(ÜJoot3 de dJeügd. Waarom Nederland in 1913 feest viert. (Slot.) Koning Lodewijk werd door de Nederlan ders met grooten tegenzin ontvangen en geen wonder 1 Hij was hun toch als het ware door Napoleon opgedrongen. Op den duur viel hij echter nog al mee, want een paar groote ge breken wispelturigheid en spilzucht uit gezonderd, toonde hij, "dat hij 't met zijn nieuwe onderdanen goed meende. Maar juist daardoor haalde hij zich 't misnoegen van zijn keizerlijken broeder op den hals. Hij moest er menig hard woord over hooren. Dit verdroot hem ten laatste zóózeer, dat hij af stand van de regeering deed, en zijn zoon, onder voogdij van zijn moeder, tot opvolger benoemde. Geenszins strookte dit met de plannen des Keizers, die er maar in eens een einde aan maakte, door een besluit uit te vaardigen, dat Nederland bij Frankrijk werd ingelijfd, d. w. z.: Nederland zou voortaan een deel van Frankrijk uitmaken, want, zei hij, bet was slechts een aanslibbing der Fransche rivieren!! Dit besluit was den 9den Juli 1810 gelce- kend en van dien dag af begon voor ons arme vaderland een driejarig tijdperk van vernedering en onderdrukking, die slechts door de Spaansehc wordt geëvenaard. De provinciën van Nederland, van het land, een maal geëerd om den vrijheidszin der inwo ners, waren van nu af aan Fransche depar tementen, haar namen, waaraan sedert ecuwen zooveel dierbare herinneringen ver bonden waren, werden door andere vervan gen; onze vaderlandsche vlag, die met zoo veel roem te land en ter zee had gewapperd, moest plaats maken voor de Fransche, er be stond geen Nederland meer, die naam was tegelijk met de vrijheid verloren gegaanJ Diep moest dit icderen reclitgeaarden vader lander grieven, al werd Amsterdam vereerd met den titel van derde stad des rijks. Dit alles was echter nog maar een begin. Al de Blagen, die achtereenvolgens onze landgc- Dooten troffen, zijn in geen kort bestek op te noemen; eenigen laten we daarom slechts volgen, en we houden ons verzekerd,, die zul len wel voldoende zijn om iedereen te over tuigen, dat Nederland stof lot blijdschap en dankbaarheid had, toen de ure der verlos sing sloeg. Onze builenlandsche bezittingen waren ons reeds van tijd tot tijd door de Engclschen ont nomen en onze handel en scheepvaart door den oorlog lusschen dat volk en de Franschen gestremd. Zoowel des Keizers onderdanen als bondgenooten moesten voor de Engel- schen hun havens sluiten, en zóó ver ging zijn haat tegen dien vijand, wien hij de heer- schappij op zee niet kon ontnemen, dat hij de goederen uit hun land afkomstig liet opzoe ken en verbranden, zonder dat de handelaars daarvoor schadevergoeding kregen. Van alle waren uit Oost- of West-Indië afkomstig moest de helft der waarde als belasting wor den opgebracht en de tabakshandel mocht alleen voor rekening van den Keizer worden gedreven. Om de smokkelarij te voorkomen werd ons land overstroomd door een zwerm Fransche ambtenaren, douanen geheelen, die daar tegen kwamen waken en zich veelal ?an schromelijke afpersingen s<Jiuldig maak- êen. Hierdoor werd ook de binneninndsehe handel zoozeer bemoeilijkt, dat er voor den koopman niets meer te verdienen viel. Door het stilstaan van den handel leden vele hand werken en middelen van bestaan, en zoo moest dus de welvaart wel afnemen en de armoede op schrikbarende wijze toenemen. Niet minder noodlottig was voor velen het besluit, dat de staatsschuld zou worden ge- tiêrceerd; d. w. z. voortaan werden de renten der schuldbrieven van de regecring tot op een