00013 de iJea^d.
Vrienden voor bet Leven*
HOOFDSTUK V.
In de vacantie op scüo-ol
Gelukkig voor Cola volgde de vacanlie on
middellijk op het examen, dat over den jon
gen Italiaan zooveel schande ihad gébracht.
Slechts twee jongens, voor wie de reis te lang
•was, bleven op school. Archy en Cola. Voor
den eerste .was het een bittere teleurstelling,
toen hij de tijding ontving, dat hij liever niet
thuds moest komen. Hij had er zich zoo op
verheugd en Cola zoo "Keel verleid van dc berg
tochten, hel varen en visschen, waarmede hij
zich hoopte bezig te (hooiden, om nog niet eens
tc spreken van zijn kleine, zwarte pony,
waarmede hij zoo heerlijk over de hei kon
galoppeer-en. Arme Archy! Dit alles moest hij
nu opgeven om vijf lange weken op school te
blijven! Maar hij wist, dat het alleen was, om
dat zijn vader geen geld had en dc reis te
idiu-ur was en 'hij was ervan overtuigd, diail zijn
lieve moeder, wier trots Ibij was, en zijn zus
ter even teleurgesteld -zouiden zijn als hij zelf.
Bij het afscheid der andere jongens hield
hij zich f li nik, dioch toen zij allen vertrokken
waren, bekroop hem toch een gevoel van een
zaamheid.
„Vijf lange weken!" riep hij uit. „Wat zal
Ik uitvoeren?"
Zijn zucht werd beantwoord met een snik
uit een donkeren hoek van hert vertrek. Daar
zat de arme Cola. Niemand had cenige no
tatie van hem genomen. Arelhy zag, dal er
iemand was, die zich nóg ellendiger voelde
dan hij zelf. Hartelijk trnd hij op den jongen
toe.
„Kom, Cola, wees maar niet bedroefd. Ik
ga ook niet na-ar huis. Nu er toch niets aan
te doen is, moeten we ons er maar niet naar
o-ver maken. Ik weet zeker, dat het mijn moe
der erg spijten zal en ik denk de jouwe ook"
„Nee, haar niet!" riep Cola hartstochte
lijk uit. „Zij heeft me niet noodig."
Archy zed verbaasd: „En ik dacht, dat je
zooveel van haar hield?"
„Ja. dat deed ik ook, maa-r nu niet meer,
jomdat zij getrouwd is met een vreemdeling,
Iemand met een akeligen Russischcn naam.
£ij schrijft, dal ik niet thuis behoef te ko
nen. Thuis! Ik heb geen thuis meer!" Bij
leze laatste woorden li-et hij zijn tranen den
vrijen loop.
Archy liet zijn vriendje eerst uithuilen en
begon toen kalm met hem te praten. Het was
eigenaardig, welk een invloed de bedaarde
Archy op den opbruiseiidon Cola had. Hoe
wel zij in veel opzichten verschillend waren,
zochten zij elkaar steeds en oefenden zij eon
goeden invloed op elkander uit. Cola's warme
openhartigheid maakte Archy minder geslo
ten en het gezonde verstand van den laat
ste temperde de opvliegendheid van den jong
ste.
De twéé vriendjes brachten hun vacantie
veel prettiger door dan zij gedacht hadden.
Zij mankten heerlijke tochten in de prach
tige omstreken, lazen samen mooie boeken en
vertelden elkaar veel van hun vaderland. Nu
Cola met Archy alleen was, vertelde liij hem
van zijn ouderlijk huis en zijn kindermeid Mo-
na, van de wonderen van het prachtige Bo
rne. de schilderijen en standbeelden, die men
er -had. Hierover kon hij zoo uitwijden, dat
een scherper opmeriker dan Archy bepaald
aanleg iui hem vermoed zou hebben.
Doch al kon Archy niet altijd met Cola's
gevoelens meegaan, hij stelde toch veel be
lang in zijn verhalen. Weldra vatte Cola zelfs
moed om over het onderwerp te spreken, dat
dien eersten dag op school de vroolijkheid
van zijn kameraden had opgewekt. Hij deed
Archy menig verhaal over de familie Monli.
Biervoor had MTvaye veel sympathie, want
het was ook zijn zwak en hij wist Cola even
eens veel te vertellen.
