„DE EEMLANDER".
Zaterdag 25 October 1913.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Dg Klokken die verklonken.
I2d* Jaargang.
N°, 102 Tweede Blad.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f 1.00.
Idem franco per post1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.10.
Afzonderlijke nummers - 0.05.
Deze Courant versohynt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie'
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PK IJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regelsf 0.50.
Eikeregel meer0.10.
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeoligo bepalingen,
tot het herhaald advorteeren in dit Blad, by abonnement.
Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Brieven uit Suriname.
„Goedien morgen, mijtaJieeui Mag i!k mij:
aan u vo<orsiljellera? 11c bon de scheepsdokter,
mijn ntaia-m is Jansen."
,yAh. zeer aangenaam, mij-ra naam is van
den Berg."
En we reikten elkaar die hand.
Die dlo'ktor was een flïrak gohooiwd man
anet een ihil/aUa$eui)lien k-op en cera innemend
göKaiat met regelmatige trekken, liet bleek
mij, al spoedig, dat hij zéér onderhoudend
was en veed gezien moest hebben. Hij had
den zeer beschaafde uitspraak. Amsterdam
locnldle hij blijkbaar door en door, cï. w. z. hij
kende heit repertoire van de schouwburgen
en de tingeltangels even nauwkeurig als de
min of meer gewichtige kwesljiën van poli-
tMoen en sociaal-eoonomischon aard, die in
gömeenüaraiad en huishoudelijke of open-
«baaie vemgaiderinigera het hart vaan elk recht
geaard AmslleixLiainmer beroerten; met de
mannen der wetenschap scheen hij op zeer
vedlirtoiuwelijken voet te s-Uaara, althans hij
sprak over hen, alsof hij ze allen persoonlijk
ikenidle niitet aiieen, maar zelfs als ging hij
■diagelijLs mot hen om; sotmmigein van hen
iDoemdie hij bij den voiornaam en hij kende
allerlei bijzonderheden uit hun particulier
leven. Over kunst had hij gezonde begrippen
cfn zijn geest p nomeneer cle mot evenveel ge
male cLok>r de velden der wetenschap als zijn
Lie enen het doden op een publieke wandel
plaats; hij was sterk in helt verteLlonj van
aardige anecdotlen en bleef daarbij steeds
hoogst fatsoenlijk en als wij samen eigens
op con bank zaten en .nilet gesiiloord werden,
'kK>n hij lang en onderhoudend over zijn vak
spreken. In één woord: hij was een juweel
van oen schecpsdloktleii", niiiet te ernstig en
toch ernstig genoeg; verbazend gezellig, zon
der dat dit öeraige afbreuk dteed aan zijn
waardigheid als aesculaap. Hij was niét jong
meer, doch nauwkeurig op dé boogtie van de
nieuwste theto-ricn, die betrekking hadden
op zijn vak en in dit opzicht bepaald hot
iegetiiges'loldie van ooaisJervattitef. Hot was zeer
moeilijk te gissen,, waar de grenzen van zijp
welen moesten zijn; bij. verse!lillende gele
genheden L-espeiirdle ik, dat hiji hoed Neder
land even nauwkeurig kende, als Amsterdam,
terwijl hij, over Java sprak alsof hij er lang
had gewoond. In cle burteralaradsoho politick
scheen hij doorkneed en hot had den schijn
of hij me-t al die geheime listen en lagen der
bekwaamste EuropOesclie diplomaten ten
volllo ventmuwd was. Je zou haast dienken,
dal lnj vteél liad uit te sljaaii gehad met
vorstelijke personen: ik heb wel eens hel
vermoeden in mij voelen opkomen, dat keizer
Wilhelm II méts de'ed zondier hean eerst te
raadplegen en van de benarde omstandig
heden van Louise van Coburg sohöon hij bij
zondere studie te hebben gomaakt, t'erwijl ik
mij overtuigd houd, dja-t sommige passagiers
de zekerheid in zich omdroegen, dat hij ge-
rruiniera tijd lij larks was geweest van den een
of anderen zenuwkranken telg uit het Beier-
sche kplninjgsihniis, welke moenliing nJiht dan
be v,ondierlijk kon zijn aan zijn prestige als
igenéesheer. Ik vergat bijna tic vermelden,
dait hij. zcter bedrewm was in allerlei „fotefjes"
met spoelkaianten en dait hij een zeer gezocht
medewerker was aain de gezelschapsspelen,
waartoe wij ons 's a-vewndis gewoonlijk rondom
één lange tafel in den saion varoenagden.
