IDUSTRIE
le industriele ontwikkeling van Amersfoort is vrijwel onmerkbaar ingezet, na de komst van de spoor-
wegen, zo omstreeks 1880. Voor die tijd, in de 17e eeuw, had Amersfoort al een beduidende textiel-
industrie gehad, lakenweverijen en bombazijnweverijen. In 1660 verkregen 44.512 lappen stof de ste-
delijke keur; de meeste stoffen gingen naar de Oostzeelanden. Deze industrie verhuisde geleidehjk aan
naar Twente.
Na 1880 vestigden zich nieuwe industrieen: een brouwerijbednjf, een wevenj, een sigarenlabriek, een
rijwielfabriek, een fabriek van koek en biscuit. Later volgden fabrieken voor kleurstoffen, apparaten,
werktuigen, verwarmingsinstallaties, enz. Ook heeft Amersfoort enkele grote importbedrijven van e
kende automerken en een assemblagebedrijf. Bij de beroepstelling van 1899 was van de bevolking van
19.000 personen 13,75 procent werkzaam in de industrie. In 1930 was de bevolking verdubbeld
(38.500) en behoorde 14,78 procent tot de industriebevolking, in 1947 was het zielental 55.000 en be-
droeg het percentage 15,05 procent. Dat het percentage naar de gegevens van de volkstelhng van 31
mei 1960 bij een inwonertal van ca. 70.400 tot 13,33 was gedaald - altijd nog een absolute stijging
van ca. 1100 - kan niet afdoen aan het feit, dat de industrie met de stad, die nu ruim 76.000 mwoners
telt is meegegroeid. Deze bestaansbron blijft een belangrijke plaats innemen. Dat is m het zich vermeu-
wende Amersfoort duidelijk te bespeuren; er zijn vele nieuwe fabrieken verrezen, terwijl verschillende
gevestigde industrieen beduidende uitbreidingen ondergingen. Na de oorlog zijn enkele tientallen hec-
taren industriegebied in gebruik genomen.
Men behoeft niet perse in de industriewijk te verkeren om te ervaren, dat Amersfoort een bedrijvige
plaats is met een energieke bevolking.
In zijn uiterlijke verschijningsvorm heeft de stad eveneens een metamorfose ondergaan. De oude ves
ting is er nog met haar laat-middeleeuwse stratenpatroon, die met veel zorgen wordt omrrngd, doch er
om heen is een twintigste-eeuwse stad in wording; ook in de zich steeds uitbreidende mdustriewijk
langs de Eem! De opstallen zien er modern en fris uit; heel anders dan een fabriekswijk van 60 jaar ge-
leden. Het is een belangrijke bijdrage tot wat wij tegenwoordig met een weinig fraai woord noemen de
„leefbaarheid" van een gemeente.
STEDESCHOON
De oude stadskern is rijk aan stedeschoon met haar middeleeuwse gracht, hoekjes en doorkijkjes. Het
stadsbestuur (en ook de burgerij! doet wat mogelijk is om de histonsche schoonheid de oude luister
te hergeven. Na 1945 zijn een paar miljoen gulden uitgegeven voor dit restauratiewerk. Bijnahonderd
objecten - waaronder de monumentale bouwwerken der stad, zoals de Onze Lieve Vrouwetoren, de
St Joriskerk de twee waterpoorten, doch ook vele kleinere en grotere behuizingen - hebben daarbij
eengrotebeurtgehad of wo£en opmeuw onder handen genomen, zodat werkelijk van stadsherstel ge-
sproken kan worden. De sfeer van verwaarlozing wordt geleideUjk uitgedreven en het is pretty in
oude binnenstad te toeven. In de zomer trekken vele vreemdelingen door de nauwe, gezelhge, intieme
straatjes. Een kostelijk bezit, zo'n oude binnenstad.
Vooral de Muurhuizen mogen zich in veler belangstellmg verheugen. Het zijn huizen, die in de 15e
eeuw tegen de overbodige eerste stadsmuur werden gebouwd, na de voltopiing dus van de tweede ves-
Wif'stvonds in het schemeruur in de smalle, altijd-krommende straat tussen de muurhuizen van de on-
aanzienlijke huisjes van de oude stad wandelt, voelt de middeleeuwen om zich heen.
NIEUWE STAD
Omstreeks 1900 ging men buiten de stadswallen bouwen; na 1946 kwamen er duizenden nieuwe wo-
ningen bij, die zich in een krans van wijken om het oude centrum scharen. Geen gesloten rmgvormige
uitbreiding, maar een kring van door groenstroken van elkaar gescheiden stadsdelen. De oude stad m
het midden herkrijgt vanzelf haar city-functie. Men heeft de huizenzee willen vermijden, gedachtig aan
de waarheid, dat de mens zich eenzamer voelt naarmate de huizenmassa groter is.
Nu zijn en worden er stadswijken gebouwd, die ieder voor zich verscheidene duizenden mwoners tel-
len en waar, in zo'n overzichtelijke geografische eenheid, het verenigingsleven zich snel ontwikkelen
kan. Als de sociale culturele „aankleding" van de wijk vordert, neemt het aantal bindingen tussen de