„DE EEMLAN DER". Maandag 29 December 1913. BUITENLAND. FEUILLETON. Op den Terpenberg. N°. 155 12°* Jaargang. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f Ï.OO. Idem franoo per post1.5O» Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.10. Afzonderlijke nummers 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureaux UTRECHTSCH ESTRAAT I. Intercomm. Telefoonnummer 66. Uitgevers: VALKHOFF ft Co. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regelsf 0.50* Elke regel meor0.10. Dionstaanbiodingen 25 cents b|j voorui(botaling. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald advertoeren in dit Blad, bij abonnement* Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wirdt of aanvraag toegezonden. On/,e JBiiqjiète III. Het voorbeeld van onzen eerslen inzender heeft helaas navolging gevonden. Ook onze derde inzender wenscht zijn antwoord op onze enquête niet te onderteekenen. Niette min gaan wij natuurlijk gaarne tot plaatsing over. GeLij'k men weet luidde dt vraag, waar over onze enquête gaat: „Wat is er noodig en wat kan of moet er zoowel door de ge meente als door de burgerij gedaan worden om de vestiging van nieuwe, gegoede inwo ners in deze gemeente te bevorderen?" Geachte Redactie, Wordt betracht hetgeen het van helder in zicht en goede bedoelingen getuigend ant woord van nir. van Traa weergeeft, dan dunkt mer zijn we reeds een heel eind in de goede richting. Toch zou ik Z. Ed. Gestr. gedachtengang willen doen achtervolgen met dc mijne. lo. Het Gem. Bestuur zorge ter bevrediging van het aesihetisch gevoel voor doeltreffen de reglementeering van reclame aan gebou- wen en op open terreinen. 2o. Het Gem. Bestuur trachte onverwijld dc tot standkoming le bevorderen van de uit- breiding der grenzen onzer stad. Dót is nu reeds van groot belang voor Amersfoort, im mers waar zij reeds een groot grondbezit heeft onder aangrenzende gëmeenten en daarvan reeds voor kerk- en villabouw een groot deel heeft verkocht, mogelijk dagelijks nog verkoopen kan, wordt het voor Amers foort daardoor met den dag mocielijker tot gewenschle en gemakkelijke grensverlegging te komen, omdat (ik wensch niet te zeggen zij daardoor in de kaart der wederpartij speelt) hoe meer gronden Amersfoort ver koopt buiten haar grenzen, in dezelfde mate «le aangrenzende gemeenten belang krijgen hun grenzen niet te zien gewijzigd of be zwarende voorwaarden te doen gelden. Hoe langer grenswijziging vertraagd wordt, hoe hezwarender ze in allerlei opzichten wordt voor Amersfoort. Met hoogachting, OPMERKER. Politiek Overzicht. De nas.eep van de zaak van ZaDern. De laatste dagen van het jaar zijn gewoon lijk dagen, aan hel familieleven gewijd, waarin men geneigd is den strijd in liel open bare leven te laten rusten. In Duilschland kan men ditmahl niet er toe komen, aan dit goecle* voornemen uitvoering te geven. De groote ontroering, die door het gebeurde in Lkbern is teweeggebracht, trait nog na. Aan den vooravond van het Kerstfeesi heeft zij weer nieuw voedsel ontvangen door het schrij ven, dal de Berlijnsche poiitie-prcsident von Jagow heelt laten opnemen in de Kreuz-Zei- lung, wel is waar niet in zijne ambtelijke kwaliteit maar ais particulier. Het schrijveu draagt de onderteekening „Dr. Jur. von Ja- gow'waaruit is ai le leiden, dat de schrij ver als jurist zijne kritiek heeft willen leve ren op het vonnis, dat door den militairen rechter in eerslen aanleg is gewezen tegen luitenant von Forslner. De heer von Jagow zegt, dat de militaire rechter niet bevoegd was den luitenant le veroordeelen, omdat deze zich bevond aan het hoofd van een de tachement gewapenden en daarmee een mili taire oefening verrichtte. De militaire reenter heeft dus niet uit te maken of luitenant von Forstner terecht of ten onrechte in Dettwei- ler van zijn sabel gebruik maakte tegen den schoenmaker Blank. Deze militaire oefening was eene daad van staatasouveroiniteitzij werd door den officier verricht op bevel van zijn superieur en hij is over dé