00013 de iJea^d. Vrienden voor bet Leven* HOOFDSTUK V. In de vacantie op scüo-ol Gelukkig voor Cola volgde de vacanlie on middellijk op het examen, dat over den jon gen Italiaan zooveel schande ihad gébracht. Slechts twee jongens, voor wie de reis te lang •was, bleven op school. Archy en Cola. Voor den eerste .was het een bittere teleurstelling, toen hij de tijding ontving, dat hij liever niet thuds moest komen. Hij had er zich zoo op verheugd en Cola zoo "Keel verleid van dc berg tochten, hel varen en visschen, waarmede hij zich hoopte bezig te (hooiden, om nog niet eens tc spreken van zijn kleine, zwarte pony, waarmede hij zoo heerlijk over de hei kon galoppeer-en. Arme Archy! Dit alles moest hij nu opgeven om vijf lange weken op school te blijven! Maar hij wist, dat het alleen was, om dat zijn vader geen geld had en dc reis te idiu-ur was en 'hij was ervan overtuigd, diail zijn lieve moeder, wier trots Ibij was, en zijn zus ter even teleurgesteld -zouiden zijn als hij zelf. Bij het afscheid der andere jongens hield hij zich f li nik, dioch toen zij allen vertrokken waren, bekroop hem toch een gevoel van een zaamheid. „Vijf lange weken!" riep hij uit. „Wat zal Ik uitvoeren?" Zijn zucht werd beantwoord met een snik uit een donkeren hoek van hert vertrek. Daar zat de arme Cola. Niemand had cenige no tatie van hem genomen. Arelhy zag, dal er iemand was, die zich nóg ellendiger voelde dan hij zelf. Hartelijk trnd hij op den jongen toe. „Kom, Cola, wees maar niet bedroefd. Ik ga ook niet na-ar huis. Nu er toch niets aan te doen is, moeten we ons er maar niet naar o-ver maken. Ik weet zeker, dat het mijn moe der erg spijten zal en ik denk de jouwe ook" „Nee, haar niet!" riep Cola hartstochte lijk uit. „Zij heeft me niet noodig." Archy zed verbaasd: „En ik dacht, dat je zooveel van haar hield?" „Ja. dat deed ik ook, maa-r nu niet meer, jomdat zij getrouwd is met een vreemdeling, Iemand met een akeligen Russischcn naam. £ij schrijft, dal ik niet thuis behoef te ko nen. Thuis! Ik heb geen thuis meer!" Bij leze laatste woorden li-et hij zijn tranen den vrijen loop. Archy liet zijn vriendje eerst uithuilen en begon toen kalm met hem te praten. Het was eigenaardig, welk een invloed de bedaarde Archy op den opbruiseiidon Cola had. Hoe wel zij in veel opzichten verschillend waren, zochten zij elkaar steeds en oefenden zij eon goeden invloed op elkander uit. Cola's warme openhartigheid maakte Archy minder geslo ten en het gezonde verstand van den laat ste temperde de opvliegendheid van den jong ste. De twéé vriendjes brachten hun vacantie veel prettiger door dan zij gedacht hadden. Zij mankten heerlijke tochten in de prach tige omstreken, lazen samen mooie boeken en vertelden elkaar veel van hun vaderland. Nu Cola met Archy alleen was, vertelde liij hem van zijn ouderlijk huis en zijn kindermeid Mo- na, van de wonderen van het prachtige Bo rne. de schilderijen en standbeelden, die men er -had. Hierover kon hij zoo uitwijden, dat een scherper opmeriker dan Archy bepaald aanleg iui hem vermoed zou hebben. Doch al kon Archy niet altijd met Cola's gevoelens meegaan, hij stelde toch veel be lang in zijn verhalen. Weldra vatte Cola zelfs moed om over het onderwerp te spreken, dat dien eersten dag op school de vroolijkheid van zijn kameraden had opgewekt. Hij deed Archy menig verhaal over de familie Monli. Biervoor had MTvaye veel sympathie, want het was ook zijn zwak en hij wist Cola even eens veel