Donderdag 9 October 1913. M°r 38 ILoe Jaargang. BUITENLAND. FEUILLETON^ De KloKken die verkloeken, Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. „DE EEMLAN DER Uitgevers: VALKHOFF Cc, ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO. Idem franco per post1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.10. Afzonderlijke nummers - 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, famiho- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Yan 15 regelsf 0.50» Elke regel moor0.10. Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handol en bodryt bostaan zoor voordooligo bopalingon tot hot herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnoment, Eono circulaire, bovattonde do voorwaarden, wordt o| aanvraag toegezonden. Politiek Overzicht President Poincaré in Spanje. De president der Fransche republiek ver toeft thans te Madrid als gast van den ko ning van Spanje. Dit bezoek is een antwoord op de visite, die koning Ailfonso XIII in het begin van Mei den president te Parijs heeft gebracht De koning werd daar toen op-aller- hartelijikste wijze ontvangen. Sedert heeft het over en weer niet aan pogingen ontbroken om den geest van verbroedering verder aan te kweeken. In hel tijdschrift l'Europe, dat is opgericht met hel doel, de goede betrekkin gen tusschen de beide landen te be vorderen, hebben de Spaansche minister president en zijne amblegenooten van oorlog en financiën artikelen geschreven, die overvloeden van betuigingen van vriend schap. De Fransche minister van bui- 'enlandsche zaken bleef niet bij hen achter; ui het artikel van zijne hand, dat in l'Europe .d opgenomen, verkondigde hij, dat de rëneeën bestemd waren als slagboom tus schen Frankrijk en Spanje te verdwijnen, en nerinnerdc den koning van Spanje aan zijne Fransche afstamming. Anderhalve week ge leden was de Fransche minister-president Barlhou in San Sebastian, waar hij zich met koning Alfonso onderhield over internatio nale en maritieme kwesliên en over het Ma- rokkaansche vraagstuk, dat Frankrijk en Spanje gezamenlijk aangaat; hij herinnerde den Spaanschen minister van builenlandsche zaken er aan, dat hij weldra met zijn Fran- schen ambtgenoot teere kwestiën zou hebben te behandelen en zij dan zouden moeten be slissen wat daarvan vatbaar was voor afdoe ning en wat uitstel zou kunnen lijden. Voor die besprekingen is nu de tijd aan gebroken. In welken geest zij worden ge voerd, blijkt uit de feestdronken, die eergis teren aan het galamaal in het koninklijke pa leis rijn gewisseld tusschcn den koning en zijn gast. l>ie toasten vloeiden over van vrien delijke woordenhet was daarin boter tot op den bodem. Maar één woord ontbrak: over een Fransch-Spaansch bondgenootschap werd nieL gesproken. De lof der vriendschap werd in alle toonaarden bezongen, maar van een bondgenootschap werd niet gerept. Daarbij sluiten zich geheel aan de verkla ringen, dde de Spaansche minister-president, graaf Roraanones, aan vertegenwoordigers van de pers heeft afgelegd. Zoo heeft hij tot den correspondent van de Tcmps gezegd: „Sommige^ Spaansche en Fransche bladen hebben, naar aanleiding van de reis van den president der republiek naar Spanje, gespro ken van eene Fransch-Spaansche entente en zelfs van een bondgenootschap. Daarmee gaat men wel wat snel. Al wordt de presi dent door den koning, door de regeering en door het Spaansche volk met gemarkeerde sympathie ontvangen, men moet toch in dit bezoek, hoe aangenaam het ook moge zijn voor geheel Spanje, niet den waarborg zien van een bepaald verdrag of van eene entente. Al zijn het dikwijls de gevoelens, die de vol ken tot elkaar brengen, de staatslieden moe ten zich slechts laten leiden door het ver stand. Men is dan ook voor 't oogenblik slechts er op uit den heer Poincaré de beste en warmste