Zaterdag 23 Augustus 1913.
FEUILLETON.
De Klokken die verklonken.
I2,le Jaargang.
0T» 47 Tweede Blaei.
KOLONIËN.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO.
Afzonderlijke nummors - 0.05.
Dezo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve meil liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: U TR E C H TSCH EST R A AT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels.. f 0.50.
Elke regol meer O.IO.
Dienstaanbiedingen 25 ccnt8 bij vooruitbetaling.
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handol en bedrijf bestaan zeer voord oei ige bopalingon
tot hot herhaald advortoeron in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Staathuishoudkundige
Kubriek.
VI.
Door „zekere J11 lürgebeurlen issen" verhin
derd don op 25 Mei 1.1. aangevangen' arbeid
over de -economische crisis vroeger be ver
volgen, verzoekt schrijver dezes nogmaals
Uw -aandacht voor dit belangrijke staathuis
houdkundig verschijnsel.
lm het vorig omstel spraken wij terloops
over de productie-crisis, d. w. z. over de
omstandigheid dat door één of andere oor
zaak het evenwicht, d-at beslaat tussphen de
maatschappelijke voortbrenging „aanbod" en
het maatschappelijk verbruik „vraag" ge
stoord was. W ij willen ons cr echter nu toe
bepalen deze producLiecrisas wat nauwkeu
riger te bekijken en te meer omdat, zooals
door vel on verwacht wordt, wij aan den
vooravond staan van oen depressie op dit ge
bied, welke depressie, zooaks wij hopen te
laten zien, niét in de eerste plaats of mis
schien beter gezegd, niet alleen veroorzaakt
is door een te sterke overspanning van het
industrieele loven.
Doch in de eerste plaats moet nagegaan
worden, welke symptomen ons wijzen op hel
naderen, van een economisch onweder. Even
als elk öaiweder zijn ontstaan feitelijk in een
mooie weerperiode vindt, evenzoo hebben wij
•ie oorzaak van' een naderende crisis be zoe
ken ia een maatsohappclijkoh toestand, die
mei een technischen term „IiodhconjuncLur
ii.vi, een iijiij.vik waarin bloeit, wal onver-
nomen wordt, waarin dc prijzen zich in een
slijtende n. i-'iüg-L :\wv,-.i, waarin onder
nemingen opgericht worden, fabrieken ge
bouwd, nieuwe werkplaatsen ingericht en
waarvan hel gevolg is, dat alle beschikbare
werkkrachten worden gemobiliseerd om
voort te brengen al datgene, waarnaar de
vraag steeds dringender wordt.
Daar nu hel aantal mcnschen bij het intre
den van zoo n periode niet o-peens stijgt, '.al
de vraag naar de eerste lc\eiisbehoellcn niet
vu dc eerste plaats een belangrijke toename
wrloonen, doch zal zich voornamelijk open-
ba ren in die bedrijven die zich bezig 'houden
niet den aanmaak van voorlbrengingsimdde-
len als machines, verkeersmiddelen als sche-
1*011, spoorwegen onz. en om dieze weder te
vervaardigen zijn vooral grondstoffen noo-
«ii.g als kolen, ijzer, staal en andere metalen
Welnu de vraag naar dezen zal in de eerste
plaats toenemen, dientengevolge zal elke
verbruiker traclden zooveel mogelijk op dc
wereldmarkt te veroveren en de producenten
zullen, gezien het a anaal aanvragen, dat hun
bereikt, hunne prijzen verhoogen. De ma-
i binelabrikanlen, die op hun beurt hunne
gi enidsloifen duurder hebben moeten betalen
zullen ook voor hunne producten meer gaan
vragen, hetgeen ten slotte weder door werkt
tol op de mei die machines vervaardigde
gebruiks- en Ycrbruiiksgoederen. Deze prijs-
verhoogende werking wordt gestimuleerd
door allerlei bijinv Loedeoi als speculatie van
lusschenhandelaren, die mcemende, dal nog
hocgcrc prijzen te verwachten zijn, voor de
oude prijzen voorraad orders opgeven, waar
door vraag en aanbod in tegengestelde rich
ting beïnvloed worden.