te vertellen. Toch kwam in deze tgesprekken ihet verschil In karakter duidelijk uit. Terwijl Cola de roemrijke geschiedenis verhaalde der solda ten, staatslieden of dichters uit zijn familie, sprak Arch}r over de eerlijke mannen, dii-e met handen, tong of pen of misschien met alle drie gevochten hadden voor de rechten van Schotland, mannen, die zich door eigen kracht en volharding een plaats ïn het leven hadden verworven. „Maareigenlijk", kan Archy Cola aan het eind van zoo n gesprek zeggen, ,4s het beter door ci.geai streven -zijn weg te vinden dan oen reeks gestorven voorouders te hebben". Bijna voordat de jon-gens het wisten, waren dc vijf weken verloopen en was de vacantie voorbij. De andere jongens kwamen nu weer terug en het schoolleven begon opnieuw. Er waren eend,ge nieuwe -gezichten hij cn de ouden hadden ellen ar veel ie vertellen. Geluk kig voor Cola scheen de geschiedenis met het Grieksche themaschrift geheel am het vergeet boek tc zijn geraakt. HOOFDSTUK VI. De jonge carïcatuurteeötenaar. Toen Gofla Monti een jaar bij mijnheer Bl- Ticth op school was geweest, ha d hij zich een goede plaats temidden van zijn kameraden ver worven. Door zijn aanleg, gewilligheid cn open, vroolijk karakter had hij aller harten gewonnen. Wel kwamen deze goede hoedanig heden niet dadelijk aan het lioht, doch zij waren langzamerhand naar voren getreden. Toen hij zijn luiheid eenmaal overwonnen had, kon hij goed met de anderen meekomen en nu hij niet langer geplaagd werd. kwam zijn aangeboren blijmoedigheid hoven, zoodat alle jongens eenparig verklaarden, dat er geen Vroolijker baas was dan de jonge Italiaan. Zelfs was Cola meer bemind dan zijn vriend Archy. Iedereen mocht den gelijkmatigen, vol hardenden Schot gaarne lijden, doch allen ver kozen den vroolijken Italiaan als speelmak ker en vertrouweling. Archibald bleef dezelfde fvoor Cola en deze vereerde zijn vriend steeds tneer. Nooit vergat hij den tijd, waarin Archy zijn ©enige beschermer was geweest. Op zekeren dag kwamen de jongens tot een ontdekking, die den jongen Italiaan plotse- bag tot het toppunt van populariteit voerde. „Wat voer je toch uit, Koning Kool?" vroeg Forster, de grappenmaker, terwijl hij Cola bij zijn bijnaam noemde. „Heb je je sommen nog niet af?" „Jawel antwoordde Cola. „Ik amuseer me maar". „Laat eens zien." „Wacht even", fluisterde Cola terug, „lot dal de „baas" wes ds." Toen het oogenblik daar was, liet Forsler zijn lei zien, waarop ©en uitstekend gelijkend caricaluur van den grappenmaker prijkte. Het was inderdaad zoo goed nagebootst, dat men het nauwelijks een caricutuur kon noemen. Het wekte de algemeenc vroolijkheid op, want niets vinden jongens zoo geestig als een goed gelijkend canicatuiir, en Forsler werd er niet boos om. Al was hij de leelijkste jon gen, hij had iliet beste humeur. Bravo, Koning KoolJc bent een gevaar lijke man", riep hij uil. „Probeer nu Jacob Lee eens." „Ja, Lee, sta eens op", werd er geroepen en Jacob, een verlegen, domme jongen met een groolen neus en sluik haar, stond gewil lig op. Op hem volgde een ander en Cola waagde steeds meer. „Wacht jongens i „ik zal den „baas" teekenen. Dal was het toppunt cn een oogenblik later prijkte mijnheer iBirch op Cola's lei met al zijn bijzonderheden: zijn Itoogen boord, zijn steil haar en zijn bril. De gelijkenis was zoo sprekend, dat dc jongens juichten. Zij maak ten zoo'n lawaai en waren zoo in hun be schouwingen verdiept, dat zij niet eerder be