wijze, waar op hij het bevel heeft uitgevoerd, slechts aan dezen superieur verantwoording schuldig. De krijgsraad te Straatsburg had zich onbe voegd moeten verklaren om van deze zaak kennis te nemen, en de heer von Jagow hoopt, dat het hoegere militaire rechtscol lege, waarvoor in hooger beroep de zaak zal worden gebracht, een juister begrip zal too- nen van de grenzen, die aan zijne taak zijn gesteld. In een interview heeft de heer von Jagow zijne meening nog nader omschreven Vol gens zijne opvatting zou, als de geïncrimi neerde feiten, in plaats van in Zabern, ware voorgevallen ergens in Pruisen, het zoo ver niet gekomen zijn; de kwestie van compe tentie zou dan zijn opgeworpen, en het Ver- waltungsgeriohlshof zou, als het bevoegde college voor bestuursgeschillen, hebben uitgemaakt wie hier de bevoegde rechter is. Dit slaat* niet op het geval van luitenant von Forstner, maar op dat van den regiments commandant, kolonel von Reuter, die zich zal hebben te verantwoorden wegens hel opslui ten van burgers van Zabern in den kelder van de kazerne. De heer von Jagow hoopt, dat kolonel von Reuter daarvoor niet zal worden veroordeeld. Hij meent, dat de kolo nel daartoe het recht had, op grond van eene keizerlijke verordening van 29 Januari 1881; misschien is het verkeerd geweest de bur gers gedurende twaalf uren opgesloten te houden, maar daarvoor zullen wel goede re denen zijn geweest. Men ziet, in den heer von Jagow heeft „das Militar" een verdediger door dik cn dun ge vonden. Men zou kunnen zeggen, dal hij is „plus militaire que les militaires". Maar het militaire element heeft alle reden om in dit geval uit le roepen: „God beware mij voor mijne vrienden!" want een zoo onhandige verdediger als hier is opgestaan, doet aan de zaak meer kwaad dan goed. Bitter wordt het aan von Jagow verweten, dat hij van de officieren in Zabern gezegd heeft, dat zij stonden „haast in het land van. den vijand." Dat wordt hem algemeen aan gewreven als eene zware beleediging van de Elzassische bevolking. De heer von Jagow heeft gevoeld, dat dit hem terecht is verwe ten, want hij heeft nader laten verklaren, dat hij bedoeld heeft te zeggen, dat de officieren „zoo dicht bij de grens stonden, dat zij haast stonden in het land vain den vijand". Het is mogelijk, dat hij 't zoo heeft bedoeld, maar van het hoofd van het „königliche Polizei- presidium" zou men niet verwachten, dat hij voor zijne bedoeling zoo slecht de uitdrukking weet te vinden. Verder wordt den heer von Jagow ver weten, dat hij niet op de hoogte is van 't geen feitelijk is gebeurd, want hoe zou 't anders mogeJdjk zijn, dat hij beweert, dat luitenant von Forstner zich in rechtmatige zelfverdedi ging bevond, terwijl door de behandeling van de zaak voor den rechter is uitgemaakt, dat de schoenmaker Blank, toen de sabelhouw van den luitenant hem trof, door vier man schappen stevig werd vastgehouden? En even slecht als met de feitenkennis van den Leer von Jagow is het blijkbaar gesteld mot zijne rechtskennis; van alle kanten krijgt hij Le hooren, dat hij blijk geeft van eene onkunde van het recht, die inderdaad verwonderlijk is bij een man, wiens ambt kennis van het recht, inzonderheid van het formeele strafrecht, oischt. Maar gesteld, <lat de rechtsopvattingen van den heer von Jagow even juist waren als zij volkomen ongegrond en niet ter zake die nende zijn, dan vraagt men: hoe komt de po- ütiepresident van Berlijn er toe in het open baar kritiek te voeren, tegen het vonnis van eon in naam des keizers rechtsprekend mili tair rechtscollege en zijne vermeende rechts kennis boven, die van de militaire overheid en van don krijgsraad te stellen? De Volkszeilung val het onbegrijpelijke, dat zij vindt in het optreden van den heer von Jagow, aldus samen: Het geval is zonder voor beeld, dat een poli liepresident eene militaire rechtbank afbreekt; dat een politiepresidcnt een Duilschen bondsstaat met vijandelijk land gelijk stelt; dat eon politiepresidcnt van de officieren