ontvangst te bereiden." Tot een anderen dagbladschrijver heeft graaf Romanones gezegd, dat er wel bespre kingen van economischen aard tusschen de Fransche en de Spaansche regeering in gang zijn, maar dat die zich tot dusver slechts in nlgemecne lijnen hebben bewogen. Hij voeg de daaraan nog toe: „Wij zullen gelijktijdig met den president der republiek ook de ver tegenwoordigers van de Fransche handels kringen ontvangen. Deze bezoeken hebben, naar mijne mecning, eene werkelijke beleeke nis. De economische belangen moeten met elkaar in overeenstemming gebracht worden, indien de toenadering tusschen de natiën vast en duurzaam zal zijn, en de kooplieden zijn de voorloopers van zulke verblijdende over leggingen." Op één punt mag men inlusschen aanne men, dat de besprekingen concrete dingen tot onderwerp hebben. Generaal Lyautey, de Fransche resident-generaal in Marokko, is op bijzondere uitnoodiging van den koning naar Madrid gekomen, waar hij in het palcis een vertrouwelijk onderhoud had met koning Al fonso, dat twee uren duurde. Van die bespre kingen lekt natuurlijk niets uit naar builen, maar het ligt voor de hand, dat zij van in vloed zullen zijn op den verderen loop van de Fransch-Spaansche actie in Marokko. Aan «len Malkan. Bukarest, 8 Oct. De ministerraad be raadslaagde heden over financieele maatre gelen tot het verleenen \an hulp aan de ge mobiliseerde reservisten en over de organi satie van heft rechtswezen in de ingelijfde provincie. Volgens een in de Parijsche pers opgeno men bericht uit Belgrado, heeft de Servische regeering met groote voldoening de verzeke ring onlvangen, dat met het oog op de tegen woordige gebeurtenissen de houding van de Rumeensche regeering precies dezelfde is als die, welke in den loop van den luatsten oor log in acht is genomen. Deze houding zou zich bij den tegenwoordigen stand van zaken uiten in nadrukkelijke diplomatieke stappen in die hoofdsteden, waarin dit nuttig mocht schijnen, en zou in het geval van complicatiën beslaan in eene solidariteit gelijk aan die, welke Rumenië in den afgeloopen zomer aai) den dag heeft gelegd. Belgrado, 8 Oct Hat wohdt tegenge sproken, dat bij Kotsjana een gevecht heeft plaats gelhad tusschen eene Bulgaarsche ben de en Servische troepen. Het uitvoerverbod op graan is ingetrokken. Belgrado, 8 Oct. De Serven zij.n be gonnen met de ontwapening van de Albanee- zen. Cettinje, 8 Oct. Eene Albaneesche bende drong door in de omstreken van Dja- kova, maar werd teruggeslagen door de Mon tenegrin en, die twee aooden en zes gewon den hadden. Belgrado, 7 Oct 6000 Arnauten,'die een hevigen aanval deden in de richting van Pjakova, werden door de Servische mitrail leuses tot staan gebracht Cettinje, 8 Oct. Gisteren werd aan de zijde van Djakova tusschen eene Albaneesche bende en Montenegrijnsche troepen een ge vecht geleverd. Deze laatsten sloegen den aanval af en bezetten strategische stellingen om Djakova tegen een eventueeleu aanval te verdedigen. Konstan tin opal, 7 Oct Er is een iradé uitgevaardigd tot demobilisatie. Konstantinopel, 8 Odt. Het mili taire gouvernement te Konstantinopel heeft aan alle officieren van het negende leger corps in Thracië eene uitnoodiging gericht, die door het persbureau bekend is gemaakt, om zich onmiddellijk op hun oost to bege ven. Rome, 7 Oct. De Tribuna bericht uit Londen, dat Turkije onverzettelijk blijft, wat het bezit Yan Ghio cn Mytilene betreft. De toestand wordt pessimistisch ingezien in Lon den. Vrede en oorlog. Jui-st een jaar is het geleden, dat de ver wikkelingen op den Balkan begonnen en nog zijn ze niet beëindigd. De vrede tussohen Bul garije en Turkije is gesloten, maar reeds dreigt een nieuw conflict tusschen Grieken land en het Osman en rijk. 300,000 man strijd vaardige Turken staan in de vlakten van Thracië en de