Dinsdag 29 April 1913. BUITENLAND. FEUILLETON. Het Eeuwige Leven. N° 291 ABONNEMENTSPRIJS: PRIJS DER ADVERTENTIËN: Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - O.IO. -Afzonderlijke nummers Ö.05» Deze Courant versohijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Dienstaanbiedingen 25 cents bjj vooruitbetaling. Grooto lottors naar plaatsruimte. Voor linndol on bedrijf bostaan zoor voordoolige bepalingen tot het herhaald advortooron in dit Blad, bij abonnoment. Eene oirculairo, bevattende do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort ma ken bekend, dat het bureau van den Burgerlijken Stand op Hemelvaartsdag voor het publiek geopend zal zjjn des voormiddags van 8A tot 9 uur, uitsluitend tot het doen van aangUtea van geboorto of overlijden. De hiervoor noodige aanvrage moet geschieden aan bel gemeentehuis, mondeling of schriitclijk, uiterlijk tusschen 8 en 8j ure des v.s van dien dag. Amersfoort, den 28. April 1913. Burgemeester cn Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, J. B. JVERKMAN., v KANDWIJCK. Sïet Gouden Feest der Wet op het Middelbaar Ouderwijs. De Vereeniging van Leeraren bij het Mid- dclbaar Onderwijls, die bijna alle bij dit on derwijs werkzame leeraren omvat, zal den 3en Mei a.s. op feestelijke wijze het vijfjarig bestaan van de wet op het middelbaar on derwijs herdenken. De herdenking zal plaats hebben in den vorm van een buitengewone algemeene ver gadering, op genoemden datum des namid dags te 2i uur in het gebouw; Diligentia in Den Ilaag le houden. De voornaamste pun ten der agenda dezer vergadering zullen worden gevormd door de redevoeringen van twee „outsiders" van het middelbaar onder wijs, n.l. de heeren prof. dr. H. Burger, te Amsterdam, cn dr. D. Bos, lid van de Tweede Kamer der Stalen-Generaal. Niet alleen door deze beide redevoeringen, doch ook door de aanwezigheid van tal van autoriteiten op on derwijsgebied en van mannen, die op weten schappelijk gebied vooraan staan, belooft deze vergadering zeer belangrijk te worden. Het zij mij vergund hier ter plaatse cenige woorden te wijden aan de belangrijke ge beurtenis, die voor de bovengenoemde ver- eeniging de aanleiding tot deze "fëêsTëliJke bijeenkomst is geweest. De wet op het middelbaar onderwijs, ge geven den 2en Mei 1363, is, het is een alge meen bekend feit, het werk van minister J. R. Thorbecke. Een juiste, nauwkeurige definitie van wat onder middelbaar onderwijs dient te worden verstaan, geeft de wet nieter wordt in uit gedrukt, dat het omvat het onderwijs in de vakken, die gegeven worden aan de burger scholen, de hoogere burgerscholen, de land bouwscholen en de polytechnische school. Van deze verschillende scholen wil ik in het onderstaande alleen de hoogere burger scholen iets uitvoeriger bespreken. De be stemming, door den vader der wet oorspron kelijk aan de hoogere burgerscholen gegeven, heeft hij neergelegd in de volgende bewoor dingen: het middelbaar onderwijs omvat de vorming van die talrijke burgerij, welke, het Jager onderwijs te boven, naar algemeene kennis, beschaving en voorbereiding voor de onderscheidene bedrijven der nijvere maat schappij" tracht"; waaraan nog wordt toege voegd dat het „de nijvere maatschappij" niet enkel in hare richting op landbouw, fa- brieksvlijt of handel, maar in den meest uit- gebreiden zin genomen, daarbij blijkbaar ora kennis der tegenwoordige wereld en om toe passing op economische en technische dien sten te doen is. De geschiedenis der hoogere burgerscholen leert, dat deze scholen niet alleen hebben vol daan aan datgene, wat Thorbecke zich daar van had voorgesteld, doch dat zij bovendien geschikte opleidingsscholen bleken te zijn in vele gevallen, waai- dit door hem niet bedoeld en evenmin vermoed werd. Ik herinner daartoe aan hel feit, dat