126
of b krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur, eenzelfde
vaartuig van minstens 24 kub. meter;
2 a dat zij op 31 Jan. sedert 1 Jan. van het vorig jaar
bij denzelfden persoon, onderneming, openbare- of bijzondere
instelling in dienstbetrekking, of als inwonende zoon in bet
bedrijf of beroep der ouders, werkzaam zijn en als zoodanig
over dat jaar een inkomen hebben genoten van minstens
400of b dat zij op 1 Febr. in het genot zijn van een door
eene openbare instelling verleend pensioen van minstens
400inkomen en pensioen, waar noodig, worden samen-
geteld.
Bij de berekening van inkomen" wordt vrije woning of
inwoning gerekend op 75, vrije kost met inwoning op
f 275 en enkel vrije kost op 200.
of 3° dat zij op 1 Febr. sedert een jaar den eigendom met
recht van vrije beschikking hebben van minstens f 100 (no-
minaal ingeschreven op een der grootboeken der nationale
schuld, of van minstens f 50, ingelegd in de rijkspostspaarbank
of 4° dat zij hebben voldaan aan de eischen van bekwaam-
heid, door of krachtens de wet gesteld voor de benoembaar-
heid tot eenig ambt, voor de vervulling van eenige betrek-
king of voor de uitoefening van het bedrijf of beroep.
Aangifte om op de kiezerslijsten geplaatst te worden moet
onder overlegging van bewijsstukken voor 15 Febr. ter Ge-
meente-secretarie gedaan worden, voor zooveel hen betreft
die niet in de grond-, vermogens- en personeele belasting
alhier zijn aangeslagen.
Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgeslotenzij,
wien dit ontzegd is bij eene onherroepelijk geworden rech-
terlijke uitspraak, zij die in gevangenschap of hechtenis zijn,
zij die bij eene onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben
verloren, en zij die in het burgerlijk jaar, voorafgaande aan
de vaststelling der kiezerslijsten, onderstand van eene instel
ling van weldadigheid of van een gemeentebestuur hebben
genoten, waaronder de kieswet verstaat elke ondersteuning
in geld of andere benoodigdheden tot leniging- van nood aan
behoef'tigen verstrekt.
Voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden derProvin-
ciale Staten en van leden voor den Gemeenteraad gelden
dezelfde regelen als die voor de keuze van leden der Tweede
Kamer, met dien verstande, dat men bovendien ingezeten
moet zijn respectievelijk van de provincie of gemeente en,