Wij komen dan in een tijdperk van onge
kende bedrijvigheid, werkeloosheid komt
weinig voor, overal heerscht een intense
vraag naar allerlei goederen cn zaken,
nieuwe ondernemingen worden geslicht cn
bijna geen einde schijnt er te komen aan de
prijsstijgingen van bijna alle goederen, want
het „maatschappelijk bloed", höt geld,
strofouit zoo snel, dat voor tal van doelein
den gevraagd wordt, zoo dat de maatschap
pelijke temperatuur steeds hooger en hoogcr
wordt, de discontovoet stijgt, het geld wordt
duur en ziel als het zoo duur geworden is
dat het geleende geld, dat door middel van
nieuwe emissies uit dc zakken der spaarders
geheveld is in de kassen der ondernemin
gen, dan worden bij elke nieuwe uitgifte van
obligation of aandcelen de voorwaarde.'i,
waarop geleend wordt, zwaarder en zelfs
zoo zwaar dat het kapitaal zich niet meer
„rendabel" kan maken zooals het met een
technische term heet
Op dal oogenblik staal dan ook een depres
sie voor de deur, er komt dan een maat
schappelijk „onweersbui van meerdere kan
ten opzetten" zooals het in de gewone om
gangstaal heet, er dreigt eon productie- en
een financieele crisis zooals de staathuis
houdkundigen zwaarzwiehtig zeggen.
Hooren wij thans ook weder den donder
in de verte rommelen, wordt ook oogcnblik-
lcelijk dc lucht donkerder, gaal ook nu de
zon schuil achter dc wolken en zullen wij
dan weder een tijdperk tegemoet gaan van
somber kil regenachtig weder met die luste
loosheid. die de druiligc regendagen veroor
zaken? Een beslist antwoord op deze vraag
is met den huldigen stand van zaken nog niet
te geven. Wel valt een aanmerkelijke ver
slapping in het industrieele leven waar te
nemen, gepaard gaande met scherpe prijs
dalingen, vooral voor ijzer cn zijn „halffabri
katen" voor koper, zink en tin niet te verge
ten. Ook de discontovoet is aanmerkelijk-ge
slegen cn 'bevindt zicli op een hoogte die zeer
zeker zorg baart, doch de moeilijkheid in
den huidigen toestand ligt juist op dit ter
rein. Immers dc meeste industrieele econo
men zijn van meening, dat de markt nog
lang niet overvoerd is. maar dat hel geld
duur is geworden door de groote eiscbcn die
de sloten oogenblikkelijk stellen, vooral voor
militaire doeleinden, waarbij nog gevoegd
moet worden het geval van onrustigheid
da t opgewekt wordt door de steeds maar
door kibbelende Balloa/nstaten, wier ges-tes
niemand feitelijk Vertrouwt, do oh die, al ge
lukt het, dal Europa cr niet in betrokken
wordt, toch reeds een aardig sommetje heb
ben heJpen vernietigen in hun blocdigen
krijg tegen de Turken en nu weder tegieai
elkaar.
Al deze factoren manen tot voorzichtig
heid, gedoogen niet dat op financieel terrein
overdréven wordt, doch cischen, vooral een
bedachtzame, zeer voorzichtige politiek ten
minste, willen wij niet overvallen worden
door een crisis, die zeer ernstige gevolgen
zoude kunnen hebben. II.
Oost-Indtë.
De opstootjes op Fïores.