krachtens de wet van 26 December 1878 de voorbereiding van hen, die voor arts of apotheker willen siu- deeren o.a. aan de hoogere burgerscholen kan geschieden. In deze wet van 1868 werden meerdere mogelijkheden aangegeven om zich voor de bedoelde studiën voor te bereiden; deze zijn echter in den loop der tijden alle vervallen; alleen de voorbereiding door de hoogere burgerscholen is behouden gebleven. Dat dit oorspronkelijk door Thorbecke in 't geheel niet werd bedoeld, blijkc uil de na volgende aanhaling uit de memorie van toe lichting der wet, waarin wordt gezegd: „Gaat men dus het onderwerp in zijnen aard, de sloffe en de bestemming Van het onderwijs na, dan zal opnieuw blijken, dat daarvoor bijzondere instellingen, anders ingerigt en van een andere strekking dan die welke naar de universiteiten voert, worden vereischt", alsmede uit de volgende„Voor hen die de militaire geneeskundige school wenschen le bezoeken, zal een goed ingerigt gymnasium dc meest geschikte gelegenheid lot voorberei ding zijn, evenzeer als voor hen, die hunne geneeskundige studiën aan een hoogeschool of aan cén klinische school willen volbren gen." Om nog één voorbeeld te noemen zij er op gewezen, dat sedert eenige jaren het eind diploma der hoogere burgerschool aan zijn bezitter den weg -naar de Koninklijke oVIili- taire Academie en naar het Instituut voor da Marine opent. - Het aantal artsen en apothekers, die langs de hoogere burgerschool de universiteit zijn binnengeg£*ufi, Is ICgtO. Hunne pTacstalies tij dens hun verblijf aan de Academie hebben gemiddeld nooit achtergestaan bij die van hen, die een anderen opleidingsweg hebben gevolgdde hoogste, voor deze takken van wetenschap te bereiken, ambten zijn door meerderen hunner bereikt, en toch blijft hunne opleiding aan de hoogere burgerschool hun gedurende hun ganschen studietijd als een Kaln's-teeken op het voorhoofd geschre ven. Zij worden aan de universiteit geduld, maar in geenen deele als gelijkgerechtigd be schouwd met diegenen, die langs anderen weg den tempel der wetenschap zijn binnenge treden. De oud-hoogere burgerscholier mag geen academische examens doen, hij doet staats-cxamensen wat veel ergerlijker is, de universiteit keurt hem den doctors-titel niet waardig. Hij moge de bekwaamste en knapste medicus ter wereld zijn, het behalen van den doctors-bul is voor hem niet wegge legd. Wil hij zich deze verwerven, dan dient hij zich in den vreemde te verschaffen dat gene, wat zijn eigen vaderland hem, trots al zijn bekwaamheid en al zijn kundigheden, niet geven wil. Reeds van hunne oprichting af hebben de hoogere "burgerscholen een voortdurende S3inpathie gevonden hij een groot deel van hel Nederlandsche volk; het is een niet te weerleggen feit, dat het middelbaar onderwijs voor ons volksbestaan in den loop der tijden bijna even onmisbaar is geworden als het lager onderwijs. Hiervoor mogen o.a. enkele cijfers en feiten als bewijs dienen: Er be staan thans in ons land 49 hoogere burger scholen nn-t vijfjarigen en 26 met driejarigen cursus, allen door Rijk of Gemeente opge richt cn in stand gehouden. Het totaal aan tal leerlingen der eerstgenoemde scholen be draagt meer dan 9000, dat der in de tweede plaats genoemde ruim 3500. Het aantal jongelieden, dal het eindexamen der hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus aflegde, bedroeg in het jaar 1910 het getal 1317, een cijfer nog in geen enkel jaar vóór dien bereikt. Opmerkelijk is het, dat het aantal candidaleri voor het eindexamen met den loop der jaren van af de oprichting der hoogere burgerscholen regelmatig toe neemt, Na verwerving van het eind-diploma staan voor de oud-hoogcre burgerscholieren de meest verschillende wegen open, o.a. de Tech nische Hoogeschool, de Universiteit voor arts, apotheker en