derde verminderd. Denkt eens aan, boe velen zijn er niet, die in goed vertrouwen hun geld aan de regeering leenen, omdat zij die belegging het veiligst rekenen en dan van de renten stilletjes leven! Wat moest er nu van hen worden, nu zij voortaan slechts een derde ontvingen? Velen vervielen dan ook tot den bedelstaf. Vooral werden de inrichtingen van liefdadigheid, wier bezittingen voor een groot deel uit staatspapieren beslaan, door dien maaiiregel getroffen. Wanueer wc hier nu nog bijvoegen, dat de onophoudelijke oorlogen, die de Keizer voerde, ontzettende sommen kostte, welke door zijn onderdanen moesten worden opge bracht, dan kunt ge wel begrijpen, dat hel land met rassche schreden zijn ondergang tegemoet ging. Maar ook in andere opzichten werd net Nederlandsche volk diep gegriefd. We zou den niet slechts Franschen heeten, maar het ook worden. Daartoe moesten we Fransche wetten leeren gehoorzamen, wetten, voor een volk gemaakt, dat met ons in zeden, taal en ook andere opzichten zoo zeer verschilt. Maar dat verschil in taal zou op last van den overheerscher weldra geen hinderpaal meer opleveren; onze mooie en krachtige moeder taal moest door de Fransche worden ver drongen; die taal moest in alle scholen wor den onderwezen, in alle openbare stukken worden gebruikt. Voorts mocht er geen boek worden gedrukt, vóór dat het door daartoe aangestelde ambtenaren eerst in Parijs was Dagezien, of er ook iets in stond, dat den Keizer wellicht niet aangenaam zou zijn en tulke zinnen werden dan doorgestreept. En alsof dit alles nog niet erg genoeg ware, ook het kostbaarste wat de Nederlanders be- tatcn, moesten zij ten offer brengen hun kinderen. Tot dusverre waren onze troepen samengesteld uit vrijwilligers en aangewor ven manschappen; nu werden de jonge man nen bij loting gedwongen, niet om een ge liefd Vaderland te verdedigen, maar om den dwingeland dienstbaar te zijn in de volvoe ring van zijn hecrschzuchtige plannen om Mie landen onder zijn schepter te brengen. Zoo zagen ouders hun zoons heengaan met het treurige vooruitzicht zc wellicht nimmer Of deerlijk verminkt weer te zien. Vele gegoe den kochten* wel voor aanzienlijke sommen plaatsvervangers, doch wat baatte het hun, dat zij duizenden daarvoor hadden opgeof ferd? Velen werden naderhand toch geclwon- AXb ftlt -iron Ntïiol/Wir itX dklisl' te treden, voor welke eer zij hun geheelc uitrusting zelf moesten bekostigen. De toekomst zag er dus zeer donker uit. Bijna geheel Europa was nu afhankelijk van den overheerscher. Alleen het Britsche rijk weerstond zijn plannen, terwijl de Kei zer van Rusland tot zijn vrienden en bondge nooten behoorde, maar toen deze in het te- lang van zijn onderdanen weigerde zich ;n alles naar Napoleons wil tc schikken, de.'d Napoleon hem den oorlog aan. Met een leger, dat uit ruim een half milliocn goed uitge ruste krijgslieden bestond, en waartoe wij, evenals de andere van hem afhankelijke sta len, ons aandeel hadden moeten leveren, trok hij dwars door Duitsehland naar de Russische grenzen. Niets scheen dit leger terecht de groote armée genoemd, en zooals nog nooit een veldheer er een onder zijn bevelen had gehad te zullen weerstaan, en de Russen voor zich heen drijvende, drong hij zelfs tot hun oude hoofdstad Moscou door, waar hij plan had met zijn leger te overwinteren. Doch hier vond hij den eindpaal zijner overwin ningen; hier zou de man, die naar willekeur over het lot van vorsten en volken besliste, het ervaren, dal: de mensch wikt en God be schikt. De Russen