(ÜJoot3 de dJeügd.
Waarom Nederland in 1913
feest viert.
(Slot.)
Koning Lodewijk werd door de Nederlan
ders met grooten tegenzin ontvangen en geen
wonder 1 Hij was hun toch als het ware door
Napoleon opgedrongen. Op den duur viel hij
echter nog al mee, want een paar groote ge
breken wispelturigheid en spilzucht uit
gezonderd, toonde hij, "dat hij 't met zijn
nieuwe onderdanen goed meende. Maar juist
daardoor haalde hij zich 't misnoegen van
zijn keizerlijken broeder op den hals. Hij
moest er menig hard woord over hooren. Dit
verdroot hem ten laatste zóózeer, dat hij af
stand van de regeering deed, en zijn zoon,
onder voogdij van zijn moeder, tot opvolger
benoemde. Geenszins strookte dit met de
plannen des Keizers, die er maar in eens een
einde aan maakte, door een besluit uit te
vaardigen, dat Nederland bij Frankrijk werd
ingelijfd, d. w. z.: Nederland zou voortaan een
deel van Frankrijk uitmaken, want, zei hij,
bet was slechts een aanslibbing der Fransche
rivieren!!
Dit besluit was den 9den Juli 1810 gelce-
kend en van dien dag af begon voor ons
arme vaderland een driejarig tijdperk van
vernedering en onderdrukking, die slechts
door de Spaansehc wordt geëvenaard. De
provinciën van Nederland, van het land, een
maal geëerd om den vrijheidszin der inwo
ners, waren van nu af aan Fransche depar
tementen, haar namen, waaraan sedert
ecuwen zooveel dierbare herinneringen ver
bonden waren, werden door andere vervan
gen; onze vaderlandsche vlag, die met zoo
veel roem te land en ter zee had gewapperd,
moest plaats maken voor de Fransche, er be
stond geen Nederland meer, die naam was
tegelijk met de vrijheid verloren gegaanJ
Diep moest dit icderen reclitgeaarden vader
lander grieven, al werd Amsterdam vereerd
met den titel van derde stad des rijks. Dit
alles was echter nog maar een begin. Al de
Blagen, die achtereenvolgens onze landgc-
Dooten troffen, zijn in geen kort bestek op te
noemen; eenigen laten we daarom slechts
volgen, en we houden ons verzekerd,, die zul
len wel voldoende zijn om iedereen te over
tuigen, dat Nederland stof lot blijdschap en
dankbaarheid had, toen de ure der verlos
sing sloeg.
Onze builenlandsche bezittingen waren ons
reeds van tijd tot tijd door de Engclschen ont
nomen en onze handel en scheepvaart door
den oorlog lusschen dat volk en de Franschen
gestremd. Zoowel des Keizers onderdanen
als bondgenooten moesten voor de Engel-
schen hun havens sluiten, en zóó ver ging
zijn haat tegen dien vijand, wien hij de heer-
schappij op zee niet kon ontnemen, dat hij de
goederen uit hun land afkomstig liet opzoe
ken en verbranden, zonder dat de handelaars
daarvoor schadevergoeding kregen. Van alle
waren uit Oost- of West-Indië afkomstig
moest de helft der waarde als belasting wor
den opgebracht en de tabakshandel mocht
alleen voor rekening van den Keizer worden
gedreven. Om de smokkelarij te voorkomen
werd ons land overstroomd door een zwerm
Fransche ambtenaren, douanen geheelen, die
daar tegen kwamen waken en zich veelal
?an schromelijke afpersingen s<Jiuldig maak-
êen. Hierdoor werd ook de binneninndsehe
handel zoozeer bemoeilijkt, dat er voor den
koopman niets meer te verdienen viel. Door
het stilstaan van den handel leden vele hand
werken en middelen van bestaan, en zoo
moest dus de welvaart wel afnemen en de
armoede op schrikbarende wijze toenemen.