spreekt ais van „het voornaamste beroep" en daardoor alle overige beroepen, rechters, geneesliceren, kooplieden, onderwij zers, ambtenaren, neringdoenden, in de open bare achting en waardeering lager stelt; dat een politiepresidcnt in eene aanhangige rechtszaak door dit afbreken von eene in stantie ingrijpt; dat 24 uren later zulk een poliliep resident nog niet onlslagcn is. Over dit laatste punt heeft de mededecling die de oificieuse Nordd. Allg. Ztg. op den avond vóór Kerstmis bracht, eene welkome opheldering gegeven. Men heeft daaruit ge zien, dat de regeering in deze zaak geene struisvogelpolitiek voert, maar zich bewust is van de politieke beteekenis van het optreden van den heer von Jagow en dat de vraag wat zij hiertegen zal hebben te doen, bij haar in onderzoek is. Dat dit onderzoek bij het ge- heele ministerie aanhangig is, is een bewijs te meer, dat zij van het gewicht der zaak door drongen is. Dat gewicht wordt in geheel Duilschland gevoeld, maar nergens sterker dan in Elzas-Lolharingen. Zoo lang het rijks- land in Duitsche handen is geweest, heeft hef burgerlijke gezag daar moeten strijden, om van de militaire overheid de erkenning te krijgen van de plaats, die het toekwam. Een typisch staaltje daarvan levert een strijd, diei de tweede stadhouder van het rijkstand, vorst Hohenlohe-S chili ingsfürst, heeft moeten voe ren om twee schildwachtshuisjes. Zijin voorgan ger was veldmaarschalk von Manteulfel ge weest, die tegelijk de bevelvoerende generaal vam het 15e legerkorps was. Na MantemfeTs dood werden de beide schildwachtshuisjes voor het stadhouderlijk paleis verwijderd en daarmee levens de beide eereposten weggeno men. Toen in November 1885 Hohenlohe naar Straatsburg kwam, wcnschte hij, dat de schild wachtshuisjes weer op hunne plaats werden gezet, maar dat was voor doove ooren gep c- dikt. Dat een burgerlijk ambtenaar, al was hij dan ook stadhouder, zoo iets kon verlan gen, lag buiten het begrip van de militaire overheid. Hohenlohe wendde zich tot Bis marck, en op advies van Bismarck kwam van den keizer het bevel, dat de wachtposten voor het palcis van den stadhouder weder moesten worden gesteld. Dat is gebeurd 28 jaren gele den. Maar dat dezelfde geest nog levendig is in het militaire element, daarvan getuigen de gebeurtenissen van de laatste weken, lie zich vastknoopen aan de namen von Forslner, yon Reutdr en von Deimling. DultschlancL Sigmaringen, 27 Dec. Heden morgen is overleden de vorstin-douairière Leopold van Hohenzollern, geboren infant Antonia van Portugal. De overleden vorstin was den 17en Fe bruari 1645 in Lissabon geboren. Berlijn, 2 7 Dec. Het ontwerp van de Pruisische staatsbegrooting voor 1914 sluit iu ontvangsten en uitgaven met een gelijk bedrag van 4.640,239.104 mark. Van de uitgaven ko men 303-357.491 mark, d. i. 6.3 pet. van de totale uilgaven, op buitengewoon tcgeri 244.966.956, zijnde 56 van het tolaul, In 1913. De uitgaven en de inkomsten houden, even als in 1913, elkaar in evenwicht. De bcgrootingswet bevat, evenals in het vo rige jaar, eene machtiging om tot tijdelijke versterking van het bedrijfskapitaal der alge meens staatskas schatkistbiljetten uit te ge ven lot een bedrag van 100 milliocn. Voor traktementsverhoogingen van ambte naren is 19.300.000 mark uitgetrokken, waar van 15-500000 ten goede komen aan den diens* der spoorwegen. Do staatsschuld bedraagt 10355.537.144 mark, zijndo 453.766.040 meer dan in 1913. Van de totale schuld komt op den spoorweg dienst een bedrag van 7.810.792.695 mark en op het mijnwezen 198 731.379 mark. Straatsburg, 27 Dec. Uit Zabern wordt gemeld, dat gisterenavond op een schildwacht van het 105e reg. inf., die dienst deed op de binnenplaats der siotkazerne, door eon buitenstaand burger twee scherpe scho ten werden gclosL De dader liep dadelijk weg, zoodat zijne identiteit niet kon worden vast gesteld. Van hot feil werd onmiddellijk aan gifte gedaan. De Kreisdirector loofde eene be- looning uit van 600 mark voor liet grijpen