0O0P de Deugd.
Vrienden voor het Leven.
HOOFDSTUK UI.
Cola's wraak.
„Waarom werk je nog zoo hard, Arohy?"
woe.g Co La, toen hij in schemerdonker de
schoolkamer binnentrad. „Kom liever buiten
spelen-
„Nee, ik heb geen tijd. Je weet toch, dal
we morgen examen hebben? Ik ben met mijn
Gitidksche thema's bezig."
„Ja, maar ik dacht, dat je al klaar zou
tijm."
„Bijna, maar laat me nu met rust."
Cola ging in een andere bank zritten.
„Ik kan niet meer zien en heb erge hoofd
pijn", riep Archy even later uit
„Ga je dan mee spelen?"
„■Nee, ik ben te moe. O, dat examen! Ik
zou zoo graag den prijs voor Grieksch win
nen. Het zou maj<n vader zooveel plezier
doen, maar Morris zall er wed mee gaan strij
ken."
Cola balde zijm kleine vuisten en beet op
zijn Dippen. Hij kon het denkbeeld niet ver
dragen.
Op dit oogenblik kwam er een troepje vtoo-
Mjke jongens binnen.
„Nog niet klaar, Archy!" riep er een-
„Ik ben klaarI" „Ik ookl" „fk ook!" rie
pen verscheiden andoren.
„Laten we nu eens zien, wie het best is,
Woodhouse of M'KayeHier is Archy's
schrift Nu, Morris, geef het jouwe ook eens."
„Ik ben nog niet klaar", antwoordde Mor-
rits onverschillig.
„O natuurlijk, j ij stelt het weer tot het
teafcste oogenblik uit."
„Omdat ik het in een ommezien afheb",
antwoordde Morris. „Ik sta morgenochtend
een half uur vroeger op."
Dien nacht waren er in de. verschillende
slaapzalen veel jongens, die den slaap niet
kou den vallen. Doch van al deze jonge har
ten klopte er geen zoo onrustig als dal van
Cola. De kleine Italiaan beraamde een plan
om aijin vijand tc doen vallen, zoodat zijn
vriend zou triomf eer en Vanaf zijin vroegste
Jeugd had hij wraak altijd als een deugd
hooren beschouwen, vooral als deze ton gun
ste van een mend of een verdrukte werd
uitgeoefend. Het kwam niet in Coda op, dat
„Dat kam me niet schelen", riep de opge
wonden jongen udib. „O Archy, hoe kun je zoo
iets tegen me zeggen! Fk heb toch alles voor
jou gedaan!"
„Alles.. Maar wait dan?"
„Ik was vast besloten dat j ij den prij zoudt
winnen en niet Morris. Daarom heb ik een
steen aan zijn schrift gebonden en het in deu
vijver laten zinken."
Archy keek den ander ongeloovig aan.
Toon mompelde haj„lioe durfde je zoo iets
te doen? Schaam je je niest?"
„IIcclemaai niet. Ik houd van jou en haat
Morris. Ik wffldë je helpen."
Geheeil uit het -veld geslagen zonlc Arohy
in eon bank noen* en bleef verscheiden minu
ten sprakeloos zitten. De arnie jongen bevond
zloh in con moeilijk parket. Hij had zóó zijn
best gedaan om dezen prijs te winnen en hij
voelde, dat hij hem verdiende. Al zijn gevoel
van eerlijkheid kwam echter tegen zoo'n
laagheid op. Doch aan den anderen kant, als
hij de waarheid zei, zou Cola's verraad ont
dekt worden. AJl had hij verkeerd gehandeld,
het was toch uit hef de voor 'hem ge wee-t-
Ben stem scheen Archy in te fluisteren, dat
het zoo heel erg niet was. Niemand zou het
ooit te weten komen en wat zou zijn vader
blij zijn! Plotseling viel zijn oog op het licve-
Engsmotto vam mijnbeer Birch, dat deze in
den inikttikióker had laten graveer en. Ante
omnia Veritas „de waarheid boven
alles".