overmoedige Enver-bey is niet de man om vrede te prediken. De Hellenen zijn het dralen van Turkije tot het sluiten des vredes met hen moede. Het rommelt en gromt weer in den vulkanischen bodem des Balkans. In Albanië is het reeds tot een uitbarsting ge komen en de Serviërs en Montcnegrijnen, nauw gedemobiliseerd, worden weer opge roepen ten kamp. Zooals ten tijde der Turken-heerschappij ieder jaar do Albaneezen van hun bergen neerdaalden, zóó en nóg grimmiger heft het ruwe bergvolk de wapenen tegen de nieuwe •dwingelanden, die hun in plaats van vrij heid, galg en dood brachten. De buit, die Servië ten koste van Albanië kreeg, is een zware last en zal, ook, als na bloedigen kamp het oproer schijnbaar ge dempt is, nog lajng ondragelijk blijven. De met land oververzadigde Servische maag zal nog jaren lang gastrische pijnen Lijden. Zooals reeds bekend is, hebben de Alba neezen aanvankelijk groot voordeel behaald. Zondag den 28en September echter is de op mar sch der Servische divisie begonnen en reeds keert do krijgskans. Tallooze berichten komen binnen, die dit bevestigen. Hetzelfde geldt voor de Montenegrijnen, die de opstan dige Malissoren te bestrijden hebben. Rust is er dus nog lange niet op het schier eiland. Eenerzijds ligt de schuld aan de Lon- densche conferentie, die onmogelijke grenzen stelde aan Albanië, anderzijds moeien de Serviërs verantwoordelijk gesteld worden voor den huldigen toestand. Een staat van ruwe bergbewoners scherpt men zoo in eens maar niet begrippen van internationale rechtsverhoudingen in. Den Albaneezen, zich beroofd ziende van hun markten, hun afzet gebieden en de oeroude \erkeerswegen geslo ten vindend, blijft ndels anders over dan óf jammerlijk in kun bergspletcn en kloven den hongerdood af te wachten, óf zich te gorden lot een vertwijfelden kamp op leven of dood. Begrijpelijkerwijze kozen zij het laatste. De vemvijten dér Albaneezen zijn in het kort bovenstaande en mishandelingen van hun inwoners op nieuw-Serviscli gebied,' waarvan toch een deel zuiver-Albaneescli is, sluiting van scholen en de dwang van Servië tot opgeviug van nationaliteit. De Servische wrwijten zijn eveneens: gruweldaden der Albaneezen op Servische onderdanen ge pleegd en het bedreigen van de rust cn vrede ui het rijk, dat nu juist zich opmaakte tot op leving na den oorlog door in Nieuw-Servië de aldaar wonende slamgenoolen tot opstand aan tö hitsen. Wat de Albaneezen voor volk zijn laat rich in cenige citaten beschrijven van grooto kenners wan Albanië: Steinmetz zegt over hen: „De Noord-Alba- neesdie stammen staan als paardcn-dicvcn in zeer slechten roep" cn over hun moord lust schrijft hij: „Deze Balkan-indianen met hun stammen- cn opperhoofden gaan jaarlijks legen elkander op het oorlogspad. Dit is hun grootste genoegen." „De bloedwraak vordert offers. Dit is geen recht, maar een plicht. Man tegen man, en zoo iemand het verzuimt, voegt men hem Loc: „Gij liebt het bloed uws broeders gedron ken?. Iedere bloedverwant geldt zes inan. Zelfs zuigelingen staan verantwoordelijk. In Noord-Albanië vallen ieder jaar 4 A 5000 man den bloedwraak ten offer. Een spreekwoord zegt: „In Toplana slacht men menseken als varkens." Zeker geeft Steinmetz ons hiermede geen verkeffenden dunk van het Albaneesche ras. De Servische naburen moet men echter evenmin als heiligen beschouwen. Kort geleden had ik een gesprek met een priester uit Macedonië, die nu zucht onder het Servische juk, daar zijn dorp Niouw-Ser- vië's gebied geworden is. Hij deelde mij als oorzaak van den opstand het volgende mede: „Servië wil de vrije hand tegen Albanië en. vooral tegen de katholieken onder hen heb ben. Geen volle in Europa is onverdraagzamer tegen de katholieke, dan Servié". Zoo deelde mijn zegsman mij mode, dat de katholieken, ofschoon 3000 zielen