Zaterdag 23 Augustus 1913. FEUILLETON. De Klokken die verklonken. I2,le Jaargang. 0T» 47 Tweede Blaei. KOLONIËN. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO. Afzonderlijke nummors - 0.05. Dezo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve meil liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau: U TR E C H TSCH EST R A AT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels.. f 0.50. Elke regol meer O.IO. Dienstaanbiedingen 25 ccnt8 bij vooruitbetaling. Grooto letters naar plaatsruimte. Voor handol en bedrijf bestaan zeer voord oei ige bopalingon tot hot herhaald advortoeron in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. Staathuishoudkundige Kubriek. VI. Door „zekere J11 lürgebeurlen issen" verhin derd don op 25 Mei 1.1. aangevangen' arbeid over de -economische crisis vroeger be ver volgen, verzoekt schrijver dezes nogmaals Uw -aandacht voor dit belangrijke staathuis houdkundig verschijnsel. lm het vorig omstel spraken wij terloops over de productie-crisis, d. w. z. over de omstandigheid dat door één of andere oor zaak het evenwicht, d-at beslaat tussphen de maatschappelijke voortbrenging „aanbod" en het maatschappelijk verbruik „vraag" ge stoord was. W ij willen ons cr echter nu toe bepalen deze producLiecrisas wat nauwkeu riger te bekijken en te meer omdat, zooals door vel on verwacht wordt, wij aan den vooravond staan van oen depressie op dit ge bied, welke depressie, zooaks wij hopen te laten zien, niét in de eerste plaats of mis schien beter gezegd, niet alleen veroorzaakt is door een te sterke overspanning van het industrieele loven. Doch in de eerste plaats moet nagegaan worden, welke symptomen ons wijzen op hel naderen, van een economisch onweder. Even als elk öaiweder zijn ontstaan feitelijk in een mooie weerperiode vindt, evenzoo hebben wij •ie oorzaak van' een naderende crisis be zoe ken ia een maatsohappclijkoh toestand, die mei een technischen term „IiodhconjuncLur ii.vi, een iijiij.vik waarin bloeit, wal onver- nomen wordt, waarin dc prijzen zich in een slijtende n. i-'iüg-L :\wv,-.i, waarin onder nemingen opgericht worden, fabrieken ge bouwd, nieuwe werkplaatsen ingericht en waarvan hel gevolg is, dat alle beschikbare werkkrachten worden gemobiliseerd om voort te brengen al datgene, waarnaar de vraag steeds dringender wordt. Daar nu hel aantal mcnschen bij het intre den van zoo n periode niet o-peens stijgt, '.al de vraag naar de eerste lc\eiisbehoellcn niet vu dc eerste plaats een belangrijke toename wrloonen, doch zal zich voornamelijk open- ba ren in die bedrijven die zich bezig 'houden niet den aanmaak van voorlbrengingsimdde- len als machines, verkeersmiddelen als sche- 1*011, spoorwegen onz. en om dieze weder te vervaardigen zijn vooral grondstoffen noo- «ii.g als kolen, ijzer, staal en andere metalen Welnu de vraag naar dezen zal in de eerste plaats toenemen, dientengevolge zal elke verbruiker traclden zooveel mogelijk op dc wereldmarkt te veroveren en de producenten zullen, gezien het a anaal aanvragen, dat hun bereikt, hunne prijzen verhoogen. De ma- i binelabrikanlen, die op hun beurt hunne gi enidsloifen duurder hebben moeten betalen zullen ook voor hunne producten meer gaan vragen, hetgeen ten slotte weder door werkt tol op de mei die machines vervaardigde gebruiks- en Ycrbruiiksgoederen. Deze prijs- verhoogende werking wordt gestimuleerd door allerlei bijinv Loedeoi als speculatie van lusschenhandelaren, die mcemende, dal nog hocgcrc prijzen te verwachten zijn, voor de oude prijzen voorraad orders opgeven, waar door vraag en aanbod in tegengestelde rich ting beïnvloed worden. Wij komen dan in een tijdperk van onge kende bedrijvigheid, werkeloosheid komt weinig voor, overal heerscht een intense vraag naar allerlei goederen cn zaken, nieuwe ondernemingen worden geslicht cn bijna geen einde