„Ik kan hem niet houden", riep hij uit en
zonder meer naar de prijs le kijken, snelde
hij de kamer uit Cola boorde zijn voetstap
pen in de gang, zijn zenuwachtig kloppen aan
de deur van mijnheer Bircflis studeerkamer
en bij voelde, dat alles vergeefs was geweest.
Zijn plan was mislukt.
hij er verkeerd aan deed Morris te benadce
len. Toen hij eindelijk iets gevonden had,
gooide hij zich zoo hatrd in zijn bed om,
dat Archy vroeg wat er aan scheelde.
Bij het aanbreken van den dag stond Cola
op. kleedde zicli aan en ging gedruischloos
naar de schoolkamer. Niet zonder moeite
slaagde hij er in, niemand te wekken. Toen
zocht ihij MlorriLs* themaschrift, sprong uit hef
lage raam en holde den tuin door naar den
rijver er achter. Daar zociht liij een zwaren
Steen, ha a Me een stevig touw uit zijn zak
en bond den steen zorgvuldig aan hot schrift.
Daarop liet liij beide in den vijver zakken.
Toen Cola het boek zag verdwijnen, klapte
hij in de handen van plezier. „Archy, caro,
carissimo mio", mompelde hij in het
jjtailiaansch, ,yde pa-ijs is voor Jou, voor jou
Billeen!"
Geritsel in de takken waarschijnlijk een
vroege vogel schrikte hem op. Hij spoed-
de zich naar buis, sloot alles zorgvuldig, zoo
als hij het gevonden had en kroop weer in
bed, juist toen de zon haar eei-ste stralen in
het vertrek wierp.
Zorgeloos als altijd, stond Morris niet veel
Toeger dan de anderen op om zijn thema af
i maken. Nergens echter kon hij zijn schrift
•inden. Hij zocht overal, gaf iedereen de
schuld, maar vond niets. Benige der goed
hart]',gste jongens hielpen hem zoeken; an
deren plaagden hem niet zonder leedver
maak.
Intusschen stond Cola riil toe le kijken.
Het glinsteren zijner oogen verried zijn ple
zier in de zaak. Slechts eenmaal ging hij naar
Archy, die de laatste regels van zijn thema
afmaakte en niets bemerkte van hetgeen er
om hem heen voorviel.
„Archy", fluisterde hij, „jij wint den prijs.
Ben je nu niet blij?"
„Stil!' zei de aangesprokene, toen hij den
stand van zaken begreep. „Wees niet zoo on
edelmoedig, Cola." Meteen ging bij naar Mor
ris om hem bij het zoeken behulpzaam te
rijn Deze echter snauwde hem af:
,,Ga weg met je schijnheilig gezicht l Ik
weet heel goed, dat je inwendig blij bent. Dat
zou ik in jouw plaats ook zijn."
Archy kreeg een kleur en draaide zich om.
Daar luidde de bel voor het ontbijt. Morris
was verloren, want onmiddellijk daarna be
gon liet examen en werden de schriften opge
haald.
Toen mijnheer Birch op de hoogte werd ge
steld, fronste hij de wenkbrauwen. Hij was
trotsch op zijn vluggen leerling, die nu door
zijn zorgeloosheid 'buiten mededinging bleef.
Zonder twijfel kreeg M'Kaye den prijs nu.
„Misschien had je hem toch gewonnen",
zei de directeur, toen hij de keurig geschre
ven thema's zag. „Maar de kansen staan nu
niet gelijk."
„Ben je niet blij?" fluisterde de kleine Ha
ifa an zijn vriendje in het oor. „Kijk eens naar
Morris, hij is bleek van woede."
Toen de jongens naderbij kwamen om den
prachtiigen zilveren inktkoker te bekijken, was
er iets in de gezichten van Morris' vrienden,
'dat Archy ontstemde Hij antwoordde kortaf:
„Laat me alleen. Cola."