van den dader. Over het jongste incident in Zabern, het sahieten op een schildwacht, die op de bin nenplaats van de kazerne geposteerd was, wordt nader bericht, dat het plaatselijke on derzoek, dat is ingesteld, nog tot geeue posi tieve uitkomst heeft geleid. Er is niemand ge wond en er is geen kogel gevonden, zoodat er wel reden is om aan te nemen, dat men Je doen heeft met een kwajongensstreek, die er op doolde den schildwacht schrik aan te jagen. De uitgeloofde 1 riooning van 600 mark voor het opsporen van den dader wordt ge handhaafd. De zaak van ^olonel von Reuter zal, zoo als reeds werd bericht, den 5en Januari te Straatsburg behandeld worden. De krijgsraad van de 30e divisie zal voor deze zaak zitting houden in de groote zaal van het burgerlijke gerechtshof, omdat de gewone zaal Le klein is. Er zijn 70 getuigen gedagvaard. Luitenant von Forstner is door c.n rechter commissaris ondervraagd over het incident, dat loopt over de beleedigende woorden te genover de Fransche vlag, die hcra worden aangewreven. Ook twee dagbladredacteurs en een groot aantal soldaten zijn hierover go» hoord. Een aantal rekruten hebben verklaard de geïncrimineerde woorden te hebben ge hoord in den vorm, waarin zij in de pers zijn medegedeeld; anderen zijn minder stellig in hunne verklaringen en sommigen zeggen, dat zij niets hebben gehoord. Zijnerzijds betwist luitenant von Forstner ten sterkste, minach tende uitdrukkingen over de Frans vlag le hebben gebezigd. Bij den burgerlijken rechter is eene geheel* reeks processen, betrekking hebbende op het gobciHxle in Zabern, aanhangig. Wegens do démonstratie, dio daar heeft plaats gehad, worden 15 vervolgd wegens „groben Unfug", verzet tegen de openbare macht of poging tot bevrijding van gevangenen. De 28 personen, die op den beruchten Vrijdagavond door militaire patrouilles in hechtenis zijn geno men, zijn verhoord door den rechtcr-commis- saris en de - militaire autoriteit is verzocht nicdc te doelen wat deze personen hebben misdreven, waardoor hunne arrestatie werd gemotiveerd. Zelfs legen den schoenmaker Blank in Dettwciler is eonc instructie geopend ora na te gaan of hij zich aan verzet legen de openbare macht liccft schuldig gemaakt. Verder loopen cr nog processen tegon vera schillende persorganen, o. a. tegen den radac teur van dc Elsasser, die C drie rekruten heeft bewogen tot onderteekening van een stuk, dat heeft gediend, om het door luitenant von Forslner in dc instructieles gezegde on der het publiek te brengen. België. 'Brussel, 2 7 Di in het Joiurnal dei Rjentiers is een reeks artikelen opgenomen, waa'rvan een zekere Van den Driesche de schrijver is. De leden van dc heurscommissic worden daarin beschuldigd, dat zij zich laten stoppen, om de opneming van zekere rente titels in de prijsnoteeringslijsl van de Bius- selsuiiö beurs op te nomen. De elf leden van de beurscommissie hebben den schrijver een proces aangedaan; zij eisohen ieder voor zich' 1000 francs schadevergoeding. De eerste kamer van de burgerlijke recht bank beeft, in overeenstemming mot de con clusie Yan de ambtenaren \an het O. M., over wogen, dat aan de leden van dc beurscom-; missie wettig is opgedragen eene openbare bediening, waaruit zij het recht putten rente-', titels tot de noteering toe te laten onder het gemeentelijk reglement, doojr de stad Brussel' uitgevaardigd. Dit maakt dus eene daad uit, waar loc zij gerechtigd zijn. Derhalve beslaat er aanleiding den verweerder toe te laten tot het leveren van hel 'bewijs en het door hem: beweerde. Dientengevolge is Van den Drie-, sche toegelaten van de acht door hem ge-, noemde feiten vier te bewijzen. Drie feiten* zijn ter zijde gesteld, als betrekking hebbende op titels, die zijn toegelaten voordat dc tegen woordige leden van de beurscommis .ie in' functie waren getreden, nog een ander feit; ais zijnde in vage en slecht omsclireven lei-! ten gesteld. De vier leiUen, waarvan het bewijs is toe-' gelaten, betreffen de glasblazerij te Saint-' Ghislain, de