Zaterdag 19 Juli 1913.
„DE EEMLANDER".
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Ds Klokken die verklonken,
12"" Jaargang.
N°. 17 Tweede Blad.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukkon) - O.IO.
Afzonderlijke nummers - O.J)5.
Dezo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentién gelieve men liefst vóór 11 uyr, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: U TRE C H TSCH EST RAAT I.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels.. f 0.50.
Elke regol meer0.10.
Dienstaanbiedingen 25 centM bij vooruitbetaling.
Grooto lettors naar plaatsruimto.
Voor handel en bodrijt bestaan zeer voordooligo bepalingen
tot het horhanld ndverteoren in dit Blad, bij abonnouiont.
Eeno circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
l>e slag bij Amersfoort,
door
JOHAN VAN LEMFEllDINGEN.
I.
Hij zat tegenover mij in den tuin van de
sociëteit, toch hij mij hel verbaal doed. ilij
f verleide heel vlol en rustig en maakle op mij
den indrukt van volKomen Betrouwbaarheid.
„Laat ik dan beginnen te zeggen, dat ik
zelfs ii>iioL teu-naasie-iuj kan gissen in wel
ken tijd mijn verhaal speelt. Zooals ik het ge-
J4vonden hei» in mijn familie-papieren geeft
het een aantal details, die nog-ai modern
schijnen, maar de geest on de stemming van
S het geheel zijn zuiver middeleeuwsch zon
der een spoor van renaissance. Eniin, je zult
het wel hooien.
In ieder geval kaai je veilig in gedachten zes
eeuwen teruggaan. Denk je onze stad Amers
foort in dien tijd met haar bespottelijk hoogc
wallen en grimmige poorten, de huizen met
X rare, samen-leunende gevels, grijs gepleisterd
f tussehen de guverfde houten lijsten en meest
zwaar bevracht mei onnoodigc versierselen,
E onleesbare jaartallen en onbetrouwbare lui-
Ic^s-
Vóór iedere woning van eenige bolcekenis
was een houten- of steenen bank, waaróp de
E familie des avonds zat le praten over bel
nieuws van üen dag en het heerlijke weer;
bovendien lag uaar de particuliere vuilnis-
fi belt van het gezan, tevens hoenderpark, var
kenshok en Kinderspeelplaats. De eigenlijke
straat was alleen minden-op geplaveid en
dan nog wei niet onücnouwen, puntige keien,
waarvaui de ineesi verraüerlijtke zich verdek)
hadden opgesteld onder het slijk, dat gewoon
lijk in zeer ruame malie daar voorhanden was.
Dicht hij een van de poorten aan de
hoofdstraat was de stads-herberg cn daar
vóór zaten op een mooien voorjaarsmorgen
een driic-lal krijgslieden, in achtelooze hou
dingen leunden zij op hun blanke wapens en
speelden zij met de kwasten en pluimen van
hun stalen helm-hoeden, die vóór hen op de
tafel stonden naast de steenen bier-kruiken.
De twee oudsten, ruw-gebaarde en door de
zon verbrande kerels, waren in druk gesprek.
Dat ging vergezeld met een reeks van in-
druk-wekkernde vloeken, heftige gebaren en
veel bieidrmkcn. De jongste, niet zoo ervaren
als zijn beide krijgsmakkers, dronk minder
hoewel toch zeor regelmatig, hij sprak kalmei
en hij vloekte weinig.
„Ik zeg u, hopman, dat de Keizer zijn leger
klaar heeft. Al zijn gouden sieraden en die
van de edele vrouwe neeft hij doen veilen om
de ruiterij van voldoende paarden te voor
zien. En overal in den lande heeft hij een zoo
jhoogo penning doen heffen, dat het volk be
gint te mopperen. Ze willen aLs het toch
wezen moet liever dadelijk vechten."
„Ze hebben nóg gelijk", bromde de hopman
„Maar weet gij ook wal de Keizer met zijn
oorlog bereiken wil? Zou het zijn om den
koning der Britten te tuchtigen voor zijn
eigenmachtig optreden van den laalsten tijd
Of gaat het legen het volk-van Parijs?"
