„DE EEMLAN DER".
Maandag 29 December 1913.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Op den Terpenberg.
N°. 155
12°* Jaargang.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f Ï.OO.
Idem franoo per post1.5O»
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.10.
Afzonderlijke nummers 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureaux UTRECHTSCH ESTRAAT I.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Uitgevers: VALKHOFF ft Co.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regelsf 0.50*
Elke regel meor0.10.
Dionstaanbiodingen 25 cents b|j voorui(botaling.
Groote lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen
tot het herhaald advertoeren in dit Blad, bij abonnement*
Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wirdt of
aanvraag toegezonden.
On/,e JBiiqjiète III.
Het voorbeeld van onzen eerslen inzender
heeft helaas navolging gevonden. Ook onze
derde inzender wenscht zijn antwoord op
onze enquête niet te onderteekenen. Niette
min gaan wij natuurlijk gaarne tot plaatsing
over. GeLij'k men weet luidde dt vraag, waar
over onze enquête gaat: „Wat is er noodig
en wat kan of moet er zoowel door de ge
meente als door de burgerij gedaan worden
om de vestiging van nieuwe, gegoede inwo
ners in deze gemeente te bevorderen?"
Geachte Redactie,
Wordt betracht hetgeen het van helder in
zicht en goede bedoelingen getuigend ant
woord van nir. van Traa weergeeft, dan
dunkt mer zijn we reeds een heel eind in
de goede richting. Toch zou ik Z. Ed. Gestr.
gedachtengang willen doen achtervolgen met
dc mijne.
lo. Het Gem. Bestuur zorge ter bevrediging
van het aesihetisch gevoel voor doeltreffen
de reglementeering van reclame aan gebou-
wen en op open terreinen.
2o. Het Gem. Bestuur trachte onverwijld
dc tot standkoming le bevorderen van de uit-
breiding der grenzen onzer stad. Dót is nu
reeds van groot belang voor Amersfoort, im
mers waar zij reeds een groot grondbezit
heeft onder aangrenzende gëmeenten en
daarvan reeds voor kerk- en villabouw een
groot deel heeft verkocht, mogelijk dagelijks
nog verkoopen kan, wordt het voor Amers
foort daardoor met den dag mocielijker tot
gewenschle en gemakkelijke grensverlegging
te komen, omdat (ik wensch niet te zeggen
zij daardoor in de kaart der wederpartij
speelt) hoe meer gronden Amersfoort ver
koopt buiten haar grenzen, in dezelfde mate
«le aangrenzende gemeenten belang krijgen
hun grenzen niet te zien gewijzigd of be
zwarende voorwaarden te doen gelden. Hoe
langer grenswijziging vertraagd wordt, hoe
hezwarender ze in allerlei opzichten wordt
voor Amersfoort.
Met hoogachting,
OPMERKER.
Politiek Overzicht.
De nas.eep van de zaak
van ZaDern.
De laatste dagen van het jaar zijn gewoon
lijk dagen, aan hel familieleven gewijd,
waarin men geneigd is den strijd in liel open
bare leven te laten rusten. In Duilschland
kan men ditmahl niet er toe komen, aan dit
goecle* voornemen uitvoering te geven. De
groote ontroering, die door het gebeurde in
Lkbern is teweeggebracht, trait nog na. Aan
den vooravond van het Kerstfeesi heeft zij
weer nieuw voedsel ontvangen door het schrij
ven, dal de Berlijnsche poiitie-prcsident von
Jagow heelt laten opnemen in de Kreuz-Zei-
lung, wel is waar niet in zijne ambtelijke
kwaliteit maar ais particulier. Het schrijveu
draagt de onderteekening „Dr. Jur. von Ja-
gow'waaruit is ai le leiden, dat de schrij
ver als jurist zijne kritiek heeft willen leve
ren op het vonnis, dat door den militairen
rechter in eerslen aanleg is gewezen tegen
luitenant von Forslner. De heer von Jagow
zegt, dat de militaire rechter niet bevoegd
was den luitenant le veroordeelen, omdat
deze zich bevond aan het hoofd van een de
tachement gewapenden en daarmee een mili
taire oefening verrichtte. De militaire reenter
heeft dus niet uit te maken of luitenant von
Forstner terecht of ten onrechte in Dettwei-
ler van zijn sabel gebruik maakte tegen den
schoenmaker Blank. Deze militaire oefening
was eene daad van staatasouveroiniteitzij
werd door den officier verricht op bevel van
zijn superieur en hij is over dé wijze, waar
op hij het bevel heeft uitgevoerd, slechts aan
dezen superieur verantwoording schuldig.