tandarts, de hoogere land en tuinbouwschool, de Koninklijke Militaire Academie en het Instituut voor Marine, amb tenaars-betrekkingen, het notariaat, handel en nijverheid, de veeartsenijschool, voor ad- spirant-landmeter, voor hoogere Indische be stuursambtenaren, enz. enz. Uit deze cijfers en feiten moge blijken, dat hel onderwijs, aan de hoogere burgerscholen gegeven, door tal van Nederlandsche ouders voor hunne kinderen wordt verlangd en dat dit onderwijs voor zijne leerlingen den weg naar velerlei ambten en beroepen opent. Als men dit alles bedenkt, dan zal het zeker bevreemding wekken, wanneer men daar mede vergelijkt het resultaat, waartoe de Staatscommissie tot reorganisatie van het onderwijs, ingesteld bij Koninklijk besluit van 21 Maart 1903, no. 49, blijkens het door haar in 1910 uitgebrachte rapport, gekomen is. In dit rapport wordt o.a. beweerd: „Het tegenwoordige middelbaar onderwijs kan dus slechts in zeer beperkten zin algemeen ont wikkelend worden genoemVlhet is evenzeer vak-onderwijs, wel niet voor één enkel vak, maar dan toch voor een groep van vakken". Hoe groot deze groep van vakken is moge blijken uit het boven opgesomde lijstje I Algemeene ontwikkeling is een vage term en wordt heel vaak als een dik woord en als een dooddoener gebruikt; doch ik zie onze artsen, officieren, notarissen en zoovele an deren toch wel vreemd opkijken, wanneer hun toegevoegd wordt, dat ze' óf niet alge meen ontwikkeld óf dit slechts in zeer be perkten zin zijn, zoo ze hunne voor-oplei ding „maar" aan een hoogere burgerschool hebben genoten. De bedoelde Staatscommissie is tot de con clusie gekomen, dat de hoogere burgerschool dient te verdwijnen, om plaats te maken voor het lyceum; een inrichting, die o.a. van de hoogere burgerschool daardoor zal verschil len, dat al hare leerlingen een cursus van minstens twee jaren in de Latijnsche taal die nen te volgen. Het is hier niet de plaats om verder op de plannen der Staatscommissie in te gaan; ver meld dient alleen te worden, dat in de krin gen van de leeraren bij het middelbaar on derwijs deze plannen hoegenaamd geen weer klank hebben gevonden. Het zou een stap achteruit zijn in de ont wikkeling van ons onderwijs, zoo ooit de ideeën der Staatscommissie te dezer zake tot wel mochten worden. Moge daarvoor ons Nederlandsche volk be waard worden, en moge het de hoogere bur gerscholen gegeven zijn nog lange jaren het hare bij te dragen tot de ontwikkeling, den bloei en den voorspoed van ons vaderland. Waar er hier in deze gemeente sedert 1871 een hoogere burgerschool met vijfjarigen cur sus bestaat, die zich mag beroemen op een groot aantal oud-leerlingen, thans op de meest verschillende wijzen in dc maatschap pij nul tig werkzaam, daar kwam het mij ge- wenscht voor om ook in de hier ter plaatse verschijnende bladen de aandacht der lezers op het Gouden Feest der Wet op het Middel baar Onderwijs le vestigen. Dr. P. G. TIDDENS. Politiek Overzicht Het raadsel van Skutari. Zonderlinge berichten zijn er gekomen over Skutari. De verhalen, die uit Cettinje zijn verspreid over een nachtelijken aanval, waarin eenige duizenden belegeraars en be legerden in een gevecht van man tegen man het leven hebben gelalen, worden naar het rijk van dc fabelen verwezen. Zij zijn uitge broed met de bedoeling de wereld te mislei den. In werkelijkheid heeft niet wapenge weld maar list Skutari in handen van de Montenegrijnen gebracht. Bijna zou die list nog zijn mislukt, toen Essad Pacha, die door de belegeraars geheel onkundig was gelaten van wat er in de buitenwereld omging, van den door hem als parlementair gezonden officier vernam, dat de Serven niet meer mee deden aan het beleg. Maar hij trok van die wetenschap partij ora zijne voorwaarden voor de overgave van de vesting in zijn voor