Donderdag 9 October 1913.
M°r 38
ILoe Jaargang.
BUITENLAND.
FEUILLETON^
De KloKken die verkloeken,
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. „DE EEMLAN DER Uitgevers: VALKHOFF Cc,
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO.
Idem franco per post1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.10.
Afzonderlijke nummers - 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, famiho-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Yan 15 regelsf 0.50»
Elke regel moor0.10.
Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling.
Groote lettors naar plaatsruimte.
Voor handol en bodryt bostaan zoor voordooligo bopalingon
tot hot herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnoment,
Eono circulaire, bovattonde do voorwaarden, wordt o|
aanvraag toegezonden.
Politiek Overzicht
President Poincaré in Spanje.
De president der Fransche republiek ver
toeft thans te Madrid als gast van den ko
ning van Spanje. Dit bezoek is een antwoord
op de visite, die koning Ailfonso XIII in het
begin van Mei den president te Parijs heeft
gebracht De koning werd daar toen op-aller-
hartelijikste wijze ontvangen. Sedert heeft het
over en weer niet aan pogingen ontbroken om
den geest van verbroedering verder aan te
kweeken. In hel tijdschrift l'Europe, dat is
opgericht met hel doel, de goede betrekkin
gen tusschen de beide landen te be
vorderen, hebben de Spaansche minister
president en zijne amblegenooten van
oorlog en financiën artikelen geschreven,
die overvloeden van betuigingen van vriend
schap. De Fransche minister van bui-
'enlandsche zaken bleef niet bij hen achter;
ui het artikel van zijne hand, dat in l'Europe
.d opgenomen, verkondigde hij, dat de
rëneeën bestemd waren als slagboom tus
schen Frankrijk en Spanje te verdwijnen, en
nerinnerdc den koning van Spanje aan zijne
Fransche afstamming. Anderhalve week ge
leden was de Fransche minister-president
Barlhou in San Sebastian, waar hij zich met
koning Alfonso onderhield over internatio
nale en maritieme kwesliên en over het Ma-
rokkaansche vraagstuk, dat Frankrijk en
Spanje gezamenlijk aangaat; hij herinnerde
den Spaanschen minister van builenlandsche
zaken er aan, dat hij weldra met zijn Fran-
schen ambtgenoot teere kwestiën zou hebben
te behandelen en zij dan zouden moeten be
slissen wat daarvan vatbaar was voor afdoe
ning en wat uitstel zou kunnen lijden.
Voor die besprekingen is nu de tijd aan
gebroken. In welken geest zij worden ge
voerd, blijkt uit de feestdronken, die eergis
teren aan het galamaal in het koninklijke pa
leis rijn gewisseld tusschcn den koning en
zijn gast. l>ie toasten vloeiden over van vrien
delijke woordenhet was daarin boter tot op
den bodem. Maar één woord ontbrak: over
een Fransch-Spaansch bondgenootschap werd
nieL gesproken. De lof der vriendschap werd
in alle toonaarden bezongen, maar van een
bondgenootschap werd niet gerept.
Daarbij sluiten zich geheel aan de verkla
ringen, dde de Spaansche minister-president,
graaf Roraanones, aan vertegenwoordigers
van de pers heeft afgelegd. Zoo heeft hij tot
den correspondent van de Tcmps gezegd:
„Sommige^ Spaansche en Fransche bladen
hebben, naar aanleiding van de reis van den
president der republiek naar Spanje, gespro
ken van eene Fransch-Spaansche entente en
zelfs van een bondgenootschap. Daarmee
gaat men wel wat snel. Al wordt de presi
dent door den koning, door de regeering en
door het Spaansche volk met gemarkeerde
sympathie ontvangen, men moet toch in dit
bezoek, hoe aangenaam het ook moge zijn
voor geheel Spanje, niet den waarborg zien
van een bepaald verdrag of van eene entente.