Niet minder noodlottig was voor velen het
besluit, dat de staatsschuld zou worden ge-
tiêrceerd; d. w. z. voortaan werden de renten
der schuldbrieven van de regecring tot op
een derde verminderd. Denkt eens aan, boe
velen zijn er niet, die in goed vertrouwen hun
geld aan de regeering leenen, omdat zij die
belegging het veiligst rekenen en dan van de
renten stilletjes leven! Wat moest er nu van
hen worden, nu zij voortaan slechts een derde
ontvingen? Velen vervielen dan ook tot den
bedelstaf. Vooral werden de inrichtingen van
liefdadigheid, wier bezittingen voor een groot
deel uit staatspapieren beslaan, door dien
maaiiregel getroffen.
Wanueer wc hier nu nog bijvoegen, dat de
onophoudelijke oorlogen, die de Keizer
voerde, ontzettende sommen kostte, welke
door zijn onderdanen moesten worden opge
bracht, dan kunt ge wel begrijpen, dat hel
land met rassche schreden zijn ondergang
tegemoet ging.
Maar ook in andere opzichten werd net
Nederlandsche volk diep gegriefd. We zou
den niet slechts Franschen heeten, maar het
ook worden. Daartoe moesten we Fransche
wetten leeren gehoorzamen, wetten, voor een
volk gemaakt, dat met ons in zeden, taal en
ook andere opzichten zoo zeer verschilt.
Maar dat verschil in taal zou op last van den
overheerscher weldra geen hinderpaal meer
opleveren; onze mooie en krachtige moeder
taal moest door de Fransche worden ver
drongen; die taal moest in alle scholen wor
den onderwezen, in alle openbare stukken
worden gebruikt. Voorts mocht er geen boek
worden gedrukt, vóór dat het door daartoe
aangestelde ambtenaren eerst in Parijs was
Dagezien, of er ook iets in stond, dat den
Keizer wellicht niet aangenaam zou zijn en
tulke zinnen werden dan doorgestreept.
En alsof dit alles nog niet erg genoeg ware,
ook het kostbaarste wat de Nederlanders be-
tatcn, moesten zij ten offer brengen hun
kinderen. Tot dusverre waren onze troepen
samengesteld uit vrijwilligers en aangewor
ven manschappen; nu werden de jonge man
nen bij loting gedwongen, niet om een ge
liefd Vaderland te verdedigen, maar om den
dwingeland dienstbaar te zijn in de volvoe
ring van zijn hecrschzuchtige plannen om
Mie landen onder zijn schepter te brengen.
Zoo zagen ouders hun zoons heengaan met
het treurige vooruitzicht zc wellicht nimmer
Of deerlijk verminkt weer te zien. Vele gegoe
den kochten* wel voor aanzienlijke sommen
plaatsvervangers, doch wat baatte het hun,
dat zij duizenden daarvoor hadden opgeof
ferd? Velen werden naderhand toch geclwon-
AXb ftlt -iron Ntïiol/Wir itX dklisl'
te treden, voor welke eer zij hun geheelc
uitrusting zelf moesten bekostigen.
De toekomst zag er dus zeer donker uit.
Bijna geheel Europa was nu afhankelijk
van den overheerscher. Alleen het Britsche
rijk weerstond zijn plannen, terwijl de Kei
zer van Rusland tot zijn vrienden en bondge
nooten behoorde, maar toen deze in het te-
lang van zijn onderdanen weigerde zich ;n
alles naar Napoleons wil tc schikken, de.'d
Napoleon hem den oorlog aan. Met een leger,
dat uit ruim een half milliocn goed uitge
ruste krijgslieden bestond, en waartoe wij,
evenals de andere van hem afhankelijke sta
len, ons aandeel hadden moeten leveren, trok
hij dwars door Duitsehland naar de Russische
grenzen. Niets scheen dit leger terecht de
groote armée genoemd, en zooals nog nooit
een veldheer er een onder zijn bevelen had
gehad te zullen weerstaan, en de Russen
voor zich heen drijvende, drong hij zelfs tot
hun oude hoofdstad Moscou door, waar hij
plan had met zijn leger te overwinteren. Doch
hier vond hij den eindpaal zijner overwin
ningen; hier zou de man, die naar willekeur
over het lot van vorsten en volken besliste,
het ervaren, dal: de mensch wikt en God be
schikt. De Russen wilden hun aloude keizer
stad niet in de macht van den vijand laten,
liever gaven zij haar aan de vlammen ten
prooi! En nu ving voor het Fransche leger
een tijd aan van jammer en ellende, zooals
er op geen bladzijde in de geschiedenis mis
schien een tweede is aan tc wijzen.