Californisclie petroleum-maat schappij, de transporlwerken te Savonno. Ver-, dejr is nog verklaard, dal er geen reden be-! staat om een deskundige nan le wijzen voor De groote troost ,die menigeen in het leven vindt, is het geloof, dat hij zelf goed en alle anderen slecht zijn. oorspronkelij(ke roman door H. WITTE. eerste" HOOFDSTUK. Van 'het grootsche hoerenhuis van den „Terpenberg" was voor hen, die een der groote wegen naar Gelder land's hoofdstad volgden, niettegenstaande die weg een groot kwartier gaans door het uitgestrekte land goed van cüien naam heenliep, niets te zien, zoociail hij, die in deze sïreek niet bekend was, er ongemerkt voorbij liep. Wel hadden een paar sleenen palen ham de overtuiging gegeven, dat hij zich hier op particulier eigen dom bevond, wat trouwens ook bleek uit de bossdhen links en rechts, maar hij kon alleen vermoeden dat een hreede, oploopende, dicht beschaduwde laan naar-het bewoonde gedeel te voerde. Deze breede laan kon veilig een boschweg genoemd worden; als zoodanig was hij ech ter niet lang, \\ant na een opgang van hoog stens vijf minuten bereikte men, na een krom- i. ojj een zeer uitgestrekte hoogvlakte een beukenlaan, yan welke een tweetal gv. i in westelijke richting naar den straat weg liepen Juist bij die kromming, dus op het hoogste gedeelte van den overigens niet zeer hoogen Terpenberg, stond het huis van dien naam, echter zoo geheel door meerendeels oud ge boomte omringd, dat er slechts aan de voor zijde een gedeelte open bleef; maar daar maakte het dan ook, met het hoektorentje, een belvedère, van waar men het onbelem merde uitzicht op den deels boschrijken, deels bebouwden omtrek had, met de groote, groen omlijste veranda en hot uitgestrekte gazon met een paar lage heester- en een paar bloemperken, een effect, dat men wel niet pretentieus kon noemen, maar dat toch in goede harmonie was met de uitgestrektheid van dit bijna vorstelijke landgoed, hetwelk, nergens afgesloten en voor elk toegankelijk welhaast ais een publiek park kon beschouwd worden, maar waarvan toch slechts weinigen genoten, daar het meer dan een halfuur van het naaste dorp en een paar uren van de dichtstbij liggende stad verwijderd was. De „Terpenberg", aldus genoemd omdat er zich verscheiden blijkbaar opgeworpen heu vels op bevonden, uit welke voorwerpen van a louden oorsprong opgedolven waren, was een oud landgoed, dat vroeger aan een ade- iijke, uitgestorven familie had toebehoord; maar zijn groote uitgestrektheid pas had ver kregen in de achttiende eeuw, nadat het door aankoop eigendom was geworden van den Yader des tegenwoordigen bezitters, van wiens rijkdom een grooten roep ging, en die geen pogingen onbeproefd liet om zich den eigen dom der belendende bosschen, heiden en zelfs woeste gronden te verzekeren. Veel werk maakte hij er overigens niet van. Nadat het oude huis afgebroken en door een nieuw, imposant gebouw vervangen was, de onmiddellijke omgéving daarmede in overeenstemming was gebracht, werden de overige gronden en bosschen deels verpacht, deels door den eigenaar zelf geëxploiteerd, teneinde het geheel zoo productief mogelijk te maken. Anders werd dit echter, toen, na het over lijden van den ouden heer Wermann, deze uitgestrekte en kostbare bezitting eigendom was geworden van diens ecnigen zoon. Deze, die daar wel niet was geboren, maar die er toch xan zijn prille jeugd af had ge leefd, was er als het ware geheel mede ver eenzelvigd. Met veel gevoel voor de schoon heden dezer omgeving, waarop zijn vader zich niet had kunnen en ook niet wilde be roemen, en uiterst vatbaar voor natuurin drukken, was hij, toen ^ij had leeren onder scheiden, al spoedig tot de overtuiging ge komen, dat er, uit een aesthetisch oogpunt beschouwd, van dat landgoed, met zijn zeer geaccidenteerd terrein, zijn beken, zijn heu vels en dalen, oneindig meer partij kon ge trokken worden. Daar dit echter natuurlijk niet zonder opoffering kon geschieden, had de oude heer daar niets van