155
HERLEIDING VAN MUNTEN.
Een gulden, Nederlandsche munt, staat gelijk aan 2 francs 12
centimes in Erankrijk en Belgieaan 2 francs en 12 rappen in
Zwitserland; aan 2 lire 12 centissime in Italie; aan 1? silber
groschen of 1 mark 7 pfennige marktstelsel in Duitschland en
aan 1 shilling 8 pence in Engeland.
Een franc, Fransche munt ter waarde van 471/i cents Neder-
landsch, heeft 100 centimes.
Men heeft in kopergeld ook muntstukken van 2.5 en 10 cen
times, in zilver van 25 en 50 centimes en van 1, 2 en 5 francs;
in goud van 5, 10, 20, 40 en 100 francs. De goudstukken zijn
in Belgie iets lager in koers.
Een shilling Engelsche munt, ter waarde van 60 cents Neder-
landsch, heeft 12 pence.
In koper heeft men muntstukken van l/8 penny (farthing ge-
naamd) van j en van 1 penny; in zilver van 1 3> V2>
1, 2l/j en 5 shillings; het muntstuk van 5 shillings heet een
crown en dat van 2 '/2 shilling heet een halve crown. In goud
heeft men de halve sovereign van 10 shillings, de sovereign van
20 shillings, de dubbele sovereign van 40 shillings en stukken
van 5 sovereign of 100 shillings.
Een pond sterling heeft 20 shillings.
In Duitschland zijn nog enkele thalers in omloop, ter waarde
van /1.75 Nederlandsch. Een thaler heeft 30 silbergroschen.
In 1875 werd in geheel Duitschland het markstelsel ingevoerd.
Een mark is gelijk aan 10 silbergroschen of 58>/j cents Neder
landsch. De mark wordt in 100 pfennige verdeeld.
In Oostenrijk heeft men den gulden, ter waarde van 20 silber
groschen of circa /1.17 Nederlandsch. De Oostenrijksche gulden
heeft 100 kreuzer.
In koper worden stukken geslagen van 1 en 2 pfennigein
nickel van 5 en 10 pfennige; in zilver van 20 en 50 pfennige,
1, 2 en 5 mark; in goud van 5, 10 en 20 mark.