Aan hel politieke gedeelte van hel kort
verslag der residentie Timor en Onderhoo-
righeden over de maand Maart 1913 is hel
volgende ontleend:
Flores. In den nacht van 20 op 21 Maart
werd een woning, waarin vermoed werd, dat
zich een ontvluchte veroordeelde genaamd
Mbete Mfboko met cenige volgelingen, dc da
ders van het bepijlen van het bivak der ge
wapende politiedienaren te Lamba Lena
(Maoemcre) in de maand December 1912 be
vonden, door een patrouille gewapende po
litiedienaren omsingeld. Na herhaald soin-
meeren om vrouwen en kinderen het huis te
doen verlaten, waaraajn geen gevolg werd
gegeven, dodh als antwoord waarop de troep
werd bepijld, liet de patrouille-commandant
een salvo door dc woning geven, waarop een
vrouw en twee mannen uit de woning vlucht
ten. Dc hut geraakte in brand en lag in kor
ten lijd geheel in asch. De gezochte persoon
cn zijne handlangers ontkwamen cn worden
tihans opgespoord. In hot Keo-gebied, oïukr-
afdccling Ngada, werd Ranga NéNó, een der
voorname bendeleden van Lewa Wocla opge
vat, laatstgenoemde wbrdl nog gezocht (in
April opgevat). Het Ndora gebied, waar se
dert 1912 nagenoeg aanhoudend moest wor
den gepatrouilleerd, kon in verslagmaand
door de militairen worden verlaten. In kam
pong Willi Ilaroa (eiland Adonarc, onderaf-
deeling Oost-Flores cn de Solor-eilanden),
werd een daar gelegerde troep gewapende
polilie-dionaren, sterk 15 man, den 18en van
verslagmaand 's morgens plotseling aangeval
len door een 100-lal gewapende lieden van
Watoe Ona op slechts 30 pas afstand van hel
bivak gelegen De aanval weivi in een paar
minuten afgeslagen. Aan onze zijde sneuvelde
een inl. sergeant der gewapende politie cn
werden drie gewapende politicdienaren ge
wond, waarvan cr één overleed. Dc vijand
liet één doode in onze handen en volgens
spionncnberichten overleden nog twee aan
vallers a#n de bekomen wonden. De aanval
had plaats uit wrevel over hel feit, dat de
uitlevering van eenigc personen, verdacht
van moord cn woonachtig in de kampongs
Witi llama en Watoe Ona, werd gcëisc-hl
doch de oorzaak moet evenwel worden ge
zocht in onwil om zich naar onze regelingen
te schikken. Een oer gezochte personen was
den vorig'en avond in kampong Watoe Ona
opgevat; hem te bevrijden was het naaste
doel der aanvallers, welk oogmerk in dc al-
gemeene verwarring tijdens den overval dan
ook werd bereikt.
De gewapende politic-dienaren moester
met hel oog op dc gewonden op Lambocnga
terugtrekken, waarop de bevolking van V/a-
toe Ona een nog uitdagender houding aan
nam en openlijk rondbazuinde, dat zij oorlog
inel dc „compenie" wilde. Twee groepen mi
litairen, die van Endeh toevalligerwijs juist
naar de Solor-eilanden waren gedirigeerd,
ten einde in die streken te pa-trouillceren,
rukten in den nacht van den 21en op den 22cn
Maart naar Waloc Ona op, doch vonden de
kampong verlaten. Sedert werden gedurende
verslagmaand nog weinig resultaten verkre
gen. In April sloot het grootste bendehoofd
van Tanah Boleng eveneens op Adonarc zich
onder Kakang Palaama bij den opstand aan.
Op 5 April werd hel militaire bivak ie Lewa
Belolong (Tanah Boleng) des morgens over
vallen, waarbij een inlandsch fuselier sneu
velde, terwijl een Eurojpecsche sergeant, vijl
inlantlsche minderen en twee gewapende po
litic-dienaren door geweerschoten gewond
werden. De vijand werd verdreven en liet
aclvt dooden in onze handen. liet gezag der
betrokken radja's (nl. van Adonarc en La-
ru-ntoeka) is in deze streken slechts nominaal.
Een sensationcele brochure.