Maar hat spreekt van zelf, dat hij dit was. Als
hij niemand vonjd, mét wien hij zich kern on
derhouden, bracht hij zijn tijd mot lozen. door.
Toen ik eens in slaap was gevallen, nam hij
mijn boek „Kindier der Welfl", van Paul
lleyse, dat -naast mij lag, en las hiel in kor
ten tijd door. En 'toten wijl een paar dagen la
ter over de personen in den roman spraken,
bleek heit mij, dat hij bekend wag met ver-
schillende andere werken van dezen eersten
Duitschen prozaschrijver.
Het spreekt van zelf, ,dat ik dézen merk-
wnardLgön man pas langzamerhand zóó goed
Iderde kennen als ik hem hier beschrijf.
Toeni hij mij eens vertelde, dlat liij, Ina af
loop van dé reis naar 's Hertogonibosch zou
gaan «om ik hem argeloos vroeg of hij in die
st'ad woon'dle, had ik er dadelijk daarop spijt
van die vraag ite hebben gedaan. Hoewel in
zij|it anilwioorid goeni de minsbe wdifeling was
tie bespeuren, hegr-ecp ik toch, d)at ik dradis-
créett was geweest. D.e main had geen vaste
woonplaats. Vroeger was hij directeur van
eten 'bekend sanatorium geweest; langzamer
hand was hij afgedaald van den maatschap-
pelijjkén! latdidbr; van zijne vrouw, een beken-
djö pei-sloionlijkhead op létL'erkuindiig gebied,
was ihiij gescbéidera; later haid hij ojéhlteneen-
volgens ihjét hof gemaakt aan eenige jonge
dames van gotedtera huize, ilioit hiji tien slotte
mdb den van deze, die hij gefortuneerd acht
te, oen tweiedie huwelijk aanging, hetwelk
etohlier kanten tijd daarna, tteon, wa)t hét geld
betreft, de werieelijikhéild niét beantwoordde
aan zijne verwachting, ontbonden werd.
!Wie waren intusschen db 'Hemhrrag gepas
seerd, .toen dje bel voor dé lunch luidde.. We
glnlgen naar beneden en zochten oiitze plaat
sera aan een deir drié tafcis op. IDte eeltsalon
is éetn zaaltje, dat er niet (OhgezeJUig uit ziét
mét zijne betdnimerirag van maltoni «bout en
zijne 'tegelbeschiildicrilngen naar schilderijen
Van eérsille meesters. Mén kan, wait die te-
ge^bescliddjcrdingen betitelt, hier de kunst
vaardigheid bewonderen van de bekwame
werkkrachten der fabriek Rozenburg in don
Haag. Jammer, dat het alles copiewerk is,
zoodot het eerste en voornaamste, wat den
kunstenaar kenmerkt, dé idee, er aan ont
breekt.
Dat is in hetgeen in onze dogen veelal voor
kunst onder de menschen wordt gébracht,
dikwijls hét geval. Het is niét alleen Rozen
burg, doit in zijn-, wat de uitvoering belieft,
inderdaad onberispelijk werk een gevóél van
leegte verwekt. Wat is het in onze dagen zoo
veelvuldig nabootsen en reproduceeren van
hét ouderwelsche andlers dan de onbewuste
erkentenis van eigen onmacht tot scheppen?
Men ziét hét In' onze meubelen, in onze hui
zen.