Toch kwam in deze tgesprekken ihet verschil
In karakter duidelijk uit. Terwijl Cola de
roemrijke geschiedenis verhaalde der solda
ten, staatslieden of dichters uit zijn familie,
sprak Arch}r over de eerlijke mannen, dii-e met
handen, tong of pen of misschien met alle
drie gevochten hadden voor de rechten
van Schotland, mannen, die zich door eigen
kracht en volharding een plaats ïn het leven
hadden verworven.
„Maareigenlijk", kan Archy Cola aan het
eind van zoo n gesprek zeggen, ,4s het beter
door ci.geai streven -zijn weg te vinden dan oen
reeks gestorven voorouders te hebben".
Bijna voordat de jon-gens het wisten, waren
dc vijf weken verloopen en was de vacantie
voorbij. De andere jongens kwamen nu weer
terug en het schoolleven begon opnieuw. Er
waren eend,ge nieuwe -gezichten hij cn de
ouden hadden ellen ar veel ie vertellen. Geluk
kig voor Cola scheen de geschiedenis met het
Grieksche themaschrift geheel am het vergeet
boek tc zijn geraakt.
HOOFDSTUK VI.
De jonge carïcatuurteeötenaar.
Toen Gofla Monti een jaar bij mijnheer Bl-
Ticth op school was geweest, ha d hij zich een
goede plaats temidden van zijn kameraden ver
worven. Door zijn aanleg, gewilligheid cn
open, vroolijk karakter had hij aller harten
gewonnen. Wel kwamen deze goede hoedanig
heden niet dadelijk aan het lioht, doch zij
waren langzamerhand naar voren getreden.
Toen hij zijn luiheid eenmaal overwonnen
had, kon hij goed met de anderen meekomen
en nu hij niet langer geplaagd werd. kwam
zijn aangeboren blijmoedigheid hoven, zoodat
alle jongens eenparig verklaarden, dat er geen
Vroolijker baas was dan de jonge Italiaan.
Zelfs was Cola meer bemind dan zijn vriend
Archy. Iedereen mocht den gelijkmatigen, vol
hardenden Schot gaarne lijden, doch allen ver
kozen den vroolijken Italiaan als speelmak
ker en vertrouweling. Archibald bleef dezelfde
fvoor Cola en deze vereerde zijn vriend steeds
tneer. Nooit vergat hij den tijd, waarin Archy
zijn ©enige beschermer was geweest.
Op zekeren dag kwamen de jongens tot een
ontdekking, die den jongen Italiaan plotse-
bag tot het toppunt van populariteit voerde.
„Wat voer je toch uit, Koning Kool?" vroeg
Forster, de grappenmaker, terwijl hij Cola
bij zijn bijnaam noemde. „Heb je je sommen
nog niet af?"
„Jawel antwoordde Cola. „Ik amuseer me
maar".
„Laat eens zien."
„Wacht even", fluisterde Cola terug, „lot
dal de „baas" wes ds."
Toen het oogenblik daar was, liet Forsler
zijn lei zien, waarop ©en uitstekend gelijkend
caricaluur van den grappenmaker prijkte. Het
was inderdaad zoo goed nagebootst, dat men
het nauwelijks een caricutuur kon noemen.
Het wekte de algemeenc vroolijkheid op,
want niets vinden jongens zoo geestig als een
goed gelijkend canicatuiir, en Forsler werd
er niet boos om. Al was hij de leelijkste jon
gen, hij had iliet beste humeur.
Bravo, Koning KoolJc bent een gevaar
lijke man", riep hij uil. „Probeer nu Jacob
Lee eens."
„Ja, Lee, sta eens op", werd er geroepen
en Jacob, een verlegen, domme jongen met
een groolen neus en sluik haar, stond gewil
lig op. Op hem volgde een ander en Cola
waagde steeds meer.
„Wacht jongens i „ik zal den „baas"
teekenen.
Dal was het toppunt cn een oogenblik later
prijkte mijnheer iBirch op Cola's lei met al
zijn bijzonderheden: zijn Itoogen boord, zijn
steil haar en zijn bril. De gelijkenis was zoo
sprekend, dat dc jongens juichten. Zij maak
ten zoo'n lawaai en waren zoo in hun be
schouwingen verdiept, dat zij niet eerder be
merkten, dait de deur openging, vóór het ori
gineel van het portret over Cola's schouder
kee enzichzelf za-ff.
