127
HERLEIDING VAN MUNTEN.
Een gulden, Nederlanditclie munt, staat gelijk aan
2 francs 12 centimes in Frankrijk en Belgie; aan 2 francs
en 12 rappen in Zwitserland; aan 2 lire 12 centissiine in
Italie; aan 17 silbergroschen of 1 mark 7 pfennige mark-
stelsel in Duitschland, en aan 1 shilling 8 pence in Engeland.
Een franc, Fraitsclie munt ter waarde van 47'/» cents
Nederlandsch, liceft 100 centimes.
Men heeft in kopergeld ook muntstukken van 2.5 en 10
centimes, in zilver van 25 en 50 centimes en van 1, 2 en
5 francs; in goud van 5, 10, 20, 40*en 100 francs. De
goudstukken zijn in Belgie iets lager in koers.
Een shilling, En g else lie munt, ter waarde van 60 cents
Nederlandsch, heeft 12 pence.
In koper heeft men muntstukken van penny (farthing
genaamd) van en van 1 penny in zilver van '/s, 'li V3, '/5
1, 2'/2 en 5 shillingshet muntstuk van 5 shillings heet een
crown en dat van 2/j shilling heet een halve crown. In
goud heeft men de halve sovereign van 10 shillings, de
sovereign van 20 shillings, de dubiiele sovereign van 40
shillings en stukken van 5 sovereign of 100 shillings.
Een pond-sterling heeft 20 shillings.
In ItuilschlHiKt zijn nog enkele thalers in omloop, ter
waarde van f 1.75 Nederlandsch. Een thaler had 30 silber
groschen.
In 1875 werd in geheel Duitschland het markstelsel inge-
voerd. Een mark is gelijk aan 10 silbergroschen of 58'/j
cents Nederlandsch. De mark wordt in 100 phennige verdeeld
In OuMteurijU heeft men den gulden, ter waarde van
20 silbergroschen of circa 117 Nederlandsch. De Oosteu-
rijksche gulden heeft 100 kreuzer.
In koper worden stukken geslagen van 1 en 2 pfennige;
in nickel van 5 en 10 pfennige; in zilver van 20 en 50
pfennige, 1, 2 en 5 mark; in goud. van 5, 10 en 20 mark.