Er is iéts groots in die dingen uit vroeger
lijd, toén do nicoischen in alïes, wat hunne
handen voortbrachten, een idee legden, die er
beteekenis aan gaf. Niét, dat die idee op zich
zelf steeds onze bewondering gaande maakt;
ook niet, dat zij in de uitdrukking steeds ge
lukkig waren, maar het feit, dat dé produc
ten van hun arbeid •een idee trachtten te
vertolken, geeft er vooral waarde aan. Nu
ik dit schrijf, puffende van de warmte, denk
i!k aan den mooieni stadstoren van Amers
foort. De man, die zijn idee legde in dit bouw
werk, dé m'ooder Go«ds met liét kioid Jezus,
hoog verheven boven hét dagelijksch stads
gewoel en toch midden or in, hoeft in dit
(kjuns/twerk eten beteekenis en daardoor een
waande gelogd, die eeuwig is. Het moge me
nig n'ai'ef toesehijinen, deze gedaohto o(p die
wijze uitiinig tie ge^-on, maar men Vergété niet,
dat ihét bo-uwwerk die echte konmericien van
zijn 'bijld draagt, ook in dé idee. Het arme
dtoor hoop cn vrees geslingerde nvcnschdom,
ddücwijE door oorlogsgewoel en möl minder
verschrikkelijke epidemieën veronitirust, had
wel rtoodig een steun, diic het staande liield.
'Dto ménsch, /diiie niet i n zich heef t, of bij wien
illicit althans niet tof ontwikkeling is gukoinon,
'licti hoog, hét goddelijk 'bewustzijn van te
slaan iboven de aardsche beslo-mmeringen en
bekoanmeuuitissten-, hij moét wel buiten zich
zelf iiots zoeken, waaraan hij: -in bange dagen
zich kan vastklampen. Is hét wonder, idlat in
die diagen van eenvoud der begrippen de hei
lige moedermaagd met het zoéte kind Jezus
liet plechtanker was, waaraan men zich vast
klampte? Zij, de lieftallige, zachtzinnige mid
delares tiisschen Godheid en mensclien, Je
zus, Godhéid en mensch beide, maar het iaat-
slie in zijn hoogste beteekenis; zij als moe
der, de 'moéitsbe uUtling van hét mensch-zijn,
door hïui-e teodere ziorg waikenld av«ea* het
kfiaiKl, dat eens, zijn goddelijke réoping ge
trouw, verlossing zou brengen aan het arme,
zondige mmsohdom- Dit ldeld dit kostelijk
bouwwerk dén meus-ahon Mooi' oo-gen, oidder
alle omstandigheden. Wat ook veranderde
jh. den loop dor jaren, de Horen bleef en in
d!ezon verti (oostlie de heilige maagd met hel
land de menschen, die aan zijn \xxet hun du-
gelijlksclien arbeid .verrichtben, hun zwoegend
leven leefden, hun ellende tLoorsUonlden.
Eeai lijd, d-iie zoo iets schept, heeft beeld
op onze waajidjeerimg. Maar difie waard'eering
béhoort hoogér te gaandian een blloot naboot
sen. Waaj' zijn de bouwwerken, die onzer
tijd slieinpelen tot iets grooilsch? Het kan ndci
worden ontlkencl, do|b wij in dit o-pzicliü een
poivei' figuur maken. Vergelijk h.v. het paleis
op den Daun en liet Rijksmuseum. Strekt niet
hiet eorsüe -in zijn massitefheid vam zwaar ai--
duin, zijn eenvoud van vorm, zijn- soberheid
van VeiéLbring gunstig af bij liet laatste? En
tioch is dit oen bouwproduct van onzen tijd,
waarop wij tioitseh zijn. Of wel, wandel eens
-djoor de aanzienlijkste ged'eeitJeo van het
nieuwe Den Haag, langs de Stadhouderslaau
on door die Oude Scheveningsche bloschjes en
kijk eens naar de'huizen, welke de mét aard-
s'cÜie goteicleren gezegenden zich dlaar laten
bouwen. Is het riet een hooge uifzondering,
Waiuneer we er een aantreffen, dat als een
monument van onzen tijd kan gelden? Men
zoekt veelal effect te maken mét wat gekleur
de sUéeultjes, eten golvend lijntje bier, een in
't .oog vallend kleurtje daar, den torentje en
een boogje, een figuurtje in den gevel, kleu
rige blinden!. Ik kan liet niét helpen, maar
•di'e dingen hebben mij altijd gehinderd met
hun armoede van geest, die er dluimcn-dik op
Eigl; ze hébben alle iets, dat mij doet denken
aan eten parvenu, die leeg van hoofd en ge
moed, ondanks zich zelf door hielt toeval er
gek'olmeii is cn nu aan zich en zijn nieuwe
conditie •verplicht meerit te zijn zijn uiterlijk
Zoo te soligneoren, dat hot in of\iereenstem-
minig is met zijn innerlijke waardje, waartoe
hij zijne l'oievludht neemt tolt allerlei opzichtige
zakén in -zijn kleéding, die hem met zijn air
van voornaamheid een voorkomen geven vao
misselijke (vergeef me dat woord) pedantenlo
en onbenulligheid.
