespoord
hebben. Maar voor dat beetje eerzucht, of,
als het hoog ging, voor dat kaarsstompje
idealisme? En de vreugde die een seconde
lang over zijn schouder gegluurd had, was
vervlogen.
Dat is dus, besloot hij, het resultaatl Dat
het zeer minimaal is, valt niet te ontken
nen.
Zoo verstreek de lentenacht.
Ecl paar dagen daarna zag hli Hannes
weer. praatte met haar. tot hij bemerkte,
dat hij midden in een zin was blijven ste-
kïn en haar maar zat aan te staren. Hij
stond dadelijk op cn ging heen, om aan die
zelfmarteling een einde te maken.
Toen dan ook Heinrich Springe op den
avond van den eersten Mei bij hem ver
scheen, sloeg hem de schrik öm het hart,
bij de gedachte, dat zijn vriend hem mis
schien kwam halen voor een familie-avond.
Dadelijk ging hij dan ook op het voorstel
in, den avond in de schilderssocictcit bij te
wonen. Hij scheen zelfs zeer opgewekt cn
Heinrich Springe dacht vol verbazing: „Dat
kind, die Hannes heeft toch gelijk gehad.
Ilij hoort thuis tusschen vroolijke mannen."
In de schilderssocicteit was het propvol.
Honderden kunstenaars cn kunstvrienden
waren daar bijeen, dronken van de Mcibowl,
schertsten, lachten en schreeuwden.
„Nu," zei Springe tot zijn metgezel, ter
wijl ze zich een weg trachtten te banen
door het labyrinth van tafeltjes en stoelen.
„Nu, is dat geen gezonde vroolijkheid bier?
Wat een zalig lawaait Het komt er hier niet
op aan, wat jc zegt. maar dat je het zoo
hard mogelijk zegt. De kracht van je stem
beslist hier! Stil, Pltter heeft het woord."
Pitter was een grijze schilder van de
oude scli ol. Hij stond bij de piano en zijn
stem donderde de zaal door alsof hij Sa
muels vloek uitsprak over koning Saul.
„Het zwaarmoedige lied van „de kroon in
den Rijn," steeds forto gezongen. Dat is
nog eens wat nieuws!"
Heinrich von Springe zorgde dat ook hun
glas meerdere malen gevuld werd uit het
groote bassin tegen den muur, waarin de
zee van meibowl vlocid*.
Telkens stond een nieuwe zanger op, cn
van alles werd er ten gehoore gebracht, en
ten slotte zong men in koor verscheidene
versjes uit de „honderd schoone volksliede
ren vóór een kwartje."
Springe amuseerde zich kostelijk. „Ieder,
die jc hier ziet," beweerde hij, is een open.
geslagen schetsboek. Zijn genre kun je
herkennen aan zijn manier van zingen. Dc
landschapschilder zingt natuurlijk, de oor
logschilder met edel vuur, de bijbclschc ge-
Rchiedcnisschilder met een schoenen neus
klank, de genreschilder met twinkelende ko
loratuur, de portretschilder zoo zuiver cn
nauwkeurig mogelijk en de dierenschilder
bromt. Dat hoort zoo bij het vak."
Dadelijk werd hij tegengesproken, niet om
dat men belcedigd was, maar-louter uit den
oppositiegeest v Htlala*1 der. En nog
oer men drie had kunnen tellen, was het
geliefde thema der oude en nieuwe kunst
op tafel gebracht als een dier Ier vivisectie,
en leder kerfde er lustig met zijn ontleed
mes op los.
Hans Steinherr had nauwelijks een woord
gesproken. Hij luisterde slechts met een
half oor. Ilct viel hom op, dat onder al
deze menschcn geen enkele duidelijk zicht
bare kunstcnaarskop te vinden was, geen
fluweelenjasjes-gcnlalitcit, geen lange lokken
of dwepend melankoliekc oogopslag. Een
voudige, brave kerels leken het, maar dc
meesten hadden een rigenaardigen forschen
tr.lc in het gelaat, die vertrouwen wekte en
vertrouwen schonk, ondanks den spotlust,
waarvan de mond sprak.
„Dat is gezondheid," zei Ilans Steinherr tot
zichzelf. „Mies wat ongezond is word» liler
afpestootcn, als een doodc ccl in het ceV
weefsel."
Tusschen de verwarde stemmen aan tafe,
w -s het woord „modern" gevallen. En
Heinrich Springe^ stem riep: „Voor den
dag ermee. Hourftn jullie mij voor modem
of niet?"
„NntuurliHc. ::i het niet was, wie zou
hot dan wel zijn?"
.Zool Jullie denkt me zeker een bizon-
dor genoegen te doen Maar ik zog maar.
de hoofdzaak is: „Is het stuk goed?! Goed,
heeren, goed! Daar zit hein de kneep. Dat
is en blijft het ideale! Prosit, heeren, pro
sit!"
„Prosit! Prosit I Springe in dc hoogtei
Springe moet een speech afsteken. Silent-
ti-uml!"
„Zal ik ze eens de huid wasschcn?" vroeg
hij lachend aan Hans. Hij hoonte hoimelitk
zijn vriend uit zijn lusteloosheid op te wek'*
kan, en liet zich overhalen.
Toen hield Heinrich Springe een gloeiende
rede over he» ideaal in dc kunst, dat zich
niet stoort aan oud of modern, het eigca
ideaal, dat ieder voor zich volgen moet.
„Laat ons daarom aan Dusseldorf vast
houden, en wij zullen de Dflsseldorfschs
kunst weer aan dc spits zien marcheerm,
ondanks al die quas' Fransche slepcndrs-
«ers. Mime hccrcn. Ik drink op de ata<f
Düsscldorfl"
Hiermede besloot Heinrich von Springt
zijn Mei-rede
Hij hief zijn glas omhoog cn ledigde het
tot den bodem.
Wordt vtnvlffd