Al zijn het dikwijls de gevoelens, die de vol
ken tot elkaar brengen, de staatslieden moe
ten zich slechts laten leiden door het ver
stand. Men is dan ook voor 't oogenblik
slechts er op uit den heer Poincaré de beste
en warmste ontvangst te bereiden."
Tot een anderen dagbladschrijver heeft
graaf Romanones gezegd, dat er wel bespre
kingen van economischen aard tusschen de
Fransche en de Spaansche regeering in gang
zijn, maar dat die zich tot dusver slechts in
nlgemecne lijnen hebben bewogen. Hij voeg
de daaraan nog toe: „Wij zullen gelijktijdig
met den president der republiek ook de ver
tegenwoordigers van de Fransche handels
kringen ontvangen. Deze bezoeken hebben,
naar mijne mecning, eene werkelijke beleeke
nis. De economische belangen moeten met
elkaar in overeenstemming gebracht worden,
indien de toenadering tusschen de natiën vast
en duurzaam zal zijn, en de kooplieden zijn
de voorloopers van zulke verblijdende over
leggingen."
Op één punt mag men inlusschen aanne
men, dat de besprekingen concrete dingen tot
onderwerp hebben. Generaal Lyautey, de
Fransche resident-generaal in Marokko, is op
bijzondere uitnoodiging van den koning naar
Madrid gekomen, waar hij in het palcis een
vertrouwelijk onderhoud had met koning Al
fonso, dat twee uren duurde. Van die bespre
kingen lekt natuurlijk niets uit naar builen,
maar het ligt voor de hand, dat zij van in
vloed zullen zijn op den verderen loop van de
Fransch-Spaansche actie in Marokko.
Aan «len Malkan.
Bukarest, 8 Oct. De ministerraad be
raadslaagde heden over financieele maatre
gelen tot het verleenen \an hulp aan de ge
mobiliseerde reservisten en over de organi
satie van heft rechtswezen in de ingelijfde
provincie.
Volgens een in de Parijsche pers opgeno
men bericht uit Belgrado, heeft de Servische
regeering met groote voldoening de verzeke
ring onlvangen, dat met het oog op de tegen
woordige gebeurtenissen de houding van de
Rumeensche regeering precies dezelfde is als
die, welke in den loop van den luatsten oor
log in acht is genomen. Deze houding zou
zich bij den tegenwoordigen stand van zaken
uiten in nadrukkelijke diplomatieke stappen
in die hoofdsteden, waarin dit nuttig mocht
schijnen, en zou in het geval van complicatiën
beslaan in eene solidariteit gelijk aan die,
welke Rumenië in den afgeloopen zomer aai)
den dag heeft gelegd.
Belgrado, 8 Oct Hat wohdt tegenge
sproken, dat bij Kotsjana een gevecht heeft
plaats gelhad tusschen eene Bulgaarsche ben
de en Servische troepen.
Het uitvoerverbod op graan is ingetrokken.
Belgrado, 8 Oct. De Serven zij.n be
gonnen met de ontwapening van de Albanee-
zen.
Cettinje, 8 Oct. Eene Albaneesche
bende drong door in de omstreken van Dja-
kova, maar werd teruggeslagen door de Mon
tenegrin en, die twee aooden en zes gewon
den hadden.
Belgrado, 7 Oct 6000 Arnauten,'die
een hevigen aanval deden in de richting van
Pjakova, werden door de Servische mitrail
leuses tot staan gebracht
Cettinje, 8 Oct. Gisteren werd aan de
zijde van Djakova tusschen eene Albaneesche
bende en Montenegrijnsche troepen een ge
vecht geleverd. Deze laatsten sloegen den
aanval af en bezetten strategische stellingen
om Djakova tegen een eventueeleu aanval te
verdedigen.
Konstan tin opal, 7 Oct Er is een
iradé uitgevaardigd tot demobilisatie.