FRANK.
Uit de Pers,
De S. D. A. P. en de regeering.
In H e t V o 1 k zet Mr. P. J. Troelslra in een
serie artikelen „Lijnen van strijduiteen wel
ke houding de S. D. A. P. tegenover de regee
ring zal aannemen. In het gisteravond ver
schenen artikel zet de schrijver uiteen, dat
de S. D. A. P. f o r m eel tegenover de regee
ring vrij staat, doch door den sterken band
van het belang is zij aan haar gebonden. Deze
b a n d is echter geen verbond en kan door
eventucele conflicten verbroken worden en nu
is het niet aan de S. D. A. P. maar aan de re-
geering om die conflicten te vermijden.
„Het militörisme, dit weet men, is hierbij
de zwakke plaats. Wat denkt de Regeering
hieromtrent te doen? Wij zullen het spoedig
vernemen. Maar voor óén gevaar moeien wij
haar bij voorbaat waarschuwen. Voor het ge
vaar n.l. van hierbij van twee wallen te wil
len eten. Laat zij vooraf, desnoods na het
terrein eerst te hebben verkend, kiezen of
deelen. Steunen op ons of steunen op
een deel der rechterzijde wil zij tusschen
die twee stoelen in gaan zitten, dan valt zij
op den grond.
Steunen op ons is voor de militaire begroo
tingen alleen dan mogelijk, als de Regeering
krachtig wil gaan in de richting van het
volksleger en daarbij toont, oog te hebben
voor den eisch van bezuiniging. De bond,
die ons aan haar biedt die van algemeen
- kiesrecht en ouderdomsrente is sterk ge
noeg om ons zoo noodig te bewegen tot
concessies in dezen, waaraan wij anders niet
zouden denken. Wij kunnen, als wij om die
reden onzen steun geven aan een oorlogsbe-
grooting, die aan beide bovengenoemde
eischen voldoet, dit in elk opzicht voor do
arbeidersklasse verantwoorden. Ten eerste,
omdat het vaststaat dat, indien wij ter wille
der oorlogsbegrooting de vrijzinnige regee
ring laten vallen, er thans nog alle kans is
op de komst eener rechtsche regeering, die
't niet beter zal maken, integendeel van onze
eischen in zake. militarisme eerst recht niets
weten wil. Ten tweede, omdat wij, steunen
wij de regeering niet waar zij in onze rich
ting wil gaan, haar dwingen, steun te zoeken
bij rechts, een steun die alleen door verzwa
ring van militaire lasten is te verkrijgen.
Intusschen is het waarschijnbjk, dat de
Regeering zich niet voorstelt, met onzen
steun de militaire ministers te doen regeeren.
De vrij-liberalen zijn over het rechtsche sys
teem in dezen niet zoo slecht te spreken
voor hen is Colijn een voorganger, dien zij
gaarne volgen. De Troonrede bevat niets,
wat aan hervorming of bezuiniging in onzen
geest doet denken. Het slagschip voor Indië,
op kosten van Indië, wijst eerder den anderen
kant uit, al kan over de „dekkingsvraag"
de vraag, wie de kosten zullen moeten beta
len eerst goed worden geoordeeld, als het
bekend is, ot de Regeering den moed heeft,
die gelden door de werkelijke belang
hebbenden, d. i. de Indische kapitalis
ten, to doen opbrengen. Voorloopig is het
te vreezen, dat dit slagschip moet worden
bezien in het licht van het rapport der In
dische Commissie, als de eerste van een
reeks dreadnoughts, als begin der verwezen
lijking van een program, dat den liberalen
handelskapitalisten even lief is als aan rechts.