Dat was een vreeselijk oogenblik! De direc
teur fronste de wenkbrauwen, keek eerst de
jongens aan en toen weer op de led. Ik weet
niet, of het was, omdat zijin ij dolheid gevlei d
werd bij het zien van het cenige portret, dat
sinds hij volwassen was van hem gemaakt
was, dan wel omdat Cola's schets meer op het
oorwnronkelijke dan op een caricaluur geleek,
ni:mijnheer Birch glimlachte werkelijk,
hij m lachte
amuseeren jullie jc dus, jongens," zei
hij cin lelijk. Zijn gezicht stond vriendelijk cn
eenparig riepen d-e jongens uit.
„Neemt 11 ons niet kwalijk, mijnheer maar
vindt u inlet, dat het goed lijkt?"
„Stille! En veeg het uit!" zei de directeur
zoo ernstig mogelijk. „En een volgenden keer
meer eerbied voor je directeua*, Cola Monti!"
Mijnbeer Biereeh ging heen en vanaf dit
oogenblik was Co-la populair. Weldra maakte
zijn lei voor papier en krijt plaats.
De eigen aardigheden van alle jongens wer
den naar voren gebracht, van alle jongens
behalve van Archy. Cola was er niet toe te
bewegen een caricafuur van zijn vriend te
teekenen. Eindelijk begonnen de jongens hem
te plagen idóor tc zeggen, dat Ardhy's gezicht
hem zeker te moeilijk was.
„Geef me tien -minuten, dan zullen jullie
eens wat zien," antwoordde Cola.
Archibald keek donker, want hij werd niet
graag uitgelachen. Hij hield zich echter goed.
Cola maakte zijn schets of, maar het was
heelemaal geen caricaluur: .hel was een spre
kende gelijkenis vain Archy's nadenkend ge
zicht, zijn 'krullend haar en zijn rustige, ern
stige o ogen.
„Maar Cola, je bent een kunstenaar", rie
pen de jongens vol bewondering uit
„Cola glimlachte, zijn oogen straalden. ,J)at
hoop ik", dacht hij en vanaf dien dag téeken-
de hij geen oarioaturen meer.
Eens in de week kwam er iemand om de
ionigens teekenles te geven, doch de arme
plattelands-4 eekenm eest er kende niet veel
van zijn vak: de daken van zijn hutjes sche
nen altiid te zullen vallen, kinderen hadden
onmogelijk .groote hoofden en dames handen,
niet grooter dan hun neus.
„Waarom neem je geen les van mijnheer
White?" vroegen de jongens hem, doch Cola
was te troisch om te zeggen, dat zijn moeder
of liever haar gierige echtgenoot geen extra
onkosten toestond.
Na eenigen tijd begon het er echter voor
ziin talenten beter uit te "zien. Een der jon
gens kwam tot de ontdekking, da!t er een
t)laalwinkel in het dorp gekomen was. Voor
allen was dit iets nieuws; voor Cola echter
beteeken de het geluk. Het was een ware uit
komst voor den kleinen- Itabaan.
(Wordt vervolgd.)
Groote zus' taak.
door Ikrmanna.
't Was een heerlijke, zonnige dag in 't vroe
ge voorjaar, zoo'n dag, die je heelemaal zou
doen vergelen, dat het nog maar Maart was
en een ferme sneeuw- of hagelbui dus niets
ongewoons zou wezen. De musschen maak
ten een drukte van belang; ze plukten in,
hun veertjes en spreidden ze uit, opdat de
zon cr tusschen zou kunnen schijnen, tjilp
ten op hun manier 't hoogste lied uit om de
lieve lente te begroeten, vingen gauw wat
van de muggen, die 5n den zonneschijn op
en-neer dansten en dachten er geen oogen
blik aan, dat Maarische buien aan a«l deze
voorjaarspret spoedig een eind zouden kun
nen maken, onbezorgde luchtharten als ze
waren.
De kinderen, die in het seringienboschje
speelden, waren op dit punt net als de mus-
schen; voor hen was de lente wel echt ge
komen en ze genoten er volop van.