merkten, dait de deur openging, vóór het ori gineel van het portret over Cola's schouder kee enzichzelf za-ff. Dat was een vreeselijk oogenblik! De direc teur fronste de wenkbrauwen, keek eerst de jongens aan en toen weer op de led. Ik weet niet, of het was, omdat zijin ij dolheid gevlei d werd bij het zien van het cenige portret, dat sinds hij volwassen was van hem gemaakt was, dan wel omdat Cola's schets meer op het oorwnronkelijke dan op een caricaluur geleek, ni:mijnheer Birch glimlachte werkelijk, hij m lachte amuseeren jullie jc dus, jongens," zei hij cin lelijk. Zijn gezicht stond vriendelijk cn eenparig riepen d-e jongens uit. „Neemt 11 ons niet kwalijk, mijnheer maar vindt u inlet, dat het goed lijkt?" „Stille! En veeg het uit!" zei de directeur zoo ernstig mogelijk. „En een volgenden keer meer eerbied voor je directeua*, Cola Monti!" Mijnbeer Biereeh ging heen en vanaf dit oogenblik was Co-la populair. Weldra maakte zijn lei voor papier en krijt plaats. De eigen aardigheden van alle jongens wer den naar voren gebracht, van alle jongens behalve van Archy. Cola was er niet toe te bewegen een caricafuur van zijn vriend te teekenen. Eindelijk begonnen de jongens hem te plagen idóor tc zeggen, dat Ardhy's gezicht hem zeker te moeilijk was. „Geef me tien -minuten, dan zullen jullie eens wat zien," antwoordde Cola. Archibald keek donker, want hij werd niet graag uitgelachen. Hij hield zich echter goed. Cola maakte zijn schets of, maar het was heelemaal geen caricaluur: .hel was een spre kende gelijkenis vain Archy's nadenkend ge zicht, zijn 'krullend haar en zijn rustige, ern stige o ogen. „Maar Cola, je bent een kunstenaar", rie pen de jongens vol bewondering uit „Cola glimlachte, zijn oogen straalden. ,J)at hoop ik", dacht hij en vanaf dien dag téeken- de hij geen oarioaturen meer. Eens in de week kwam er iemand om de ionigens teekenles te geven, doch de arme plattelands-4 eekenm eest er kende niet veel van zijn vak: de daken van zijn hutjes sche nen altiid te zullen vallen, kinderen hadden onmogelijk .groote hoofden en dames handen, niet grooter dan hun neus. „Waarom neem je geen les van mijnheer White?" vroegen de jongens hem, doch Cola was te troisch om te zeggen, dat zijn moeder of liever haar gierige echtgenoot geen extra onkosten toestond. Na eenigen tijd begon het er echter voor ziin talenten beter uit te "zien. Een der jon gens kwam tot de ontdekking, da!t er een t)laalwinkel in het dorp gekomen was. Voor allen was dit iets nieuws; voor Cola echter beteeken de het geluk. Het was een ware uit komst voor den kleinen- Itabaan. (Wordt vervolgd.) Groote zus' taak. door Ikrmanna. 't Was een heerlijke, zonnige dag in 't vroe ge voorjaar, zoo'n dag, die je heelemaal zou doen vergelen, dat het nog maar Maart was en een ferme sneeuw- of hagelbui dus niets ongewoons zou wezen. De musschen maak ten een drukte van belang; ze plukten in, hun veertjes en spreidden ze uit, opdat de zon cr tusschen zou kunnen schijnen, tjilp ten op hun manier 't hoogste lied uit om de lieve lente te begroeten, vingen gauw wat van de muggen, die 5n den zonneschijn op en-neer dansten en dachten er geen oogen blik aan, dat Maarische buien aan a«l deze voorjaarspret spoedig een eind zouden kun nen maken, onbezorgde luchtharten als ze waren. De kinderen, die in het seringienboschje speelden, waren op dit punt net als de mus- schen; voor hen was de lente wel echt ge komen en ze genoten er volop van. Broertje