Welnu, do Regeering kieze. Wil zij ons
mee hebben, dan ons dit mogelijk gemaakt
door te zorgen dat de stem, die zij noodge*
drongen van ons vraagt voor de paar mili*
taire begrootingen, die zij in dit overgongs-*
tijdperk do Kamer voorlegt, door ons eerlijk
kan worden verdedigd voor do arbeiders en
voor onze kiezers als een daad, die in
w e r k.c 1 ij k h e i d niet het mi IK
tarisme bevorderde, maar er-v
gcr militarisme keerde en als
concessie ter wille van algemeen kies-*]
recht en ouderdomsrente dus door ons kan
worden verantwoord. Meent de Regcering,
hiertoe onmachtig te zijn, dan gezorgd, dat
rechts worde gedwongen, haar voor deze
zaken te steunen en zich van dien steun niet
kunne afmaken met een beroep op de hou»
ding der vrijzinnigen zelve."
Berichten.
De Staatscourant van Zaterdag 25 Octo
ber bevait o.a. die volg-ande Kon. besluiten:
benoemd bij de infanterie bij' zijn tegen
woordig korps Lot militie-I o luitenant do mU
li'lie-2e-luitenant T. AL de Groot van hét 2e
reg.i
bérioemd bot leiesraar aan d>e R. II. B. S. ta
Heerenveen; G. Ii. ten Rruggenoarbe, tie Ucïi
Haag;
ben'otenid toi gewoon hoogleeraaa* in da
reclitsgék'ierdhél-d aam de rijksatiniifversiileit lo
Leiden voor het Romekische recht cn zijn'
geschiedenis mr. A. II. M. J. vain Kan, te
Valkenburg (Limburg);
op verzodk eervol ontslagen met danldie^
tuigimg A. A. Bekaai*, oud-inspecteur-generaai
van den rijkswaterstaat, ais voorzitter der-
Staatsöo-mmi ssi e inzake droogma/ldng der,
plassen beoosten de Vecht en benoemd to#
voorailtlter Q G A. Jolles, hoofd-ingenieur-j
diréateur van den waterstaat tie ArnQiem/
thans 1/i/d, lioit lid W. F. Dmij vest rijm, ingenieur
van den rijkswaterstaat te Haarlem;
benoemd Hot rijksklerk 3e lel. ter griffie van
het kantongerecht te Schiedam G. Klein Lzn.||
tijdelijk hulpschrijver;
ben-otemd voor 5 jaar tot buitengewone W
den vam den Octrooiraad de professoren de*(
Techn. Hoogcschool tie Delft v. d. Bilt, FrainooJ
die Haas, Holst, Meijer, Slöe-swijk era Vermaas^
prof. J. -P. Huchshoirn, leeraar aan de NcdJ
sdh'ool vootr nijverheid ten handel -te En-]
schedó en dir. II, H. Af. van der Zandie, in-j
specieur vam het landbouwonderwijs le Deiij
Haag;
op verzoek eervol ontslagen de Kult. ter zee1
2e kl. J. W. baron van Haersolte van Haerst.
Naar wij vernemen is dc mihisler van.
Bdnnenlandscho Zaken, mr. Cort van dor Lin-j
den. voornemens den 8en November e.k. dé
Noderlandscke Handels Hoogeschool te Rot
terdam te openen.
Het plan van werkzaamheden der Twee
de Kamer is om op 4 November, dag van
hervatting der werkzaamheden, aan de orde
le stellen de behandeling van eenige spoed-
eiscliende ontwerpen; de volgende dagen 5,
6 en 7 November to bestemmen voor afdeed
lings onderzoek en Dinsdag 11 November dé
beraadslaging over de Indisoho begrooting
1914 aan to vangen.
In deze week zijn verschillende rappor-,
teur-coinmdssiën over hoofdstukken der
VICTOK KAKOSI.
86 Ui het Honyaarsch vertaald door
J E X O SEBESTYÊ^I
en J. A. RA A BE Jr.
,/IIeb je iets noodig voor je kerk?"
„Ik kan het werkelijk niet zeggen, maar ik
verzeker je op mijn woord van eer, dat het
een uiterst belangrijke kwestie betreft."