Broertje was op 't hek geklommen om een
seringentak naar zikh toe te trelckien en peu
terde nu aan de glimmende, zwellende knop
pen, in de hoop, dat de blatadjes, misschien
wel de bloemen o'ok hij was niet gauw
tevreden dan wait vlugger te voorschijn
zouden komen. Het kereltje had een onder
zoekenden geesl; daarvan kon zijn speelgoed
getuigenop den eersten dag den beste,
dat het in zijn handen- kwam, werd het al
losgeschroefd, opengedraaid, uit elkaar ge
nomen, en als het daar niet tegen kon, nu,
dan was 't gewoonweg een prul, waarnaar
hij ndet verder omkeek. Ze waren er thuis
al aam gewend, dat hij niets met rust kon
laten en zoo zag Babs, zijn zus, ddte anders
erg de' baas over hem speelde, het nu ook
miet de grootste kalmte aan hoe hij de lente
een handje hielp.
Babs lag languit op 't gras en zwaaide met
haar stev&ge beenem om te genieten van de
„halve kousen", die zij had weten te bemach
tigen uit de groote kast voor 't zomergoed,
op zolder. Daar zij het oude' Jans noch An-
ncmarie vooruit had gevraagd, hadden zij hel
haar ook niel kunnen verbieden. Babs vond
zichzelf bijzonder vernuftig, dat zij zoo mooi
dc gevaarlijke klippen van ongehoorzaam
heid had welen 0111 le zeilen, cn besloot,
aangemoedigd door dit sucoès, morgen een
katoenen jurk met korte mouwen aan tc
trekken. Zij wist wel waai* ze 'm vinden
moest en als Amncmario 'm niet wou strijken,
omdat ze nuiluurlijk weer geen tijd had, zou
ze 't wel zelf doen met Lotties poppenstrijk-
ijzcr. Waarvoor hadt je zomergoed als je 't
niet aantrok, wanneer het zomer was, daelit
Babs, die mei groote stappen door haar le-
voratje placht tc stormen cn dus nu al mid
den in den zomer was, terwijl een ander het
ternauwernood waagde nog maar aan de
lente te denken.
„Hó, toe nou", klaagde Lottie, toen een wat
forschc zwaai de poppek inde rem in gevaar
bracht, dale zc als een zotrgzaam moedertje
van de voorjaarslucht liet genieten. ,,Je kwam
met je voet tegen Lucie aam, Babs, en je
weet, dat het kind zoo gauw schrikt; dat
heeft zc uil de mazelen overgehouden", voeg
de zij cr op gewicht'igen loon bij, terwijl
ze, zonder op tc zien zoo was zc in hiaar
kleine familie verdiept een afwerende be-
wegi-hg maakte.
„Ilc wou, dat w ij de ma-zelen nu maar
eens kregen", zei Babs; „de helft van onze
klas heeft ze a.1 gehad. Wij krijgen nooit 's
zoo iels", en zc keek vea-ougelijkt.
,,Dait komt zeker, doordat vader dokter
is", zei Lottie blijmoedig; „nu, ik wou ook
liever niet dc mazelen hebben, daar is niks
aan-, dat weel ik wel van Berlha de Boer; je
moet in bed blijven cn je mag nilks."
„Toen Eva Loos de mazelen had, zat haar
Ma den hcclen dag bij haar on verwende
haar toch zóó, zc verleide haar verhaaltjes
en zong voor haar cn als Eef hoofdpijn had,
mocht zc legen haar aan liggen. En toon ze
better werd kwam dc oude Mevrouw van
de.11 Eikenhorst naar baar kijken cn bracht
bonbons en vruchten voor haar mee; Eef
heeft liet me zelf verteld", spnak Babs triom
fantelijk. ,,Wij worden nooit 's zoo verwend",
voegde zij er zachtjes bij.
.Als wij de mazelen hadden, zou Anne-
niprie toch niet bij ons komen zitten 0111 ons
verhaaltjes te vertellen en voor ons tc zin
gen", zei Lottie; „dat weet je evengoed als
ilk. Ann'emarie komt ons 's avonds niet eens
toestoppen, zooals Moeder vroeger deed. Nu
en Jans zou ook met bij ons kunnen zitten,
want die heeft het te druk Vader natuur
lijk ook en dat de oude Mevrouw van den
Eikenhorst zou komen, behoef je ook niet le
mecnen; ze vindt ons veel te wild."
