0oop de iJecigd. Vrienden voor hei Leven. HOOFDSTUK XIX. Eindelijk succes. De arme, jonige kunstenaar lag verschei- jdenc weken hard ziek. Gedurende de ge heel© maand April wist hij niet goed, wat er om hem heen gebeurde. Zijn -».verspan- jotcn hersenen schenen geheel versuft; hij fvroeg niet naar zijn schilderij en scheen «alles vergert.cn] te zijn. Misschien was dcz^ (vergetelheid in één opzicht gelukkig, daar het hem die spanning benam. Cola werd gedurende zijn ziekte uitsteker 1 verzorgd. Hoe kon het ook anders, met Se-ppi als verpleger en Archy als vriend? Deze beiden waakten vol liefde over hem en de eerste gunde zich drug noch nacht rust. {Eindelijk ko«n de ziek© in Arohy's sterke armen naar beneden worden gedragen, op de voeten gevolgd door Seppd, dli'e een half dozijn kussen droeg en bijnai schreide vod gelulk. Het was een heerlijke avond in het eind Kan April en de kamer Coda kaïd sinds ©enige weken betere vertrekken zag er vrooldjk en gezellig uit. Overal sfonden Vtoorjaarsbloetmien, daar door Seppi neerge zet. Ook haid hij zorggedragen, dat de ver schillende schilderbeiLOodigdheden op hun plaats laigen; de in zoo langen tijid niet ge- bruikten ezel stond in een hoek. Cola keek dankbaar rond en zijn oogen bleven op den ezel rusten. Ilij had zijn hoofd zwak als dut van een liind -- op Archy's schouder laten zakken en barstte ir tramen' uit. Na dezen avond kwam hij 1 -jigzamerkand weer op krachten. Hij was "eduldiig en volg zaam en toonde niet veel spanning «wer ":!'n schilderij*, hij sprak er slechts zelden over, totdat de tentoonstelling geopend werd. Toen werd hij onrustig en vroeg hij ^v** wanneer hij eens probeeren mocht naar d lAca-diemle te gaan. ,,Ik weet, dut jij overdaig niet kunt, Archy, en dk durf ook niet hopen, <®-t se-il- derij aangenomen is. Het zou grooter geluk zijn dam ik verdiende. Ik, die mezelf zoo ziek ma-akte en jou en Seppi zooveel last bezorgde. Maar ik zou het toch zoo graag willen wetten." „.Te zult h-et weten, Cola; je moet zelf gaan kijken» zoodra je daartoe in slaat bent," ant woordde Archy. Twee of drie dagen later kwaan Archy op gewekter dan ooit binnen. „Jij gaat vandaag eens uit rijlden, Cola", zei hij vroolijk. ,,Lk heb een dag vrij-af gekre gen cin dien zullen we niu eens goed beste lden'. Er staat een rijtuig voor de deur, maak (je dus maar gauw klaar." ,TIoö vriendelijk van je, Archy, om dadelijk te kennen en nog wel een rij,tuig te bestellen pok." Zij reden d'oor de pairken en de heerlijke iMe-iiluciht bracht een blosje -op de wangen ivam den jongen schilder. Doch toen zij door fcle s tra lien van Lo-nden reden en voor de IA cade male stilhielden, werd Cola doodsbleek ten begon hij te beven. Archy sprak hem moed ïn. „Houd je flink, Cola-, en hoop er het beste wam!" fluisterde hij, terwijl hij zijn airm door dien ram zijln vriend stak en hem naar bin nen leidde. „Arohy, weet jij er doms lets van?" mom pelde Col ai zenuwachtig. „Ik zeg ndlets, je moot zelf maar eens kij- •11"* luidde het antwoord. Zij betraden één der kleinere vertrekken cn daar hing, prachtig belicht, de dierbare schilderij,, die kalm op den verwarden Cola scheen neer te zien. „Heb je geen lubt teen rondedamsje te doen?" riep Archy uit, op zijn gewone ma nier met een grap de ontroering wegpraw land, waarmee Cola te kampen had en die hem ook niet wij liet. Zij zochten een bank, want de arme, jon ge mam kcxn spreken nog staan. Ee-nige