Konstantinopel, 8 Odt. Het mili
taire gouvernement te Konstantinopel heeft
aan alle officieren van het negende leger
corps in Thracië eene uitnoodiging gericht,
die door het persbureau bekend is gemaakt,
om zich onmiddellijk op hun oost to bege
ven.
Rome, 7 Oct. De Tribuna bericht uit
Londen, dat Turkije onverzettelijk blijft, wat
het bezit Yan Ghio cn Mytilene betreft. De
toestand wordt pessimistisch ingezien in Lon
den.
Vrede en oorlog.
Jui-st een jaar is het geleden, dat de ver
wikkelingen op den Balkan begonnen en nog
zijn ze niet beëindigd. De vrede tussohen Bul
garije en Turkije is gesloten, maar reeds
dreigt een nieuw conflict tusschen Grieken
land en het Osman en rijk. 300,000 man strijd
vaardige Turken staan in de vlakten van
Thracië en de overmoedige Enver-bey is niet
de man om vrede te prediken. De Hellenen
zijn het dralen van Turkije tot het sluiten des
vredes met hen moede. Het rommelt en gromt
weer in den vulkanischen bodem des Balkans.
In Albanië is het reeds tot een uitbarsting ge
komen en de Serviërs en Montcnegrijnen,
nauw gedemobiliseerd, worden weer opge
roepen ten kamp.
Zooals ten tijde der Turken-heerschappij
ieder jaar do Albaneezen van hun bergen
neerdaalden, zóó en nóg grimmiger heft het
ruwe bergvolk de wapenen tegen de nieuwe
•dwingelanden, die hun in plaats van vrij
heid, galg en dood brachten.
De buit, die Servië ten koste van Albanië
kreeg, is een zware last en zal, ook, als na
bloedigen kamp het oproer schijnbaar ge
dempt is, nog lajng ondragelijk blijven.
De met land oververzadigde Servische
maag zal nog jaren lang gastrische pijnen
Lijden.
Zooals reeds bekend is, hebben de Alba
neezen aanvankelijk groot voordeel behaald.
Zondag den 28en September echter is de op
mar sch der Servische divisie begonnen en
reeds keert do krijgskans. Tallooze berichten
komen binnen, die dit bevestigen. Hetzelfde
geldt voor de Montenegrijnen, die de opstan
dige Malissoren te bestrijden hebben.
Rust is er dus nog lange niet op het schier
eiland. Eenerzijds ligt de schuld aan de Lon-
densche conferentie, die onmogelijke grenzen
stelde aan Albanië, anderzijds moeien de
Serviërs verantwoordelijk gesteld worden
voor den huldigen toestand. Een staat van
ruwe bergbewoners scherpt men zoo in eens
maar niet begrippen van internationale
rechtsverhoudingen in. Den Albaneezen, zich
beroofd ziende van hun markten, hun afzet
gebieden en de oeroude \erkeerswegen geslo
ten vindend, blijft ndels anders over dan óf
jammerlijk in kun bergspletcn en kloven den
hongerdood af te wachten, óf zich te gorden
lot een vertwijfelden kamp op leven of dood.
Begrijpelijkerwijze kozen zij het laatste.
De vemvijten dér Albaneezen zijn in het
kort bovenstaande en mishandelingen van
hun inwoners op nieuw-Serviscli gebied,'
waarvan toch een deel zuiver-Albaneescli is,
sluiting van scholen en de dwang van Servië
tot opgeviug van nationaliteit. De Servische
wrwijten zijn eveneens: gruweldaden der
Albaneezen op Servische onderdanen ge
pleegd en het bedreigen van de rust cn vrede
ui het rijk, dat nu juist zich opmaakte tot op
leving na den oorlog door in Nieuw-Servië
de aldaar wonende slamgenoolen tot opstand
aan tö hitsen. Wat de Albaneezen voor volk
zijn laat rich in cenige citaten beschrijven van
grooto kenners wan Albanië:
Steinmetz zegt over hen: „De Noord-Alba-
neesdie stammen staan als paardcn-dicvcn
in zeer slechten roep" cn over hun moord
lust schrijft hij: „Deze Balkan-indianen met
hun stammen- cn opperhoofden gaan jaarlijks
legen elkander op het oorlogspad. Dit is hun
grootste genoegen."