was op 't hek geklommen om een seringentak naar zikh toe te trelckien en peu terde nu aan de glimmende, zwellende knop pen, in de hoop, dat de blatadjes, misschien wel de bloemen o'ok hij was niet gauw tevreden dan wait vlugger te voorschijn zouden komen. Het kereltje had een onder zoekenden geesl; daarvan kon zijn speelgoed getuigenop den eersten dag den beste, dat het in zijn handen- kwam, werd het al losgeschroefd, opengedraaid, uit elkaar ge nomen, en als het daar niet tegen kon, nu, dan was 't gewoonweg een prul, waarnaar hij ndet verder omkeek. Ze waren er thuis al aam gewend, dat hij niets met rust kon laten en zoo zag Babs, zijn zus, ddte anders erg de' baas over hem speelde, het nu ook miet de grootste kalmte aan hoe hij de lente een handje hielp. Babs lag languit op 't gras en zwaaide met haar stev&ge beenem om te genieten van de „halve kousen", die zij had weten te bemach tigen uit de groote kast voor 't zomergoed, op zolder. Daar zij het oude' Jans noch An- ncmarie vooruit had gevraagd, hadden zij hel haar ook niel kunnen verbieden. Babs vond zichzelf bijzonder vernuftig, dat zij zoo mooi dc gevaarlijke klippen van ongehoorzaam heid had welen 0111 le zeilen, cn besloot, aangemoedigd door dit sucoès, morgen een katoenen jurk met korte mouwen aan tc trekken. Zij wist wel waai* ze 'm vinden moest en als Amncmario 'm niet wou strijken, omdat ze nuiluurlijk weer geen tijd had, zou ze 't wel zelf doen met Lotties poppenstrijk- ijzcr. Waarvoor hadt je zomergoed als je 't niet aantrok, wanneer het zomer was, daelit Babs, die mei groote stappen door haar le- voratje placht tc stormen cn dus nu al mid den in den zomer was, terwijl een ander het ternauwernood waagde nog maar aan de lente te denken. „Hó, toe nou", klaagde Lottie, toen een wat forschc zwaai de poppek inde rem in gevaar bracht, dale zc als een zotrgzaam moedertje van de voorjaarslucht liet genieten. ,,Je kwam met je voet tegen Lucie aam, Babs, en je weet, dat het kind zoo gauw schrikt; dat heeft zc uil de mazelen overgehouden", voeg de zij cr op gewicht'igen loon bij, terwijl ze, zonder op tc zien zoo was zc in hiaar kleine familie verdiept een afwerende be- wegi-hg maakte. „Ilc wou, dat w ij de ma-zelen nu maar eens kregen", zei Babs; „de helft van onze klas heeft ze a.1 gehad. Wij krijgen nooit 's zoo iels", en zc keek vea-ougelijkt. ,,Dait komt zeker, doordat vader dokter is", zei Lottie blijmoedig; „nu, ik wou ook liever niet dc mazelen hebben, daar is niks aan-, dat weel ik wel van Berlha de Boer; je moet in bed blijven cn je mag nilks." „Toen Eva Loos de mazelen had, zat haar Ma den hcclen dag bij haar on verwende haar toch zóó, zc verleide haar verhaaltjes en zong voor haar cn als Eef hoofdpijn had, mocht zc legen haar aan liggen. En toon ze better werd kwam dc oude Mevrouw van de.11 Eikenhorst naar baar kijken cn bracht bonbons en vruchten voor haar mee; Eef heeft liet me zelf verteld", spnak Babs triom fantelijk. ,,Wij worden nooit 's zoo verwend", voegde zij er zachtjes bij. .Als wij de mazelen hadden, zou Anne- niprie toch niet bij ons komen zitten 0111 ons verhaaltjes te vertellen en voor ons tc zin gen", zei Lottie; „dat weet je evengoed als ilk. Ann'emarie komt ons 's avonds niet eens toestoppen, zooals Moeder vroeger deed. Nu en Jans zou ook met bij ons kunnen zitten, want die heeft het te druk Vader natuur lijk ook en dat de oude Mevrouw van den Eikenhorst zou komen, behoef je ook niet le mecnen; ze