„Toen ze hier laafsit een visite mankte
was ze toch erg aardig; jij was niet thuis,
Lottie, je speelde bij Dora Krans, maar
Broertje cn ik zijn binnen geweest en heb'
ben elk een pepermunt van haar gekregen
utft een zilveren doos«je, nietwaar Broer?"
Maar de kleine jongen was nog zoo ver
diept m zijn onderzoekingen, dat hij geen
antwoord gaf.
„Zij had zoo'n schik in Broer cn vond hem
een lief ventje, maar wel wat teer", vertelde
Babs verder, „en tegen mij zei ze, dat ik
maar goed op hom moest passen. Toen ze
wegging kreeg Broertje een zoen- en mij
streek ze over 't haar. Als Annemarie er
een visifte terugmaakt vraag ik of 'k mee
magl"
„Annemari'c- zal nu wel geen visites ma
ken, zoo vlak voor de aanneming", zei Lotbie
op gewichtigen toon; ,,dat doet men zoo
niet. Tc Weet het van DoTa Kraiï9. Haar
groote zuster wordt ook aangenomen.
Antje is al aan haar nieuwe japon bezig en
als die af is, komt ze hier om er een voor
Annemarie le maken; dan blijft ze 's nachts
óók slapen."
Babs vergat baar w,ensch om dc mazelen
te krijgen van blijdschap over dit bericht.
Krom-Antje, dc naaister, was een groote
vriendin van haar. Zij had zooveel vaai Moe
der gehouden, bij wier loven ze veel was
komen naaien, en vertelde zoo graag van
haar. Babs, wier hartje snakte naar wat
warme koestering, al verborg ze dit gewoon
lijk achter wilde, ruwe manieren, zat don bij
haar op een punt van dc tafel cn kon cr
nooit genoeg van hooren. In 't bijzijn van
Antje gaf zij rich geheel zooals ze was: een
teergevoelig, klein meisje, dat Moeder zoo
miste, en Antje maakte nooit misbruik
van heit vertrouwen, dat hel kind in haar
stelde.
„Wanneer zou Antje komen, denk jc? Toe,
loop eens gauw naar huis en vraag er Jans
of Annemarie naar", kommandeerde Babs,
dtf-e, als ze eenmaal wat in den zin'hnd, niet
rustte, voordat ze het naadje van de kous
wist.
,.Doe 't zelf maar", antwoordde Lottie, die
zich op 't oogenblik meer voor haar poppen
dan voor de naaister interesseerde.
Zonider spreken duwde Babs haar een
been onder den neus.
„Heb-jij-al-hal-ve-kou-sen-aan?" vroeg
Lottie op ger ©kten toon, terwijl ze haar
oogeu wijd opensperde. Meteen stond ze op.
„Tk ga dajdelijk naar Annemarie om haar te
zeggen, dat ik 't flauw van haar vind ze wel
aan jou t© geven en aan mij niet."
Babs hield haar tegen. ,.Dat zal je wel
la-ten. Tc Heb de mijne zelf gehaald; niemand
weet er wat van, zie- je, en nu ka-n ik ook
ndet naar buis."
„Heelemaal niet? Nooit meer?" informeer
de Broertje belangstellend en hij liet den
seringentak varen om zich aan dfiflt nieuwe
veld van onderzoek te wijden. „01 misschien
wel a-ls het donker wordt?"
„Wel eerder als jullie maar vóór me loo-
pen, maar alleen kan ik zóó ndet gaan en
daarom moet Lottie 't nu doen."
„Als 'k geen halve kousen aan mag wil ik
niet," sprak deze jonge» dame snibbig, terwijl
rij zich ddeper in 't boschje terugtrok me»
haar poppenkoffer. Babs ha.d haar op een
Idee gebracht; ze wou nu al haar kinderen
in 't zomergoed steken, maar daar niet ieder
meer zoo gelukkig was een volledig stel te
bezitten Annemarie kon nooit tijd vinden
nieuwe kleertjes te maken vereischte dit
voel overleg en moest zo er dus wel al haar
aandacht bij bepalen.
Broer bood zich nu als vrijwilliger aan:
rijn diensten werden evenwel botweg afge
slagen. „Och jongen, je zou heel vergeten
terug te komen als Je thuis 't een of ander
te binnen schoot, dat ken ik neen, geef ms
jouw kousen maar even, dan zal ik zelf wel
gaan", zei Babs na kort beraad. Het kerel
tje keek bedenkelijk, hij schrikte altijd min
of meer vtam haar plotselingen invallen muur
wist 't wel, al spartelde hij eerst tegen, ten
slotte deed hij toch wat zijn zusje van hero
wou; dit was aJtijd zoo geweest.