„De bloedwraak vordert offers. Dit is geen
recht, maar een plicht. Man tegen man, en
zoo iemand het verzuimt, voegt men hem
Loc: „Gij liebt het bloed uws broeders gedron
ken?. Iedere bloedverwant geldt zes inan.
Zelfs zuigelingen staan verantwoordelijk. In
Noord-Albanië vallen ieder jaar 4 A 5000 man
den bloedwraak ten offer.
Een spreekwoord zegt: „In Toplana slacht
men menseken als varkens."
Zeker geeft Steinmetz ons hiermede geen
verkeffenden dunk van het Albaneesche ras.
De Servische naburen moet men echter
evenmin als heiligen beschouwen.
Kort geleden had ik een gesprek met een
priester uit Macedonië, die nu zucht onder
het Servische juk, daar zijn dorp Niouw-Ser-
vië's gebied geworden is. Hij deelde mij als
oorzaak van den opstand het volgende mede:
„Servië wil de vrije hand tegen Albanië en.
vooral tegen de katholieken onder hen heb
ben. Geen volle in Europa is onverdraagzamer
tegen de katholieke, dan Servié".
Zoo deelde mijn zegsman mij mode, dat de
katholieken, ofschoon 3000 zielen in Belgrado
tellend, er geon kerk hebben. In het gcheele
koninkrijk is er slechts één en wel te Nisch.
Deze dateert echter nog uit den tijd van_ de
Turksche overheerscliing. Herstellingen wer
den evenwel niet toegestaan, nadat het land
onder Servische dynastie kwam.
In 1890 willigde de Heilige Stoel de op
richting van een eigen bisdom met ee>n zetel
te Belgrado in, doch de uitvoering hiervan
moot nog altijd geschieden. De intolerantie
der Serviërs tegenover do katholieken moet
nog grooter zijn dan de rassenhaat tusschen.
dit volk en de Albaneezen.
De geruchten ,die Servië gaarne verspreidt,
als zoudon Bulgaarsche officieren meestrij
den met do Albaneezen, zijn natuurlijk ver
denkingen. Na de demobilisatie hebben zij
geen tijd gehad naar Albanië over te steken.
Wel wonen er Bulgaarsche comitadji's in Al
banië, doch deze zijn kalf-Albaneezen. Nog
een tegenargument in zake deelname van
Bulgaren in den opstand moge hierin ge
legen zijn, dat Bulgarije niet gaarne zou zien,
dat Servië zich nog weer vergroolen zou.
Hierop is natuurlijk kans, wanneer de Ser
ven de provisorisch bezette gedeelten van Al
banië blijven behouden.
Wat zal het einde van dezen strijd zijn?
Iloe moet een staat, die geen opperhoofd
heeft, geen buitenlandsche vertegenwoordi
ging, geon leger, geen man, die uit naam van
het land kaïn spreken, zelfs geen grenzen, ziel*
redden, als niet een zijner peetouders Ita*
lië of Oostenrijk in de bres springt?
Terwijl de nfgrcnzingscommisssic van Mo
naster uit in de gebergten moet gaan om daax
de laatste grenzen van de nieuwe staat vasl
te leggen, overschrijden straf-expedilics do
door de Londcnschc conferentie vastgestelde
Noord-Oost en Oostgrenzen en werpen iedc-
ren arbeid van de gezanten tegen den grond.