„Goed, maar het zal zeer moeilijk gaan
Zijne Excellentie is den heelen dag bezet; ge
durig komt men hem lastig vallen."
„Maar met een zaak als de mijne komt nie-
mand, daar ben ik zeker van".
„Nu, om je een genoegen te doen wil ik het
wel probeeren. «Blijf dan maar dicht in de
nabijheid."
„Er is veel haast bij, zou het niet mogelijk
zijn nu dadelijk!"
,/Neen, vriendlief, dat gaat zoo maar niet
Hier is de gouverneur een halve god, dus je
begrijpt dat men maar niet zoo bij hem bin
nen kan gaan als in een winkel? Wacht mij
hier en ga dan met mij mee naar boven, naar
mijn kamer."
,;Heb je eerst nog iets te doen?"
„Ja, ik moet vöor mevrouw de gravin een
taart bestellen en voor de Duitsche bonne eeD
bouquet, 't Is een heel knap meisje, en het
idhijnt, dat zij mij ook wel mag lijden."
(Pali greep Pusk&s bij den arm.
„Hoor eens, ik moet den gouverneur in ieder
geval spreken. Ik kom niet om een ambt of
een staatsondersteuning en evenmin wensch
ik hem om de hand van zijn 'Duitsche bonne
tc vragen, maar ik wil hem in kennis stellen
met een zaak van het hoogste gewicht. Ter
stond, versla je?"
Pusk&s luisterde met een half boos gezicht
toe. „Kan. je het aan niemand anders mee-
deelen?"
„Neen, nog aan mijn muts niet!"
„Wacht dan hier tot ik terug kom. Wij
zullen dan wel eens zien."
En zijn arm uit Pali's hand losrukkend, liep
hij weg. Simandy bleef op straat wachten en
gaapte met het volk den huzaar aan. Zijn on
geduld steeg tot den hoogslen graad. Hij had
wel vleugels willen hebben om de bestuur
ders van den staat, van den grooten, krach-
ligen, Hongaarschen staat, die officieel zorg
moesten dragen voor de belangen van het va
derland, te kunnen bereiken en ze aan te
grijpen, wakker te schudden, hun het gevaar
in het oor te schreeuwenen hier moest
hij nu doelloos staan blijven tusschen dc
domme «Berg-Roemenen op straat in den
modder.
Met luide stem riëp de op wacht staande
huzaar eenige woorden, waarop de andere
huzaren door de poort naar buiten kwamen
snellen en onder het uitdcelen van degensla
gen het volk op zij begonnen te dringen. Ook
Simóndy trok zich een eindweegs terug. De
Roemeensche aartsbisschop van Nagy-Szeben
kwam in zijn met 4 paarden bespannen rijtuig
van zijn prachtig landgoed om den gouver
neur een tegenbezoek te brengen. Op het met
leeren franje versierde tuig der paarden
blonk het zilver der belegsels. De koetsier was
gekleed in de geheel witte dracht der sneeuw-
bergsclie Roemenen. Naast hem zat een
kranige huzaar, in blauwe uniform, met witte
tressen. De aartsbisschop was een man van
imposante gestalte, in zijn zwartzijden lalaar
met rooden cingulus, en zijn opengeslagen
pels met 'bonten kraag, blank als zwanen
dons. Zijn sneeuwwitte baard hing hem op de
borst, en zijn zilveren lokken vielen hem tot
op de schouders. Op zijn borst schitterde een
prachtig gouden kruis. De naast hem zittende
weldoorvoede kanunnik was eveneens in zijde
gekleed. Achter hen volgden in een afzonder
lijk rijtuig twee hofkapelaans. De metropoliet
stapte uit het rijtuig en schonk het in den
modder knielende volk zijn zegenSimóndy
echter, in zijn verkreukte, stoffige kleeren,
bleef staan en wischte zich het slijk af, dat
hem door het rijtuig van den vorst in het ge
zicht was gespat. Daar stond hij, cn twijfel be
klemde hem het hart of hij dan wel was een
predikant van dit volk, dat toch den Hon
gaarschen staat vormen en handhaven moest?