Onder de felle koude van den vroeg inge
vallen winter, en wel een Russischen winter,
moest het groote leger een terugtocht afleg
gen van ongeveer 200 uren, en dat door land
streken, die bij den intocht waren uitgeplun
derd en in woestenijen herschapen. Wat niet
bezweek door honger, koude of vermoeienis,
liep ieder oogenblik gevaar in handen der
Kozakken tc vallen, die als zwermen roofvo
gels het vluchtende leger aan alle zijden aan
vielen. Slechts een twintigste deel van het
groote leger mocht den vaderla_ndsch.:n
bodem weer betreden. Napoleon zelf was
overhaast gevlucht en hij kwam zoo onver
wacht in Parijs aan, dat hij aan de poorK'
van zijn palcis ternauwernood herkend werd.
Met een ongeloofelijke inspanning wist hij
een nieuw leger van 350.000 man bijeen te
brengen en rukte daarmee naar Duitsehland
op, maar de brand van Moscou was voor ue
onderdrukte en mishandelde Pruisen het
sein geweest om zich bij Keizer Alexander
aan te sluiten. Ook Oostenrijk volgde dit voor
beeld en nu kwam tussehen die monarchen
een verbond lot stand om de wapens niet neer
te leggen, voordat de overheerscher onscha
delijk was gemaakt. Wel scheen zijn vroeger
geluk dezen toe te lachen. Bij Lützen en Baut
zen was hij weer overwinnaar, maar na een
wanhopigen strijd van 16 tot 19 October in
de velden bij Leipzig werd hij volkomen ver
slagen. De Bondgenooten vervolgden hem en
drongen over de Fransche grenzen, terwijl
een Engclsch leger uit Spanje over de zuide
lijke grenzen dat rijk binnenrukte.
Onbeschrijfelijk was de vreugde, waarmede
in ons vaderland de nederlagen van Napoleon
werden vernomen. Vol verwachting Idopten
aller harten, of de dageraad der vrijheid na
niet weldra zou aanbreken. Die blijdschap
moest echter bedwongen worden, want in
alle belangrijke plaatsen lagen nog Fransche
troepen.
Toen echter vele Fransche ambtenaren uit
Duitsehland vluchtende door ons land kwa
men, en degenen, die zich in ons land bevon
den, aanstalten maakten dat voorbeeld te
volgen toen de generaal Molitor zelfs den
15den November met zijn troepen Amsterdam
verliet en op Utrecht terugtrok, toen werd op
den avond van dien dag in de straten van de
hoofdstad des rijks weder de oude kreet ge
hoord: „Oranje Boven!" Dc wachthuizen
der douanen werden verbrand en de woning
van den prefekt geplunderd; maar door ue
krachtige maatregelen van het stedelijk be
stuur werden verdere ongeregeldheden ge
lukkig voorkomen. Molitor immers had ieder
oogenblik kunnen terugkecren en men wist,
'wat er dan van de Franschen zou te wachten
zijn.
Te 's Gravenhage waren al sedert eenigen
lijd de edele vaderlanders Gijsbert Karei van
Hogendorp, van der Duijn van Maasdam, van
Limburg Sliruin en eenige hunner vrienden
in stille werkzaam geweest om een omwen
teling voor te bereiden. Wat in Amsterdam
voorviel verraste hen. echter. Terecht begre
pen zij, hoe gewaagd het ook zijn mocht, dat
het nn geen tijd was om lang fe raadplegen.
Dat Napoleon niet licht Nederland zou opge-
ven, wisten zij maar al te goed, evenals de
gevaren, die hel land zou loopen, wanneer
op de aankomst der Bondgenooten werd ge
wacht, dan toch zou Nederland de kamp
plaats worden, en bij al de onheilen, die het
reeds had ondervonden, zouden nu nog de
oorlogsrampen zich voegen. Een kloek De-
sluit alleen kon dat gevaar afwenden. Daar
om traden zij openlijk op en verklaarden, dat
zij het bewind aanvaardden in den naam van
Willem Frederik, Prins van Oranje. Met
geestdrift werd die verklaring ontvangen.