Meer dan eenmaal dreigde de Londenschf
gezajiten-confcrcnlic juist wegens deze gren
zen afgebroken te worden, meer dun eens
stonden de groote mogendheden voor de
noodlot-zware vraag: „Oorlog of vrede?" llel
geknetter der Servische machinegeweren, he(
Albaneezen bloed, dat donkerrood de wate
ren van den Witten Drin kleurt, geeft hel
antwoord.
Mr. J. B d. 1. F.
Wccnen, 6 Oct
Oiiitschland.
B e r 1 ij n, 8 Oct. Van bevoegde zijde wordt
medegedeeld, dat prins Ernst August van
meening is, dal zijne woorden in den beleen
den brief aan den rijkskanselier over de in
den vaandclecd gelegen beloften zoo duidelijk
en stellig zijn, dat niemand het recht heeft
aan zijne woorden Ic tornon. Het is hcra
onbegrijpelijk hoc men cr aan kan twijfelen,
dat deze belofte ook van kracht blijft als hij
Duilscli bondsvorsl is geworden en dat by
zich door zijne belofte gebonden voelt.
Bückcburg, 8 Oct. De Schaumburg-
Lippische Landeszeilung bericht, dat van het
door eenige bladen medegedeelde gerucht van
eene verloving van den vorst in toongevende
kringen niets bekend is.
B e r 1 ij n 8 Oct. De Nordd. Allg. Zcitung
schrijft, dat staatssecretaris von Jagow met
verlof is gegaan.
Berlijn, 8 OcL De Vossisehe Zlg
schrijft: Dc troep landverhuizers, die gisteren
tlioor den landraad van BenÜieim met dwang
naar Berlijn gcbi acht en hier in hechtenis
werd gehouden, heeft voor het grootste gc-
doettte Berlijn weder verlaten en is op kos
ten van het ministerie van binnenlandscho
zaken weder naar Nederlaud gereisd. Do
wettelijke bepalingen tot verhindering van de
landverhuizing hebben in dit geval eonc loc
passing gevonden, die niet was overeenkom
stig de wet. Dit is blijkbaar do opvatting van
het ministerie, dat bevolen heeft, dajt de ge
dwongen terugzending in het vervolg ach
terwege moot blijven. Talrijke gezinnen heb
ben hier overnacht, omdat zij niet tijdig ge
noeg in kennis waren gesteld van de beschik
kingen dor overheid.
Frankrijk.
Brest, 8 Oct. Ilct tweede eskader van do
vloot heeft heden voormiddag om tien uur
Brest verlaten, om terug 1c keeren naar dn
MiddeMandscJie zee.
Engeland.
Dc eerste minister AsquiLh heeft zich naar
het kasteel Balmoral, in Schotland, begeven,
om daar eene conferentie Ie houden met ko
ning George. Formeel is het wetsontwerp tot
invoering van Ilomerule in Ierland nog niet
aan den koning voorgelegd, omdat dit ont
werp nog eene derde maal in hel parlement
behandeld moet worden, voordat het aan do
koninklijke sanctie kan worden onderwor
pen. Inlusschen beslaat in de welingelichte
Men troost zich vaak in z'n ongeluk door
er een zeker genoegen in te vinden den on
gelukkige te kunnen uithangen.
VICTOR BüKOSI.
78 Ui het Hongaarsch vertaald door
JEXO SEBfiSTYÈX
en J. A. IUABE Jr.
Dp eens bemerkte mevrouw de uitdrukking
/an somberheid jop Simóndy's gezicht, wat
iiaar zeggen deeü:
„Ik verveel u, nietwaar, met deze onbe
duidende kl&insleedsche praatjes?"
„Simandy gaf geen antwoord. Wat zou bij
ook eigenlijk hebben moeten antwoorden?