Er moot naar de N. Socr. Crt. vernam,
dezer dagen naar Europa zijn gezonden, ter
drukking en verspreiding in Indië en Neder
land cenc brochure, die eene felle aanklacht
bevat legen verschillende hooggeplaatste per
sonen in Indië, inzonderheid Icgeraiitoritei-
tenl Aangezien men bevreesd zou zijn, dat
bij uitgifte in Indië een vervolging tegen de
drukkers zal worden ingesteld, tracht men
liet in Europa gedrukt tc krijgen.
De strekking van de brochure moet zijn;
een ieder te waarschuwen legen hot in dienst
komen bij het Indische gouvernement, inzon
derheid bij liet leger, aangezien hier nog
plaats zou zijn voor willekeur en tyrannic
van chefs, die zich niet ontzien hunne onder
geschikten op allerlei wijzen tc benadeclen
en hen als kwajongens tc behandelen. Vooral
op militair gebied zouden treffende staaltjes
vermeld worden, die voor verschillende hoog-
geplaatsten een zeer onaangenaam gevolg
kunnen hebben.
De brochure moot den totel dragen van
„In het land der plocrta ploerta" en is ge
steld in den geest van het bekende werkje-
„Aus einer kleinen Garnison".
Een Indisch drania.
In het 16e jaarverslag van de Vcrecniging
lot bevordering van Christelijk leven cn on
derling hulpbetoon, te Magalang, over het
jaar 1912, wordt door den heer Van der Steur
een schokkend verhaal .gegeven over een er
varing door hem opgedaan.
„Een fuselier had het dochtertje van ccn
officier, die gehuwd was cn het kind dus
niet kon erkennen, legen cenc heloonipg er
kend. De fuselier liet hel kind vcrwaarlpo-
zen, waarop dc officier het lot zich nam
onder voorgeven dat liet een kind van oen
gesneuveld fuselier zijner compagnie was.
De officier ging met pensioen naar Neder
land, waarheen hel kind, een meisje, hem
volgde.
Spoedig bleek het kind treurige eigenschap
pen te hebben en het werd in huis een twist
appel. Het ging naar een geslicht in Neder
land. De kapitein betaalde verplecggeld daar.
De kapitein stierf. Het veipleeggeld hield op.
Ilet kind kon nieit leeren; er was niets van
te maken en het kwam weer in Indië. Groot,
dom, ongelukkig met een valschen naam.
(Dojor den heer V. d. Steur werd alles nog
geprobeerd om er nog iets van te maken,
maar vergeefs. Ze was dom, ze bleef dom.
Ken -betrekking werd geprobeerd. Zij wqrd
weggezonden als onbruikbaar. Ze kwam weer
terug, bleef weer een poosje, ze kreeg weer
kleercn en andermaal werd geprobeerd. Re
sultaat andermaal nihil. Zc kwam weer te
Magalang.
„Ik kan de malen niet lellen, zoo vertelt
de heer van der Steur, dal het zoo. ging. Ze
was geen kind van het gesticht, maar men kon
haar toch niét aan haar lok overlaten. Ze
kwam op een plantage. Misschien zou 'n klei
ne rustige omgeving haar goed doen. Op dat
land was ook werkzaam een kapiteinszoon
(een zeekapitein), ook met een valschen naam.
Die kapiteinszoon was liier in 't gesticht ge
weest Toen ik in 1903 met ziekte-verlof in
Nederland was, was die knaap 14 jaar. Da
echte vader, de kapitein, welke in Batavia
woonde, geheel aan lager wal geraakt en ge
degenereerd, kreeg een bevlieging van liefde
en haalde zijn zoon bij zich.
Die vader, volbloed Europeaan, van goeden
stand, gaf den zoon op 15-jarigcn leeftijd een
hut en een incid aan het zeestrand. Dc va
der stierf; de zoon werd ziek, ellendig en
urm en twee jaar nu mijn ziekte-verlof kwam
dat jongemensch toen 16 jaar oud zijnde, an
dermaal als berooide zwerver hier. Hij werd
opgekweekt met melk, eieren, kinawijn en
alles wat hem weer op de been kon heipon.