Cola keek hem aan met een mengeling van
Verbazing, boosheid en geraaktheid. Toen zij
beklen alleen waren, zen hij: Je bent boos,
maar je weet niet, wat ik voor je gedaan
heb."
„Onzin. Je bent een echte Italiaan. Ik ge-
jloof, dat je je meer verheugt in Morris' ne
derlaag dan in mijn triomf."
Cola richtte zijn kleine figuurtje in zijn
Voile lengte op. Zajin zwarte, schitterende
Dogen schoten vuur.
„Je hebt gelijk, Archy. Ik vind het heer-
Bjlk mij te wreken. Dat vindt ledereen In
hns land. Als Morris in Rome woonde en wij
bedden volwassen mannen waren, zouden we
Bevochten en ik hem stelMg gedood hebben."
Archy wendde zich ontzet van zijn vriendje
af. Zijn kalme natuur verafschuwde derge
lijke gevoelens. „Als je niet oppast, Cola, ga
Je de gevangenis nog ioP was el lea wat hij
kon.
HOOFDSTUK IV.
De ontdekking.
Dien middag werden de jongens onder hun
spel opgeschrikt door de boodschap, dat zij
allen bij den directeur moesten komen. Cola
stond duizend ang-ten uit. Hij kon niet ge-
looven, dat Archy hem verraden had.
„Jongens", zei mijnheer Birch ernstig,
„ik moet jullie spreken naar aanleiding
van hetgeen ik gehoord heb in ver
band met den Grieksohen prijs. Jullie
weet allen, dat ik dien aan Archibald
M'Kaye gegeven heb. daar Morris Wood
house zijn schrift verloren had. Nu hoor
ik, dat het met opzet is weggemaakt en wel
door iemand!, die Woodhouse wilde benadee-
len. Wie de diader is, weet ik niet en tcr-
wille van M'Kaye heb ik beloofd hem niet tc
straffen. Archibald doet afstand van zijn
prijs en ik zal dien tot het volgende examen
bewaren. Den onbekenden schuldige onder
iiilHe laat ik asn de verwijten van zijn eigen
geweten over. Nu kunnen jullie gaan."
Juist wilden de jongens heengaan, toen er
aam de deur geklopt werd en een dorpsjon
gen binnentrad.
„Wacht even, jongens", zei de directeur
„Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer", be
gon de jongen, „maar ik kom u vertellen, dat
ik een schrift gevonden heb". Meteen legde
hij het doorweekte schrift met den steen er
nog aam op tafel.
Cotta beefde over al zdjn led'en en zou het
liefst in den grond zijjn gezonken. In zijn
angst verborg hij zich achter Archibald.
„Waar heb je het gevonden?" vroeg de di
recteur.
„In den vijver, mijnheer. Ik was daar van
morgen om nestjes uit tc halen
„Ga verder".
„En daar zag ik één der jomgeheeren met
lets In zijn hand aankomen. Hij bond er eeu
steen aam en wierp het in liet water. Ik
moest er het mijne van hebben en vischte
het op."
De directeur maaflete het touw los en had
het vermiste schrift in handen.
„Weet je zeker, dat het iemand hier uil
huis was?"
,,Ja mijnheer; wamt daar staal hij", zei de
jongen, terwijl hij op Cola wees.
,,0 mijnheer, straf hem alsjeblieft niet!"
riep Archy uit.
Dc directeur Met den onbewuslen ontdekker
weggaan en zag, hoe alle jongens zich uit
Cola's buurt verwijderden, terwijl zaj „be
drieger" en „vafflsrdbaaindi" mompelden.
„Nu kan ik zien, wie den prijs verdient", zei
mijn lieer Birch, terwijl hij de natte bladen
van het schrift omsloeg.
,Geef hem alsjeblieft aan Morris, mijn
heer", zei Archy onmiddellijk. Doch Morris
maakte tegenwerpingen.