De krijgsraad te Straatsburg had zich onbe
voegd moeten verklaren om van deze zaak
kennis te nemen, en de heer von Jagow
hoopt, dat het hoegere militaire rechtscol
lege, waarvoor in hooger beroep de zaak zal
worden gebracht, een juister begrip zal too-
nen van de grenzen, die aan zijne taak zijn
gesteld.
In een interview heeft de heer von Jagow
zijne meening nog nader omschreven Vol
gens zijne opvatting zou, als de geïncrimi
neerde feiten, in plaats van in Zabern, ware
voorgevallen ergens in Pruisen, het zoo ver
niet gekomen zijn; de kwestie van compe
tentie zou dan zijn opgeworpen, en het Ver-
waltungsgeriohlshof zou, als het bevoegde
college voor bestuursgeschillen, hebben
uitgemaakt wie hier de bevoegde rechter is.
Dit slaat* niet op het geval van luitenant von
Forstner, maar op dat van den regiments
commandant, kolonel von Reuter, die zich zal
hebben te verantwoorden wegens hel opslui
ten van burgers van Zabern in den kelder
van de kazerne. De heer von Jagow hoopt,
dat kolonel von Reuter daarvoor niet zal
worden veroordeeld. Hij meent, dat de kolo
nel daartoe het recht had, op grond van eene
keizerlijke verordening van 29 Januari 1881;
misschien is het verkeerd geweest de bur
gers gedurende twaalf uren opgesloten te
houden, maar daarvoor zullen wel goede re
denen zijn geweest.
Men ziet, in den heer von Jagow heeft „das
Militar" een verdediger door dik cn dun ge
vonden. Men zou kunnen zeggen, dal hij is
„plus militaire que les militaires". Maar het
militaire element heeft alle reden om in dit
geval uit le roepen: „God beware mij voor
mijne vrienden!" want een zoo onhandige
verdediger als hier is opgestaan, doet aan
de zaak meer kwaad dan goed.
Bitter wordt het aan von Jagow verweten,
dat hij van de officieren in Zabern gezegd
heeft, dat zij stonden „haast in het land van.
den vijand." Dat wordt hem algemeen aan
gewreven als eene zware beleediging van de
Elzassische bevolking. De heer von Jagow
heeft gevoeld, dat dit hem terecht is verwe
ten, want hij heeft nader laten verklaren, dat
hij bedoeld heeft te zeggen, dat de officieren
„zoo dicht bij de grens stonden, dat zij haast
stonden in het land vain den vijand". Het is
mogelijk, dat hij 't zoo heeft bedoeld, maar
van het hoofd van het „königliche Polizei-
presidium" zou men niet verwachten, dat hij
voor zijne bedoeling zoo slecht de uitdrukking
weet te vinden.