in Belgrado tellend, er geon kerk hebben. In het gcheele koninkrijk is er slechts één en wel te Nisch. Deze dateert echter nog uit den tijd van_ de Turksche overheerscliing. Herstellingen wer den evenwel niet toegestaan, nadat het land onder Servische dynastie kwam. In 1890 willigde de Heilige Stoel de op richting van een eigen bisdom met ee>n zetel te Belgrado in, doch de uitvoering hiervan moot nog altijd geschieden. De intolerantie der Serviërs tegenover do katholieken moet nog grooter zijn dan de rassenhaat tusschen. dit volk en de Albaneezen. De geruchten ,die Servië gaarne verspreidt, als zoudon Bulgaarsche officieren meestrij den met do Albaneezen, zijn natuurlijk ver denkingen. Na de demobilisatie hebben zij geen tijd gehad naar Albanië over te steken. Wel wonen er Bulgaarsche comitadji's in Al banië, doch deze zijn kalf-Albaneezen. Nog een tegenargument in zake deelname van Bulgaren in den opstand moge hierin ge legen zijn, dat Bulgarije niet gaarne zou zien, dat Servië zich nog weer vergroolen zou. Hierop is natuurlijk kans, wanneer de Ser ven de provisorisch bezette gedeelten van Al banië blijven behouden. Wat zal het einde van dezen strijd zijn? Iloe moet een staat, die geen opperhoofd heeft, geen buitenlandsche vertegenwoordi ging, geon leger, geen man, die uit naam van het land kaïn spreken, zelfs geen grenzen, ziel* redden, als niet een zijner peetouders Ita* lië of Oostenrijk in de bres springt? Terwijl de nfgrcnzingscommisssic van Mo naster uit in de gebergten moet gaan om daax de laatste grenzen van de nieuwe staat vasl te leggen, overschrijden straf-expedilics do door de Londcnschc conferentie vastgestelde Noord-Oost en Oostgrenzen en werpen iedc- ren arbeid van de gezanten tegen den grond. Meer dan eenmaal dreigde de Londenschf gezajiten-confcrcnlic juist wegens deze gren zen afgebroken te worden, meer dun eens stonden de groote mogendheden voor de noodlot-zware vraag: „Oorlog of vrede?" llel geknetter der Servische machinegeweren, he( Albaneezen bloed, dat donkerrood de wate ren van den Witten Drin kleurt, geeft hel antwoord. Mr. J. B d. 1. F. Wccnen, 6 Oct Oiiitschland. B e r 1 ij n, 8 Oct. Van bevoegde zijde wordt medegedeeld, dat prins Ernst August van meening is, dal zijne woorden in den beleen den brief aan den rijkskanselier over de in den vaandclecd gelegen beloften zoo duidelijk en stellig zijn, dat niemand het recht heeft aan zijne woorden Ic tornon. Het is hcra onbegrijpelijk hoc men cr aan kan twijfelen, dat deze belofte ook van kracht blijft als hij Duilscli bondsvorsl is geworden en dat by zich door zijne belofte gebonden voelt. Bückcburg, 8 Oct. De Schaumburg- Lippische Landeszeilung bericht, dat van het door eenige bladen medegedeelde gerucht van eene verloving van den vorst in toongevende kringen niets bekend is. B e r 1 ij n 8 Oct. De Nordd. Allg. Zcitung schrijft, dat staatssecretaris von Jagow met verlof is gegaan. Berlijn, 8 OcL De Vossisehe Zlg schrijft: Dc troep landverhuizers, die gisteren tlioor den landraad van BenÜieim met dwang naar Berlijn gcbi acht en hier in hechtenis werd gehouden, heeft voor het grootste gc- doettte Berlijn weder verlaten en is op kos ten van het ministerie van binnenlandscho zaken weder naar Nederlaud gereisd. Do wettelijke bepalingen tot verhindering van de landverhuizing hebben in dit geval eonc loc passing gevonden, die niet was overeenkom stig de wet. Dit is blijkbaar do opvatting van het ministerie, dat bevolen heeft, dajt de ge dwongen terugzending in het vervolg ach terwege moot blijven. Talrijke gezinnen heb ben hier overnacht, omdat zij niet tijdig ge noeg in kennis waren gesteld van de beschik kingen dor overheid. Frankrijk. Brest, 8 Oct. Ilct tweede eskader van do vloot heeft heden voormiddag om tien uur Brest verlaten, om terug 1c