mi nuten later hoorden zij plot-selling de stem ran miiinheer Crome, die vol lof ön geluk- wenseh'em was. ,,Ik lieb bovendien goed nieuws", zei hij. .Laa t ik j e mogen» voorst ellen aam iemand, die je schilderij wensaht tie koop en en een pendant er van tie bestellen. Em al ben je nog jong. laat mij je nog -eens mogen zeggen, dat ,ge een groot kunstenaar ziji." „Wal ze.g je daar wel ran. Cola?" vroeg Archy, toen zij weer naar huis reden. Co-la vouwde de handen. „God zij rtedankt!" was al, wat hij zeggen Icon. HOOFDSTUK XX. Slot. Ik heb weinig meer Oe ver lellen, wamt Cola tvfonHil is nog jong en het meest begaafde jongmensch moeit ja-ren lang bard werken, vóór hij een groot schilder is. Onze Italiaan volgt het spoor ram vele zij ner beroemde lamdgenooien. Ilij studeert liard en' legt ziek met hart en ziel op zijn kunst tote. Hiet volgend jaar hoopt hij met fcij-n trouwe Seppi naar Rome te gaan. Als ge den jongen kunstenaar naar huis wilt volgen-, zult ge hem in een aardig huisje aiem binnengaan, dat silnds eendgem tijd zijn eigendom is geworden. H-et gaat hem goed en hij toomt, dait in weerwil ran mijnheer Grome's voorspelling, een schilder van his torische figuren niet van honger em' gebrek behoeft om be komen. Arlak biji hét giezellrige hudsjo vam den jongen schilder is dat ram zijn vriend den handelsman. Ook Archibald M'Kaye komt vooruit in de wereld en is nog taltijid de ka-lme, niet veel woorden: sprekende lArchy gebleven, die echter een warm hart heeft voor degenen, die hij ÜefheefL Dit laat ste katn niemand beber getuigen dam Cola Monti. De twee vrienden hebben de voorgenomen reis maar Schotland ondernomen hoewel teerst verleden jaar en de familiegroep Werd inderdaad geschilderd Iedereen vond bet een prachtig werk, allen, behalve de schilder zelf, die nlitet tevreden is over de hoofden, vooral nliet over dat van de lieve tf-essie De schilderij heeft voor de familie onschatbare waarde gekregen, want de grij- c vader is den vorigon wintier op het kleine Scholsihe kerkhof ter nuste gelegd. Archy paat ziin moeder en zusJtier halen om met hen samen be wonen. Doch het is best mogelijk, dat dlL't gocdl |0veriegde plain «Bet Enger verwezenlijkt za-l worden dan tot Co-la's té* rugkeer uit Rome. Laten we nu beiden Arohy en Cola verlaten. Zij gaan een mooie t-otekomst lege- moet. Zij zuilen verschillende wegen bewan delen; de een zall een beroemd schilder en de ander een groot handelsman warden. EINDE. Tusschen luchft en waieg*. N-a-ar Jiïjalmar Hjorih Boyesen. Bewerkt door C. II. I. „LJsland is het mooiste land, dal door de zon beschenen wordt", zei Sitgurd Sigurd- sen tegen zijn beide zoons. „Hoe weet u dat, rader?" vr-oeg Thoralf, de oudste der beide jongens, „als u nooit er-i gens anders geweest zijn?" „Dat voel ik in mijn hart", antwoordde Si gurd geroerd. „Het is toch eigenlijk een kwestie vare smaak," merkte de zoon op. „Ik geloof, dab als het mij gevraagd werd, ik ook in een) ander land tevreden zou zijn." „Je moest je schamen," voegde zijn vader hem toe. „Je verdient niet den naam ram IJslander, als je niet inziet, welk een voorJ recht het is in zoon prachtig land -geboren/ te zijn." „Ik wilde wel, dat het minder mooi was, doch meer zaken opleverde om te eten", mompelde Thoralf. „Gezouten kabeljauw mag dan gezond zijn voor den geest, het ligt toch maar zwaar in de maag, vooral als je heb driemaal per dag eet." „Je moest dankbaar zijn-, dat