deel te veranderen, en Koning Nikita, die tot geen prijs zich de gunstige gelegenheid wilde laten -ontgaan om Skutari in zijne macht le krijgen, haastte zich om toe tc staan wat werd verlangd. Zoo heeft Essad Pacha aan het einde van het beleg van Skutari do stad verlaten aan het hoofd van een slagvaardig leger, met geweren en kanonnen uitgerust en voorzien van de voor do bediening der wa penen benoodigde munitie. Van zulle eene ca pitulatie zal men niet gemakkelijk een twee de voorbeeld vinden. inlusschen, het zij dan door geweld of door hst geschied, het feit is, dat Skutari in han den van de Montenegrijnen is cn dat zij zich niet gezind toonen het weer prijs te geven. Dat is in strijd met het besluit van de mo gendheden, die zijn overeengekomen, dat Skutari Albaneesch moet worden, en 't er over eens zijn, dat de overgave van Skutari aan de Montenegrijnen geen verandering kan brengen in hun besluit over het lot van dc stad. De vraag is echter nu, hoe men ge daan zal krijgen, dat dit besluit wordt nar gekomen i door minnelijke overreding, door aanwending van geweld of door schadeloos^ stelling van Montenegro. Staatssecretaris von Jagow, het hoofd van het Duitsche departe ment van buitenlandschc zaken, heeft ver leden Zaterdag in den rijksdag verklaard, dal Skutari niet Montenegrijnsch mag blijven. Ilij beeft gezegd, dat Koning Nikita zal worden uitgenoodigd dc stad te ontruimen; maar hij heeft zich niet kunnen uitlaten over de maat regelen, die Europa zal nemen als daaraan geen gevoig wordt gegeven, en over de vraag hoe lang de mogendheden geduld zullen oefe nen hij heeft alleen gezegd, dat daarover zal zijn te beraadslagen. Sedert is een gezamenlijke stap van da mogendheden in Cettinje geschied. Die is be antwoord door Montenegro met de opmer king, dat dc drukte van het Paaschfecst vooralsnog bclétle er aandacht aan tc ge ven. Dat bescheid is natuurlijk niet anders op te vatten dan als een uitvlucht. Wat zullen da mogendheden nu doen? In Wecnen slaat men een zeer krachtigen toon aan met het doel om de overige mogendheden tot spoedig handelen le bewegen. Wat zal er nu verder gebeuren? Geven de onthullingen, die zijn gedaan over de omstan digheden waaronder dc overgave van Skutari is geschied, misschien den draad aan, waar langs de oplossing van dit raadsel is tc zoe- Iten? Er zijn aan den Balkon zoovele verras sende dingen gebeurd, dat die gedachte niet zonder meer kan worden afgewezen en dal al thans de vraag aandacht verdient of bij do onderhandelingen over de overgave van Sku tari ook de wensch om voor Albanië eene op lossing te vinden, eene rol heeft gespeeld. Gis teren hebben wij als gerucht vermeld, dat Essad Pacha, de verdediger van Skutari, op het punt staat zich tot vorst van Albanië te laten uitroepen. Dit gerucht heeft bevestiging gevonden in het gisterenavond opgenomcü bericht van de Daily Mail uit Belgrado, dat Essad Pacha met zijne uit Skutari afkomstige troepen Tirana nadert, waar hij zich, volgens een in Skutari uitgebroed plan, zal laten uit roepen tot Koning van Albanië. Volgens dc bijzonderheden, die de Daily Mail over dit plan mededeelt, zou een der ondcrdeelen daar van zijn, dat Montenegro tegemoet komt aan het verlangen der mogendheden, dat Skutari Albaneesch zal worden; eene gewijzigde grens regeling zou Montenegro voor dit offer com» penseeren. De Vossische Zlg. zegt van dit ge rucht, dat hot veel waarschijnlijkheid vooï zicli heeft; zij schrijft: „Essad Pacha is zelf Albanees. Van geloof is hij mohammedaan. Hij begeeft zich aan het hoofd van zijne troepenmacht, waarvoor hi) van de belegeraars vrijen aftocht heeft bedon gen, naar zijne vaderstad Tirana, die ten noordwesten van Elbassan ligt. Bij Tirana lig gen de goederen van Essad Pacha. Hij is een van de meest gegoede mannen