Na een jaar was hij in zooverre gerestau
reerd. dal hij weer werken kon cn ging naar
een onderneming in het Semarangsche.
Op een avond was Magdalena verdwenen
cn den volgenden morgen bleek dat ook do
kapiteinszoon weg was.
Zc waren >cr samen vandoor gegaan
Een poosje later beviel ze hier in het hos*
pilaal van een zoontje. In het hospitaal is zc
getrouwd met hem. Terwijl ze in het hospi
taal lag, ging hij cr met een ander van door...
Zc zoclit hem weer op. Zc werd mishan
deld. Toch werd er nog een kind geboren
van hem. Hij had nu twee vrouwen; leidde
een soort vagebondenleven en had op ver
schillende plaatsen zijn cchtgenooten. Einde
lijk zwervensmoede, inet twee kinderen, ver
giftigd door de zonde en zelf meer dood gun
levend, kwam zc hier. Wij namen haar kin
deren op cn brachten haar naar het hospi
taal. Daar heeft zc geleden, ontzettend gele
den. Godc zij dank, zij is gestorven. Meerma
len heb ik aan haar bed gebeden om haar
dood.
De laatste dag was aangrijpend. Ik werd
geroepen in hel Hospitaal. Do arme lijdcrcs
had itwcc uren bewusteloos gelegen. Toen
opende zc de oogen en sprak met gebroken
slem: „Pa van der Steur, Richard en Jotje",
hare kleintjes. Toen viel zc weer in zwijn.
Dc zusters begrepen, dat ze mij wilde heb
ben. Ik kwam. Ik noemde haar hij haar doop
naam, plaatste mij naast haar bed op
elke knie een kind. Ilaar oogen waren ge
sloten. Dc kinderen, klein, niet kunnende
beseffen wat cr geschiedde, begonnen te hul
len.
Ze zag cr afzichtelijk uit. Toen zc het ge
luid hoorde der kinderen, zei ze in eens met
heldere slem: „Richard, Jotje, mama is heel
slecht geweest. Ze heeft nooit v'illcn hooren
naar lJa van der Steur. Mama is heel onge
lukkig en gaat nu dood." Ze vroeg, om to
bidden.
Ik bad. Men hoorde niets dan het snikken
van dc zusters. Na mijn gebed richtte zij
zich op, gaf de kinderen een kus en zakte
ineen. Ze was niet meer. De arme kinderen
moest ik wasschon met sublimaat, opdat de
moederkus ze niet zou infecteercn. Dat was
het einde. Den vader dier kinderen heb ik
nimmer meer ontmoet. Ik begeer het ook
niet
Gelukkig is niet alles zoo zwart gekleurd
in het verslag. Ware dit zoo, ik hield het niet
uil, schrijft dc heer V. d. Steur, ik zou moe
deloos worden.
VICTOR RAKOSI.
35 Oit het Hon paar sch vertaald door
J E X O SEBESTTÈ.V
en J. A. RA ABE Jr.
IV.
Zoo bevond hij zich dus nu In Magyar-
Garabó, tussdhen de Sneeuwbergen, in de
pastorie van Péter 'Bod, den beroemden gere
formeerden predikant. Toen zij in het rijtuig
van den curator den (bergtop bereikten, en do
oude man, met zijii zweep naar beneden in
het dal wijzend, zeide: „iKijk, dominee, daar
ligt Garabó l" ontblootte Pal het hoofd en
zond een gebed op naar den hemel. Niet
dal liij den Almachtige bad om geduld, kracht
cn weerstandsvermogen, want hij gevoelde
deze eigenschappen te zullen bezitten, maar
het was hem een behoefte God tc danken, dal
hij het rumoerige leven, mot zijn duizenden
draaikolken, achter zich had kunnen laten.