wilden hun aloude keizer stad niet in de macht van den vijand laten, liever gaven zij haar aan de vlammen ten prooi! En nu ving voor het Fransche leger een tijd aan van jammer en ellende, zooals er op geen bladzijde in de geschiedenis mis schien een tweede is aan tc wijzen. Onder de felle koude van den vroeg inge vallen winter, en wel een Russischen winter, moest het groote leger een terugtocht afleg gen van ongeveer 200 uren, en dat door land streken, die bij den intocht waren uitgeplun derd en in woestenijen herschapen. Wat niet bezweek door honger, koude of vermoeienis, liep ieder oogenblik gevaar in handen der Kozakken tc vallen, die als zwermen roofvo gels het vluchtende leger aan alle zijden aan vielen. Slechts een twintigste deel van het groote leger mocht den vaderla_ndsch.:n bodem weer betreden. Napoleon zelf was overhaast gevlucht en hij kwam zoo onver wacht in Parijs aan, dat hij aan de poorK' van zijn palcis ternauwernood herkend werd. Met een ongeloofelijke inspanning wist hij een nieuw leger van 350.000 man bijeen te brengen en rukte daarmee naar Duitsehland op, maar de brand van Moscou was voor ue onderdrukte en mishandelde Pruisen het sein geweest om zich bij Keizer Alexander aan te sluiten. Ook Oostenrijk volgde dit voor beeld en nu kwam tussehen die monarchen een verbond lot stand om de wapens niet neer te leggen, voordat de overheerscher onscha delijk was gemaakt. Wel scheen zijn vroeger geluk dezen toe te lachen. Bij Lützen en Baut zen was hij weer overwinnaar, maar na een wanhopigen strijd van 16 tot 19 October in de velden bij Leipzig werd hij volkomen ver slagen. De Bondgenooten vervolgden hem en drongen over de Fransche grenzen, terwijl een Engclsch leger uit Spanje over de zuide lijke grenzen dat rijk binnenrukte. Onbeschrijfelijk was de vreugde, waarmede in ons vaderland de nederlagen van Napoleon werden vernomen. Vol verwachting Idopten aller harten, of de dageraad der vrijheid na niet weldra zou aanbreken. Die blijdschap moest echter bedwongen worden, want in alle belangrijke plaatsen lagen nog Fransche troepen. Toen echter vele Fransche ambtenaren uit Duitsehland vluchtende door ons land kwa men, en degenen, die zich in ons land bevon den, aanstalten maakten dat voorbeeld te volgen toen de generaal Molitor zelfs den 15den November met zijn troepen Amsterdam verliet en op Utrecht terugtrok, toen werd op den avond van dien dag in de straten van de hoofdstad des rijks weder de oude kreet ge hoord: „Oranje Boven!" Dc wachthuizen der douanen werden verbrand en de woning van den prefekt geplunderd; maar door ue krachtige maatregelen van het stedelijk be stuur werden verdere ongeregeldheden ge lukkig voorkomen. Molitor immers had ieder oogenblik kunnen terugkecren en men wist, 'wat er dan van de Franschen zou te wachten zijn. Te 's Gravenhage waren al sedert eenigen lijd de edele vaderlanders Gijsbert Karei van Hogendorp, van der Duijn van Maasdam, van Limburg Sliruin en eenige hunner vrienden in stille werkzaam geweest om een omwen teling voor te bereiden. Wat in Amsterdam voorviel verraste hen. echter. Terecht begre pen zij, hoe gewaagd het ook zijn mocht, dat het nn geen tijd was om lang fe raadplegen. Dat Napoleon niet licht Nederland zou opge- ven, wisten zij maar al te goed, evenals de gevaren, die hel land zou loopen, wanneer op de aankomst der Bondgenooten werd ge wacht, dan toch zou Nederland de kamp plaats worden, en bij al de onheilen, die het reeds had ondervonden, zouden nu nog de oorlogsrampen zich