Zijn gedachten dwaalden in een heel andere
richting. Het gevoel van zijn eigen kleinheid
drukte zwaar op hem. Weer kwamen hem in
de gedachte de grootste droomen, die eens
zijn guest vervuld hadden en hij ging nog
eens dnn dag van heden bij zich zelf na, ge
durende welken hij zijn alledaagsch gewor
den eerste ideaal zoo onverschillig als een
drijvende ijsberg was gepasseerd, terwijl hij
daarentegen het meisje, dot nu zijn geest be-
fcig hield, in den nacht door de koude was
achterna geloopcn als een trouwe, gehoor-
lame hond.
Zou hij dat werkelijk zijn, dat laatste? Ilij
Jood op, veegde zich het voorhoofd af en
oaakte aanslalfen om te vertrekken. Intus-
schen zag hij, dat Anikó haar man aansloot
te, zeker om hern aan het een of ander le
herinneren. Inderdaad begon deze:
„Dat is waar ook, dominee, wij zijn u nog
altijd veel dank verschuldigd."
„Hoe dat zoo?"
„Voor al hetgeen u gedaan hebt voor mijn
armen, overleden schoonvader, na den dood
van Barna, dat u hem zijn dood niet hebt
meegedeeld, integendeel nog geld gestuurd
hebt van het uwe
„O, bedoelt u dat? Daar spreken wij niet
meer over
Hij had zijn hoed reeds opgenomen, drukte
allen de hand, en vertrok. De heer des huizes
begeleidde hem met de lamp tot aan de voor
deur, nam daar nog eens afscheid en Siméndy
stapte haastig naar buiten... 't Was koud,
en hij trok zijn jas dicht om zich heen. Of
huiverde misschien zijn geest? Dat was ook
mogelijk, 't Was ook zoo vreemd en belache
lijk wanneer men bedacht, wat hij voor de
Bótai's gedaan had en daarbij dan verge
leek het voorval van zooevcn, toen de konink
lijke kantonrechter van Baltavór hem ervoor
bedankte, alsof het een cadeau-.gedaan anker
wijn betrof. Zóó vreemd, zóó belachelijk was
het, dat de tranen hem van smart uit de oogen
sprongen.
Eenige oogenblikken later stond hij weer
voor de verlichte vensters van het hotel
Apaffy en zijn bloed begon opeens te koken.
Misschien had men hem ook die tweede
reeds ontroofdvoor wie hij hierheen ge
sneld was als een dwaas... tot wie hij in 't
geheim naar boven was geslopen als een dief
wier beslijkte bloemen liij van den grond had
opgeraaptwier verdroogde viooltjes hij in
zijn portefeuille bij zich droeg. Daar stond hii
nu op het plein en staarde met gebalde vuisten
naar het hotelO, hoe gaarne zou hij er
den brand insteken, of naar binnen stormen
en het meisjes er bij de haren uit wegslepen.
Hij ging weer naar boven. 'Daar riep hij
een kellner en beloofde hem een forint als
hij hem een plaats kon aanwijzen, vanwaar
hij ongestoord het bal in oogenschouw zou
kunnen nemen. De kellner bracht hem naar
het balkon, dat op de groote zaal uitkwam,
en waarop de zigeunerkapel de dansmuziek
uitvoerde.
Beneden bcm was het bal reeds in vollen
gang en men was juist aan het walsen. Ter
stond had bij Florica ontdekt. Zij was ge
kleed in een wit kleedje, met roode garneer
sels en in het haar droeg zij witte bloemen.
Zij danste' met een elegant heer in rok. In
een stevige omarming hielden zij elkaar vast
en walsten eenmaal, tweemaal... viermaal,
vijfmaal dc zaal rond. Daarna kwam er een
ander, een derde, een vierde, en Florica, met
hoog blozend gezicht en golvenden boezem
danste en danste met stralende oogen onver
moeid voorl. Toen kwam de elegante mijnheer
in rok terug en gearmd gingen zij samen de
zaal rondwandelen. Telkens weer begon Flo
rica vroolijk te lachen, waarbij haar blanke
tanden als parels blonken. Daarna sloeg haar
cavelier zijn armen weer oin haar heen en
dansend mengden zij zich onder de menigte.