Ieder versierde zich met de geliefkoosde
oranje-kleur, en de Nederlandsche vlag wap
perde weer vroolijk van de torens en uit de
huizen der ingezetenen.
Op alle plaatsen, waar men niet beducht
behoefde te zijn voor dc Fransche bezetting,
werd die tijding met blijdschap ontvangen en
sloten de burgers zich bij het voorloopig be
stuur aan, dat terstond aan den Prins kennis
gaf van het gebeurde en hem uitnoodigde om
herwaarts te komen.
Hadden de Nederlanders geen reden om
zich te verblijden? t Is waar, alle gevaar was
nog niet geweken; maar het vooruitzicht op
het terugkrijgen der vrijheid maalde, dat men
dit niet telde. Alle vroegere verdeeldheden
waren vergeten; van Oranje wachtten
allen heil, aan Oranje zwoer alles
trouw I
En nu is het juist een eeuw geleden, dat
die heugelijke omwenteling plaats had; reeds
honderd jaren lang heeft ons land de vruch
ten geplukt, van de welberaden handelwijze
onzer vaderen.
Daarom viert Nederland in 1913 feest en
we spreken de bede uit, dat ons dierbaar
Vaderland voor inwendige twisten en ver
deeldheden bewaard moge blijven, want die
waren het, die ons op den rand van onzen
nnanrnanfl harlHon
Van allea wat.
Eerlijk duurt het langst.
Een koning van Perzië wilde zich met
eigen oogen overtuigen, of zijn volk gelukkig
was of niet. Hij begaf zich daarom als eert
onbekende op reis, door slechts éën gunste
ling vergezeld. Hij had reeds vele genoege-
lijkc uren gesleten, in dc stille woning van
den dorpeling of onder het nederige <lak
van den werkman, toen hij eens een herder
ontmoette, die heel mooi op de fluit speelde
en een zeer gunstig uiterlijk bezat. Dc koning
voelde zich tot hem aangetrokken, en sprak
hem aan. Al spoedig werd er besloten, dat
de herder hem naar het hof zou volgen. Ilij
werd daar onderwezen en met gunsten over
laden, die hij zich volkomen waardig maak
te, zoodal hij na twee jaar tot bewaarder der
kostbaarheden van het rijke Perzische hof
werd aangesteld.
Alibee, zoo heette dc herder, siteog hoe lan
ger hoe moer in de gunst des konings, maar
dacht soms in stille over zijn benijdenswaar
dig leven, dal hij vroeger op het land genoot.
Hij begon ook te ondervinden, hoe onbesten
dig het geluk aan het hof is. Zijn béscher-'
mer, de koning, stierf en zijn zoon volgde
hem op. Deze liet zich door jaloersche ho
velingen opstoken tegen Alibee, daar zij hem
verdacht maakten van dc kostbaarheden te
hebben verkocht. De vorst gaf nu bevel, itt
zijn tegenwoordigheid de schatkamer te doen'
openen, waarbij Alibee zich moest vcrant-*
woorden.
Alibee opende dus de schatkamer voor den
koning en vertoonde hem al dc kostbaarhe
den, dte hem door den vorigen vorst waren
toevertrouwd. Alle zaken lagen netjes gerang
schikt en niets ontbrak er. De koning was
over die eerlijkheid en nauwgezetheid getrof
fen en hij wierp oen loornigon blik op zijn
hovelingen, toen dezen hem op een ijzeren'
deur wezen, die met twoe grendels gesloten)
was: „Daar achter zijn dc gestolen schat
ten verborgen!" zeiden rij. Dc koning gaf
bevel ook deze deur te openen. Alibee smeek
te hot niet tc doen, daar zijn eigendom zich
daar adhter bevond. De vorst drong echter
aan en de deur werd geopend. Hoe groot
was echter aller verwondering, toen zij niets
vonden dan een fluit, een herdersstaf en boo-
renklecren. Het waren die, welke Alibee ge
dragen had, toen de koning hem met zich
meegenomen had en die hij n/u en dan met
welgevallen beschouwde, omdat zij hem de
gelukkigste dagen uit zijn leven herinnerden.