voegen. Een kloek De- sluit alleen kon dat gevaar afwenden. Daar om traden zij openlijk op en verklaarden, dat zij het bewind aanvaardden in den naam van Willem Frederik, Prins van Oranje. Met geestdrift werd die verklaring ontvangen. Ieder versierde zich met de geliefkoosde oranje-kleur, en de Nederlandsche vlag wap perde weer vroolijk van de torens en uit de huizen der ingezetenen. Op alle plaatsen, waar men niet beducht behoefde te zijn voor dc Fransche bezetting, werd die tijding met blijdschap ontvangen en sloten de burgers zich bij het voorloopig be stuur aan, dat terstond aan den Prins kennis gaf van het gebeurde en hem uitnoodigde om herwaarts te komen. Hadden de Nederlanders geen reden om zich te verblijden? t Is waar, alle gevaar was nog niet geweken; maar het vooruitzicht op het terugkrijgen der vrijheid maalde, dat men dit niet telde. Alle vroegere verdeeldheden waren vergeten; van Oranje wachtten allen heil, aan Oranje zwoer alles trouw I En nu is het juist een eeuw geleden, dat die heugelijke omwenteling plaats had; reeds honderd jaren lang heeft ons land de vruch ten geplukt, van de welberaden handelwijze onzer vaderen. Daarom viert Nederland in 1913 feest en we spreken de bede uit, dat ons dierbaar Vaderland voor inwendige twisten en ver deeldheden bewaard moge blijven, want die waren het, die ons op den rand van onzen nnanrnanfl harlHon Van allea wat. Eerlijk duurt het langst. Een koning van Perzië wilde zich met eigen oogen overtuigen, of zijn volk gelukkig was of niet. Hij begaf zich daarom als eert onbekende op reis, door slechts éën gunste ling vergezeld. Hij had reeds vele genoege- lijkc uren gesleten, in dc stille woning van den dorpeling of onder het nederige <lak van den werkman, toen hij eens een herder ontmoette, die heel mooi op de fluit speelde en een zeer gunstig uiterlijk bezat. Dc koning voelde zich tot hem aangetrokken, en sprak hem aan. Al spoedig werd er besloten, dat de herder hem naar het hof zou volgen. Ilij werd daar onderwezen en met gunsten over laden, die hij zich volkomen waardig maak te, zoodal hij na twee jaar tot bewaarder der kostbaarheden van het rijke Perzische hof werd aangesteld. Alibee, zoo heette dc herder, siteog hoe lan ger hoe moer in de gunst des konings, maar dacht soms in stille over zijn benijdenswaar dig leven, dal hij vroeger op het land genoot. Hij begon ook te ondervinden, hoe onbesten dig het geluk aan het hof is. Zijn béscher-' mer, de koning, stierf en zijn zoon volgde hem op. Deze liet zich door jaloersche ho velingen opstoken tegen Alibee, daar zij hem verdacht maakten van dc kostbaarheden te hebben verkocht. De vorst gaf nu bevel, itt zijn tegenwoordigheid de schatkamer te doen' openen, waarbij Alibee zich moest vcrant-* woorden. Alibee opende dus de schatkamer voor den koning en vertoonde hem al dc kostbaarhe den, dte hem door den vorigen vorst waren toevertrouwd. Alle zaken lagen netjes gerang schikt en niets ontbrak er. De koning was over die eerlijkheid en nauwgezetheid getrof fen en hij wierp oen loornigon blik op zijn hovelingen, toen dezen hem op een ijzeren' deur wezen, die met twoe grendels gesloten) was: „Daar achter zijn dc gestolen schat ten verborgen!" zeiden rij. Dc koning gaf bevel ook deze deur te openen. Alibee smeek te hot niet tc doen, daar zijn eigendom zich daar adhter bevond. De vorst drong echter aan en de deur werd geopend. Hoe groot was echter aller verwondering, toen zij niets vonden dan een fluit, een herdersstaf en boo- renklecren. Het waren