vindt ons veel te wild." „Toen ze hier laafsit een visite mankte was ze toch erg aardig; jij was niet thuis, Lottie, je speelde bij Dora Krans, maar Broertje cn ik zijn binnen geweest en heb' ben elk een pepermunt van haar gekregen utft een zilveren doos«je, nietwaar Broer?" Maar de kleine jongen was nog zoo ver diept m zijn onderzoekingen, dat hij geen antwoord gaf. „Zij had zoo'n schik in Broer cn vond hem een lief ventje, maar wel wat teer", vertelde Babs verder, „en tegen mij zei ze, dat ik maar goed op hom moest passen. Toen ze wegging kreeg Broertje een zoen- en mij streek ze over 't haar. Als Annemarie er een visifte terugmaakt vraag ik of 'k mee magl" „Annemari'c- zal nu wel geen visites ma ken, zoo vlak voor de aanneming", zei Lotbie op gewichtigen toon; ,,dat doet men zoo niet. Tc Weet het van DoTa Kraiï9. Haar groote zuster wordt ook aangenomen. Antje is al aan haar nieuwe japon bezig en als die af is, komt ze hier om er een voor Annemarie le maken; dan blijft ze 's nachts óók slapen." Babs vergat baar w,ensch om dc mazelen te krijgen van blijdschap over dit bericht. Krom-Antje, dc naaister, was een groote vriendin van haar. Zij had zooveel vaai Moe der gehouden, bij wier loven ze veel was komen naaien, en vertelde zoo graag van haar. Babs, wier hartje snakte naar wat warme koestering, al verborg ze dit gewoon lijk achter wilde, ruwe manieren, zat don bij haar op een punt van dc tafel cn kon cr nooit genoeg van hooren. In 't bijzijn van Antje gaf zij rich geheel zooals ze was: een teergevoelig, klein meisje, dat Moeder zoo miste, en Antje maakte nooit misbruik van heit vertrouwen, dat hel kind in haar stelde. „Wanneer zou Antje komen, denk jc? Toe, loop eens gauw naar huis en vraag er Jans of Annemarie naar", kommandeerde Babs, dtf-e, als ze eenmaal wat in den zin'hnd, niet rustte, voordat ze het naadje van de kous wist. ,.Doe 't zelf maar", antwoordde Lottie, die zich op 't oogenblik meer voor haar poppen dan voor de naaister interesseerde. Zonider spreken duwde Babs haar een been onder den neus. „Heb-jij-al-hal-ve-kou-sen-aan?" vroeg Lottie op ger ©kten toon, terwijl ze haar oogeu wijd opensperde. Meteen stond ze op. „Tk ga dajdelijk naar Annemarie om haar te zeggen, dat ik 't flauw van haar vind ze wel aan jou t© geven en aan mij niet." Babs hield haar tegen. ,.Dat zal je wel la-ten. Tc Heb de mijne zelf gehaald; niemand weet er wat van, zie- je, en nu ka-n ik ook ndet naar buis." „Heelemaal niet? Nooit meer?" informeer de Broertje belangstellend en hij liet den seringentak varen om zich aan dfiflt nieuwe veld van onderzoek te wijden. „01 misschien wel a-ls het donker wordt?" „Wel eerder als jullie maar vóór me loo- pen, maar alleen kan ik zóó ndet gaan en daarom moet Lottie 't nu doen." „Als 'k geen halve kousen aan mag wil ik niet," sprak deze jonge» dame snibbig, terwijl rij zich ddeper in 't boschje terugtrok me» haar poppenkoffer. Babs ha.d haar op een Idee gebracht; ze wou nu al haar kinderen in 't zomergoed steken, maar daar niet ieder meer zoo gelukkig was een volledig stel te bezitten Annemarie kon nooit tijd vinden nieuwe kleertjes te maken vereischte dit voel overleg en moest zo er dus wel al haar aandacht bij bepalen. Broer bood zich nu als vrijwilliger aan: rijn diensten werden evenwel botweg afge slagen. „Och jongen, je zou heel vergeten terug te komen als Je thuis 't een of ander te binnen schoot, dat ken ik neen, geef ms jouw kousen maar even, dan zal