„Ziedaar, o koning", sprak hij, „het eenigste
wat mij van mijn eerste geluk is overgeble
ven. Die schat zal mij rijk maken, ook al ont-
naamt gij mij alles, want het zijn de hechtsto
steunsels om gelukkig te blijven. Zij zijn vol
doende voor den eenvoudige, die zich met
het noodige tevreden stelt."
De koning was getroffen en bestrafte zijn
hovelingen, die het paleis werden uitgezet.
Alibee werd tot eersten minister aangesteld
en stierf nis zoodanig op hoogen leeftijd.
Speldenku ssen met bloemen.
Dit vervaardigt men op de volgende wij
ze: men maakt een rond kussen klaar met
een opening in het midden, die ruim genoeg
is voor een glas en vult dit kussen op met/
zemelen. Den rand der opening bedekt men
met stevig bordpapier. Daarna overtrekt men
het met roode, blauwe of witte zij. Langs
den buitenrand naait men een koordje.
Zet nu een glas met bloemen in de opening
midden in, dan heeft men een aardig sie
raad voor de toilettafel.
Natuurlijk kunt ge voor het overtrek van
het kussen ook doorgeslopte tule, geborduurd'
neteldoek of iets anders nemen.
Reinheid bij insecten.
Met betrekking tot dc reinheid bij insecten
heeft de natuuronderzoeker Henry C. Mc Cook
interessante onderzoekingen gedaan. Hij
sloeg duizenden mieren op elk gedeelte van
den dag en den nacht gade onder de meest
voor de reinheid ongunstige verhoudingen.
Nooit vond hij een onzuivere mier ofschoon
de meestcn in den grond graven en zich in
vuil en afval bewegen. De diertjes bezitten
namelijk aan hun lichaam fijngetande kam
metjes, haarborstels en sierlijke stoffertjes
waaraan de vuile deeltjes gemakkelijk blijven
hangen. Zorgvuldig reinigen de mieren zich
eer ze.slapen gaan en wanneer ze in dc stem
ming" er toe zijn; ja, ze helpen elkaar dikwijls
bij het toilet. Ook andere insekten, als de
wespen, munten uit door groote zuiverheid.
Goed gelijkend portret.
Een fatterig jongmensch ging naar Cen
schilder en verzocht hem zijn portret te ma
ken. Nadat hij eenige keeren geposeerd had,
deelde de schilder hem mede, dat de schil
derij gereed was en liet hij haar aan 't jong-
mensch zien. Deze was er echter zeer on
tevreden over en beweerde, dat het portret
heelemaal niet geleek.
„Natuurlijk neem ik het niet aan en betaal!
Ik het evenmin", zei hij.
„Heel goed, mijnheer", antwoordde dekun-
lenaar; „het is niet meer -dan billijk, dat wan
neer het niet gelijkt, gij het ook niet betaalt;
ik heb niets tc reclameeren."
Hij had echter een plan, dat hij spoedig
en uitvoer bracht.
Zoodra het jongmensch zijn atelier verla
ten had, nam de schilder zijn penseelcn op
en voegde aan het verguisde portret twee/
groote ezelsooren toe. Daarna plaatste hij het
triomfantlijk voor zijn raam, zoodat alle
voorbijgangers het konden zien.
De gelijkenis was voldoende om iedereen
het model te laten herkennen en onmiddel
lijk stond er een groep kijklustigcn voor 't
raam, die zich. vroolijk maakten over het por
tret.
Daar kwam plotseling het model zelf voor
bij; hij zag zijn portret voor raam en dus
ook de groote ezelsooren. Woedend trad hij
het atelier binnen en dreigde den schilder,
dat hij hem zou aanklagen.
„Maar, mijnheer", antwoordde de schilder
doodkalm, „waarover beklaagt ge u? U heeft
zelf beweerd, dat het portret heelemaal niet
geleek; niemand kan u dus herkennen; bij
gevolg is u .geenszins bespottelijk gemaakt.''
rr*. xui wa!
genoodzaakt te erkennen, dat het portret wel
degelijk geleek; hij wilde ihet koopen en on
middellijk betalen. Dc schilder voerde zijn
wraak echter nog ten toppunt door te zeg
gen:
„Dan is alles in orde, hier is uw portret.