„Ik geef er nu niet veel meer om", zei hij,
„maar ik ben je heel dankbaar, Archy I Geef
me een hand."
„Nu dan", hernam dc directeur, ,41c zal den
Inktkoker op den schoorsteenmantel in de
schoolkamer zetten als een waarschuwende
herinnering voor allen. Niccolo Monti
Bevend en beurtelings bleek en rood kwam
de schuldige na-ar voren.
„Niccolo Monti", zei mijnheer Birch, „als ik
je strafte zou fk mijn woord breken,. Je ecnige
verontschuldiging is, dat je het ten deelc uit
liefde voor Archibald deed. Straf zal itk je dus
niet geven, maar fk etech, dat je in tegen
woordigheid van alle jongens vergiffenis aan
Morris Woodhouse vraagt."
Besluiiteloos "bleef Cola staan. Nog had hij
zichzelf niet ovc-rwon-nen. Morris echter toon
de een edelmoedigheid, die men van hem niet
verwacht had.
„Kom, Cola", zed hij, „je hoeft me geen ver
giffenis te vragen. Ik vergeef het je; je bent
maar een kleine jon gen bij mij vergeleken. In
het vervoeg zal ik vriendelijker tegen je zijn
en misschien zul je me dan niet meer haten.
Geef me maar een hand-"
Deze woorden troffen Cola meer dan eenige
straf had kuiwien doen.
„Dank je wel, Woodhouse", zei hij op be-
rouwvollen, zacht en toon. Toen snelde hij
na-ar rijn eigen hoekje op de slaapzaal. Hij
bad -een les ontvangen, die hij zijn leven lang
niet vergeten zou. (Wordt vervolgd.)
Fox de Jager.
door
J. P. ZOOMERSVERMEER.
Toen ik nog een kleine jongen was, had
mijn vader een graanpakhuis, waarnaast ons
woonhuis stond en in dat pakhuis zaten ver
schrikkelijk veel muizen en ratten, die na
tuurlijk ook wal eens overliepen naar ons
woonhuis, wat dan een heelen angst veroor
zaakte, vooral bij oude tanle Jetje, die vil
spierwit baai had en heel moeilijk meer kon
zien. Oude tanle Jetje had een vreeselijkcn
afkeer van muizen en ratten moeder en
zus ook wel, maar niet zoo erg als tante
en ons heele huis stond op stellen, als soms
zoo'n brutale indringer weer overgeloopen
was.
Sinds onze oude kat Koble eigenlijk tante
Jetje's kat gestorven was, was het aantal
gevreesde knaagdieren in liet graanpakhuis
zeker verdriedubbeld, het was tenminste ver
bazend zooveel er knabbelden, ritselden, ja
soms voor je voelen liepen en vader klaagde
steen en been, dat de kleine dieven zooveel
schade deden aan zijn zakken graan.
„Neemt u dan weer een Kobie, moeder",
zei zus, „nietwaar tante Jetje, dat was het
bestel"
Oude tante knikte met haar wijs, wit hoofd
en prevelde zacht: „Ja, een Kobie, maar zoo
was er-maar één op de wereld, hij wist waar
ik bang voor was en zocht altijd trouw mijn
slaapkamer na, nooit was daar iets ver
dachts, maar nuo, ik kan 's nachts bijna
niet meer slapen, overal rondom hoor ik
wat."
Moeder stelde oude tante Jetje, die altijd
bij ons in huis was, gerust; zij zcide: „We
zullen een paar flinke jonge poesen zoeken,
hoor tante, even trouw, even vlug als Kobie
I en u zult zien, dat we het gespuis weer gauw
1 kwijt worden."
Nu, twee zulke flinke vangers als Kobie
hebben we nooit gekregen. De oude liepen
weg en de jonge lagen achter de kachel te
spelen; hoorden ze gekrabbel, dan spitsten ze
wel even dc oortjes en snuffelden wat in de
hoekjes, maar meer ook niet, ze trokken
mekaar liever aan de ooren of den staart en
buitelden over den grond, neen, met die Snip
en Snap, zooals zus en ik de jonge katten ge
noemd hadden, was niets aan te vangen. Ze
gingen dan ook al heel spoedig weer weg.