je nog kabel jauw hebt en niet als de wilden op een eiland: in de Zuidzee van planten behoeft le leven." Sigurd trad de hul binnen en liet de beidé jongens alleen. ,Je moest zulke dingen niet tegen va den zeggen, Thoralf", zei Jens met eenige meer derheid. „Vader werkt zoo hard en ziet niet gaarne dat één onzer ontevreden is." „Dat is het juist", antwoordde de oudste broer, „hij werkt hard en ziet toch maar neb kans om den honger buiten de deur te hou-» den. -Dat maakt mij juist ontevreden met dit) land. Als hij in een ander land even hard! werkte, zou liij in overvloed kunnen leven;' in Amerika zou hij zelfs rijk worden". Dit gesprek had op een laten herfstdag plaats voor oen visschorshut op de noord-' westkust van IJsland. Er blies een koude poolwind. De oceaan, -die zich op eenige hon derd voet afsta nids bevond, bulderde als -een! woedend dier, schudde zijn schuimende ma nen en sloeg deze tegen de zwarte wolleen». Met elke nieuwe windvlaag kletterde het) zou to wa ter tegien de ramen en den schoor-' steen, die aan den ka-nit, vanwaar de windl kwam, wit zag van opgedroogd schuim. Aan| de muren hingen groote netten en zelfs dé deuropening -was daarmee gedrapeerd, zoo-» dat ide sit-ukken kuric iemand, die binnen-) kwam, dikwijls in het -gezicht sloegen. Onder een houten afdak zag men een sta pel turven, terwijl een voorraad van dezelfde brandstof in een boot aan het strand lag, web ke do jongens bezig geweest waren te lossen, toen de storm opstak. Er groeien geen boomen meer op IJsland, behalve dc kromme dwergeiken, die als een) slang over den grond kruipen en, zoo zij all hun hoofd durven opheffen, niet meer dab vior of vijf voet hoog worden. In *ofude tij den, welke in de sagen der twaalfde en 'der tiende eeuw beschreven worden, had IJsland: niet alleen groote berkenbosschen, doch waarschijnlijk ook mas-tbosschen. Zij werden echter uitgeroeid en het klimaat werd lang zamerhand kouder, zoodat nu zelfs de krach tigste boom, als het gelukt, hem op een be schut plekje wortel te doen schieten, n ooi tl tot wasdom komt. Daarom branden de IJs land ers turf en gebruiken zij voor -het bou wen hunner huizen hout, dat van de bosch- rijke eilanden langs de Golf van Mexico aan-» gevoerd wordt. „Als h-et zoo blijft waaien", zei Thoralf, ter wijl hij met een kennersblik naar -den zwar ten horizont keek, „zullen wij niet kunn-eni gaan visxehen en moeder ziegt, dat de voor raad bijna op is." „Ik zou wel willen, dat de wind ons eer* Engelschman op de kust wierp", merkte do jongste broer op. „Engelschcn hebben altijd zooveel geld en willen wel betalen voor allesl waf ze zien. „Als je to-ch aan het wenschen bent, waar-» om wenschje dan geen Amerikaan? Ameri kanen hebben geld bij hoopon cn het lean hun heelemaal niet schelen, wat zij er meel doen. Daarom zou ik graag oen Amerikaan! iijn". „J!a, laten we op een paar Amerikanen! hopen. Dat zou ons goed door iden winter* heen helpen. Maar ik ben bang, dat het reeclsl te ver in den tijd is om nog vreemdelingen te versvachten." De twee jongens babbelden nog door, ter-» Wijl zij bezig waren met hun houtsnijwerk, dat zij hoopten aan oen of anderen vreemJ delingen te verkoopen. Thoralf was zestien jaar en- lang voor zij-nl leeftijd. Zijn rug was gebogen door het zwtare werk, dat hij op te jeugdigen leeftijd verricht had. Zijn uiterlijk was vrij knap, hoewel hij] hoekige trekken en een verweerd gelaat ha dl Ook zag hiji