„Je* krijgt ze direct terug", sprak Babs
aanmoedigend cn toen, om hem dc zaait
aanlokkelijk voor te steJlen: „'t is juist heel
prettig met bloote voeten in je schoenen te
l'oopen aan 't strand doen zc 't ook
't is zoo leuk ails cr zaaul in komt!"
Broers geziclutjc kolderde op. In een»
oogwenk had hij schoenen cn kousen, uit en
rende toen met dc schoenen aam de veters
over zijn schouders bengelend nnar den
zandhoop om cr strandje te spelen.
Babs zag 't met een tevreden glimlach
aan-, terwijl zij haur voeten in de luuar te
kleine kousen wrong. Toen liep ze neuriënd
door den zonnigen tuin naar huis met
't prettige bewustzijn, dat niemand nu iets
op haar zou kunnen aanmerken. Dit over
kwam ha-ar niet vaak.
Ilct lage, breede, met klimop begroeide
huls vaai dokter Dorens 1-a-g in den groot en
tufiin als cc'n nestje iin 't groen, 't (Vogelnestje
werd hel vaak in 't dorp genoemd en- dit
was er een goede naam voor, want de kin
deren, die cr uil- en inliepen, waren zoo
vlug en levendig als vogeltjes.
A nine mar ie was de oudste vaai het moodcr-
looze troepje. lm het eind van 't vorige jaarl
was ze vuil Zwitserland thuisgekomen, waar
ze na haar schooltijd nog een poos „cn
pemsi-on" was geweest en zou nu zoo was
't plan met hulp yan oude Jans de. zorg
voor de huishouding op zich nemen. Dc om
gang met dc nufjes in 't pensionaat had
echter '1 eenvoudige dorpskind het hoofd op
hol gebracht, zoodat zij zich heel moeie.lijüc
kon schikken in de huiselijk© omgeving.
Voor Vtidc*r was 't eerst wel een tcleurstel-
lltoi.g geweest, loeri hij gezien had met hoe
gering en lust A nawmarle haar taak begon
cn boe weinig zc zich gaf aan broers cn zus
jes. maar hij had zich getroost met de ge
dachte, dal de ovcirgang ook groot was en
Annemarie langzamerhand wel weer 't een
voudige, hartelijke kind zou worden, dat
ze vroeger was (geweest. Men moest moiarr
wajt geduld met lunar hebben. De groote jon
gens. Htan cn Diick, die in leeftijd op haar
voigdlen-, waren in de» stad op school cn kwa
men- alleen -votn 's Zaterdags tot 's Maandags
t'huiiis; zij hadden er dus 't min-sl onder tc
lijden. Erger was het voor de drie jonger©
kinderen; zij waren juist in de jaren, dat ze
deel aan ©cn oiudcrc zuster, die met takt met
hem wist om le gaan. konden hebben, vooral
Babs. Zooa-ls 't nat ging, groeiden ze vrijwel
in T wilde op. Vader had liet veel te druk
om zteh aan hen tc wijdten hij zag hen
enkel aan dc maaltijden cn dilt nog niet
eens eik-en dag en o-ude Jians vond, dat
het al wól was, wanneer zij er voor zorgde,
dat ze hun eten cn driPkcn op tijd hadden,
hun kleeren geregeld schoon gehouden cn
versteld werden en zij zelf straf kregen als
ze iets ondeugends hadden uitgevoerd.
Daaraan hield zij streng de hand; verder
reikten haar begrippen van opvoedkunde
trouwens ook niet.
Babs» lag in bed, op klaarlichten dag, ter
wijl' het buiten 't mooiste weer van de we
reld was. Bn>ert}e ook, maar bij hem was
er een geldige reden- voor: hij had zware
kk>u gevat d-oor zijn spelen op bloolc voeten.
De halve kousen hadden Babs nfiels gehin
derd, zij was veel steviiger toch moest
zij ook onder de wol blijven op bevel van
Jams.