die, welke Alibee ge dragen had, toen de koning hem met zich meegenomen had en die hij n/u en dan met welgevallen beschouwde, omdat zij hem de gelukkigste dagen uit zijn leven herinnerden. „Ziedaar, o koning", sprak hij, „het eenigste wat mij van mijn eerste geluk is overgeble ven. Die schat zal mij rijk maken, ook al ont- naamt gij mij alles, want het zijn de hechtsto steunsels om gelukkig te blijven. Zij zijn vol doende voor den eenvoudige, die zich met het noodige tevreden stelt." De koning was getroffen en bestrafte zijn hovelingen, die het paleis werden uitgezet. Alibee werd tot eersten minister aangesteld en stierf nis zoodanig op hoogen leeftijd. Speldenku ssen met bloemen. Dit vervaardigt men op de volgende wij ze: men maakt een rond kussen klaar met een opening in het midden, die ruim genoeg is voor een glas en vult dit kussen op met/ zemelen. Den rand der opening bedekt men met stevig bordpapier. Daarna overtrekt men het met roode, blauwe of witte zij. Langs den buitenrand naait men een koordje. Zet nu een glas met bloemen in de opening midden in, dan heeft men een aardig sie raad voor de toilettafel. Natuurlijk kunt ge voor het overtrek van het kussen ook doorgeslopte tule, geborduurd' neteldoek of iets anders nemen. Reinheid bij insecten. Met betrekking tot dc reinheid bij insecten heeft de natuuronderzoeker Henry C. Mc Cook interessante onderzoekingen gedaan. Hij sloeg duizenden mieren op elk gedeelte van den dag en den nacht gade onder de meest voor de reinheid ongunstige verhoudingen. Nooit vond hij een onzuivere mier ofschoon de meestcn in den grond graven en zich in vuil en afval bewegen. De diertjes bezitten namelijk aan hun lichaam fijngetande kam metjes, haarborstels en sierlijke stoffertjes waaraan de vuile deeltjes gemakkelijk blijven hangen. Zorgvuldig reinigen de mieren zich eer ze.slapen gaan en wanneer ze in dc stem ming" er toe zijn; ja, ze helpen elkaar dikwijls bij het toilet. Ook andere insekten, als de wespen, munten uit door groote zuiverheid. Goed gelijkend portret. Een fatterig jongmensch ging naar Cen schilder en verzocht hem zijn portret te ma ken. Nadat hij eenige keeren geposeerd had, deelde de schilder hem mede, dat de schil derij gereed was en liet hij haar aan 't jong- mensch zien. Deze was er echter zeer on tevreden over en beweerde, dat het portret heelemaal niet geleek. „Natuurlijk neem ik het niet aan en betaal! Ik het evenmin", zei hij. „Heel goed, mijnheer", antwoordde dekun- lenaar; „het is niet meer -dan billijk, dat wan neer het niet gelijkt, gij het ook niet betaalt; ik heb niets tc reclameeren." Hij had echter een plan, dat hij spoedig en uitvoer bracht. Zoodra het jongmensch zijn atelier verla ten had, nam de schilder zijn penseelcn op en voegde aan het verguisde portret twee/ groote ezelsooren toe. Daarna plaatste hij het triomfantlijk voor zijn raam, zoodat alle voorbijgangers het konden zien. De gelijkenis was voldoende om iedereen het model te laten herkennen en onmiddel lijk stond er een groep kijklustigcn voor 't raam, die zich. vroolijk maakten over het por tret. Daar kwam plotseling het model zelf voor bij; hij zag zijn portret voor raam en dus ook de groote ezelsooren. Woedend trad hij het atelier binnen en dreigde den schilder, dat hij hem zou aanklagen. „Maar, mijnheer", antwoordde de schilder doodkalm, „waarover beklaagt ge u? U heeft zelf beweerd, dat het portret heelemaal niet geleek; niemand kan u dus herkennen; bij gevolg is u .geenszins bespottelijk gemaakt.'' rr*. xui