schijnt er te komen aan de prijsstijgingen van bijna alle goederen, want het „maatschappelijk bloed", höt geld, strofouit zoo snel, dat voor tal van doelein den gevraagd wordt, zoo dat de maatschap pelijke temperatuur steeds hooger en hoogcr wordt, de discontovoet stijgt, het geld wordt duur en ziel als het zoo duur geworden is dat het geleende geld, dat door middel van nieuwe emissies uit dc zakken der spaarders geheveld is in de kassen der ondernemin gen, dan worden bij elke nieuwe uitgifte van obligation of aandcelen de voorwaarde.'i, waarop geleend wordt, zwaarder en zelfs zoo zwaar dat het kapitaal zich niet meer „rendabel" kan maken zooals het met een technische term heet Op dal oogenblik staal dan ook een depres sie voor de deur, er komt dan een maat schappelijk „onweersbui van meerdere kan ten opzetten" zooals het in de gewone om gangstaal heet, er dreigt eon productie- en een financieele crisis zooals de staathuis houdkundigen zwaarzwiehtig zeggen. Hooren wij thans ook weder den donder in de verte rommelen, wordt ook oogcnblik- lcelijk dc lucht donkerder, gaal ook nu de zon schuil achter dc wolken en zullen wij dan weder een tijdperk tegemoet gaan van somber kil regenachtig weder met die luste loosheid. die de druiligc regendagen veroor zaken? Een beslist antwoord op deze vraag is met den huldigen stand van zaken nog niet te geven. Wel valt een aanmerkelijke ver slapping in het industrieele leven waar te nemen, gepaard gaande met scherpe prijs dalingen, vooral voor ijzer cn zijn „halffabri katen" voor koper, zink en tin niet te verge ten. Ook de discontovoet is aanmerkelijk-ge slegen cn 'bevindt zicli op een hoogte die zeer zeker zorg baart, doch de moeilijkheid in den huidigen toestand ligt juist op dit ter rein. Immers dc meeste industrieele econo men zijn van meening, dat de markt nog lang niet overvoerd is. maar dat hel geld duur is geworden door de groote eiscbcn die de sloten oogenblikkelijk stellen, vooral voor militaire doeleinden, waarbij nog gevoegd moet worden het geval van onrustigheid da t opgewekt wordt door de steeds maar door kibbelende Balloa/nstaten, wier ges-tes niemand feitelijk Vertrouwt, do oh die, al ge lukt het, dal Europa cr niet in betrokken wordt, toch reeds een aardig sommetje heb ben heJpen vernietigen in hun blocdigen krijg tegen de Turken en nu weder tegieai elkaar. Al deze factoren manen tot voorzichtig heid, gedoogen niet dat op financieel terrein overdréven wordt, doch cischen, vooral een bedachtzame, zeer voorzichtige politiek ten minste, willen wij niet overvallen worden door een crisis, die zeer ernstige gevolgen zoude kunnen hebben. II. Oost-Indtë. De opstootjes op Fïores. Aan hel politieke gedeelte van hel kort verslag der residentie Timor en Onderhoo- righeden over de maand Maart 1913 is hel volgende ontleend: Flores. In den nacht van 20 op 21 Maart werd een woning, waarin vermoed werd, dat zich een ontvluchte veroordeelde genaamd Mbete Mfboko met cenige volgelingen, dc da ders van het bepijlen van het bivak der ge wapende politiedienaren te Lamba Lena (Maoemcre) in de maand December 1912 be vonden, door een patrouille gewapende po litiedienaren omsingeld. Na herhaald soin- meeren om vrouwen en kinderen het huis te doen verlaten, waaraajn geen gevolg werd gegeven, dodh als antwoord waarop de troep werd bepijld, liet de patrouille-commandant een salvo door dc woning geven, waarop een vrouw en twee mannen uit de woning vlucht ten. Dc hut geraakte in brand en lag in kor ten lijd geheel in asch. De gezochte persoon cn zijne handlangers ontkwamen cn worden tihans opgespoord. In hot Keo-gebied, oïukr- afdccling Ngada, werd Ranga NéNó, een der voorname bendeleden van Lewa Wocla opge vat, laatstgenoemde wbrdl nog gezocht (in April opgevat). Het Ndora gebied, waar se dert 1912 nagenoeg aanhoudend moest wor den