„Dat mag de duivel weten, hopman. Hebt
ge dan niet gehoord, dat er dit jaar gevoch
ten wordt, onverschillig of er een reden voor
is of niet?"
„Ik héb er van gehoord. Je meent die voor
spelling, nietwaar? Maar wat moet ik daar
van geüooven? De één verhaalt van een bis
schop, die duizend jaar geleden reeds zeide,
dot we nü zouden vechten. De ander komt
met een oude vrouw, die voor honderd jaar
hetzelfde voorspeld heeft. Maar niemand
komt met een nader bericht, niemand noemt
namen cn ieder vertelt het verder, steeds
vager en onheilspellender. Ik mag vervloekt
zijn, als ik er een duit om geef."
„Gij zoudt beter doen er wél iets om te ge
ven cn te zorgen, dat gij niet vervloekt werdt,
hopman. Ik zeg u, dat op 't eind van 't jaar
de meesten van ons gesneuveld zijn en dat
onze beenderen op het slagveld te blccken
liggen. Er zal geen tijd zijn om alle gevallen
mannen te begraven en er zullen zeker geen
krijgslieden overblijven om de velden te be
schermen tegen plunderaars cn 1 ijken dieven
Hebt gij gehoord wat de wijze goudmaker
uit de Hofstad geopenbaard heeft?"
„Neen, ik weet zelfs niet wicn gij bedoelt."
„Wat, kent gij niet den naam van dien groo-
»en man? Van hem, in wien de teruggekomen
geest van Alexander van Charlemagne en
van Napoleon is gevaren. Hij., die....""
llier viel ik verbaasd mijn verteller in
de reuc: „Napoleon? ik dacht dat je verhaal
nes eeuwen geleden speelde. IIoc heb ik dat
nu met jou?"
Hij antwoordde cenigszins verward: „O,
zei ik Napoleon? 11c bedoelde zeker iemand
anders. Trouwens dat doet er niet toe. Het
/.ou een anachronisme geweest zijn. Neon, ik
bedoelde waarschijnlijk Tamburlane de
Groote. Maar laat mij verder gaan met wat
de aanvoerder der boogschutters zeide:
„Ik zeg u, hopman, hij is een van de wijsste
mannen van de wereld. Ilij is helderziend
door alle tijden en van heinde en verre ko
men de menschen om hem te raadplegen. De
rijtuigen van het koninklijk hof houden stil
voor zijn nederige woning en menige teere
diameshand heeft tusschcn zijn sterke vingers
gerust. Welnu, die man zegt, dat dit jaar de
slag zal vallen bij Amersfoort en dat daarbij
over het lot van vele kronen beslist zal wor
den."
De hopman zweeg eenigen tijd, nu zicht
baar onder den indruk. Eindelijk vroeg hij
langzaam: „Dus weet geen onzer, wat er dit
jaar met hem gebeuren zal? Zeg mij, waarom
hebt ge dan met zoovele goede zorgen uw
wapenrusting doen vernissen en versieren bij
meester Blankcrd. Hij is een uitnemend
kunstenaar, maar zéér veel-vragend. Waarom
dat geld niet liever besteed aan een vroolijk
leven van cen-ige weken?"
„Omdat ik niet als een arme huurling in
den strijd wil gaan. En bovendien, omdat de
wijze goudmaker uit de Hofstad mij heeft ver
klaard, dat ik in geen van de groote gevech
ten om Amersfoort zal vallen. Wat de kleine
schermutselingen betreft,daarmee kan hij
zich in deze ernstige tijden niet inlaten. Dus
gij begrijpt, dat ik steeds mijn best zal doen
mij le midden van den hevigsten strijd te
bevinden. Daar ben ik veilig."
„Dus gij Ivebt den grooten man zelf gespro
ken?" vroeg hier op-eens de derde, jongere
krijgsman. „Zeg mij, kan iedereen hem te
spreken krijgen?"
