96
j^ERLElDING VAN M.UNTEN.
Een gulden, Nederlandsch e munt, staat gelijk aan 2 francs
12 centimes in Erankrijk en Belgie; aan 2 francs en 12 rappen in
Zwitserland; aan 2 lire 12 centissime in Italie; aan 17 silber
groschen of 1 mark 70 pfennige markstelsel in Duitscbland,
en aan 1 shilling 8 pence in Engeland.
Een franc, Fransche mnnt, ter waarde van 47'/4 cents
Nederlandsch, heeft 100 centimes.
Men heeft in kopergeld ook muntstukken van 2, 5 en 10
centimes, in zilver van 20 en 50 centimes en van 1, 2 en 5
francs; in goud van 5, 10, 20, 40 en 100 francs. De goud-
stukken zijn in Belgie iets lager in koers.
Een shilling, Fngelsche munt, ter waarde van 60 cents
Nederlandsch, heeft 12 pence.
In koper heeft men muntstukken van Vt penny (farthing
genaamd), van Va en van 1 penny; in zilver van '/s, '4, '4,
'4, 1, 2'4 en 5 shillings; het muntstuk van 5 shillings heet
een crown en dat van 2'4 shilling heet een halve crown. In
goud heeft men de halve sovereign van 10 shillings, de sove
reign van 20 shillings, de dubbele sovereign van 40 shillings
en stukkon van 5 sovereign of 100 shillings.
Een pond-sterling heeft 20 shillings.
In Duitscliland zijn nog enkele thalers in omloop, ter
waarde van 1,75 Nederlandsch. Een thaler had 30 silbergr.
In 1875 werd in geheel Duitschland het markstelsel inge-
voerd. Een mark is gelijk aan 10 silbergroschen of 5 81/3 cents
Nederlandsch. De mark wordt in 100 pfennige verdeeld.
In Oostenrijk heeft men den gulden, ter waarde van 20
silbergroschen of circa/1,17 Nederlandsch. De Oostenrijksche
gulden heeft 100 kreuzer.
In koper worden stukken geslagen van 1 en 2 pfennige
in nickel van 5 en 10 pfennige; in zilver van 20 en 50
pfennige, 1, 2 en 5 mark; in goud van 5, 10 en 20 mark.