Verder wordt den heer von Jagow ver
weten, dat hij niet op de hoogte is van 't geen
feitelijk is gebeurd, want hoe zou 't anders
mogeJdjk zijn, dat hij beweert, dat luitenant
von Forstner zich in rechtmatige zelfverdedi
ging bevond, terwijl door de behandeling van
de zaak voor den rechter is uitgemaakt, dat
de schoenmaker Blank, toen de sabelhouw
van den luitenant hem trof, door vier man
schappen stevig werd vastgehouden? En even
slecht als met de feitenkennis van den Leer
von Jagow is het blijkbaar gesteld mot zijne
rechtskennis; van alle kanten krijgt hij Le
hooren, dat hij blijk geeft van eene onkunde
van het recht, die inderdaad verwonderlijk is
bij een man, wiens ambt kennis van het recht,
inzonderheid van het formeele strafrecht,
oischt. Maar gesteld, <lat de rechtsopvattingen
van den heer von Jagow even juist waren als
zij volkomen ongegrond en niet ter zake die
nende zijn, dan vraagt men: hoe komt de po-
ütiepresident van Berlijn er toe in het open
baar kritiek te voeren, tegen het vonnis van
eon in naam des keizers rechtsprekend mili
tair rechtscollege en zijne vermeende rechts
kennis boven, die van de militaire overheid
en van don krijgsraad te stellen?
De Volkszeilung val het onbegrijpelijke, dat
zij vindt in het optreden van den heer von
Jagow, aldus samen: Het geval is zonder voor
beeld, dat een poli liepresident eene militaire
rechtbank afbreekt; dat een politiepresidcnt
een Duilschen bondsstaat met vijandelijk land
gelijk stelt; dat eon politiepresidcnt van de
officieren spreekt ais van „het voornaamste
beroep" en daardoor alle overige beroepen,
rechters, geneesliceren, kooplieden, onderwij
zers, ambtenaren, neringdoenden, in de open
bare achting en waardeering lager stelt; dat
een politiepresidcnt in eene aanhangige
rechtszaak door dit afbreken von eene in
stantie ingrijpt; dat 24 uren later zulk een
poliliep resident nog niet onlslagcn is.
Over dit laatste punt heeft de mededecling
die de oificieuse Nordd. Allg. Ztg. op den
avond vóór Kerstmis bracht, eene welkome
opheldering gegeven. Men heeft daaruit ge
zien, dat de regeering in deze zaak geene
struisvogelpolitiek voert, maar zich bewust is
van de politieke beteekenis van het optreden
van den heer von Jagow en dat de vraag wat
zij hiertegen zal hebben te doen, bij haar in
onderzoek is. Dat dit onderzoek bij het ge-
heele ministerie aanhangig is, is een bewijs te
meer, dat zij van het gewicht der zaak door
drongen is. Dat gewicht wordt in geheel
Duilschland gevoeld, maar nergens sterker
dan in Elzas-Lolharingen. Zoo lang het rijks-
land in Duitsche handen is geweest, heeft hef
burgerlijke gezag daar moeten strijden, om
van de militaire overheid de erkenning te
krijgen van de plaats, die het toekwam. Een
typisch staaltje daarvan levert een strijd, diei
de tweede stadhouder van het rijkstand, vorst
Hohenlohe-S chili ingsfürst, heeft moeten voe
ren om twee schildwachtshuisjes. Zijin voorgan
ger was veldmaarschalk von Manteulfel ge
weest, die tegelijk de bevelvoerende generaal
vam het 15e legerkorps was. Na MantemfeTs
dood werden de beide schildwachtshuisjes
voor het stadhouderlijk paleis verwijderd en
daarmee levens de beide eereposten weggeno
men. Toen in November 1885 Hohenlohe naar
Straatsburg kwam, wcnschte hij, dat de schild
wachtshuisjes weer op hunne plaats werden
gezet, maar dat was voor doove ooren gep c-
dikt. Dat een burgerlijk ambtenaar, al was
hij dan ook stadhouder, zoo iets kon verlan
gen, lag buiten het begrip van de militaire
overheid. Hohenlohe wendde zich tot Bis
marck, en op advies van Bismarck kwam van
den keizer het bevel, dat de wachtposten voor
het palcis van den stadhouder weder moesten
worden gesteld. Dat is gebeurd 28 jaren gele
den. Maar dat dezelfde geest nog levendig is
in het militaire element, daarvan getuigen de
gebeurtenissen van de laatste weken, lie zich
vastknoopen aan de namen von Forslner, yon
Reutdr en von Deimling.