De lichamen der dansende paren botsten en
stootten tegen elkaar, do gezichten bogen zich
heel dicht naar elkaar toe, elkander met hun
gloeiende adem beroerend Bedwelmende
geuren vulden de zaalFlorica, het hoofd
gebogen tegen d .-n schouder van haar danser,
Horuraarsche cruMen
maakte zich los uit de menigte, en voort wal
sten zij samen
En dc L-modderde jonge man, met zijn
verward voorkomen, staarde met strakke
blikken van het balkon der zigeuners naar
beneden op haar, en op haar alleen. Allengs
sloop een vreeselijke gddaehte zijn hart bin
nen: dit meisje was niet van hem, en nooit
zou zij de zijne kunnen wezen.
Hier was zij heel anders dan daarginds aan
den voet der hooge bergen, in hun afgelegen
dal. Haar gezicht was totaal veranderd: een
menigte zalige gevoelens waren nu op dat
lieve gelaal te lezen. -Het was een door en
door aardsch gezind meisje, dat slechts leef
de voor pracht en praal, en vroolijke, luid
ruchtige gezelschappen... Zie, slechts, hoe
vertrouwelijk haar vorstelijke gestalte tiaar
rust in de armen van dien manl Zie, hoe ko
ket zij telkens cn telkens haar witte tandjes
Iaat zien als zij haar verleidelijke glimlachjes
uitdeelt.Dal heeft niets van Anikó, die wel
afgetakeld en alledaagsch gewordenmaar
een goede echtgcnoote en moeder isDit
meisje echter is geboren voor een. rijk, voor
naam leventje Zie maar, zoodra zij de
sneeuwbergen verlaten en zich geworpen heeft
in het vroolijke rumoer van het leven, ont
plooit zij zich terstond ln haar vollen luister
als een bloem, die eerst nu haar waren grond
en haar eigen klimaat gevonden heeft En
zoudt ge nu van dat meisje durven droomen,
gij arme predikant van honderd zielen en
bezitter van niet meer dan een onnoozel lapje
raaisgrond?
Een paar maal stokte zijn moeilijk gaande
ademhaling en ten slotte stond hij op met
een gevoel als torste hij een wereld op zijn
schouders, sloop weg en ging naar beneden.
de straat op. Voorbij, voorbij, cok I-'lorici
had hij verloren! Een vloek, een zware vloek
ruslle op hemelke frisschc beck, die hein
het leven aanbood, veranderde in gif, zoodia
hij zijn dorstige lippen er naderbij bracht. Ilij
drukte zijn koude hand verkoelend legen zijn
gloeiend voorhoofd, en ergens slaan blijvend,
sloeg hij de oogen omhoog naar den liemel;
maar deze was zonder sterren en met don
kere wolken bedekt.
Uit het restaurant in den hoek van het ho
telgebouw klonk ccn vreeselijk rumoer, hel
lawaai van een kloppartij. De deur werd ge
opend en men wierp Iemand naar buiten, die
met klagend gekreun op den grond bleef lig
gen. Simóndy haastte zich naar hem toe.
,;Hebt gij u bezeerd?"
„Is u een Hongaar, mijnheer? God zegene
u; breng mij, als bet u belieft, naar huis.
„Wat scheelt er aan?"
„Ik wilde een Hongaarsch lied laten spe
len, en daarom hebben de Roemenen mij lot
bloedens toe geslagen en mij daarop naai<
buiten geworpen."
„Sta eens opl"
„Ik kan niet, zij hebben mij zoo toegoto»
keld."
Simóndy ricfitte hem overeind. De mai
was geheel bebloed en kermde wanhopig. Htf
sloeg zijn belde armen om Siméndy's hals ei
langzaam voortstrompelend gingen zij op weg<
Wordt tervoty'd-