En zie, nu had hij de plaats bereikt, waar hij
als kluizenaar de hem nog wachtende jaren
zou doorbrengen. Machtige eikenwouden be
dekten de'hellingen der hooge bergen, en
leine, heldere beekjes vloeiden, hier en daar
taterende watervalletjes vormend, aan alle
Kanten naar beneden, om zich in het dal te
veroenigen lot een riviertje, dat vroolijk
voortsnelde naar de groote stroomen in dc
verre laagvlakte.
Ruisehend wuifden de kruinen der hoo
rnen, wieglcnd neigden de bloemen beur
kopjes, ritselend golfden de maïsvelden. I Was
als slak alles in het dal de hooiden bijeen,
fluisterend besprekend dc aankomst van den
in het zwart geklceden jongen man, die lang
zaam langs de berghelling afdaalde. Hij
schrikte op, toen plotseling uil de diepte van
liet woud een scherpe spotlach zich hooren
liet, dc schelle kreet van den specht. Yooi
een oogenblik was het hem als werd het dal
in het duister gehuld, en even gevoelde hij
een hartklopping, maar terstond had hij zijn
zelfbehcersching ook weer terug.
Hel dorp strekte zich langs het riviertje
door hel geheelë dal uit. Hut bestond uit ne
derige, met slroo gedekte 'hutten, die zoo laag
gebouwd waren, dat het scheen als schaar
den zij zich schuchter bijeen om niet opge
merkte te worden door de machtige heeren.
met wie zij liefst maar zoo weinig mogelijk
te maken hadden. Alle waren zij omgeven
door maïsvelden; overal waar slechts een
open ruimte was, zag men de groen-gele wui
vende pluimen, in deze streek de grootste
schat van het volk, zijn dagt-lijkseh brood.
Men hpudl hel hier dan ook voor een fabeltje,
dat er mcnschen zouden bestaan zóó schat
rijk, dat zij de mais uitsluitend aan hun var
kens voeren. Daar zou dus hel zwijn van
even groote beteekenis wezen als in deze
streek de mensch.
Aan den ccnen oever van het riviertje
stond op een heuvel de twee oude Gerefor-
meeïde kerk, op welks torenspits de ijzeren
ster prijkte. Toen Péter Bod, die aan buiten-1
landsche universiteiten zijn geleerdheid te I
danken had, nog haar drempel overschreed,
loofde men in het geheele dal God ook nog
in de llongaarsciie taal, en reden langs hel
kronkelpad, naai* de in de verte zichtbare
bergveste, de groen geldecde voorrijders cn
pages van de adellijke familie der Bethlen's
nog op en af. En nu...? De kerk was om
ringd door een vervallen muur; in den hof
tierde melcrlang gras welig naast wilde
struiken en allerlei onkruid; de deur kon men
nauwelijks met den rocstigen sleutel open
kr,gen. ijAan den binnenkant waren de ven
sters bedekt met dikke spinnewc-bben en hiel
en daar was een der ruiten, gebroken; op de
tafel des Heeren lag een vinger dik slof, in
den toren huisde een uilcnfamilie. Hoe vaak
reeds had dc regen door de galen in het dal:
naar binnen kunnen stroomen! Overal langs
de muren, die groolcndcels hun ka Lie reeds
hadden verlaten vallen, en op de vierkante,
grijze plavuizen van den vloer, zag men ei
de sporen van. Oclc begonnen de houtwormen
de banken reeds te doorboren. Het geheel
was ccn bcekl van tro.ostelooze treurigheid,
en dc oude boeren, die met hun nieuwen
predikant voor die eerste maal hierheen ge
komen waren, stonden met gebogen hoofd
om Pal heen.
„Wees niet mismoedig, broeders; wel is de
kerk verwaarloosd en vervallen-, maar bei
geloof leeft en zal de kale, sombere muren
met nieuwen glans bekleeden. Als God ons
helpt zullen wij weldra rnze kerk beginnen
te herstellen!"