„Zeker, wanneer ge maar naar de Hofstad
rijdt en daar uw beurt afwacht. Iedereen weet
waar hij woont en niemand behoeft u aan-te-
dienen. Ik wed, dat hij nü reeds weet, dat gij
naar hem komen wilt tenminste indien ge
dat werkelijk van plain zijt"
„Dat ben ik," antwoordde vast-besloten de
jonge mam.
En twee dagen later reed hij in gezelschap
van zijn schildknaap de Hofstad binnen. Om
geen onnoodig opzien te baren on ook om dc
wijsheid van don goudmaker zuiverder te be
proeven had hij zijn wapenrok thuis gelaten.
Zijn knaap was daarover slechts ten halve
tevreden. Immers hij verkondigde zoo gaarne
rechts en links: „Lk ben Okko, de knaap van
den dapperen Arnaud de Birkcnbuiger, den
aanvoerder van de speerruiters van den Gel-
derschcn hertog!" En nu moest hij heel be
scheiden zeggen dat rijn heer slechts een
rechtsgeleerde was en voor zaken op reis
Zij zadelden af voor het groote logement,
dat in zijn gevel het wapen van twee machtige
koopsteden voerde. Daarna begaven zij zich
naar het Ilarmgdiorp, waar dc wijze goudma
ker woonde.
Okko had verwacht een groot, geheimzinnig
huis te vinden, maar de toovenaar woonde
heel nederig als ieder ander in een huisje
zonder diamanten poorten. Alleen de prach
tige naam op dc voordeur verried iets van het
bijzondere karakter van den bewoner. Okko
had nimiper lezen geleerd, maar dat hij hier
met oen toovernaam te doen had. Icon hij
reeds uit de lengte van het opschrift begrij
pen.
De deur werd geopend door een vermoeid
uitziende dienstbode met rood-gesclireide oog
leden en viezigen bonten boezelaar. Eon weec
reuk van verhangen wierookdamp kwam hun
uit de gang tegemoet. Zij werden in een soort
van wachtkamer gelaten, waar zij reeds een
aantal menschen zagen zitten, meest dames
met kleine lcinderen. Okko vond, dat zij niet
vroolijk keken. Aan den wand hingen een
paar namaak gobelins, de electrische kroon
was zwaar behangen met stukjes geslepen glas
en omhuld met een groote lap vlicgen-gaas, op
den schoorsteenmantel stond een pendule in
namaak style-empire
„Slop, je slaat weer door!" viel ik in de rede,
„die beschrijving kan onmogelijk juist zijn. Je
spreekt van electrische kronen, sityle-empirc.
En dat alles in de twaalfde of dertiende eeuw
van onze jaartellingl"
„Ja, ik kan er niets aan doetn. Ik heb je
wel gezegd, dat sommige détails van mijn ver
haal modern schijnen. Maar je begrijpt toch,
dat zoon verhaat hoel lang geleden gebeurd
is. De electrische kroon en de style-empire
zijn voor de middeleeuwen minder erg ana
chronistisch dun de wijze goudmaker eD zijp
geloovdgen in onzon tijd zouden zijn. En daar
om moet je wel aannemen, dat mijn verhaal
werkelijk zes of zeven eeuwen geleden speelt.
Maar laat mij doorgaan.
Okko, de knaap, had juist mót schrik ont
dekt, dat het aantal stoelen in de waohtka-
mcr dertien bedroeg, toen de suile-denrcn ge
opend werden. Eén van de dames stond op
en begaf zich naar de voorkamer, maar ge
durende den tijd daarvoor noodig bleven OU-
ko's oogen angstig gevestigd op een kleinen
man, die daar van-uit het half-donker den
kring van wachtenden rondzag met doordrin
gend scherpe blikken. Zijn gelaat was niet
onvriendelijk, zelfs bepaald goedig en gerust
stellend. Maar toch, toon hijOkko slechts
even had aangezien, had deze het '-evoel go
kregen, alsof nu al zijn geheimen op eens door
grond waren: dat hij een dappere ridder
hoopte te warden, dat hij héél vroeger eens
een ajppel uit den tuin van den hertog ge
stolen had en dat hij verliefd was op Liesbcth.