ik zelf wel gaan", zei Babs na kort beraad. Het kerel tje keek bedenkelijk, hij schrikte altijd min of meer vtam haar plotselingen invallen muur wist 't wel, al spartelde hij eerst tegen, ten slotte deed hij toch wat zijn zusje van hero wou; dit was aJtijd zoo geweest. „Je* krijgt ze direct terug", sprak Babs aanmoedigend cn toen, om hem dc zaait aanlokkelijk voor te steJlen: „'t is juist heel prettig met bloote voeten in je schoenen te l'oopen aan 't strand doen zc 't ook 't is zoo leuk ails cr zaaul in komt!" Broers geziclutjc kolderde op. In een» oogwenk had hij schoenen cn kousen, uit en rende toen met dc schoenen aam de veters over zijn schouders bengelend nnar den zandhoop om cr strandje te spelen. Babs zag 't met een tevreden glimlach aan-, terwijl zij haur voeten in de luuar te kleine kousen wrong. Toen liep ze neuriënd door den zonnigen tuin naar huis met 't prettige bewustzijn, dat niemand nu iets op haar zou kunnen aanmerken. Dit over kwam ha-ar niet vaak. Ilct lage, breede, met klimop begroeide huls vaai dokter Dorens 1-a-g in den groot en tufiin als cc'n nestje iin 't groen, 't (Vogelnestje werd hel vaak in 't dorp genoemd en- dit was er een goede naam voor, want de kin deren, die cr uil- en inliepen, waren zoo vlug en levendig als vogeltjes. A nine mar ie was de oudste vaai het moodcr- looze troepje. lm het eind van 't vorige jaarl was ze vuil Zwitserland thuisgekomen, waar ze na haar schooltijd nog een poos „cn pemsi-on" was geweest en zou nu zoo was 't plan met hulp yan oude Jans de. zorg voor de huishouding op zich nemen. Dc om gang met dc nufjes in 't pensionaat had echter '1 eenvoudige dorpskind het hoofd op hol gebracht, zoodat zij zich heel moeie.lijüc kon schikken in de huiselijk© omgeving. Voor Vtidc*r was 't eerst wel een tcleurstel- lltoi.g geweest, loeri hij gezien had met hoe gering en lust A nawmarle haar taak begon cn boe weinig zc zich gaf aan broers cn zus jes. maar hij had zich getroost met de ge dachte, dal de ovcirgang ook groot was en Annemarie langzamerhand wel weer 't een voudige, hartelijke kind zou worden, dat ze vroeger was (geweest. Men moest moiarr wajt geduld met lunar hebben. De groote jon gens. Htan cn Diick, die in leeftijd op haar voigdlen-, waren in de» stad op school cn kwa men- alleen -votn 's Zaterdags tot 's Maandags t'huiiis; zij hadden er dus 't min-sl onder tc lijden. Erger was het voor de drie jonger© kinderen; zij waren juist in de jaren, dat ze deel aan ©cn oiudcrc zuster, die met takt met hem wist om le gaan. konden hebben, vooral Babs. Zooa-ls 't nat ging, groeiden ze vrijwel in T wilde op. Vader had liet veel te druk om zteh aan hen tc wijdten hij zag hen enkel aan dc maaltijden cn dilt nog niet eens eik-en dag en o-ude Jians vond, dat het al wól was, wanneer zij er voor zorgde, dat ze hun eten cn driPkcn op tijd hadden, hun kleeren geregeld schoon gehouden cn versteld werden en zij zelf straf kregen als ze iets ondeugends hadden uitgevoerd. Daaraan hield zij streng de hand; verder reikten haar begrippen van opvoedkunde trouwens ook niet. Babs» lag in bed, op klaarlichten dag, ter wijl' het buiten 't mooiste weer van de we reld was. Bn>ert}e ook, maar bij hem was er een geldige reden- voor: hij had zware kk>u gevat d-oor zijn spelen op bloolc voeten. De halve kousen hadden Babs nfiels gehin derd, zij was veel steviiger toch moest zij ook onder de wol blijven op bevel van Jams. Babs la'g haar gin even le -overdenken: 't Was