willen weten. Toen echter, na diens dood, gebleken was dat zijn kapitaal, afgescheiden van dit land goed, veel grooter was dan zijn zoon had kunnen vermoeden, bestond er voor dezen geen reden om lang te dralen met aan zijn reeds sedert verscheidene jaren gekoesterde» wensch uitvoering te geven. Hier werd een bo&ch gesloopt, om een onbelemmerd uitzicht te verkrijgen, elders werden jongo bosschen aangelegd, en overal, zoowel door de oude als in de jonge bosschen, werden wegen en paden gemaakt, soodat elk mooi uitzichts- punt, elk idyllisch plekje gemakkelijk be reikbaar was, terwijl hier en daar aange brachte bordjes bet vinden ervan ook voor vreemde bezoekers gemakkelijk maakten. Immers niet alleen liet hij de wandeling over luet gchecle landgoed voor iedereen volkomen vrij, maar hij zag er met innige voldoening ook gebruik ran maken. Ja, bij had dit zelfs wel wal drukker gewensckt, waartegen ech ter de afgelegenheid een beletsel was. Ofschoon daartoe meer dan gens reden ge weest was, had hij aan geen zijner pachters, na den contractueeien tijd, de huur opge zegd, ja liet hij die zelfs, tegen het toer» reeds in zwang komende gebruik^onder verhoo ging van vader op zoon overgaan. Wel miste hij daardoor de gelegenheid om het goed op sommige punten naar zijn wensch le verfraaien, maar dien wensch moest hij, naar zijn humane opvatting, ten offer bren gen aan de belangen van hen, die alleen met hard werken een redelijk bestaan konden vinden. En de Natuur "scheen hem voor deze nobele ziens- en handelwijze ruimschoots vergoeding tc wilen geven, door al zijn veran deringen en verbeLeringen gestadig meer tot kaar recht te doen komen; het zou dan ook moeilijk te zeggen zijn welk een genot dit hem gedurende een reeks van jaren hij was nu dicht bij de zeventig had verschaft. Te meer voldoening schonk hem dit, daar zijn zoon Wilhelm, een eenig kind evenals hij, niet alleen in -dit maar ook in andere opzichten, volkomen met zijn vader instemde, wat natuurlijk tot beider levensgeluk niet weinig bijdroeg. Met dezen laatste hebben wij inzonderheid te doen, daar de vader kort na het tijdstip waarop wij hcra leeren kennen van het we- reldtooneel, waarop hij zijn rol op zulk een lofwaardige wijze vervuld had, werd afge roepen. Wi'^elro Wermaro. een twee-en-twintig jarig jonkmam, was forscli van statuur, en kon men hem al geen Adonis noemen, toch maakte hij op ieder met wicn lüj in aanra king kwam, een zeer gunstigen indruk. Hij was een van die sympatliicke persoonlijk heden, van wie men niet kan zeggen waar» aan zij hun aantrekkelijkheid te danken heb ben, wijl zij bet er volsterkl niet op toeleg gen om anderen voor zich in le nemen, maar alleen met scrupuleuze zorg alles vermijden wat, onverschillig voor wie, onaangenaam kon wezen. Hij had het niet verder gebracht dan tot een lofleiijik eindexamen op het gymnasium en ongetwijfeld zou hij, zoo hij een studievak gekozen had, hel aan de hoogescliool lot een aardige hoogte gebracht hebben. Dit strookte echter niet met zijn plannen, evenmin als met die zijns vaders; op een praedicaat was liij niet gesteld cn om te slu- deeren in een vak, voor wellis uitoefening hij zich in liet stadsgewoel zou moeten be wegen, hij zou cr zich zeer goed naar heb ben weten te schikken, zoo het om materieel* reden noodig of zelfs maar wenschelijk was, maar hieraan behoefde volstrekt niet go- dacht te worden. De studie, ofschoon hij, rnot zijn helder begrip, gemajkkelijk werkte, had voor hem geen aantrekkelijkheid en een onweerstaanbaar verlangjcn naar buiten, het algeheele buitenleven, beheerschte al zijn wensclien- De op achttien-jarigen leeftijd verworven kennis achtte hij en dit was ook de meening zijns vaders voldoende om zich behoorlijk in de beschaafde maatschappij te kunnen bewegen en verschafte hem materi aal genoeg, om daarmede voort te bouwen op zoodanige wijze als hem later nuttig otf wensdhelijk- zon schijnen. Wordt vervolgd'

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 1