wa! genoodzaakt te erkennen, dat het portret wel degelijk geleek; hij wilde ihet koopen en on middellijk betalen. Dc schilder voerde zijn wraak echter nog ten toppunt door te zeg gen: „Dan is alles in orde, hier is uw portret. Nu begrijp ik waarom u het eerst niet goed gelijkend vond: „de ooren ontbraken er aan". Een oud Pandspellotje. Neem een sleutel. Een uit den kring reikt den sleutel aan een ander over en zegt daarbij vrij vlug t volgende versje op. Wie zich verspreekt moet een pand geven. Op die manier gaat de sleutel van den een naar den ander. „Hier is de sleutel van de Bibelabont- sche berg; Op de Bibelabontsche berg staat een Bi- bclabontsch huis, En in dat Bibelabontsche huis wonen Bi belabontsche menschen. En die- Bibelabontsche menschen hebben Bibelabontsche kinderen. En die Bibelabontsche kinderen eten Bi belabontsche pap, Met een Bibelabontsche lepel, uit een Bi belabontsche nap." Als de sleutel rond is geweest, worden de panden teruggegeven. „Ilutteremut, wiens pand is dit?" vraagt de pandhouder. „Mijn, meneer wees zoo goed en geeft het weer", zegt de eigenaar. De pandhouder vraagt: „Wat wil je er voor doen?" Dc eigenaar zegt: „Al wat er toe staat." Dc pandhouder zegt: „Vraag dan maar aan Jan om raad." Telkens noemt de pandhouder den naam van een der medespelers, en de genoemde mag dan zeggen, wat de eigenaar van het pand doen moet om het terug te krijgen. Kunnen parels sterven"? In het Louvrc-museum te Parijs ligt een paarlencollier op het „sterfbed"! Wel niet op een bed, maar op een hord van zijde; dit is het groote collier, dat uit de nalatenschap van Thiers afkomstig is en eenmaal aan diens ga de behoorde. Het is eenvoudig gevat en heeft geen kunst-waarde; zijn materieele waarde echter bedraagt 114000 gulden. Het bestaat uit 145 parels in drie rijen van te samen 2097 grein gewicht, de drie grootste parels wegen 36, 39 en 51 grein. Dit collier moet .sterven"; iederen dag verliest het van zijn glans en in den loop van eenige tientallen jaren zal het zoo zwart worden nis een veelgebruikte ro zenkrans. Waarom? Wijl parels hun onvergc- lijkelijken glans slechts behouden, als zij door vrouwen gedragen worden en telkens weer in aanraking met de zachte, weeke en warme huid der draagster komen. Toen b.v. de Duit- sche Keizerin Augusta stierf, vond men in haar nalatenschap prachtvolle parelsnoeren, welke eveneens aan het vergaan waren en wel op grond dat zij sedert jaren niet meer op den hals, maar, zooals het zich uit den hoogen ouderdom der gestorvene laat verkla ren, slechts over de kleeren gedragen wer den. Destijds lieten deskundigen deze parels een badkuur in het zeewater ondergaan; zij werden eenige maanden lang nauwkeurig be waakt in dc zee gelegd en kregen daardoor hun ouden glans terug. Wanneer een parel collier b. v. van den hals genomen wordt, waar het uren lang aan een temperatuur van ongeveer 40 graden blootgesteld was, en bet wordt dnn op de marmeren plaat van een toi lettafel gelegd, die misschien maar 20 graden warm is, dan voelt het om zoo te zeggen de afkoeling en kunnen dc zachte bovenste la gen heel licht samentrekken en den schooncn glans doen verdwijnen. Ongelukkigerwijze is nu het collier uit de nalatenschap van Thiers op roode zijde gelegd en ook die omstandig heid zal er toe bijdragen, dat het langzamer hand zijn gloed verliest, daar ook die kleur, die door chemische middelen Is opgewekt, haar invloed langzaam doch zeker doet gel den. Bovendien ligt het te dicht bij het ven ster en zoo werken ook de