Nu begrijp ik waarom u het eerst niet goed
gelijkend vond: „de ooren ontbraken er
aan".
Een oud Pandspellotje.
Neem een sleutel. Een uit den kring reikt
den sleutel aan een ander over en zegt
daarbij vrij vlug t volgende versje op. Wie
zich verspreekt moet een pand geven. Op
die manier gaat de sleutel van den een
naar den ander.
„Hier is de sleutel van de Bibelabont-
sche berg;
Op de Bibelabontsche berg staat een Bi-
bclabontsch huis,
En in dat Bibelabontsche huis wonen Bi
belabontsche menschen.
En die- Bibelabontsche menschen hebben
Bibelabontsche kinderen.
En die Bibelabontsche kinderen eten Bi
belabontsche pap,
Met een Bibelabontsche lepel, uit een Bi
belabontsche nap."
Als de sleutel rond is geweest, worden
de panden teruggegeven.
„Ilutteremut, wiens pand is dit?" vraagt
de pandhouder.
„Mijn, meneer wees zoo goed en geeft
het weer", zegt de eigenaar.
De pandhouder vraagt: „Wat wil je er
voor doen?"
Dc eigenaar zegt: „Al wat er toe staat."
Dc pandhouder zegt: „Vraag dan maar
aan Jan om raad."
Telkens noemt de pandhouder den naam
van een der medespelers, en de genoemde
mag dan zeggen, wat de eigenaar van het
pand doen moet om het terug te krijgen.
Kunnen parels sterven"?
In het Louvrc-museum te Parijs ligt een
paarlencollier op het „sterfbed"! Wel niet op
een bed, maar op een hord van zijde; dit is
het groote collier, dat uit de nalatenschap van
Thiers afkomstig is en eenmaal aan diens ga
de behoorde. Het is eenvoudig gevat en heeft
geen kunst-waarde; zijn materieele waarde
echter bedraagt 114000 gulden. Het bestaat
uit 145 parels in drie rijen van te samen 2097
grein gewicht, de drie grootste parels wegen
36, 39 en 51 grein. Dit collier moet .sterven";
iederen dag verliest het van zijn glans en in
den loop van eenige tientallen jaren zal het
zoo zwart worden nis een veelgebruikte ro
zenkrans. Waarom? Wijl parels hun onvergc-
lijkelijken glans slechts behouden, als zij door
vrouwen gedragen worden en telkens weer
in aanraking met de zachte, weeke en warme
huid der draagster komen. Toen b.v. de Duit-
sche Keizerin Augusta stierf, vond men in
haar nalatenschap prachtvolle parelsnoeren,
welke eveneens aan het vergaan waren en
wel op grond dat zij sedert jaren niet meer
op den hals, maar, zooals het zich uit den
hoogen ouderdom der gestorvene laat verkla
ren, slechts over de kleeren gedragen wer
den. Destijds lieten deskundigen deze parels
een badkuur in het zeewater ondergaan; zij
werden eenige maanden lang nauwkeurig be
waakt in dc zee gelegd en kregen daardoor
hun ouden glans terug. Wanneer een parel
collier b. v. van den hals genomen wordt,
waar het uren lang aan een temperatuur van
ongeveer 40 graden blootgesteld was, en bet
wordt dnn op de marmeren plaat van een toi
lettafel gelegd, die misschien maar 20 graden
warm is, dan voelt het om zoo te zeggen de
afkoeling en kunnen dc zachte bovenste la
gen heel licht samentrekken en den schooncn
glans doen verdwijnen. Ongelukkigerwijze is
nu het collier uit de nalatenschap van Thiers
op roode zijde gelegd en ook die omstandig
heid zal er toe bijdragen, dat het langzamer
hand zijn gloed verliest, daar ook die kleur,
die door chemische middelen Is opgewekt,
haar invloed langzaam doch zeker doet gel
den. Bovendien ligt het te dicht bij het ven
ster en zoo werken ook de lichtstralen scha*
delijk er op ln.