keeren naar dn MiddeMandscJie zee. Engeland. Dc eerste minister AsquiLh heeft zich naar het kasteel Balmoral, in Schotland, begeven, om daar eene conferentie Ie houden met ko ning George. Formeel is het wetsontwerp tot invoering van Ilomerule in Ierland nog niet aan den koning voorgelegd, omdat dit ont werp nog eene derde maal in hel parlement behandeld moet worden, voordat het aan do koninklijke sanctie kan worden onderwor pen. Inlusschen beslaat in de welingelichte Men troost zich vaak in z'n ongeluk door er een zeker genoegen in te vinden den on gelukkige te kunnen uithangen. VICTOR BüKOSI. 78 Ui het Hongaarsch vertaald door JEXO SEBfiSTYÈX en J. A. IUABE Jr. Dp eens bemerkte mevrouw de uitdrukking /an somberheid jop Simóndy's gezicht, wat iiaar zeggen deeü: „Ik verveel u, nietwaar, met deze onbe duidende kl&insleedsche praatjes?" „Simandy gaf geen antwoord. Wat zou bij ook eigenlijk hebben moeten antwoorden? Zijn gedachten dwaalden in een heel andere richting. Het gevoel van zijn eigen kleinheid drukte zwaar op hem. Weer kwamen hem in de gedachte de grootste droomen, die eens zijn guest vervuld hadden en hij ging nog eens dnn dag van heden bij zich zelf na, ge durende welken hij zijn alledaagsch gewor den eerste ideaal zoo onverschillig als een drijvende ijsberg was gepasseerd, terwijl hij daarentegen het meisje, dot nu zijn geest be- fcig hield, in den nacht door de koude was achterna geloopcn als een trouwe, gehoor- lame hond. Zou hij dat werkelijk zijn, dat laatste? Ilij Jood op, veegde zich het voorhoofd af en oaakte aanslalfen om te vertrekken. Intus- schen zag hij, dat Anikó haar man aansloot te, zeker om hern aan het een of ander le herinneren. Inderdaad begon deze: „Dat is waar ook, dominee, wij zijn u nog altijd veel dank verschuldigd." „Hoe dat zoo?" „Voor al hetgeen u gedaan hebt voor mijn armen, overleden schoonvader, na den dood van Barna, dat u hem zijn dood niet hebt meegedeeld, integendeel nog geld gestuurd hebt van het uwe „O, bedoelt u dat? Daar spreken wij niet meer over Hij had zijn hoed reeds opgenomen, drukte allen de hand, en vertrok. De heer des huizes begeleidde hem met de lamp tot aan de voor deur, nam daar nog eens afscheid en Siméndy stapte haastig naar buiten... 't Was koud, en hij trok zijn jas dicht om zich heen. Of huiverde misschien zijn geest? Dat was ook mogelijk, 't Was ook zoo vreemd en belache lijk wanneer men bedacht, wat hij voor de Bótai's gedaan had en daarbij dan verge leek het voorval van zooevcn, toen de konink lijke kantonrechter van Baltavór hem ervoor bedankte, alsof het een cadeau-.gedaan anker wijn betrof. Zóó vreemd, zóó belachelijk was het, dat de tranen hem van smart uit de oogen sprongen. Eenige oogenblikken later stond hij weer voor de verlichte vensters van het hotel Apaffy en zijn bloed begon opeens te koken. Misschien had men hem ook die tweede reeds ontroofdvoor wie hij hierheen ge sneld was als een dwaas... tot wie hij in 't geheim naar boven was geslopen als een dief wier beslijkte bloemen liij van den grond had opgeraaptwier verdroogde viooltjes hij in zijn portefeuille bij zich droeg. Daar stond hii nu op het plein en staarde met gebalde vuisten naar het hotelO, hoe gaarne zou hij er den brand insteken, of naar binnen stormen en het meisjes er bij de haren uit wegslepen. Hij ging weer naar boven. 