er ouder uit dan hij in werkelijk heid was. Jens, de jongste broer, was veertien jaar 'n de lieveling van zijn moeder. Dit kwam, door dat hij veel zwakker en tengerder dan Tho-> ralf was en meer haar teerdere zorgen tnoo- dig had dan de sterke, oudste jongen. II. de sintels dwarrelden in het rond; zij dron gen zelfs door tot in dte bedstede cn vielen op de hoofden der sla penden. Thoralf cn .Tens lagen in him bedstee naar het loeien van den storm te luisteren, Thoralf dommelde elk oogenblik in en pro-* beerde zich zachtjes los te maken uit de ar-J men van zijn angstigen broer; maar Jens lagj met wijd opengesperde oogen in de duister nis te staren. Nu en dan keek hij uit dé bedstee, totdat een verblindende aschregei* -hem noodzaakte zijn gezicht onder dc scha pevacht te verbergen. Hij rilde van angst en steeds klonken de woorden van zijn vader „IJsland is het mooi ste land, dat door de zon beschenen wordt", liem ironisch in de ooren. Voor het eerst in' zijn leven begon hij zich af te vragen, of zijn vader zich ook vergissen kon, of misschien; verblind was door de lief-de voor zijn land. Doch onmiddellijk had de jongen spijt van' zijn twijfel en herhaalde hij, als om zich zelf1 in weerwil van alles le overtuigen, het vader landlievende motto, totdat hij in slaap viel. Het was nog pikdonker in het vertrek, toen. hij door zijn vad-er, die zich over hem heen' boog, -gewekt werd. „Slaap maar d'oor, jongen," z-ei Sigurd; „ik wilde je broer wakker maken, maar jouw) niet. „AVat is er, Vader? Wat is er -gebeurd?" riep Jons, terwijl hij overeind kwam en dé asch uit zijn oogen wreef. „We zijn ingesneeuwd," zei zijn vader kalm. „Ilc denk, dat het zoowat negen uur zal zijn, maar er dringt geen enkele lichtstraal door de ramen. Ik heb Thoralf noodig om mij de deur open te helpen maken." Thoralf werd nu ook wakker en kleedde zich vlug aan. De duisternis, de vochtige koude en de gesloten vensterluiken maakten diepen indruk op hem. Hij had een .gevoel, alsof er een ongeluk gebeurd was of gebeu ren zou. Sigurd nam een stuk hout en stak dat in -een scheur in. den muur. De storm scheen voorbij te zijn; eeai vreemde stilte als van een kerkhof hccrschte zoowel builen als binnen. In den haard lagen eenige kleine stukjes hout te 'knetteren. „Neem de sneeuwschoppen mee, Thoialf,"- Sigurd. „Vlug, we mogen geen tijd ver liezen." „Die zijn in de schuur," antwoordde Tho ralf. „Dat is al heel ongelukkig," hernam zijni vader, „dan zullen we onze handen moeien gebruiken 1" De deur ging -naar buiten open cn het was- slechts met de grootste inspanning, dat va der en zoon haar een klein eindje konden open schuiven-. De storm had de sneeuw er met zooveel kracht tegenaan gejaagd, dat hun pogingen nauwelijks eenigen invloed1 schenen te hebben op den witten muur, -die zich voor hen verhief. „Dit is geen gewone sneeuwstorm, Vader, zei de jongen; „we zullen er minstens eenf geheelen dag voor noodig hebben. Laat ik! liever probeeren mij door den schoorsteen) een weg te banen." „Maar je zou in den schoorsteen kunnen blijven steken cn een ongeluk krijgen," zeil zijn va-der bezorgd, „Onkruid vergaat niet, Vader," antwoordde/ Thoralf. „Ga voor den schoorsteen staan, Vader, dan zal ik op uw schouders klimmen," steldé de jongen voo-r. Schoorvoetend voldeed Sig-urd aan het ver-' zoek van zijn zoon, die nu tegen zijn vader) opklom. Hij trok zijn gebreide wollen muts over oogen en ooren om hem voor