allies Broertjes schuld geweest l Daar was me die dteonme jongen gislcren op IdooHe voeten naar huis komen loopen om water te hatlcn en emmers en een sohop voor zijn strandje spelen-; natuurlijk had Jans hem zoo gezien en waren de poppen met-een aan 't dansen geweest! Zc had ratet genist voord'at ze Broers kousen en nog wel aan E(a»bs' been-en gevotiuden had en toen was 't va-n kwaad lot erger gegaan. Bij de noodzakelijk daarop gevolgde ontdekking van Babs' eigenmachtig optreden, had Jans de handen in elkaar geslagen en de veron derstelling geopperd, dat ze nu morgen in een katoenen jurk zou vei-scliijmen. Babs had toen naar waarheid gezegd, dat ze dit ook van plan was geweest, maar door Jans was deze eerlijke bekentenis als brutaliteit opgevat; ze had haar nnar boven gezonden waar ze tot straf alleen had moeten eten. Vandaag was Jans' booze bui nog niet over geweest. Dit wa® wel te verontschuldigen als men bedacht, dat ze den heelen maehl had omgetobd met Broertje, die erg onrustig en koortsig was, maar natuurlijk zag Babs zoover niet. Zij vond, dat Jans „den pik" op haar had en werd in deze meening ver- srtcik-t, toen ze ma lal van seherrmitseli-ngen ten slotte naar bed was gestuurd. „Je hebt zeker ook wat onder de ledlen, dat je zoo ondeugend' bent", had Jans daarbij gezegd; „gelukkig dat 't Zaterdag is, nu kan je 't eens flink uitYoercrv." (Slot volgt) Van alles wat. Het Diamanten Kruis. ICarel II, koning wan Spanje, was nog geen vijftien iaar, toen hij op zijn weg een arme: ontmoette, dien hij het diamanten kruis, dat hij: oan den Jials droeg, toewierp. Niemand uit het gevolg scheen deze buitengewone vrij* geviglieid op le merken. Toen hij in de kerilc zat, bemerkten de hovelingen, dat de koning zijn kruis niet meer omhad en rij dachten dat liet hem ontstolen was. De arme, di© zich ook in dc kerk bevowl, riep onmiddellijk uit: „liter is hel kruis; dc koning heeft het mij zelf gegeven 1" De koining bevestigde dit. Men ltel den arme liet kruis ndet behouden, daar dit tot d© kroonjuwcclcn behoorde, doch er werd beslo- tlen, da-t. op welke wijze dc koning zijn giften ook uitdeelde, deze geëerbiedigd 1110'es- toiv worden. En daar het kruis zeer kostbaar was, werd den arme een groote. som geld uit betaald. Iets over caoutchouc. Als Jc op een regen- of sneeuwdug jc over* schoenen aantrekt, vóór jc nnar school gaat, misschien wel mopperend omdat jc die ver velende dingen aan moet doen van moeder, dan komt 't zeker niet in je op om die over schoenen als iets moois tc beschouwen. Hoogstens vindt je ze nuttig omdat zij je be waren voor natte voeten. Daarom is T wel eens aardig 0111 te weten dat liet eerste paar overschoenen, dat ooit gedragen werd, puur voor dc mooiigheid werd aangetrokken, en nog wel door iemand, die op receptie ging aan 't Ilofl 't Was de edelman Dc Maurepas, die de overschoenen cadeau had gekregen van Frcsneau, een Fransche ingenieur, 't Ilad Fresncau heel wat inocitc gekost om genoeg van die „elastiekc melk" tc verzamelen, 'dat hij er een paar schoenen van maken kon. Fresncau was de eerste, die op 't idee kwam om zoo iets van caoutchouc tc maken, maar de ontdekker van de caoutchouc was hij niet. Dat was een andere Franschmnn, de la Condaniine, die op een wetenschappelijke reis door Zuid Amerika 11 Juli 1713 hel vol gende in zijn dagboek schreef: „In de bos- schen van Quito vloeit een soort van hars, dat „cahuchu" genoemd wordt. Als het versch is, kan hel den vorm