Toen op een morgen kwam tanle Jetje hevig
ontsteld beneden en zij zeidc, dat ze van
nacht een groole rat in haar kamer had ge
zien. Moeder stelde liaar gerust, 't Was- mis
schien een heel klein muisje geweest, maar
tante hield vol; ze had mcL open ramen ge
slapen en ze had de rat, toen zij, verschrikt
ontwaakt, met haar pantoffel door de kamer
smeet, zelf het venster zien uitvluchten en
door de open dakgoot, die schuin omlaag
liep, de wijk nemen.
Oude tanle Jetje was zóó ontdaan, dat ieder
haar wel moest gelooven en vader zei: „nu,
maar daar zal een eind aankomen, weet je
wat, we zullen een Fox nemen, zulke honden
moeten beste ratten- en muizenvangers zijn."
En vader maakte direct werk van een Fox.
Niet dat hij er dadelijk een vond, maar
toch al gauw. En nu moet je hooren boe.
Vóór ons huis heen liep een kanaal ook
al oorzaak van zooveel slecht gedierte en
door dat kanaal kwamen de graanschepen,
die dan bij den steiger voor ons huis aan
legden om voor vader zaken te doen de
schippers meen ik, zie jel En ook namen die
voor vader bestellingen mee en brachten hem
wederkeerig opdrachten en wij allemaal wa
ren de beste maa'jes met de schippers, die
zoo best voor vader werkten.
Nu was er een oude schipper bij, die heette
Hagen en die was misschien al wel tachtig
jaar; hij kende vader al, toen die nog een
kind was en daarom zaten vader en Hagen
zeker steeds zo vertrouwelijk te praten op
het kantoor.
„Hagen',' zei vader toen op een keer ik
was er bij, want ik maakte altijd op vaders
kantoor mijn huiswerk; in huis plaagde ik
zus te veel, als die bezig was en dan zette
moeder me maar buiten de deur „Hagen",
zei vader, „wat hebben we een last van rat
ten en muizen, man, 't is nog nooit zoo erg
geweest, weet jij er raad voor?"
Jawel mijnheer, vangen!" lachte Hagen.
„Vangen! Ja natuurlijk! Maar de katten loo-
pen weg of zijn te lui, ik wou een Fox nemen,
Hagen."
„Niks zoo puik als een Fox, mijnheer", zei
de. oude schipper, „mol u weten, ik heb er
ook een gekocht, en in drie dagen heeft ie 't
hecle schip schoon gevangen, och, och, wat
'n beste jager!"
„Zoo", zei vader, „dan moest je mij dien
jager geven, niet geven, verkoopen, ik zou
hem zoo best kunnen gebruiken. "Wat knst ie?"
Hagen' krabbelde eens achter zijn oor.
„Nou", zei hij toen, „daarvoor heb ik hem
feitelijk niet genomen, en als mijnheer niet
degene was. die me ook zoo yaak een pleizier
gedaan heeft, zou ik er niet aan denken, hem
weer te verkoopen. Maar enfin, omdat u t
da nbent, ziet ul En ik heb er een riks voor
Jager weer eeu goede jacht gemaakt had. Eu
ja hoor, hij werkte tot ieders tevredenheid,
zelfs oude tante Jetje herademde, als ze hoor
de, welk een slachtoffers er iu 't pakhuis ge
vallen waren.
Schipper Hagen was intusschen met zijn
schuit vertrokken en Fox vond het wel goed
dat hij bij ons gebleven was. lederen morgen
bracht de slager voor een dubbeltje kluifjes
en voor iedere muis of rat kreeg Fox een
Jekker hapje.