rook en sneeuw te beschermen. Daarna zocht hij een- plaats om zijn voeten op le zetten. „Geef mij mijn schapenvacht,riep hij naar beneden; „het is verschrikkelijk koud." De schapevaclit werd liem op het eindé van een stok overhandigd. Met moeite Irolo Thoralf haar aan en knoopte hij haar dicht. Daarna sloeg hij voorzichtig de kleppen vanf zijn muts op en waagde zijn neus bulten den' schoorsteen. Dit was geen aangename ge waa-rwording. Zoo ver liij zien kon, was alles bedekt met sneeuw, die de storm hier en daarf tot bergen had opgewaaid. liet zag er voor den jongen verre van aanlokkelijk uit, dochJ vanaf zijn prilste jeugd was hij eraan -ge-f wend geweest met de elementen te kampen! en hij liet zich niet spoedig uit het veld slaan». Hij klom over den rand van den schoor steen en liet zich van het dak glijden, in da richting van de schuur. Hij leek meer op een1 ijsbeer dan op een jongen, zoowas hij, van heti hoofd tot de voeten met sneeuw bedekt. Toen» liij van het dak afgegleden was, deed hij een een sprong naar de schuur. Hij had gedacht, dat het heel moeilijk zou zijn, deze te herei ken, maar de sneeuw was zoo zacht als dons, zoodat hij zonder al te veel moeite de de/un kon vinden. Gelukkig stond de wind juist op den anderen kant, zoodat Thoralf de deur ge makkelijk open kon krijgen. Hij pakte eeri voorraad turven in -een mand, die hij op zijn- rug bond. Met een sneeuwschop groef hij eeni tunnel naar het raam van hun huisje, dat het meest dichtbij wa-s. Daar -de afstand niet) groot was, gelukte dit hem vrij spoedig. Het raam werd geopend, -en de mand met turf, twee sneeuwschoppen en twee paar ski's x) aangegeven. Thoralf bedacht nu, dat hij zich heel wat moeite had kunnen besparen, door het raam in plaats van den schoorsteen gekozen te heb ben, om zich oen weg naar buiten te banen, Hij meende echter, dat de sneeuw overal zoo» hcog opgestuwd zou liggen als voor de deur. Zijn moeder, die al haar best had gedaan om kleinen Jlens warm te houden, schonk hem gauw heete koffie in en Thoralf viel als een hongerige wolf op het ontbijt aan, zelfs al smaakte het zooals alles in IJsland naar, zouteviisch. (Slot volgt.) 3GB „Twee kleine vreemdelingen"* Den geheelen nacht loeide de storm om del hut; hij deed de ramen rammelen, de muren schudden en -de deur kraken. Soms huilde hiji afschuwelijk door den schoorsteen en joeg de asch in den haard als sneeuw door de ka mer. Natuurlijk was het vuur gedoofd, rnaad 1'. Hans eu Daisy, aan het strand, maken samen eens een praatje; Daisy komt uit Engeland, Hans i's een klein Duitsch soldaatje ieder babbelt, onverstoord, in zijn eigeaï taaltje voort. Hans vertelt haar van het fort, dat hij1 maakte met zijn zusje, cn dat Daisy nu mag zien voor d'énita*co-prijs van een kusje; diepe grachten zijn er om ook heelt hij een groote Iroml 3. Daarop kan hij roffels slaan Lroni-bom-bom en dan marcheeren ferm zijn broers; als- Daisy 't wil, zal Hans 't haar ook wel gauw leeren Da.isy lacht maar, kijkt hem aan, maar heelt er nik-ts van verstaan. 4. Kleine Daisy, op haar beurt, wil ook Hansje wat vertellen en zegt, dat zij nu bij Nurse al leert kleine woordjes spellen)! vi-iulit haar vriendje haar niet knap? «4 maar Hans lacht als om oen grap. Daisy wordt een beetje boos; neen, 't is heel niet om le lachen zij 'bedenkt zich en wijst dan naiar het Badhuis, waar de vlaggen vroolijk wapp'ren in den wind; hoe of Hansje die wel vindt? 