Of toefde hij misschien in een vreemd land.
als predikant van een hulpeloos, arm Hon-
gaarsch dorp in Roemenië, die den intocht
gadesloeg der hoogwaardigheidsbekleders
van den slaat? In zijn geest verwarden zich
de gedachten. Het was hier toch een eigen
aardig, onbegrijpelijk land. De gele lijders
aan pellegra kwamen hem weer voor den
geest, bij het zien van deze schitterende,
krachtige, gezonde priesters en hij keek céns
langs zijn eigen schunnige plunje, toen hij
het geritsel der zijden talaren hoorde. "Wie is
de bestuurder van dit rijk? En wie is er de
onderdrukte? Waarvoor waren de soldaten
in Funtinel gevallen? Zijn knieën knikten cd
hij moest zich tegen een muur steunen.
Eenige oogenblikken later kwam Puskó«
terug met een bouquet bloemen in. de hand.
Hij nam "f>Inrindy mee naar zijn kamer, zette
een doosje sigaretten voor hem neer en liet
hem alleen.
Simóndy zag door het venster, dat de gou
verneur den prelaat tot aan zijn epuipage be
geleidde. Nog geruimen tijd daarna bleef hij
voor het raam naar buiten staan kijken Plot
seling trad Puskós gejaagd binnen
„Zijne 'Excellentie heeft nu een paar minu
ten tijd* en om je te pleizieren heb ik een
goed woordje voor je bij hem gedaan. Kom
mee."
Plotseling echter wendde hij zich om en
bekeek Simóndy.
„Maar zeg eens, heb je geen ander costuum?"
,yNeen."
„Dit ziet er nog al versleten uit. Nu, hel
doet er ook niet toe, de gouverneur wacht al."
Hij voerde hem door een reeks van ver
trekken en zei ten slotte:
„Wacht nu hier maar even. Je -moet hem
aanspreken met „Excellentie" cn wees vooral
kort, want de graaf is een weinig nerveus."
Pali bleef staan en keek om zich heen.
Overal tapijten. Aan den muur wapens cd
Engelsche gravures. In een hoek stond een
zachte, mollige, breede Turksche divan, waar'
op een aantal kussens lagen. Bij den divan
stond een laag tafeltje met eenige boeken:
Paul Bourgetj, 'Richepln, dTAnnunzio, eeD
krant uit «Boedapest, een Duitsche uit Weenen
en de Figaro. 'Daar kraakte de deur en een
eleganö geklteede, slanke, bleeke man trad
binnen.
„PM Simóndy, gereformeerd predikant uil
Garabó, Excellentie."
„Wat is er van uw verlangen?"
Ik wilde Uw Excellentie met een hoogst
belangrijke zaak in kennis stellen."
De gouverneur stak een sigaret aan en
vroeg onder het doen van eenige trekjes:
^En dat is?"
„Excellentie, Todorescu, dc Rocmeenscho
priester van Garabó is een landverrader, een
betaald agent van de Roemeensche liga. Ook;
nu is er een Roemeensch heer uit Boekarest!
bij hem. «Hij is lid van het geheime Roemeen-)
sche comité
Ongeduldig haalde de gouverneur de schou*
ders op en viel hem in de rede:
Het hoofd der samenzwering van dol
Roemenen in de sneeuwbergen, een Hora,}
een IQoska, een Janku .rjjaar jonge man-
hoe kunt gij, als predikant, aan dergelijke^
dwaasheden gelooven? Want immers, als gij'
vooruit wcnscht te komen, moet gij niet zulke
fabeltjes verzinnen.
Onthutst keek Simóndy den voornamen lieer,
aan
„Het zijn geen fabeltjes, Excellentie
„Onzin. Todorescu is onze vertrouwbaar-
ste man. Hij zorgt er altijd voor, dat zijn
volkje tot den laatslen man komt stemmen.i
Bij mijn installatie heeft hij, namens de platte-/
landsche priesterschap een toespraak gehou^
den zóó vaderlandslievend, dat er nog altijd,
sprake van is hem voor to dragen voor ceaj
onderscheiding
„Excellentie dusu dus u gelooft
u is nietgeneigd
Hij stotterde, alsof hij door een boroerti
getroffen was.
Wordt verveigd