lichtstralen scha* delijk er op ln. Het stuk mag echter ook krachtens zekere bepalingen niet verkocht worden en zoo kij ken de Parijsclie juweliers het stuk aan als een proefneming, in hoeveel jaren parels kunnen wegsterven, wanneer aan hun onder houd niets wordt gedaan. Hoe lang parels „leven d. w. z. hun glans behouden, is nog niet bepaald; bij goede behandeling bewaren zij hun frlschhcid eeuwen lang, zooals bij overerving door familiestukken wordt bewe zen. Bij een slechte behandeling „sterven" ie spoedig. Het aardijkskundlg spel. Dit spelletje lijkt voel op stuivertje verwis selen. Alle kinderen, op éón na, gaan bij een boom staan, die zich vrijwel in een kring moeten bevinden. De overgeblevene gaat nu zooveel mogelijk in het midden staan cn geeft aan alle anderen den naam van een stad. Hierop zegt hij b.v.: „Ik reis van Gro ningen over Utrecht naar Middelburg. Eón Iwec, drie!" Zoodra „drie!" gezegd is, ver wisselen degenen, die deze steden voorstel len, onderling van plaats en hij, die in hel midden staat, moet trachten een vrijgeko men boom te bereiken. Gehikt hein dit, dan neemt hij den naam aan van dengcen, in wiens plaats hij staat, terwijl deze nu in het midden moet staan. Om niet in dc war te komen, houdt ieder gedurende den verderen loop van het spel denzelfden naam. Natuurlijk mag hij. die in het midden staat, bij het verwisselen alleen namen nocincn van plaatsen, die vooraf gegeven zijn. liet aantal der steden, die opgejaagd worden, mag ge heel verschillend zijn De Poppenwasch. Klaartje en Toosje hadden samen O, zoo'n allerliefste pop, In een paars katoenen jurkje, En een tulen mutsje op. Maar, zei Klaartje op zeekren morgen, 't Jurkje, 't muisje en 't ondergoed Van de pop is erg bcsmoczcld. Weet je, ToosjeI wat je doet? Vul ons tobbetje met water, Doe een kluitje zeep er bij; En de beide meisjes gingen Druk nu aan de wasscherij. Toen het schoon was, spande Klaartje In de bleek een lange lijn; 't Wascbgoed werd daaraan gestoken. Dat het spoedig droog zou zijn. Maar intusschen lag daar eenzaam De arme pop in 't natte gras, En zij zuchtte: ,,'k ril van koude, 'k Ileb een hekel aan de wasch." De kleintjes zijn aan 't spelen met bouwdoos en met ark; zij maken eerst een villa, en dón een heel mooi park met boomen en met perken en paden aar. den kant; - dóór komt hun neefje Kobus, een wilde, ruwe klantI 2. „Zeg, mag ik óók meespelen?*' roept hij en schikt er bij: de kleintjes gaan gewillig voor Kobus wat op zij, maar met het rust'ge spelen is 't voor vandaag gedaan, want Kobus kan de dingen gewoon niet laten slaan. 3. Nu eens verzet hij boomen, dan neemt hij bloemen weg, of wel schopt met zijn schoenen omver de mooie heg; de kleintjes zijn verdrietig liet hij hen maar alleen zoo straks was het zoo prettig maarKobus gaat niet heen. De „lastige visite" zit vol van kattekwaad, en kijkt rond in de kamer, of daar soms niet wat staat, om iets mee uit te halen; een gieter treft zijn blik hij vult dien gauw met water, en heeft al dollen schik. „Het regende in lang niet, „het park is dor en kaal", zoo roept hij, en het water komt met een dikken straal op t huis, het park, de boomen, enop de kleintjes neer de broeser op den gleteri nu regent het nóg meer. „Het stormt er bijl" juicht Kobus, „geen boom blijft er meer staan, „en strakjes gaat de villa, „er stellig ook nog aanl" En och, na 'n paar minuten, ligt alles overhoop de „lastige visite" gaal dan gauw op den loop! Qjti.w an.nju

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 3