DultschlancL
Sigmaringen, 27 Dec. Heden morgen
is overleden de vorstin-douairière Leopold
van Hohenzollern, geboren infant Antonia van
Portugal.
De overleden vorstin was den 17en Fe
bruari 1645 in Lissabon geboren.
Berlijn, 2 7 Dec. Het ontwerp van de
Pruisische staatsbegrooting voor 1914 sluit iu
ontvangsten en uitgaven met een gelijk bedrag
van 4.640,239.104 mark. Van de uitgaven ko
men 303-357.491 mark, d. i. 6.3 pet. van de
totale uilgaven, op buitengewoon tcgeri
244.966.956, zijnde 56 van het tolaul, In
1913.
De uitgaven en de inkomsten houden, even
als in 1913, elkaar in evenwicht.
De bcgrootingswet bevat, evenals in het vo
rige jaar, eene machtiging om tot tijdelijke
versterking van het bedrijfskapitaal der alge
meens staatskas schatkistbiljetten uit te ge
ven lot een bedrag van 100 milliocn.
Voor traktementsverhoogingen van ambte
naren is 19.300.000 mark uitgetrokken, waar
van 15-500000 ten goede komen aan den
diens* der spoorwegen.
Do staatsschuld bedraagt 10355.537.144
mark, zijndo 453.766.040 meer dan in 1913.
Van de totale schuld komt op den spoorweg
dienst een bedrag van 7.810.792.695 mark en
op het mijnwezen 198 731.379 mark.
Straatsburg, 27 Dec. Uit Zabern
wordt gemeld, dat gisterenavond op een
schildwacht van het 105e reg. inf., die dienst
deed op de binnenplaats der siotkazerne, door
eon buitenstaand burger twee scherpe scho
ten werden gclosL De dader liep dadelijk weg,
zoodat zijne identiteit niet kon worden vast
gesteld. Van hot feil werd onmiddellijk aan
gifte gedaan. De Kreisdirector loofde eene be-
looning uit van 600 mark voor liet grijpen
van den dader.
Over het jongste incident in Zabern, het
sahieten op een schildwacht, die op de bin
nenplaats van de kazerne geposteerd was,
wordt nader bericht, dat het plaatselijke on
derzoek, dat is ingesteld, nog tot geeue posi
tieve uitkomst heeft geleid. Er is niemand ge
wond en er is geen kogel gevonden, zoodat
er wel reden is om aan te nemen, dat men
Je doen heeft met een kwajongensstreek, die
er op doolde den schildwacht schrik aan te
jagen. De uitgeloofde 1 riooning van 600 mark
voor het opsporen van den dader wordt ge
handhaafd.
De zaak van ^olonel von Reuter zal, zoo
als reeds werd bericht, den 5en Januari te
Straatsburg behandeld worden. De krijgsraad
van de 30e divisie zal voor deze zaak zitting
houden in de groote zaal van het burgerlijke
gerechtshof, omdat de gewone zaal Le klein
is. Er zijn 70 getuigen gedagvaard.
Luitenant von Forstner is door c.n rechter
commissaris ondervraagd over het incident,
dat loopt over de beleedigende woorden te
genover de Fransche vlag, die hcra worden
aangewreven. Ook twee dagbladredacteurs
en een groot aantal soldaten zijn hierover go»
hoord. Een aantal rekruten hebben verklaard
de geïncrimineerde woorden te hebben ge
hoord in den vorm, waarin zij in de pers zijn
medegedeeld; anderen zijn minder stellig in
hunne verklaringen en sommigen zeggen, dat
zij niets hebben gehoord. Zijnerzijds betwist
luitenant von Forstner ten sterkste, minach
tende uitdrukkingen over de Frans vlag
le hebben gebezigd.