aannemen, dien men 't maar geven wil. Regen dringt er niet in door." Toen Dc la Condaminc twee jaar later te rug kwam, bracht hij wat van het „cahuchu" mcc cn liet het zien op de Academie tc Pa rijs. Dc leden van de Academie bekeken do nieuwigheid, zonder op een uilvinding le ko men als die van Fresncau, evenals een massa menschen naar een stoomenden ketel geke ken hadden, lang voordat James Watt door zoo'n stoomenden ketel op de uitvinding van de stoommachine kwam. Maar Fresncau wou meer weten van die „cahuchu". Hij tcckende dc vrucht en liet blad na, die Dc la Condami nc had meegebracht, cn nam deze teekenin- gen mee op zijn reis naar Guyana, waar hij de rivieren oproeide cn vriendschap sloot met de inboorlingen. Ilij liet hun zijn teckeningen zien cn vroeg af zij licm (lc hoornen, waar die vruchten cn bladeren aan groeiden, ook kon den wijzen. Eindelijk was hij zoo gelukkig die hoornen te vinden, en toen nam hij genoeg van de „elastieke melk" mee om er de schoenen van tc maken, waarmee De Maurepas zicli tooide voor zijn bezoek aan het Ilof. Dc Indische naam „cahuchu" is langzamer hand overgegaan in caoutchouc" en ieder kind kent nu deze elastische stof, waar zijn eerste popjes van gemaakt waren, en verder zijn hallen, zijn overschoenen, zijn fietsban den en wat niet al meer! Aan boorcB. Een natiutirlaiiiiuVgc heeft etudie gemaa-kt van <lc manier, waarop vicrvoet'ïgc dieren '/leb goJrngen op een aearci#. De ijsbeer is (/volgens hem) hot cenOgc dicar <L6 gnag een zeereisje maakt, en -zich aan (boord op z'n gemak voelt. Alle an-derc dieren looncn groote afkeer van -een tochtje fcc water, en «verzetten z^oli tegen het scheep-gaan, zooveel zij maar kannen. De tjjgcr lyót -er .vel 't moeste onder, diet zaen alleen van een «chip maakt h«n akelig, en «zoo lang de reie duurt, hu lt hii gedurig, niet o-Ueen mot «gerekte kreten, ma-ar cr -komen werkelijk tra nen uit zijn oogen. Paarden ku.inen alecht tegen een zeereis, cn sterven ddcwijls onderweg. Ossen hebbeu 't ook zwaar te verantwoorden. Olifanten zijn ook geen zeevaarders, maa-r geneeskundige bdbaisdcSug kan hun verlichting geven. Anneke Tanneke Tooverheks. Een van dc meisjes tpkclt zioh in den gang zóó toe, dat zij op een tooverheks lijkt, liefst met ©en bult (door ©en cape om tc doen, waar zij wat onder stopt). Als zij klaar is, klopt zij aan de kamerdeur. Binnen zijn de andere meisjes. Een is dc moeder en roept op 't klop-pen: „Wie is daar?" „Anneke Tannelc© Tooverheks. „Wat wou jc hebben?" vraagt de moeder. „Een stukje vuur", antwoordt dc toover heks, die nog op den drempel staat. „Dat beb ik niet." „Ik heb je schoorsteen zien rooken." „Dat was bij buurvrouw." „Dat jok je. Mag ik binnenkomen?" „Nee." „Met mijn laarzen?" „Nee.' „Met mijn houten klompen „Nee." „Met mijn glazen muiltjes?* .Ja." Anneke Tanneke komt "binnen, en zegt* „Wat heb je daar lieve kindertjes." „Wil je er een hebben?" „Ja." „Wat zal je ze te eten geven?'t „Al wat ze maar lusten." „Waar zal je ze te slapen leggen?** „Op kussentjes van veeren en beddekens van dons." „-Dat jok je", roept de moeder. „Rotten en muizen zal je ze geven en ®e op stroo laten slapen 1" Dan vangt het nazetten aan, want Anneke Tanneke wil een van de kinderen meene men, en moeder zegt: „kinders, helpt me om haar weg te jagen. Bij die jacht krij,gt Anneke Tanneke klop op haar bult, terwijl de kinderen roepen: „Rotten ©n muizen» dank iel"

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 7