En nu schrik niet maar In één weck
ving Fox dc Jager over de vijftig boosdoe
ners. We stonden allemaal versteld, dat er
zooveel waren, maar vader zei, dat hij 't
wel had gedacht. Toen Fox drie weken bij
ons was, had hij er ruim tachtig gevangen en
toen scheen de voorraad booswichten zoo
wat uitgeroeid te zijn, tenminste Fox had
moeite er nog weer eens een te snappen. En
dat verdroot mijnheer den Jager, want ach...
de kluifjes; ving hij niet, dan kreeg hij niet,
wél gewoon eten, maar geen lekkers. Dan
keek hij ons met zijn verlangende lionden-
oogen aan en likte om zijn neus, maar ja,
wat konden wij er aan doen? Vader had de
kluifjes en die gaf niets voor niets.
Toendie leuke Fox.... ik wist het wel,
maar heb het niet dadelijk verteldging
Fox ze langs den grachtkant vangen, net als
hij vroeger voor Hagen deed, die dat aardig
vond. maar vaderwant eens betrapte hij
Fox op heeterdaad, toen die met een rat van
buiten kwamvader was er zeer ontsticht
over en zei zoo iets van „bedrieger" tegen
Fox; doch hij, 't zich heelemaal niet aan
trekkend, zette zijn spel langs de gracht voort
en bracht vader trouw zijn vangst. Wij lat .-
ten dan zoo verbazend en eindelijk moest
vader óók lachen; ,,'t beest kon 't niet hel
pen, oude Hagen heeft 't hem geleerd", zei
vader.
Maar toen gebeurde 't eens, dat Fox v.e
zaten juist aan tafel met een rat in zijn
bek de eetkamer inkwam, liet knaagdier
uaast oude tante Jetje neerlei, dat toen pie
pend onder haar japon vloog; 't was een
flinke dikke en Fox had den doodelijken
knauw zeker niet goed gegeven. Wat schrok
ken ze allemaal, tante liep gillend weg, zus
zat ineens op dc tafel, ik lachte zoo hard ik
kon, wat moeder me verbood en vader zei:
„Pak 'm Fox en Fox deed 't direct, legde
toen het doode dier voor vader neer, heel
lang kijkend, na z'n vergissing. Doch toen was
l met Fox' spel gedaan. „Als hij zulke dingen
doet, moet hij weg", zei moeder; „oude tante
zoo laten schrikken, foei!"
,Ja", zei vader ook, „nu moet hij maar weg,
hij heeft zijn plicht gedaan, maar ratten ilit
dc gracht belief ik niet te outvaugen." Hagelt
had ook alweer om den Jager gevraagd,
had slechl volk in 't «chip.
„Weet u wat, mijnheer", zei Hagen, toeK
eens tot vader, toen ze weer op het kan toof
zaten en de schuit voor ons huis lag: „Geef
hem mij maar weer terug en *als u hem iu»o-
dig hebt, leen Ik liem u, dan geef Ik u dien
riks ook weer terug."
„Neen", zei vader, „laat dat maar, zooveel
was z'n werk me wel waard, maar die gui
tenstreken van hem nee Hagen dat moet
hij maar alleen bij jou doen."
Hagen lachte en hij was wat blij, dat lilj
Fox weer terug kreeg, en tante Jetje was
blij, dat hij weg ging; den lautsten tijd als re
Fox hoorde blaffen, zei ze al: „doe de deur
dicht, misschien heeft hij er weer een!" En
dan rilde tante van angst. Nu, Fox ging weg
en dot speet mij erg, maarnu moet ik nog
eventjes iets vertellen. Iets moois? Neen Iets
icelijks, tenminste moeder zei, dat het Ieclijk
van mij was, jongens doen altijd zooiets hè!
't Was een heele tijd daarna en we waren
Fox den Jager al een beetje vergeten, toen
op een keer schipper Hagen weer kwam met
zijn schuit cn dc eerste, die voor onze deur
stond, wasFox de Jager, meteen rat
in zijn bek. Nèt kwam ik uit school, ik zag
hem staan en natuurlijk...... liet ik hem erin.