Bij den burgerlijken rechter is eene geheel*
reeks processen, betrekking hebbende op het
gobciHxle in Zabern, aanhangig. Wegens do
démonstratie, dio daar heeft plaats gehad,
worden 15 vervolgd wegens „groben Unfug",
verzet tegen de openbare macht of poging tot
bevrijding van gevangenen. De 28 personen,
die op den beruchten Vrijdagavond door
militaire patrouilles in hechtenis zijn geno
men, zijn verhoord door den rechtcr-commis-
saris en de - militaire autoriteit is verzocht
nicdc te doelen wat deze personen hebben
misdreven, waardoor hunne arrestatie werd
gemotiveerd. Zelfs legen den schoenmaker
Blank in Dettwciler is eonc instructie geopend
ora na te gaan of hij zich aan verzet legen
de openbare macht liccft schuldig gemaakt.
Verder loopen cr nog processen tegon vera
schillende persorganen, o. a. tegen den radac
teur van dc Elsasser, die C drie rekruten
heeft bewogen tot onderteekening van een
stuk, dat heeft gediend, om het door luitenant
von Forslner in dc instructieles gezegde on
der het publiek te brengen.
België.
'Brussel, 2 7 Di in het Joiurnal dei
Rjentiers is een reeks artikelen opgenomen,
waa'rvan een zekere Van den Driesche de
schrijver is. De leden van dc heurscommissic
worden daarin beschuldigd, dat zij zich laten
stoppen, om de opneming van zekere rente
titels in de prijsnoteeringslijsl van de Bius-
selsuiiö beurs op te nomen. De elf leden van
de beurscommissie hebben den schrijver een
proces aangedaan; zij eisohen ieder voor zich'
1000 francs schadevergoeding.
De eerste kamer van de burgerlijke recht
bank beeft, in overeenstemming mot de con
clusie Yan de ambtenaren \an het O. M., over
wogen, dat aan de leden van dc beurscom-;
missie wettig is opgedragen eene openbare
bediening, waaruit zij het recht putten rente-',
titels tot de noteering toe te laten onder het
gemeentelijk reglement, doojr de stad Brussel'
uitgevaardigd. Dit maakt dus eene daad uit,
waar loc zij gerechtigd zijn. Derhalve beslaat
er aanleiding den verweerder toe te laten
tot het leveren van hel 'bewijs en het door hem:
beweerde. Dientengevolge is Van den Drie-,
sche toegelaten van de acht door hem ge-,
noemde feiten vier te bewijzen. Drie feiten*
zijn ter zijde gesteld, als betrekking hebbende
op titels, die zijn toegelaten voordat dc tegen
woordige leden van de beurscommis .ie in'
functie waren getreden, nog een ander feit;
ais zijnde in vage en slecht omsclireven lei-!
ten gesteld.
De vier leiUen, waarvan het bewijs is toe-'
gelaten, betreffen de glasblazerij te Saint-'
Ghislain, de Californisclie petroleum-maat
schappij, de transporlwerken te Savonno. Ver-,
dejr is nog verklaard, dal er geen reden be-!
staat om een deskundige nan le wijzen voor
De groote troost ,die menigeen in het leven
vindt, is het geloof, dat hij zelf goed en alle
anderen slecht zijn.
oorspronkelij(ke roman
door
H. WITTE.
eerste" HOOFDSTUK.
Van 'het grootsche hoerenhuis van den
„Terpenberg" was voor hen, die een der
groote wegen naar Gelder land's hoofdstad
volgden, niettegenstaande die weg een groot
kwartier gaans door het uitgestrekte land
goed van cüien naam heenliep, niets te zien,
zoociail hij, die in deze sïreek niet bekend
was, er ongemerkt voorbij liep. Wel hadden
een paar sleenen palen ham de overtuiging
gegeven, dat hij zich hier op particulier eigen
dom bevond, wat trouwens ook bleek uit de
bossdhen links en rechts, maar hij kon alleen
vermoeden dat een hreede, oploopende, dicht
beschaduwde laan naar-het bewoonde gedeel
te voerde.