de dochter van den molenaarI
Vijf minuten later verdween weer één van
de dames in do kamer daarnaast. En zóó ging
het voort tot Arnaud de Birkcnbuiger aan de
beurt kwam. Ilij was blijkbaar heel rustig ge
bleven: al het geheimzinnig gedoe had heiu
zijn kalmte niet doen verliezen. Rccht-op
schreed liij door de suitedeuren, Okko een
wenk. gevende te wachten. De wijze goud
maker groette hem met zachte stem, die on
danks het cenigszins vulgaire accent, niet on
sympathiek was cn con ware, hoewel korte
lings verkregen voornaamheid verried.
„Gaat u zitten. U behoeft niets to zeggen
Legt u uw hand hier maar neer."
Arnaud deed hot cn de toovenaar legde drie
vingers van zijn machtige hand in de ge
opende handpalm. Beurtelings drukte hij zijn
vingertoppen vaster aan, steeds in sneller lom-
po en Arnaud voelde, dat cr tussehen zijn ziel
en die van den goudmaker een geheimzinnig
verband ontstond:
„U komt van verre voor een belangrijke
zaak. Ik zie een groot huis iin een vesting
stad. Daar woont een rijk on machtig heer
met zijn dochter. Zij is schooner dan de orchi
dee en liefelijker dan de lente. Vóór u is liaai'
verschijning meer welkom dan de dageraad
en ik zie, dat uw liefde niet onbeantwoord
is. Maar gij zijt een krijgsman. Donkere wol
ken pakken zich samen aan de grenzeh cn
vele volken staan tot do tanden gewapend,
klaar om elkander te bestrijden. Onder dc
muren van de vestingstad zal hot pleit be
slecht worden. Dapper zult gij u gedragen cn
vele vijanden zullen voor uw vaandel-moeten
vallen of vluchten. Maar dan zie ik een don
kere plaats. Ilct wil daar niet verhelderen...."
Hier zweeg de groote man even en streek
zich met de linkerhand over het voorhoofd,
dat door de inspanning van zijn gewichtige
openbaringen met een warmen bios overlogeai
was. De vingers van zijn rechterhand bleven
onafgebroken in tintelende beweging.
Plotseling stond hij overeind en voor' het
eerst opende hij zijn oogen geheel. Toen nam
hij dc hand van Arnaud tussehen de zijne
cn sprak mot ongeveinsde hartelijkheid:
„Ik heb weer licht gezien. Gij moet dap
per de toekomst tegemoet treden. Maar zeg
niets aan hot schoone meisje. Ik weet dat zij
van u houdt Zij verwacht dat u weldra haren
vader om haar hand zal vragen. Maar in geen
geval moogt u dat doen vóórdat in den slag
bij Amersfoort over vele Icroncn beslist zal
zijn. Ga nu heen; meer kan ik u niet mede-
deelen»"
Arnaud stond op. Ilij dankte den goudma
ker en ging heen, na Okko te hebben gewaar
schuwd. Pijnlijk verwonderd liep de knaap
achter zijn meester, die voort ging iü gedach
ten verzonken als een die weet, dat een hoogst
ernstige levensstrijd hem wacht.
(Slot volgt.)
De landstorm. Aan de uitvoerings
bepalingen der landstormwet wordt het vol
gende ontleend:
Voor don werkelijkcn dienst bij den land
storm behoeven niet op te komen S3 en zijn
daarvan voorloopig vrijgesteld 12 categorieën
van ambtenaren.
Zij die voor den gewapenden dienst zijn
bestemd, worden gewapend en in den regel
van undformkleeding voorzien. Voor zoover
deze niet kan worden uitgereikt ontvangen
zij een ken- of onderscheiddngsteeken, be
staande in oen band van oranjekatoen voor
zien win het Rijkswapen, 't welk wordt ge
dragen om het hoofddeksel met het wapen
naar voren. Voor de met een rang bcklecdcn
bestaan onderscheidingsteckenen in hoofdzaak
overeenstemmend met die bij het actieve le
ger in gebruik. Zij die lot den rang van offi
cier worden benoemd leggen bij indienststel-
ling den eed (dc belofte) af.
leder met een raug bekleed wordt in zijn
gezag erkend door iedcren mindere van rang
ook door het personeel van land- en zee
macht. In werkelijkcn dienst zijnde, worden
de jaarwedden, dc soldijen cn verdere vergoe
dingen genoten als door de bokleeders van
den militairen rang met wie zij in positie zijn
gelijkgesteld en worden genoten bij aanstel
ling, dus zonder verhooging.