Ik lachte in mijn vuistje.
„Bengel, ondeugd", zei moeder later tegen
me, „als ik jullie niet juist in de gang tegen
gekomen was, hadt je 'm zeker in dc kamer
gelaten ook. Foei, cn dan tante weer laten
schrikken! Heb je dan geen eerbied voor een
oud mensch?"
„Jawel, moeder!" zei ik.
,,Dat toon je dan al heel weinig, je gaat
vanavond een uur vroeger naar bed."
Aioeder", vroeg ik „kan ik het dan hel
pen, dat Fox de Jager ratten vangt?"
Moeder keek me heel boos aan. „Sluit den
hond builen", zei ze, „en laat hij dat vier*
ding meenemen, laat 'hij 't maar aan Hagen
brcngc. die wil het wel hebben, zeg her
dat maar!"
,Nu Fox, breng het dan maar aan Hagen"
zei ik. En Fox rende heen, hij draafde als
de wind cn even daarna lag hij voor ons huis
te knabbelen op een kluif; hij keek heel blij
Maar ik?Ik lag dien avond een uur eer
der dan anders in bed.
In 't vervolg als Hagen er weer met zijn
schuit was en Fox stond voor onze deur le
blaffen keek ik toch maar eerst liever uit
raampje van de gangdeur ofhij alleen
kwam, en eerst dan liet ik hem binnen, 'k Ilad
veel voor mijnheer den Jager over, maar....
geen straf!
Van alles wat.
Als fft klokje slaat.
Klokje vaat gehoorzaamheid
weet je wel, dat je t© laat
nooit eens slaat?
wèl geregeld vóór je 1 ij dt
iklakje vaa gehoorzaamheidI
2.
Zijn we prettig anai het spelen',
gaat ntog lang niet 't spel vervelen
wees. maar zeker dat je slaat
en je gaat
altijd vóór,
stellig hoor!
't is nog lang niet onize tflild,
klokje van. gehoorzaamheidI
Moeder zegt: je gaat secuur,
wijst heel <*trpt minuut en uur,
n'ooit te vroeg
je ooit sloeg
Moeder prijst je waakzaamheid,
klokje van gehoorzaamheidI
4.
Klokje van gehoorzaamheid,
zie je 't wel?
uit is 't 9pel!
tegenstribb'len helpt geen zier
gc<en kwartier
laat je je ontfuts'len, neen
zie, we gaan al saimen heen
Moe-der zegt:
„precies op tij d
klokje van gehoorzaamheid 1
Hermanns.
Een horlogeketting van kraaltjes.
Voor dezen ketting neem je heel kleine
betaald. Vindt mijnheer het duur?" Vader gouden of zilveren kraaltjes. Zulke kraaltjes
keek zeker ernstig. „Maar het is niet duur. koop je bij masjes van ongeveer 30 ct in een
mijnheer, zoo'n Fox is er maar één op de handwerkwinkel.
wereld. I ^an **eb ie °°k noodig 2 fijne naaldjes no.
Moet u hooren! Toen Tc hem pas had, we- 10 en fijne witte zijde, die je per rolletje
melde 't in m'n schuit van dat gespuis, rat- koopt.
ten en muizen, groote en kleine, maar Fox
ving er iederen dag zoowat een dozijn en zoo
was ik er gauw doorheen. Maar nu het leuk
ste. lederen keer als Fox een rat had, bracht
hij me die en ik gaf hem daarvoor een kluifje.
Waar ik ook was, hij bracht me de rat, maar...
toen m'n «chuit schoon raakte en Fox geen
kluiven meer kon verdienen, raadt wat de uit
geslapen rakker deed? Hij ving ze toen langs
den walkant en bracht me die trouw en ik
die dat bijzonder aardig van 't beest vond
gaf hem maar ieder keer weer een been.
Wat leuk, hè mijnheer? En jongenheer, vindt
u dat geen aardigen hond?"