Deze breede laan kon veilig een boschweg
genoemd worden; als zoodanig was hij ech
ter niet lang, \\ant na een opgang van hoog
stens vijf minuten bereikte men, na een krom-
i. ojj een zeer uitgestrekte hoogvlakte een
beukenlaan, yan welke een tweetal
gv. i in westelijke richting naar den straat
weg liepen
Juist bij die kromming, dus op het hoogste
gedeelte van den overigens niet zeer hoogen
Terpenberg, stond het huis van dien naam,
echter zoo geheel door meerendeels oud ge
boomte omringd, dat er slechts aan de voor
zijde een gedeelte open bleef; maar daar
maakte het dan ook, met het hoektorentje,
een belvedère, van waar men het onbelem
merde uitzicht op den deels boschrijken,
deels bebouwden omtrek had, met de groote,
groen omlijste veranda en hot uitgestrekte
gazon met een paar lage heester- en een paar
bloemperken, een effect, dat men wel niet
pretentieus kon noemen, maar dat toch in
goede harmonie was met de uitgestrektheid
van dit bijna vorstelijke landgoed, hetwelk,
nergens afgesloten en voor elk toegankelijk
welhaast ais een publiek park kon beschouwd
worden, maar waarvan toch slechts weinigen
genoten, daar het meer dan een halfuur van
het naaste dorp en een paar uren van de
dichtstbij liggende stad verwijderd was.
De „Terpenberg", aldus genoemd omdat er
zich verscheiden blijkbaar opgeworpen heu
vels op bevonden, uit welke voorwerpen van
a louden oorsprong opgedolven waren, was
een oud landgoed, dat vroeger aan een ade-
iijke, uitgestorven familie had toebehoord;
maar zijn groote uitgestrektheid pas had ver
kregen in de achttiende eeuw, nadat het door
aankoop eigendom was geworden van den
Yader des tegenwoordigen bezitters, van wiens
rijkdom een grooten roep ging, en die geen
pogingen onbeproefd liet om zich den eigen
dom der belendende bosschen, heiden en
zelfs woeste gronden te verzekeren.
Veel werk maakte hij er overigens niet
van. Nadat het oude huis afgebroken en door
een nieuw, imposant gebouw vervangen was,
de onmiddellijke omgéving daarmede in
overeenstemming was gebracht, werden de
overige gronden en bosschen deels verpacht,
deels door den eigenaar zelf geëxploiteerd,
teneinde het geheel zoo productief mogelijk
te maken.
Anders werd dit echter, toen, na het over
lijden van den ouden heer Wermann, deze
uitgestrekte en kostbare bezitting eigendom
was geworden van diens ecnigen zoon.
Deze, die daar wel niet was geboren, maar
die er toch xan zijn prille jeugd af had ge
leefd, was er als het ware geheel mede ver
eenzelvigd. Met veel gevoel voor de schoon
heden dezer omgeving, waarop zijn vader
zich niet had kunnen en ook niet wilde be
roemen, en uiterst vatbaar voor natuurin
drukken, was hij, toen ^ij had leeren onder
scheiden, al spoedig tot de overtuiging ge
komen, dat er, uit een aesthetisch oogpunt
beschouwd, van dat landgoed, met zijn zeer
geaccidenteerd terrein, zijn beken, zijn heu
vels en dalen, oneindig meer partij kon ge
trokken worden. Daar dit echter natuurlijk
niet zonder opoffering kon geschieden, had de
oude heer daar niets van willen weten.
Toen echter, na diens dood, gebleken was
dat zijn kapitaal, afgescheiden van dit land
goed, veel grooter was dan zijn zoon had
kunnen vermoeden, bestond er voor dezen
geen reden om lang te dralen met aan zijn
reeds sedert verscheidene jaren gekoesterde»
wensch uitvoering te geven. Hier werd een
bo&ch gesloopt, om een onbelemmerd uitzicht
te verkrijgen, elders werden jongo bosschen
aangelegd, en overal, zoowel door de oude
als in de jonge bosschen, werden wegen en
paden gemaakt, soodat elk mooi uitzichts-
punt, elk idyllisch plekje gemakkelijk be
reikbaar was, terwijl hier en daar aange
brachte bordjes bet vinden ervan ook voor
vreemde bezoekers gemakkelijk maakten.
