130
Een shilling, Engelsclie munt, ter waarde van 60 cents
Nederlandsch, heeft 12 pence.
In koper heeft men muntstukken van '/t* penny (farthing
genaamd) van 7« en van 1 penny: inzilvervan 1/01/s, 1/a,
1, 2 '/i en 5 shillingshet muntstuk van 5 shillings heet een
crown en dat van 2 /a shilling heet een halve crown. In goud
heeft men de halve sovereign van 10 shillings, de sovereign
van 20 shillings, de dubbele sovereign van 40 shillings en
stukken van 5 sovereign of 100 shillings.
Een pond-sterling heeft 20 shillings.
In Duitschland zijn nog enkele thalers in omloop, ter
waarde van f 1.75 Nederlandsch. Een thaler had 30 silber-
groschen.
In 1875 werd in geheel Duitschland het markstelsel inge-
voerd. Een mark is gelijk aan 10 silbergroschen of 587= cents
Nederlandsch. De mark wordt in 100 pfennige verdeeld.
In Oostenrijk heeft men den gulden, ter waarde van 20
silbergroschen of circa 1.17 Nederlandsch. De Oostenrijksche
gulden heeft 100 kreuzer.
In koper worden stukken geslagen van 1 en 2 pfennige
in nickel van 5 en 10 pfennigein zilver van 20 en 50 pfen
nige, 1, 2 en 5 markin goud van 5, 10 en 20 mark.