gepatrouilleerd, kon in verslagmaand door de militairen worden verlaten. In kam pong Willi Ilaroa (eiland Adonarc, onderaf- deeling Oost-Flores cn de Solor-eilanden), werd een daar gelegerde troep gewapende polilie-dionaren, sterk 15 man, den 18en van verslagmaand 's morgens plotseling aangeval len door een 100-lal gewapende lieden van Watoe Ona op slechts 30 pas afstand van hel bivak gelegen De aanval weivi in een paar minuten afgeslagen. Aan onze zijde sneuvelde een inl. sergeant der gewapende politie cn werden drie gewapende politicdienaren ge wond, waarvan cr één overleed. Dc vijand liet één doode in onze handen en volgens spionncnberichten overleden nog twee aan vallers a#n de bekomen wonden. De aanval had plaats uit wrevel over hel feit, dat de uitlevering van eenigc personen, verdacht van moord cn woonachtig in de kampongs Witi llama en Watoe Ona, werd gcëisc-hl doch de oorzaak moet evenwel worden ge zocht in onwil om zich naar onze regelingen te schikken. Een oer gezochte personen was den vorig'en avond in kampong Watoe Ona opgevat; hem te bevrijden was het naaste doel der aanvallers, welk oogmerk in dc al- gemeene verwarring tijdens den overval dan ook werd bereikt. De gewapende politic-dienaren moester met hel oog op dc gewonden op Lambocnga terugtrekken, waarop de bevolking van V/a- toe Ona een nog uitdagender houding aan nam en openlijk rondbazuinde, dat zij oorlog inel dc „compenie" wilde. Twee groepen mi litairen, die van Endeh toevalligerwijs juist naar de Solor-eilanden waren gedirigeerd, ten einde in die streken te pa-trouillceren, rukten in den nacht van den 21en op den 22cn Maart naar Waloc Ona op, doch vonden de kampong verlaten. Sedert werden gedurende verslagmaand nog weinig resultaten verkre gen. In April sloot het grootste bendehoofd van Tanah Boleng eveneens op Adonarc zich onder Kakang Palaama bij den opstand aan. Op 5 April werd hel militaire bivak ie Lewa Belolong (Tanah Boleng) des morgens over vallen, waarbij een inlandsch fuselier sneu velde, terwijl een Eurojpecsche sergeant, vijl inlantlsche minderen en twee gewapende po litic-dienaren door geweerschoten gewond werden. De vijand werd verdreven en liet aclvt dooden in onze handen. liet gezag der betrokken radja's (nl. van Adonarc en La- ru-ntoeka) is in deze streken slechts nominaal. Een sensationcele brochure. Er moot naar de N. Socr. Crt. vernam, dezer dagen naar Europa zijn gezonden, ter drukking en verspreiding in Indië en Neder land cenc brochure, die eene felle aanklacht bevat legen verschillende hooggeplaatste per sonen in Indië, inzonderheid Icgeraiitoritei- tenl Aangezien men bevreesd zou zijn, dat bij uitgifte in Indië een vervolging tegen de drukkers zal worden ingesteld, tracht men liet in Europa gedrukt tc krijgen. De strekking van de brochure moet zijn; een ieder te waarschuwen legen hot in dienst komen bij het Indische gouvernement, inzon derheid bij liet leger, aangezien hier nog plaats zou zijn voor willekeur en tyrannic van chefs, die zich niet ontzien hunne onder geschikten op allerlei wijzen tc benadeclen en hen als kwajongens tc behandelen. Vooral op militair gebied zouden treffende staaltjes vermeld worden, die voor verschillende hoog- geplaatsten een zeer onaangenaam gevolg kunnen hebben. De brochure moot den totel dragen van „In het land der plocrta ploerta" en is ge steld in den geest van het bekende werkje- „Aus einer kleinen Garnison". Een Indisch drania. In het 16e jaarverslag van de Vcrecniging lot bevordering van Christelijk leven cn on derling hulpbetoon, te Magalang, over het jaar 1912, wordt door den heer Van der Steur een schokkend verhaal .gegeven over een er varing door hem opgedaan. „Een fuselier had het dochtertje van ccn officier, die gehuwd was cn het kind dus niet kon erkennen, legen cenc heloonipg er kend. De fuselier liet hel kind