Ik knikte Hagen toe, want natuurlijk schonk
ik in die oogènblikken geen aandacht aan
mijn schoolwerk. En vader zei lachend: ,,Nou
maar Hagen, ik val dien Fox graag overne
men, maar die vriendelijkheid om langs den
wal rotten te vangen en me die te brengen,
kan hij wel laten; ik ben tevrêe, als hij mijn
pakhuis zuivert Wanneer krijg ik hem
dan?"
,AVel mijnheer, als ik wegga met m'n schip
zal ik hem hier achterlaten, dunkt u niet. dan
sluiten we hem bij u in 't pakhuis. Goed? O,
die riks komt wei terecht", weerde Hagen af,
toen vader z'n beurs voor den dag haalde.
Doch vader betaalde en Fox was ons. Fox de
Jager noemden we hem deftig. En wat was
het een leuke hond; onde Hagen had wel
gelijk gehad. In het woonhuis mocht hij niet
komen, maar wij zus en ik gingen tel
kens naar t pakhuis om te zien of Fox de
Neem een draad van niet al te groote leng
te, tusschen 40 en 50 c.M. en steek elk eind
daarvan door het oog van een naald. Rijg met
één naald 8 kraaltjes aan en steek daarna
eerst de eene naald en dan de andere naald
door de 9de kraal. Je krijgt dan een worstje,
door één kraaltje afgesloten.
Nu rijg je op elke naald 4 kraaltjes aan en
sluit dit weer af met één kraaltje' waardoor
dc beide naalden van weerszijden worden
dóórgetrokken.
Zóó ga je voort tot de ketting zoo lang is,
als je hem wilt hebben.
Als de draad op is, hecht je aan met den
weversknoop en je knipt de eindjes af. De
kraaltjes gaan daar heel gemakkelijk over.
Voor een langen ketting bevestig je de bei
de einden te zamen aan een gouden of kope
ren haakje, waaraan het horloge hangt.
In plaats van een schuifje leg je een knoop
in den ketting.
Gevat.
Wie zijn kornuiten eens aardig wil foppen,
neemt een geldstuk in de hand en zegt tot
iemand die een pet op het hoofd heeft: „Houd
je pet op!" Wanneer men dtit zegt op een
toon, alsof men plan had het geldstuk te ge
ven, zal de aangesprokene ongetwijfeld zijn
pet afnemen om het geld op te vangen. Ge
zegt dan: „Je verslaat geen Hollandseh, want
ik veraocht je je pet op te houden." (Niet
a£ te zetten)*
Arm kind.
't Is o zoo'n koude winterdag,
De sneeuw ligt hoog op 6traat,
En geen d?r kind'reri die vandaag,
Dus buiten spelen gaat.
Ze spelen allen nu in huis,
Of zitten bij den haard,
"Want een gezellig, warm tehuis,
Is ons dan zooveel waard.
Maar arm, klein Mi entje loopt op straal,
En bedelt om wat brood,
Haar vader en haar moeder zijn.
Toch beiden lang reeds dood.
Klein Mientje, 't kleine kleutertje,
Heeft weimg kleertjes aan.
En moet door 't natte, koude weer.
Voor tante beed'len gaan.
Ze belde nu ook aan bij 't huis,
Waar Dolly woont en Ant,
Daar krijgt ze eiken dag wat brood,
Z' is daar een trouwe klant.
„Zeg Antje", too sprak Dolly eens,
„Daar is weer kleine Mien,
„Laat ons baai speelgoed geven, wan$
,,'k Wou baar graag vrooljjk rien.'L
„We hebben toch twee poppen nog
,,En geven één aan haar,
„Zoek Jij wat kleertjes nu eeiu vfcig
„En netjes b\j elkaar."
Ze kleedden toen bet popje aan»
En gaven het aan Mien,
En niemand had bet arme kind
Zoo vroolijk ooit gezien.
Corry 4. lb