van Albanië} volgens Alhaneesche begrippen beschikt hij over een aanzienlijk vermogen en inkomen. Een Europecsche prins zou als vorst van Aiba» nië op een onvergelijkelijk grooteren voet moeten leven dan Essad Pacha, dio nauwelijks zijne levensbehoeften zou behoeven te veran deren. Hij is op dit oogenblik de eenige man in Albanië, die over eene strijdmacht van be» teekenis, die nog actief is, beschikt. En, wat van veel gewicht is: hij kan'haar ook betalen. In werkelijkheid Is Essad Pacha met zijne ge weren en kanonnen tegenwoordig meester van Overal waar een grootc geest zijn gedach ten uitspreekt, daar rijst ook een kruisheu- vel voor hem op. Een Roman van Liefde, 47 DOOR MARIE CORELLL Ik deed geen moeite te antwoordden. De Witte zeilen van de „Droom" kwamen steeds nader over de gladde vlakte van het door de zon beschenen water en toen het naderde werd mijn hart warm van dankbaarheid. Het leven had weer iets blijds! cfe wereld was niet langer leeg! Het schip leek mij een schoone gevleugelde geest, die tot mij kwam, niet de stralende verzekerdheid van hoop en troost en ik verloor alle vrees, alle droef heid, alle voorgevoelens, toen het gaandeweg £net een zwaai naast ons kwam, na den ge- niakkelijken triomf, die op ons was behaald. Onze'bemanning verzamelde zich om het wel kom te heeten en juichte het krachtig toe. Santoris, die op het dek stond, beantwoord-» de de groeten, die hem werden gebracht en Weldra lagen de schepen weer op hun vorige ankerplaats. Toen de opwinding voorbij was, Bing ik naar mijn kajuit om wat uit te rus- Jen, voordat ik mij kleedde voor het diner ton boord van de „Droom", waartoe wij allen waren uitgenoodigd; terwijl ik op de sofa lag le lezen klopte Catherine Ilarland aan mijn deur en verzocht binnen te moffen ko men. Ik liet haar dadelijk toe, met een onge duldige beweging viel zij in een leuningstoel neer. „Al dit jachten verveelt mijl" zeide zij knorrig. „Het amuseert mij niet!" „Dat spijt mijl" antwoordde ik. „Indien dat uw gevoelen is, waarom maakt gij er dan niet dadelijk een einde aan?" „O, het is een gril van vader!" antwoordde zij. „En als hij eenmaal iets heeft bepaald is er geen verwikken aan. Een ding ben ik echter vast besloten en dat is..,," zij zweeg en keek mij zonderling aan. Ik beantwoordde haar blik vragend. „En dat is „Zoo ver mogelijk van dat vreeselijk jacht „De Droom" en zijn eigenaar te gaan!" ant woordde zij. „Die man is een duivel!" Ilc lachte. Ik kon het niet helpen, dat ik lachte. Het oordeel, dat zij had gevormd over iemand, die zoo ver boven haar stond als Santoris, vond ik meer belachelijk dan laak baar. Ik hoor vaak het haastig en dwaas oor deel van bekrompen en onverstandige perso nen over mannen en vrouwen van hooge ont wikkeling en groot, geestelijk vermogen; dat zij dus niet verheven was boven de gewone meerderheid, vermaakte mij eerder dan dat het mij hinderde. Maar mijn lachen maakte haar eensklaps boos. „Waarom lacht gij?" woeg zij. „Gij ziet er precies als een heidin uit in die kanten japon in uw rustklced en met al uw haar los om u heen! En uw lach is een heidensche lachl" Ik was zoo verbaasd over haar dwaze ma nier van spreken, dat ik in het eerst geen woorden kon vinden. Zij keek mij met een harde uitdrukking ontstemd aan. „Zoo komt het," vervolgde zij, „dat gij het leven prettig vindt: Heidenen vonden het al tijd zoo. Zij maakten pret in de zon en open lucht en vonden allerhande verontschuldigin gen voor hun eigen fouten, wanneer zij er slechts genoegen door hadden. Dat is precies uw aard. En zij lachten over ernstige zaken, precies als gij De spiegel toonde mij mijn eigen beeld en ik zag dat ik nog glimlachte. „Lach ik over ernstige dingen?" vroeg ik. „Lieve juffrouw Harland, ik ben er mij niet van bewust. Maar ik kan den heer