Indien ten gevolge van werkelijkcn diens»
voldoende middelen tot levensonderhoud out
broken voor het achtergebleven gezin, kun
nen vergoedingen van 1, f 1.00 of 2 per
dag worden toegekend. Het bedrag der ver
goeding bepaalt de botrakken burgemeester
onder nadere goedkeuring van den Min. van
Oorlog. De oproeping tot dun werkelijkcn
dienst geschiedt bij openbare kennisgeving
door den burgemeester op vordering van den
opperbevelhebber van land- en zeemacht of
namens dezen door dc autoriteiten als zoo
danig bevoegd verklaard.
De Kon. Fabriek van Spoor w eg-
rij tuigen. De gemeenteraad van Haarlem
heeft Woensdag een beslissing genomen in do
le Haarlem veel stof opjagende quacslic van
den bouw eener tweede fabriek door de firma
Buy nes, die aan hel Stationsplein dc bekende
fabriek van spoorrijtuigen heeft, maar nu ge
noopt werd een tweede fabriek te stichten.
Dc oppositie tegen deze nieuwe werk- en stcl-
plaals geldt de plaats, die dc firma gekozen
had, n.l. een terrein tusschcn het Klcverpark
bij den spoorwegdijk. De eigenaars van pe»-
ceclen en gronden, daar in de omgeving, heb
ben bezwaar gemaakt tegen dc stichting der
fabriek in deze luxewijk, omdat daardoor dc
waarde van hun bezit verminderen zaL
Daarom hadden belanghebbenden geadres
seerd; maar niet belanghebbenden alleen, ook
de Verfraaiingsvcrceniging, de llaarlemsche
IIandelsverceniging en de Kamer van Koop
handel hadden geadresseerd aan den gemeen
teraad, die voor zoover dc stichting der
fabriek kon verhinderen, omdat de firma
Beyes verzocht had, om, in afwijking van het
bepaalde in de bouwverordening, de fabriek
verder dan 10 M. van den openbaren weg t«>
mogen bouwen. Overeenkomstig het advie»
van B. en W. was de Raad van oordeel, da»
de bouwverordening geen aanleiding geeft,
om dc gevraagde afwijking te weigeren. Mot
slechts drie stemmen tegen werd het verzoek
toegestaan. Door dit raadsbesluit is de stich
ting der fabriek vrijwel verzekerd. Want wcj
moeten B. en W. nog bouwvergunning geven
ingevolge do Hinderwet, doch hot ligt voor do
hand, zoo sclirijft men aan dc Tel., dat B. ca
W., na het gevallen raadsbesluit, de vergun
ning niet zullen weigeren.
Naar aanleiding dezer discussie diende dm
heer Nagtzaam een motie in, waarin B. cn W.
worden udtgenoodigd, voorstellen te doen, om
bepaalde wijken van de gemeente aan te wij
zen voor den bouw van fabrieken.
Oudheidkundige opgravin
gen. Onder leiding van dr. Holwerda van
Leiden zijn thans, naar de „N. R. Ct." meldt,
VICTOR KAKOSI.
7 Uit het Hongaarach vertaaald door
JEXO S£BEST¥Ê.V
en J. A. RA ABE Ir.
- Puskas werd wakker. Dommelig keek hij
rond.
«„Ik 'heb gedroomd, dat de Nemero woei
en wij met ons drieën den Hargita-berg te
voet overtrokken."
JDit is nog erger dan de Nemere! Hoor je
wel?"
De wind bulten deed de oude, in lood ge
vatte vensterruiten rammelen.