6. Kent hij ook de kleuren al? Daisy wel; nu moet hij 's liooren! maar Hans, die haar niet begrijpt; heeft op eens zijn tong verloren, Ikeert zich met een rukje o-m, en blijft voor haar vleien stom. 7. Hans en Daisy aan hét strand, komt, sluit samen gauw weer vrede! da-t j'elkandcr niet verstaat is voor boos zijn toch geen*reden kijkt elkaar weer vroolijk aan, vóórdat jullie spelen gaan! Hermanns Ski's zijn e«ii soorfc heel lang«, van voren om hoog gebogen schaatsen, die in 't midden onder de voeten gebonden vonden en vaarmee dc bcwoner3 van sneeuvstreken over de ultge&trekti» sneeuwvel den voortijlen. Van alles wat. Een vogel, die schaapherder is. Dial een houd top een kudde schapen, past, viindieu we h/etel gewéon. Maar héb je wiel eens géhoord vlam eien vogel, diie schaapher der is? Dat' lclüUkl' vreemd. En Htouli as er in Zuid-Amenika' zoo'ii vogel, namelijk i'n Vene zuela. Dat is dc Ikiratan-vogeL Bern; kinaanvotgel is -een groot dier op lan ge piooUeiu tem dlie poto'fieu bew-ijzem hem be- Ldrte dien slem diam rijn- vleu-geüs. Wanneer hij Zti'ch vlug wil voo-r the wegenzal hij it eerder op een lteopen zétten diam do vDeuge'lsi uil- sla/an. Gewoonlijk stappen kraanvogels ïoind ■op eon klauabtliig-stajli'sge manier. Maar nog grappiger is 't oan naar ze té kijken-, wan néér zij. zich vrtotelijk vo/elén, wamt dan» hup pelen cm dian-sem ziji met als sptellendJe kinde ren. Ziji leven in grtö'ote kudden» in. dte botsschem, en maken hun messen «op dien grond». In élk nes-U Bi'gt moest-ail eem tiental citeren, dii-e bleek groen 'ran, klteur ziijn. Do baby-kraanvogel ho/udlt zijn donzig jas jé verscheidene weken, en dan. pa|9 gaan, z-ijn veteren' gro/etften. Ben lainigémaalkté lcnaauvoigei kap heel nuli'ig zijn-. Hij dOtet 't werk van teem her- dtersholnd bij oen' kuddte schapen, oif past op een, t/roelp eenden en kippen. Dat eenden molest in 't waiter leven, hinderf ni-et, want eten kraardvogel kan ook zwemmen. Ben taimm-ei kraanvogtel toont veel géhecht- hteid aam zijn meester, en wordt) graag d'oor helm igtesitireeld. Komt zijn meestér ifn gevaar, dojn zul de kraanvogel alles dtoem omi hem te verdedigen-, en hij deinst voor niets terug, want hij 'is -een mceidioe vo-geL Gedachten lezen. Op de volgende manier loam je voor een geidaioh Itenleiz-er doo rgaa n Je zegt Itegien iemand: denk aam een getal, maar zeig t milet." „Klaar?" „Ja". Daai zle-g je: fel e'r in geidatehtem 1 bij n-cem liet geiled' djartl }e> nu hdbt gekregen dluib- Ibtel - Hel •er een bi) 'tel éi' nu Wet geillail bij dat jé eertsit/in gedachte genomen hebt. Noem mij n-u hest etindcijfor." De -gedaich'ltenlezjer trekt in ©Hiilllie van dat eindcijfer 3 af, en -dan is het dierd'e d'e>el ram die rcslü gelijk aa'n hot geheime getal, waar aan dte ander 't eerst gedaiaht beteft. Als de godaichlllenlezer dat getal moenit, zal de an der hom zeker verhrvasd aankijken. Ter raiklluftdldlijjkiiuig hefc votgemdie voor beeld: Iémand h'eeDli in stMlte het getal 4 genomen. Tel er één bij., zeg je, (dus wordt 't 5.) N-eem liet verkregen getaif duibbel, (dus wolrdt 't 10.) Ted er een bijl (dat1 wordt 11) eln dan het ge heime geilail er bij' (dus 5 ér bij) wordt 15. Dit gtetta-1 wordib h-airdioip geteegd. Nu gaoit dte ge- da-chtenLe-zer aan 't werk: hij trekt -er 3 af, er blijfli 12 over, neemt daar 't derdé de>eJ 'van, t geen 4 isi. Nu roept hij: „4 ds1 'ti ge tal dial! j'e in stilte genoonem htebt." Dit