Bene dek, de oude curator, schudde onge-
loovig het hoofd.
„U hebt goed praten, dominee, maar de
groote bezwaren zullen u wel spoedig Lol an
dere gedachten brengen, waaneer u ziet, dal
wij uitsluitend op onze eigen krachten aan
gewezen zijn, cn och, die zijn zoo jammerlijk
zwakEr zijn hier al zeer ondernemende
predikanten geweest... maar preeken, on
derwijzen en daarbij ook nog boerenarbeid
verrichten, dat houdt niemand vol."
„Maar ik zal het wel volhouden!"
,,'l Is nu juist een half jaar geleden, da!
onze laatste dominee ons verlaten heeft....
Sinds dien tijd is de kerk gesloten geweest;
alleen werd er bij mij thuis Zondags een
kleine godsdienstoefening gehouden: een kort
gebed, bijbellozing en het zingen van 'n paar
psalmenzoo onder elkaar, weet u, met
deze oude mannen want, dominee, deze
vormen met nog enkele vrouwen de geheele
gemeenteZij toch zijn hun eigen heer en
meester en bezitten een klein eigendommetje;
de anderen zijn veldarbeiders, daglooners en
herders. Die leven geheel op Roeraeensche
manier; nu eens zijn zij thuis, dan weer trek
ken zij rond tusschen de borgen, ik weet niet
hoe ver hier vandaan wel, waar zij hout hak
kenop hen kunnen wij in 't geheel niet
rekenen."
„Dan zullen wij trachten hen weer bijeen
te vergaderen. Maakt gij nu maar eerst naar
alle kanten bekend, dat dc predikant van
Garabó is aangekomen en dat de deuren van
de kerk weer wijd geopend wachten op de
geloovigen.''
Een stokoude man trad uit de groep naar
voren.
„Neem mij niet kwalijk, dominee, maar het
Loopjt al tegen den avond; kan ik dus nu de
klok laten luiden? Dat zal dan aan het heele
dal de tijding brengen, dat onze dominee is
aangekomen."
„Zijt gii misschien de koster?"
„Zooals de dominee zegt. Wij hebben hier
twee klokken, de eene roept dc levenden, de
andere luidt dc dooden uit. Maar ik heb zoo-
wat niets [te doen Ook dc gemeenteleden
van onze kerk gaan daarginds heen om do
klok tc laten luiden, nu wij hier toch bijna
nooit een dominee hebben."
„Waarheen bedoelt ge.?''
„Naar den Rocmcenschen priester."
Zij gingen uit dc kerk naar het voorplein.
Daar begon op eens boven hun hoofd de klok
te luiden: bim-bam bim-bam bim-bam. En
de vrome mannen ontblootten eerbiedig het
hoofd, waarbij Pali opmerkte, dajt sommigen
op Grieksch-katliolicke wijze een kruis sloe
gen. Al spoedig kwam er nu ook leven en be
weging in de dorpstraat. Vrouwen kwamen
aan de deur kijken, en cenige van haar gin
gen reeds naar boven, den kerkheuvel op.
Het klokgelui verstomde cn Pali wendde
zich tot de schare:
„Waarom hebt ge zooeven een kruis ge
slagen?"
„Wel, dominee, wij zijn toch ook Christe
nen", zei een der vrouwen, „en dat moeten
we dan ook uiterlijk toonen. Zoo leert ons de
popa."
Een andere vrouw voegde er aan [toe:
„Dc Rocmcenen zeggen toch al van ons.
dominee, dat wij geen Christenen (zijn, omdat
er geen kruis op onze kerk staat"
Pali boog mismoedig het hoofd. De een
voudige menschcn, die hem omringden, ver
moedden niet in het minst welk een storna
er in zijn binnenste woedde. Hij gevoelde
zich als een veldheer, die tot de onheilspel
lende ontdekking komt, da*t de vijand reeds
eenige belangrijke punten vermeesterd
heeft
Wordt vervolod