Babs la'g haar gin even le -overdenken:
't Was allies Broertjes schuld geweest l Daar
was me die dteonme jongen gislcren op
IdooHe voeten naar huis komen loopen om
water te hatlcn en emmers en een sohop
voor zijn strandje spelen-; natuurlijk had
Jans hem zoo gezien en waren de poppen
met-een aan 't dansen geweest! Zc had ratet
genist voord'at ze Broers kousen en nog
wel aan E(a»bs' been-en gevotiuden had en
toen was 't va-n kwaad lot erger gegaan. Bij
de noodzakelijk daarop gevolgde ontdekking
van Babs' eigenmachtig optreden, had Jans
de handen in elkaar geslagen en de veron
derstelling geopperd, dat ze nu morgen in
een katoenen jurk zou vei-scliijmen. Babs
had toen naar waarheid gezegd, dat ze dit
ook van plan was geweest, maar door Jans
was deze eerlijke bekentenis als brutaliteit
opgevat; ze had haar nnar boven gezonden
waar ze tot straf alleen had moeten eten.
Vandaag was Jans' booze bui nog niet over
geweest. Dit wa® wel te verontschuldigen
als men bedacht, dat ze den heelen maehl
had omgetobd met Broertje, die erg onrustig
en koortsig was, maar natuurlijk zag Babs
zoover niet. Zij vond, dat Jans „den pik" op
haar had en werd in deze meening ver-
srtcik-t, toen ze ma lal van seherrmitseli-ngen
ten slotte naar bed was gestuurd. „Je hebt
zeker ook wat onder de ledlen, dat je zoo
ondeugend' bent", had Jans daarbij gezegd;
„gelukkig dat 't Zaterdag is, nu kan je 't eens
flink uitYoercrv."
(Slot volgt)
Van alles wat.
Het Diamanten Kruis.
ICarel II, koning wan Spanje, was nog geen
vijftien iaar, toen hij op zijn weg een arme:
ontmoette, dien hij het diamanten kruis, dat
hij: oan den Jials droeg, toewierp. Niemand
uit het gevolg scheen deze buitengewone vrij*
geviglieid op le merken. Toen hij in de kerilc
zat, bemerkten de hovelingen, dat de koning
zijn kruis niet meer omhad en rij dachten
dat liet hem ontstolen was. De arme, di© zich
ook in dc kerk bevowl, riep onmiddellijk
uit: „liter is hel kruis; dc koning heeft het
mij zelf gegeven 1"
De koining bevestigde dit. Men ltel den
arme liet kruis ndet behouden, daar dit tot d©
kroonjuwcclcn behoorde, doch er werd beslo-
tlen, da-t. op welke wijze dc koning zijn
giften ook uitdeelde, deze geëerbiedigd 1110'es-
toiv worden. En daar het kruis zeer kostbaar
was, werd den arme een groote. som geld uit
betaald.
Iets over caoutchouc.
Als Jc op een regen- of sneeuwdug jc over*
schoenen aantrekt, vóór jc nnar school gaat,
misschien wel mopperend omdat jc die ver
velende dingen aan moet doen van moeder,
dan komt 't zeker niet in je op om die over
schoenen als iets moois tc beschouwen.
Hoogstens vindt je ze nuttig omdat zij je be
waren voor natte voeten. Daarom is T wel
eens aardig 0111 te weten dat liet eerste paar
overschoenen, dat ooit gedragen werd, puur
voor dc mooiigheid werd aangetrokken, en
nog wel door iemand, die op receptie ging
aan 't Ilofl 't Was de edelman Dc Maurepas,
die de overschoenen cadeau had gekregen
van Frcsneau, een Fransche ingenieur, 't Ilad
Fresncau heel wat inocitc gekost om genoeg
van die „elastiekc melk" tc verzamelen, 'dat
hij er een paar schoenen van maken kon.
Fresncau was de eerste, die op 't idee
kwam om zoo iets van caoutchouc tc maken,
maar de ontdekker van de caoutchouc was
hij niet. Dat was een andere Franschmnn, de
la Condaniine, die op een wetenschappelijke
reis door Zuid Amerika 11 Juli 1713 hel vol
gende in zijn dagboek schreef: „In de bos-
schen van Quito vloeit een soort van hars,
dat „cahuchu" genoemd wordt. Als het
versch is, kan hel den vorm aannemen, dien
men 't maar geven wil. Regen dringt er niet
in door."