vcrwaarlpo- zen, waarop dc officier het lot zich nam onder voorgeven dat liet een kind van oen gesneuveld fuselier zijner compagnie was. De officier ging met pensioen naar Neder land, waarheen hel kind, een meisje, hem volgde. Spoedig bleek het kind treurige eigenschap pen te hebben en het werd in huis een twist appel. Het ging naar een geslicht in Neder land. De kapitein betaalde verplecggeld daar. De kapitein stierf. Het veipleeggeld hield op. Ilet kind kon nieit leeren; er was niets van te maken en het kwam weer in Indië. Groot, dom, ongelukkig met een valschen naam. (Dojor den heer V. d. Steur werd alles nog geprobeerd om er nog iets van te maken, maar vergeefs. Ze was dom, ze bleef dom. Ken -betrekking werd geprobeerd. Zij wqrd weggezonden als onbruikbaar. Ze kwam weer terug, bleef weer een poosje, ze kreeg weer kleercn en andermaal werd geprobeerd. Re sultaat andermaal nihil. Zc kwam weer te Magalang. „Ik kan de malen niet lellen, zoo vertelt de heer van der Steur, dal het zoo. ging. Ze was geen kind van het gesticht, maar men kon haar toch niét aan haar lok overlaten. Ze kwam op een plantage. Misschien zou 'n klei ne rustige omgeving haar goed doen. Op dat land was ook werkzaam een kapiteinszoon (een zeekapitein), ook met een valschen naam. Die kapiteinszoon was liier in 't gesticht ge weest Toen ik in 1903 met ziekte-verlof in Nederland was, was die knaap 14 jaar. Da echte vader, de kapitein, welke in Batavia woonde, geheel aan lager wal geraakt en ge degenereerd, kreeg een bevlieging van liefde en haalde zijn zoon bij zich. Die vader, volbloed Europeaan, van goeden stand, gaf den zoon op 15-jarigcn leeftijd een hut en een incid aan het zeestrand. Dc va der stierf; de zoon werd ziek, ellendig en urm en twee jaar nu mijn ziekte-verlof kwam dat jongemensch toen 16 jaar oud zijnde, an dermaal als berooide zwerver hier. Hij werd opgekweekt met melk, eieren, kinawijn en alles wat hem weer op de been kon heipon. Na een jaar was hij in zooverre gerestau reerd. dal hij weer werken kon cn ging naar een onderneming in het Semarangsche. Op een avond was Magdalena verdwenen cn den volgenden morgen bleek dat ook do kapiteinszoon weg was. Zc waren >cr samen vandoor gegaan Een poosje later beviel ze hier in het hos* pilaal van een zoontje. In het hospitaal is zc getrouwd met hem. Terwijl ze in het hospi taal lag, ging hij cr met een ander van door... Zc zoclit hem weer op. Zc werd mishan deld. Toch werd er nog een kind geboren van hem. Hij had nu twee vrouwen; leidde een soort vagebondenleven en had op ver schillende plaatsen zijn cchtgenooten. Einde lijk zwervensmoede, inet twee kinderen, ver giftigd door de zonde en zelf meer dood gun levend, kwam zc hier. Wij namen haar kin deren op cn brachten haar naar het hospi taal. Daar heeft zc geleden, ontzettend gele den. Godc zij dank, zij is gestorven. Meerma len heb ik aan haar bed gebeden om haar dood. De laatste dag was aangrijpend. Ik werd geroepen in hel Hospitaal. Do arme lijdcrcs had itwcc uren bewusteloos gelegen. Toen opende zc de oogen en sprak met gebroken slem: „Pa van der Steur, Richard en Jotje", hare kleintjes. Toen viel zc weer in zwijn. Dc zusters begrepen, dat ze mij wilde heb ben. Ik kwam. Ik noemde haar hij haar doop naam, plaatste mij naast haar bed op elke knie een kind. Ilaar oogen waren ge sloten. Dc kinderen, klein, niet kunnende beseffen wat cr geschiedde, begonnen te hul len. Ze zag cr afzichtelijk uit. Toen zc het ge luid hoorde der kinderen, zei ze in eens met heldere slem: „Richard, Jotje, mama is heel slecht geweest. Ze heeft nooit v'illcn hooren naar lJa van der Steur. Mama is heel onge lukkig en gaat nu dood." Ze vroeg, om to bidden. Ik bad. Men hoorde niets dan het snikken van dc zusters. Na mijn gebed richtte zij zich op, gaf de kinderen een kus en zakte ineen. Ze was niet meer. De arme kinderen moest ik wasschon met sublimaat, opdat de moederkus ze niet zou infecteercn. Dat was het einde. Den vader dier kinderen heb ik nimmer meer ontmoet. Ik begeer het ook niet Gelukkig is niet alles zoo zwart gekleurd in het verslag. Ware dit zoo, ik hield het niet uil, schrijft dc heer V. d. Steur, ik zou moe deloos worden. VICTOR RAKOSI. 