Santoris niet als een „duivel" beschouwen!" „Hij is het toch!" Zij knikte nadenkend met'het hoofd. „En al die dwaze meeningen, die hij koestert en gij doet het zelfde zijn duivelsch! Indien gij tot de katholieke kerk behoordet, zou u niet worden toege staan, dat gij er zulke slechte theorieën op nahieldt." „Gelukkig kan de katholieke kerk de ge dachten niet controleeren!" antwoordde ik, „zelfs niet de gedachten haper eigen kinde ren! En sommige dogma's van de kerk van Rome zijn godslasterlijker en barbaarscher dan al het heidendom van de oude wereld. Zeg mij, welke zijn mijn slechte denkbeel den?" „O, Ik weet het niet!" antwoordde zij wei felend. „Gij gelooft, dat er geen dood is en dat wij allen onze eigen ziekten en ongeluk ken maken en ik heb u hooren zeggen, dat de gedachte van Eeuwige straf dwaasheid is zoo z^jt gij in opzicht even slecht als vader, die verzekert dat er in het Heelal niets dan gas en atomen zijn geen God, in het geheel niets, gij zijt werkelijk een even groot athe ist als hij! iDr. Brayle zegt het." Ik was vlak voor haar gaan staan, maar nu nam ik mijn liggende houding op de sofa weer in en keek haar eenigszins minachtend aan. ,jDr. Brayle zegt het," herhaalde ik, „om de meening van dr. Brayle behocit men al het minst van alles te geven! Als gij werkelijk in duivels gelooft, dan is hij er een voor u!" „Hoe kunt gij zoo iets zeggen?" riep zij toornig uit. „Welk recht hebt gij „Hoe kon hij mij een atheïst noemen?'' vroeg ik, „welk recht heeft hij over mij te oordeelen?" De blos verliet haar wangen en vrees spie gelde zich plotseling in haar oogen. ,4tijk mij zoo niet aan!" zeide zij bijna flui sterend. Het herinnert mij aan een vreeselij- ken droom, dien ik heb gehad." Zij wachtte even, „zal ik hem u vertellen?" Be knikte onverschillig, maar sloeg haar toch nieuwsgierig gade. Iets in haar hard ge laat verried plotseling onwillekeurig ver trouwen. „Ik droomde dat ik in het atelier van een schilder was en zag hoe twee heden stierven, een man en een vrouw. De man geleek op Santoris, de vrouw op ut Zij waren doorsto ken en de vrouw hing aan het lichaam van den man. Dr. Brayle stond naast mij en keek er ook naar, maar het tooneel was vreemd voor mij en de kleeren, welke wij droegen, waren allen uit vroegeren tijd. Ik zeide tegen dr. Brayle: „Wij hebben hen gedoodI" en hij antwoordde; „Ja! Zij zijn beter dood dan le vend I" Het was een afschuwelijke droonfl; Het scheen zoo waar. Sinds dien ben ik aittyq bang geweest voor dien Santoris en voor ui'1 Een oogenblik was ik niet tot spreken it* 6taat! Een herinnering, waaraan lk gcerf uiting durfde geven, overviel mij, het scheen te onwaarschijnlijk. „Ik heb een zenuwaanval gehad," vervolgen zij huiverend, „en daarom zeg ik, dat dit Ulw stapje met het jacht mij verveelt Het is een nachtmerrie voor mij gewordenI" Ik lag op de sofa en keek haar medelijdend aan. „Waarom maakt gij er dan geen eind* aan?" zeide ik, „of waarom laat gij mij niei vertreikken? Ik ben het, die u op de een ol( andere manier onaangenaam ben geweest ecf ik verzeker u, dat het mijl spijt! Gij en de heeij Harland zijn heel vriendelijk voor mij go* wcest en gedurende bijna veertien dagen ben ik uw gast geweest, dat is meer dan genoed vacantie, zet mij aan land, waar gij wilt en iN zal naar huis gaan en u uit den weg blijvem Kan u dat geruststellen?1' ,Jk weet het niet," zeide zdj' met een korf kribbig zuchtje. „Alles is zoo vreemd gegaan.'1' Zij zweeg en keek mij aan. „Ja, gij hc.-t het gezicht van die vrouw, die ik in mijn droom zag! en gij hebt mij altijd doen denken aan....1 Ik zuchtte. Zij scheen bevreesd om verder, te gaan. „Wiell* zeide ik zoo kalm mogelijk, „gW voort met hetgeen gij wildet zeggen 1" Wordt vtrvolffd*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 1