„Die komt uit het noorden en brengt zijn
verstijvenden adem vanuit de ijszee mede",
ging 'Bótai somber voort, „het is een
vreeselijke wind, die de menschen ver
moordt; hij gaat je door merg en been en
ttuwt den adem terug in de longen."
(Zij luisterden.
„Hoor je wel, hoe akelig (hij huilt? Mis
schien omdat hier de huizen anet hun pun
tige gevels zijn lichaam zoo veel dieper won-
llen en uiteenrijten dan bij ons. Maar hij
Verjaagt ten minste zijn nog erger broeder,
Jen minst, die de keel als 't ware toesnoert".
fradat zij een rijtuig genomen hadden,
fcipht Bótai zijn vrienden eerst naar een
uein hotel, waar dezen den* nacht zouden
joorbrengen, en zocht zijn erigen kamer op.
Efrwijl Pali en Géhor zich bibberend ont-
klceden in het niet verwarmde slaapvertrek,
zei de laatste:
„Zeg, als die wind de dijken eens deed
doorbreken, dan zou heel Holland onder-
loopen niet waar?"
„Ja zeker, maar dat lean bijna niet ge
beuren."
„Waarom niet?"
„Omdat men hier geen geld steelt bij het
polderbestuur, maar eerlijk alles voor het on
derhoud besteedt. Keer je dus maar om en ga
rustig slapen."
Puskés wilde nog erg graag weten bij welk
polderbestuur men dan wel geld stal. Toen
kwam de gedachte bij hem op: .,o waarschijn
lijk ergens in Rumenië/' En hierdoor ge
rust gesteld viel hij in een diepen slaap.
IV.
Bótal woonde in de Nobelstraat en zijn
beide vrienden huurden ieder voor zich ka
mers dicht in de nabijheid. Siméndy nam bij
een rijken bakker Lamers, twee kamers tegen
zestig gulden per maand en Puskés zag zich
'tegen zijn zin genoodzaakt ook twee kamers
te huren, omdat men hier over het algemeen
niet anders terecht kan komen. Dc Hollan
der kan zich nu eenmaal niet zoo'n armen
stakker voorstellen, voor wein één kamer
voldoende zou zijn, en bovendien vindt hij het
onbetamelijk en ongezond tevens, den dag door
te brengen in hetzelfde vertrek waar men
's nachts slaapt. Daarom verdeelt hij dan ook
liever één kamer door een tusschenschot in
tweeën, om die te verhuren voor twee kamers.
Het eene doet dienst als slaap-, het andere
als zitvertrek. De studenten, die in Enyed
■gpwoon waven met hun zessen of achten ojy
één kamer le slapen, gevoelden zich hier
groote mijnheeren, nu zij zoo het rijk alleen
hadden, ofschoon zij dat wel in drie vier
stappen konden meten. In het vertrek stonden
aardige zwarte meubels en tegen het behang
sel hingen kopergravures naar oude Holland-
sche meesters en fotografieën van stadsge
deelten.
Verder hing er nog een spiegel en voor de
ramen witte vitrages. Toen Bótai hen er la
ter attent op had gemaakt, dat het erten in een
restaurant veel duurder was, huurden zij de
kamers cn pension. Siméndy had ook een
balkon versierd met bloemen: Puskés' ven
sters achter gaven uitzicht op een gracht,
waarvan hij het water traag kon zien voorbij
stroomen.
Onze vriend raakte reeds den eersten dag
den besten in conflict met Hollandia. 's Och
tends vroeg namelijk kwam een plompe, oude
vrouw zonder complimenten de kamer bin
nen, de werkvrouw zooals Puskés later
vernam, wierp de ramen wagenwijd open,
nam het kleed, en maakte aanstalten om den
vloer te gaan schrobben. Maar Puskés pakte
haar verontwaardigd bij den kraag en zette
haar met emmer en al op het portaal. Daar
na deed hij de deur op slot en sliep weer in
tot twaalf uur. Toen verscheen de heer des
huizes, een onderwijzer, die na 'n lange toe
spraak tot Gabor in het Hollandsch hem de
huisregels overhandigde, waaraan hij zich te
houden had of anders maar weer zijn biezen
pakken moest. Daarop wenkte hij de knokige
werkvrouw, die nijdig als een spin, uit alle
macht begon te schrobben. Toen ze hiermee
gereed was, bracht ze Puskés het ontbijt, be
staande uit een kopje thee, een glas melk en
een paax boterhammen, en direct daarop rijn.