35 Oit het Hon paar sch vertaald door J E X O SEBESTTÈ.V en J. A. RA ABE Jr. IV. Zoo bevond hij zich dus nu In Magyar- Garabó, tussdhen de Sneeuwbergen, in de pastorie van Péter 'Bod, den beroemden gere formeerden predikant. Toen zij in het rijtuig van den curator den (bergtop bereikten, en do oude man, met zijii zweep naar beneden in het dal wijzend, zeide: „iKijk, dominee, daar ligt Garabó l" ontblootte Pal het hoofd en zond een gebed op naar den hemel. Niet dal liij den Almachtige bad om geduld, kracht cn weerstandsvermogen, want hij gevoelde deze eigenschappen te zullen bezitten, maar het was hem een behoefte God tc danken, dal hij het rumoerige leven, mot zijn duizenden draaikolken, achter zich had kunnen laten. En zie, nu had hij de plaats bereikt, waar hij als kluizenaar de hem nog wachtende jaren zou doorbrengen. Machtige eikenwouden be dekten de'hellingen der hooge bergen, en leine, heldere beekjes vloeiden, hier en daar taterende watervalletjes vormend, aan alle Kanten naar beneden, om zich in het dal te veroenigen lot een riviertje, dat vroolijk voortsnelde naar de groote stroomen in dc verre laagvlakte. Ruisehend wuifden de kruinen der hoo rnen, wieglcnd neigden de bloemen beur kopjes, ritselend golfden de maïsvelden. I Was als slak alles in het dal de hooiden bijeen, fluisterend besprekend dc aankomst van den in het zwart geklceden jongen man, die lang zaam langs de berghelling afdaalde. Hij schrikte op, toen plotseling uil de diepte van liet woud een scherpe spotlach zich hooren liet, dc schelle kreet van den specht. Yooi een oogenblik was het hem als werd het dal in het duister gehuld, en even gevoelde hij een hartklopping, maar terstond had hij zijn zelfbehcersching ook weer terug. Hel dorp strekte zich langs het riviertje door hel geheelë dal uit. Hut bestond uit ne derige, met slroo gedekte 'hutten, die zoo laag gebouwd waren, dat het scheen als schaar den zij zich schuchter bijeen om niet opge merkte te worden door de machtige heeren. met wie zij liefst maar zoo weinig mogelijk te maken hadden. Alle waren zij omgeven door maïsvelden; overal waar slechts een open ruimte was, zag men de groen-gele wui vende pluimen, in deze streek de grootste schat van het volk, zijn dagt-lijkseh brood. Men hpudl hel hier dan ook voor een fabeltje, dat er mcnschen zouden bestaan zóó schat rijk, dat zij de mais uitsluitend aan hun var kens voeren. Daar zou dus hel zwijn van even groote beteekenis wezen als in deze streek de mensch. Aan den ccnen oever van het riviertje stond op een heuvel de twee oude Gerefor- meeïde kerk, op welks torenspits de ijzeren ster prijkte. Toen Péter Bod, die aan buiten-1 landsche universiteiten zijn geleerdheid te I danken had, nog haar drempel overschreed, loofde men in het geheele dal God ook nog in de llongaarsciie taal, en reden langs hel kronkelpad, naai* de in de verte zichtbare bergveste, de groen geldecde voorrijders cn pages van de adellijke familie der Bethlen's nog op en af. En nu...? De kerk was om ringd door een vervallen muur; in den hof tierde melcrlang gras welig naast wilde struiken en allerlei onkruid; de deur kon men nauwelijks met den rocstigen sleutel open kr,gen. ijAan den binnenkant waren de ven sters bedekt met dikke spinnewc-bben en hiel en daar was een der ruiten, gebroken; op de tafel des Heeren lag een vinger dik slof, in den toren huisde een uilcnfamilie. Hoe vaak reeds had dc regen door de galen in het dal: naar binnen kunnen stroomen! Overal langs de muren, die