kunstje gaat met a-lle gtertaillen op. Een zwevend ei. Eien tel in een vüoteüQtof te» laiten zwev-en, dal ds tte v,e!e£L gteizégd'! W-anJt het een of ardder volorwerp kan immers aillée>n dan in een vl'oeiaDof zwevende blijven, wanneer het een zelfde stoter tel ijk gewicht heeft als -de vloeir slboif. Om ddt kunstje He vohtoteitem moet je datn ook ttwe-eërleii vloeistof in écm glaizcn iptob doen. Eierst wterdt de glazen» pot half voil gedaan mét) water, waarin veel ztouit is lo|pgeïioisb. Vul dan de poit rarder bij met ge woon waiter, maar Langzaam en voorzich tig. Het zouMe wai'jer is zwaarder don h)et igewtelne wa'lter en hot zal zich dus rtftet ton* idterteen vermengén. Daardoor krijg jö eten girens fussehen de kwee soorten van waiter. Die grenis is bijna niet lie zién. "Wanneer jé nu een ei Voorzichtig in het wartjer Laait glijden, zal 't teerst leveni op en nte«r gaan dia Ml w>atea% ei> dla-n op hiet zoutte watter blijvten dirfjven. Het lijkt don net of het eö dn het waiter zweeft, en, ra or iemand di*© er de verklaring niet van wcteb, is da.t een wondieriijk flozdteht- Een kunstlievende leeuwin. Dart ddiera-n ge^c-1 hebben voor muziek is bekend. Maar dat zij ook oog hebben voot een gtoe'de tieehenin.g is mfiindcr bekeand. En toch heeft een' schild-er te Ne-w-York dit' on dervonden, lieten hij in den- dli'c-i orllfuiin aldnaai wilde betestcn za»t tie schéttséiu Hij probteeirdnj die unitdrukking van» verschillende diiércnkop- pe-ni te téeken-en, en werkte daaiteni (lichl (bij. die bood/cn. Ec-n léeuw ini rust', een k>e* rende Hijger, eten- panter nuc-t vurige oogen, dat ojll-ep schelsitc hij haastig met -enkele lijr nen-, oandait- hij llc-ilk^nb wteer iie-ls «ndors dat liij beiekenien Wrl-de. Hij bemerkte dat een leeuwin, Manila gcheeten, aandachtig naar hem ke.ek. Voor d-ö aardiiighrid lideld hij zijn schétsboék vlak voor -de trahes, ten» sloteg da bladen een voor con om. Eorsl ldtet li»ij haox verschillendle dliiere-n in rutet zién. 't Leek ^vel of zij er opmerkzaam naai' keek, hotewél da l!edoeningen hteel lcledn waren. Ik wrbetelid 't mie maar, d!acht de schilder, mtear sloeg tio'oh hot blad- n-o-g eens -om», 't Was een iteöfl.- wenkcui) met een woieslie uildnikkiiJng. On middellijk sprong -dle lieeanwam. met eten wd^ den kreert) naar raren, sl5o»eg haar Iclaiuw tus schen die titeil'ies én haid bijna dé' haui-di vam den, schiflidjer gég-repen. die hiet bo'ékje liaas- ti-g 'tlorug ttnok. Dalt' ddler begrijipt mfijii tee- kéningeni, diacht die schilder, maar o-m zich tie tovéhlluiilgén dart 't geein l-oe-ralligltcid was, riep hij dtetu dliterenoippasscr, vcrlckHe hem het géval, eln vroteg hem of zij er nog eens samen die proef van nomen zJtoiwlten. Dit gebeurde, Wbea* hel) de schilder de schetsjes van dte dieren in rius-t aaan Manilla, zijlen, cn met dezelfdte opmerkzaamheid wen den zé dJoiofr haar békteken». Maar zoodra haar die woeste leeuw werd gettoond, sprong zij wteter naar Vorten en stoplliö eten wildé kilcert! uit, allsef zij ztoo een §c\echt begin* nen woau. Wlanneer de l e-ekteningen gitooler ge we eist wtunén en' lin naluuirlijké kleuren, zoiu 'li n-iet zjoio vretemd zijn igeweesti. Maar dat een Icteu- wih sellelisten in eien aaldbclc-ikjé herkende, be wees wel diati ziji eten gioted verstand cn teem schérp gézichts/v-erm-ogen had. Om ie kfleuret?. Groote zus en kleine zus.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 4