'Daar riep hij een kellner en beloofde hem een forint als hij hem een plaats kon aanwijzen, vanwaar hij ongestoord het bal in oogenschouw zou kunnen nemen. De kellner bracht hem naar het balkon, dat op de groote zaal uitkwam, en waarop de zigeunerkapel de dansmuziek uitvoerde. Beneden bcm was het bal reeds in vollen gang en men was juist aan het walsen. Ter stond had bij Florica ontdekt. Zij was ge kleed in een wit kleedje, met roode garneer sels en in het haar droeg zij witte bloemen. Zij danste' met een elegant heer in rok. In een stevige omarming hielden zij elkaar vast en walsten eenmaal, tweemaal... viermaal, vijfmaal dc zaal rond. Daarna kwam er een ander, een derde, een vierde, en Florica, met hoog blozend gezicht en golvenden boezem danste en danste met stralende oogen onver moeid voorl. Toen kwam de elegante mijnheer in rok terug en gearmd gingen zij samen de zaal rondwandelen. Telkens weer begon Flo rica vroolijk te lachen, waarbij haar blanke tanden als parels blonken. Daarna sloeg haar cavelier zijn armen weer oin haar heen en dansend mengden zij zich onder de menigte. De lichamen der dansende paren botsten en stootten tegen elkaar, do gezichten bogen zich heel dicht naar elkaar toe, elkander met hun gloeiende adem beroerend Bedwelmende geuren vulden de zaalFlorica, het hoofd gebogen tegen d .-n schouder van haar danser, Horuraarsche cruMen maakte zich los uit de menigte, en voort wal sten zij samen En dc L-modderde jonge man, met zijn verward voorkomen, staarde met strakke blikken van het balkon der zigeuners naar beneden op haar, en op haar alleen. Allengs sloop een vreeselijke gddaehte zijn hart bin nen: dit meisje was niet van hem, en nooit zou zij de zijne kunnen wezen. Hier was zij heel anders dan daarginds aan den voet der hooge bergen, in hun afgelegen dal. Haar gezicht was totaal veranderd: een menigte zalige gevoelens waren nu op dat lieve gelaal te lezen. -Het was een door en door aardsch gezind meisje, dat slechts leef de voor pracht en praal, en vroolijke, luid ruchtige gezelschappen... Zie, slechts, hoe vertrouwelijk haar vorstelijke gestalte tiaar rust in de armen van dien manl Zie, hoe ko ket zij telkens cn telkens haar witte tandjes Iaat zien als zij haar verleidelijke glimlachjes uitdeelt.Dal heeft niets van Anikó, die wel afgetakeld en alledaagsch gewordenmaar een goede echtgcnoote en moeder isDit meisje echter is geboren voor een. rijk, voor naam leventje Zie maar, zoodra zij de sneeuwbergen verlaten en zich geworpen heeft in het vroolijke rumoer van het leven, ont plooit zij zich terstond ln haar vollen luister als een bloem, die eerst nu haar waren grond en haar eigen klimaat gevonden heeft En zoudt ge nu van dat meisje durven droomen, gij arme predikant van honderd zielen en bezitter van niet meer dan een onnoozel lapje raaisgrond? Een paar maal stokte zijn moeilijk gaande ademhaling en ten slotte stond hij op met een gevoel als torste hij een wereld op zijn schouders, sloop weg en ging naar beneden. de straat op. Voorbij, voorbij, cok I-'lorici had hij verloren! Een vloek, een zware vloek ruslle op hemelke frisschc beck, die hein het leven aanbood, veranderde in gif, zoodia hij zijn dorstige lippen er naderbij bracht. Ilij drukte zijn koude hand verkoelend legen zijn gloeiend voorhoofd, en ergens slaan blijvend, sloeg hij de oogen omhoog naar den liemel; maar deze was zonder sterren en met don kere wolken bedekt. Uit het restaurant in den hoek van het ho telgebouw klonk ccn vreeselijk rumoer, hel lawaai van een kloppartij. De deur werd ge opend en men wierp Iemand naar buiten, die met klagend gekreun op den grond bleef lig gen. Simóndy haastte zich naar hem toe. ,;Hebt gij u bezeerd?" „Is u een Hongaar, mijnheer? God zegene u; breng mij, als bet u belieft, naar huis. „Wat scheelt er aan?" „Ik wilde een Hongaarsch lied laten spe len, en daarom hebben de Roemenen mij lot bloedens toe geslagen en mij daarop naai< buiten geworpen." „Sta eens opl" „Ik kan niet, zij hebben mij zoo toegoto» keld." Simóndy ricfitte hem overeind. De mai was geheel bebloed en kermde wanhopig. Htf sloeg zijn belde armen om Siméndy's hals ei langzaam voortstrompelend gingen zij op weg< Wordt tervoty'd-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 1