groolcndcels hun ka Lie reeds hadden verlaten vallen, en op de vierkante, grijze plavuizen van den vloer, zag men ei de sporen van. Oclc begonnen de houtwormen de banken reeds te doorboren. Het geheel was ccn bcekl van tro.ostelooze treurigheid, en dc oude boeren, die met hun nieuwen predikant voor die eerste maal hierheen ge komen waren, stonden met gebogen hoofd om Pal heen. „Wees niet mismoedig, broeders; wel is de kerk verwaarloosd en vervallen-, maar bei geloof leeft en zal de kale, sombere muren met nieuwen glans bekleeden. Als God ons helpt zullen wij weldra rnze kerk beginnen te herstellen!" Bene dek, de oude curator, schudde onge- loovig het hoofd. „U hebt goed praten, dominee, maar de groote bezwaren zullen u wel spoedig Lol an dere gedachten brengen, waaneer u ziet, dal wij uitsluitend op onze eigen krachten aan gewezen zijn, cn och, die zijn zoo jammerlijk zwakEr zijn hier al zeer ondernemende predikanten geweest... maar preeken, on derwijzen en daarbij ook nog boerenarbeid verrichten, dat houdt niemand vol." „Maar ik zal het wel volhouden!" ,,'l Is nu juist een half jaar geleden, da! onze laatste dominee ons verlaten heeft.... Sinds dien tijd is de kerk gesloten geweest; alleen werd er bij mij thuis Zondags een kleine godsdienstoefening gehouden: een kort gebed, bijbellozing en het zingen van 'n paar psalmenzoo onder elkaar, weet u, met deze oude mannen want, dominee, deze vormen met nog enkele vrouwen de geheele gemeenteZij toch zijn hun eigen heer en meester en bezitten een klein eigendommetje; de anderen zijn veldarbeiders, daglooners en herders. Die leven geheel op Roeraeensche manier; nu eens zijn zij thuis, dan weer trek ken zij rond tusschen de borgen, ik weet niet hoe ver hier vandaan wel, waar zij hout hak kenop hen kunnen wij in 't geheel niet rekenen." „Dan zullen wij trachten hen weer bijeen te vergaderen. Maakt gij nu maar eerst naar alle kanten bekend, dat dc predikant van Garabó is aangekomen en dat de deuren van de kerk weer wijd geopend wachten op de geloovigen.'' Een stokoude man trad uit de groep naar voren. „Neem mij niet kwalijk, dominee, maar het Loopjt al tegen den avond; kan ik dus nu de klok laten luiden? Dat zal dan aan het heele dal de tijding brengen, dat onze dominee is aangekomen." „Zijt gii misschien de koster?" „Zooals de dominee zegt. Wij hebben hier twee klokken, de eene roept dc levenden, de andere luidt dc dooden uit. Maar ik heb zoo- wat niets [te doen Ook dc gemeenteleden van onze kerk gaan daarginds heen om do klok tc laten luiden, nu wij hier toch bijna nooit een dominee hebben." „Waarheen bedoelt ge.?'' „Naar den Rocmcenschen priester." Zij gingen uit dc kerk naar het voorplein. Daar begon op eens boven hun hoofd de klok te luiden: bim-bam bim-bam bim-bam. En de vrome mannen ontblootten eerbiedig het hoofd, waarbij Pali opmerkte, dajt sommigen op Grieksch-katliolicke wijze een kruis sloe gen. Al spoedig kwam er nu ook leven en be weging in de dorpstraat. Vrouwen kwamen aan de deur kijken, en cenige van haar gin gen reeds naar boven, den kerkheuvel op. Het klokgelui verstomde cn Pali wendde zich tot de schare: „Waarom hebt ge zooeven een kruis ge slagen?" „Wel, dominee, wij zijn toch ook Christe nen", zei een der vrouwen, „en dat moeten we dan ook uiterlijk toonen. Zoo leert ons de popa." Een andere vrouw voegde er aan [toe: „Dc Rocmcenen zeggen toch al van ons. dominee, dat wij geen Christenen (zijn, omdat er geen kruis op onze kerk staat" Pali boog mismoedig het hoofd. De een voudige menschcn, die hem omringden, ver moedden niet in het minst welk een storna er in zijn binnenste woedde. Hij gevoelde zich als een veldheer, die tot de onheilspel lende ontdekking komt, da*t de vijand reeds eenige belangrijke punten vermeesterd heeft Wordt vervolod

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 5