Het stuk mag echter ook krachtens zekere
bepalingen niet verkocht worden en zoo kij
ken de Parijsclie juweliers het stuk aan als
een proefneming, in hoeveel jaren parels
kunnen wegsterven, wanneer aan hun onder
houd niets wordt gedaan. Hoe lang parels
„leven d. w. z. hun glans behouden, is nog
niet bepaald; bij goede behandeling bewaren
zij hun frlschhcid eeuwen lang, zooals bij
overerving door familiestukken wordt bewe
zen. Bij een slechte behandeling „sterven" ie
spoedig.
Het aardijkskundlg spel.
Dit spelletje lijkt voel op stuivertje verwis
selen. Alle kinderen, op éón na, gaan bij een
boom staan, die zich vrijwel in een kring
moeten bevinden. De overgeblevene gaat nu
zooveel mogelijk in het midden staan cn
geeft aan alle anderen den naam van een
stad. Hierop zegt hij b.v.: „Ik reis van Gro
ningen over Utrecht naar Middelburg. Eón
Iwec, drie!" Zoodra „drie!" gezegd is, ver
wisselen degenen, die deze steden voorstel
len, onderling van plaats en hij, die in hel
midden staat, moet trachten een vrijgeko
men boom te bereiken. Gehikt hein dit, dan
neemt hij den naam aan van dengcen, in
wiens plaats hij staat, terwijl deze nu in het
midden moet staan. Om niet in dc war te
komen, houdt ieder gedurende den verderen
loop van het spel denzelfden naam.
Natuurlijk mag hij. die in het midden staat,
bij het verwisselen alleen namen nocincn van
plaatsen, die vooraf gegeven zijn. liet aantal
der steden, die opgejaagd worden, mag ge
heel verschillend zijn
De Poppenwasch.
Klaartje en Toosje hadden samen
O, zoo'n allerliefste pop,
In een paars katoenen jurkje,
En een tulen mutsje op.
Maar, zei Klaartje op zeekren morgen,
't Jurkje, 't muisje en 't ondergoed
Van de pop is erg bcsmoczcld.
Weet je, ToosjeI wat je doet?
Vul ons tobbetje met water,
Doe een kluitje zeep er bij;
En de beide meisjes gingen
Druk nu aan de wasscherij.
Toen het schoon was, spande Klaartje
In de bleek een lange lijn;
't Wascbgoed werd daaraan gestoken.
Dat het spoedig droog zou zijn.
Maar intusschen lag daar eenzaam
De arme pop in 't natte gras,
En zij zuchtte: ,,'k ril van koude,
'k Ileb een hekel aan de wasch."
De kleintjes zijn aan 't spelen
met bouwdoos en met ark;
zij maken eerst een villa,
en dón een heel mooi park
met boomen en met perken
en paden aar. den kant; -
dóór komt hun neefje Kobus,
een wilde, ruwe klantI
2.
„Zeg, mag ik óók meespelen?*'
roept hij en schikt er bij:
de kleintjes gaan gewillig
voor Kobus wat op zij,
maar met het rust'ge spelen
is 't voor vandaag gedaan,
want Kobus kan de dingen
gewoon niet laten slaan.
3.
Nu eens verzet hij boomen,
dan neemt hij bloemen weg,
of wel schopt met zijn schoenen
omver de mooie heg;
de kleintjes zijn verdrietig
liet hij hen maar alleen
zoo straks was het zoo prettig
maarKobus gaat niet heen.
De „lastige visite"
zit vol van kattekwaad,
en kijkt rond in de kamer,
of daar soms niet wat staat,
om iets mee uit te halen;
een gieter treft zijn blik
hij vult dien gauw met water,
en heeft al dollen schik.
„Het regende in lang niet,
„het park is dor en kaal",
zoo roept hij, en het water
komt met een dikken straal
op t huis, het park, de boomen,
enop de kleintjes neer
de broeser op den gleteri
nu regent het nóg meer.
„Het stormt er bijl" juicht Kobus,
„geen boom blijft er meer staan,
„en strakjes gaat de villa,
„er stellig ook nog aanl"
En och, na 'n paar minuten,
ligt alles overhoop
de „lastige visite"
gaal dan gauw op den loop!
Qjti.w an.nju