twaalf uurtje: een kopje koffie met een en
ander er bij; onder de hand deelde zij hem
mee, dat het middageten om vijf uur ge
bruikt werd; 's avonds om negen uur zou hij
weer een kopje thee krijgen met een glas
melk. InStincmatig begreep Gébor de ophel
dering, die de vrouw aangaande het eten gaf,
ofschoon hij er geen woord van verstaan had.
Twee dagen later zaten de vrienden weer
samen in de ,,De Getergde Haai'1.
„Jongens," zei Bótai, „morgen zal ik
met jullie meegaan om het eerste deel van
de beurs in ontvangst te nemen. Per hoofd
ontvangen wij honderd gulden van professor
Berensteyn."
„Waarom juist van hem?"
„Omdat hij de president is van het curato
rium, dat over onze beurzen beschikt, en ver
der is hij professor voor Oud-Testamentische
exegese."
Lachend merkte Puskés op:
t Is toch niet onaardig, heel Hongarije zou
ik kunnen doortrekken zonder iemand te vin
den. die mij honderd gulden gaf, en deze
vreemde Hollander telt, zonder mii ooit ge
zien te hebben, honderd blinkende guldens in
het holle van mijn hand. Het moet toch wel
een enorm kapitaal zijn, dat fonds."
„Tk zal je alles eens in bijzonderheden ver
tellen. Dan weet je tenminste, vanwaar je het
geld krijgt 't Is toch wel iets bijzonders
vrienden, dat wij, gereformeerde studenten,
die thuis arm en verlaten zijn, uk het buiten
land zoo edelmoedig en onbaatzuchtig onder
steund worden; ik bedoel door beurzen In
Schotland en in Holland. Wat hebben deze
menschen er voor belang bij of we te gronde
gaan, dan wel of wij bloeien in ons verre rijk
in het Oosten?. Welnu* jullie moet dan weten -
dat onze patroon iemand was uit den Pfahz,
Bernard gchcelcn, die nog in de XVIHdo
eeuw ook in Utrecht theoloog geweest is. Maar
het predikantsambt trok hem niet aan, hi]
begaf zich in den handel, en maakte reizen
door de heele wereld. Ook in Hongarije
woonde hij langen tijd, werd daar rijk cn
trouwde met een Hongaarsch meisje. Daar
hij geen kinderen naliet, vermaakte hij zijn
heele vermogen aan stichtingen. Zoo schonk
hij ook o.a. aan de Utrechtsche hoogeschool
een fonds voor beurzen, oorspronkelijk alleen
bestemd voor studenten uit den Pfalta en uit
Hongarije. Het is treffend vrienden, dat hij
uil liefde voor zijn vrouw ook de Hongaren
niet vergat."
„Hoeveel beurzen zijn er voor Hongaarsclie
studenten?''
„Minstens drie, omdat volgens het sticfii
tingsdocument: één Hongaar zich hier zou
vervelen, terwijl er van de twee een ziek kan
zijn, dus moeten er minstens drie wezen. Er
is een tijd geweest, dat hier meer Hongaren
waren dan Pfaltzers en uit dien tijd dag-
teekent het feit, dat bij do theologischo facuR,
telt nog heden ten dage de drie volgende klas
sen onderscheiden worden: le Gens batavcn
rum, dat zijn de eigenlijke Hollanders, ds
zonen van liet Vaderland, 2e. Gens afrorum,
studenten uit de Hollandsche koloniën, 3e.
Gens hungarorum onder welken naam wort
den samengevat alle buitenlandsche studenten)
en ofschoon tegenwoordig de DuiUchera bijl
het „stipendium Beamhardlnufö" grootef ld
aantal zijn, worden zij toch gerekend tot
gens hungstxica.
Wordt vervolgdi