Toen Dc la Condaminc twee jaar later te
rug kwam, bracht hij wat van het „cahuchu"
mcc cn liet het zien op de Academie tc Pa
rijs. Dc leden van de Academie bekeken do
nieuwigheid, zonder op een uilvinding le ko
men als die van Fresncau, evenals een massa
menschen naar een stoomenden ketel geke
ken hadden, lang voordat James Watt door
zoo'n stoomenden ketel op de uitvinding van
de stoommachine kwam. Maar Fresncau wou
meer weten van die „cahuchu". Hij tcckende
dc vrucht en liet blad na, die Dc la Condami
nc had meegebracht, cn nam deze teekenin-
gen mee op zijn reis naar Guyana, waar hij
de rivieren oproeide cn vriendschap sloot met
de inboorlingen. Ilij liet hun zijn teckeningen
zien cn vroeg af zij licm (lc hoornen, waar die
vruchten cn bladeren aan groeiden, ook kon
den wijzen.
Eindelijk was hij zoo gelukkig die hoornen
te vinden, en toen nam hij genoeg van de
„elastieke melk" mee om er de schoenen van
tc maken, waarmee De Maurepas zicli tooide
voor zijn bezoek aan het Ilof.
Dc Indische naam „cahuchu" is langzamer
hand overgegaan in caoutchouc" en ieder
kind kent nu deze elastische stof, waar zijn
eerste popjes van gemaakt waren, en verder
zijn hallen, zijn overschoenen, zijn fietsban
den en wat niet al meer!
Aan boorcB.
Een natiutirlaiiiiuVgc heeft etudie gemaa-kt van <lc
manier, waarop vicrvoet'ïgc dieren '/leb goJrngen
op een aearci#.
De ijsbeer is (/volgens hem) hot cenOgc dicar <L6
gnag een zeereisje maakt, en -zich aan (boord op
z'n gemak voelt. Alle an-derc dieren looncn groote
afkeer van -een tochtje fcc water, en «verzetten z^oli
tegen het scheep-gaan, zooveel zij maar kannen.
De tjjgcr lyót -er .vel 't moeste onder, diet zaen
alleen van een «chip maakt h«n akelig, en «zoo
lang de reie duurt, hu lt hii gedurig, niet o-Ueen
mot «gerekte kreten, ma-ar cr -komen werkelijk tra
nen uit zijn oogen.
Paarden ku.inen alecht tegen een zeereis, cn
sterven ddcwijls onderweg. Ossen hebbeu 't ook
zwaar te verantwoorden. Olifanten zijn ook geen
zeevaarders, maa-r geneeskundige bdbaisdcSug kan
hun verlichting geven.
Anneke Tanneke Tooverheks.
Een van dc meisjes tpkclt zioh in den gang
zóó toe, dat zij op een tooverheks lijkt, liefst
met ©en bult (door ©en cape om tc doen,
waar zij wat onder stopt). Als zij klaar is,
klopt zij aan de kamerdeur.
Binnen zijn de andere meisjes. Een is dc
moeder en roept op 't klop-pen: „Wie is
daar?"
„Anneke Tannelc© Tooverheks.
„Wat wou jc hebben?" vraagt de moeder.
„Een stukje vuur", antwoordt dc toover
heks, die nog op den drempel staat.
„Dat beb ik niet."
„Ik heb je schoorsteen zien rooken."
„Dat was bij buurvrouw."
„Dat jok je. Mag ik binnenkomen?"
„Nee."
„Met mijn laarzen?"
„Nee.'
„Met mijn houten klompen
„Nee."
„Met mijn glazen muiltjes?*
.Ja."
Anneke Tanneke komt "binnen, en zegt*
„Wat heb je daar lieve kindertjes."
„Wil je er een hebben?"
„Ja."
„Wat zal je ze te eten geven?'t
„Al wat ze maar lusten."
„Waar zal je ze te slapen leggen?**
„Op kussentjes van veeren en beddekens
van dons."
„-Dat jok je", roept de moeder. „Rotten
en muizen zal je ze geven en ®e op stroo
laten slapen 1"
Dan vangt het nazetten aan, want Anneke
Tanneke wil een van de kinderen meene
men, en moeder zegt: „kinders, helpt me
om haar weg te jagen. Bij die jacht krij,gt
Anneke Tanneke klop op haar bult, terwijl
de kinderen roepen: „Rotten ©n muizen»
dank iel"