Immers niet alleen liet hij de wandeling over
luet gchecle landgoed voor iedereen volkomen
vrij, maar hij zag er met innige voldoening
ook gebruik ran maken. Ja, bij had dit zelfs
wel wal drukker gewensckt, waartegen ech
ter de afgelegenheid een beletsel was.
Ofschoon daartoe meer dan gens reden ge
weest was, had hij aan geen zijner pachters,
na den contractueeien tijd, de huur opge
zegd, ja liet hij die zelfs, tegen het toer» reeds
in zwang komende gebruik^onder verhoo
ging van vader op zoon overgaan. Wel
miste hij daardoor de gelegenheid om het
goed op sommige punten naar zijn wensch
le verfraaien, maar dien wensch moest hij,
naar zijn humane opvatting, ten offer bren
gen aan de belangen van hen, die alleen met
hard werken een redelijk bestaan konden
vinden. En de Natuur "scheen hem voor deze
nobele ziens- en handelwijze ruimschoots
vergoeding tc wilen geven, door al zijn veran
deringen en verbeLeringen gestadig meer tot
kaar recht te doen komen; het zou dan ook
moeilijk te zeggen zijn welk een genot dit
hem gedurende een reeks van jaren hij
was nu dicht bij de zeventig had verschaft.
Te meer voldoening schonk hem dit, daar
zijn zoon Wilhelm, een eenig kind evenals
hij, niet alleen in -dit maar ook in andere
opzichten, volkomen met zijn vader instemde,
wat natuurlijk tot beider levensgeluk niet
weinig bijdroeg.
Met dezen laatste hebben wij inzonderheid
te doen, daar de vader kort na het tijdstip
waarop wij hcra leeren kennen van het we-
reldtooneel, waarop hij zijn rol op zulk een
lofwaardige wijze vervuld had, werd afge
roepen.
Wi'^elro Wermaro. een twee-en-twintig
jarig jonkmam, was forscli van statuur, en
kon men hem al geen Adonis noemen, toch
maakte hij op ieder met wicn lüj in aanra
king kwam, een zeer gunstigen indruk. Hij
was een van die sympatliicke persoonlijk
heden, van wie men niet kan zeggen waar»
aan zij hun aantrekkelijkheid te danken heb
ben, wijl zij bet er volsterkl niet op toeleg
gen om anderen voor zich in le nemen, maar
alleen met scrupuleuze zorg alles vermijden
wat, onverschillig voor wie, onaangenaam
kon wezen.
Hij had het niet verder gebracht dan tot
een lofleiijik eindexamen op het gymnasium en
ongetwijfeld zou hij, zoo hij een studievak
gekozen had, hel aan de hoogescliool lot een
aardige hoogte gebracht hebben.
Dit strookte echter niet met zijn plannen,
evenmin als met die zijns vaders; op een
praedicaat was liij niet gesteld cn om te slu-
deeren in een vak, voor wellis uitoefening
hij zich in liet stadsgewoel zou moeten be
wegen, hij zou cr zich zeer goed naar heb
ben weten te schikken, zoo het om materieel*
reden noodig of zelfs maar wenschelijk was,
maar hieraan behoefde volstrekt niet go-
dacht te worden. De studie, ofschoon hij,
rnot zijn helder begrip, gemajkkelijk werkte,
had voor hem geen aantrekkelijkheid en een
onweerstaanbaar verlangjcn naar buiten, het
algeheele buitenleven, beheerschte al zijn
wensclien- De op achttien-jarigen leeftijd
verworven kennis achtte hij en dit was ook
de meening zijns vaders voldoende om zich
behoorlijk in de beschaafde maatschappij te
kunnen bewegen en verschafte hem materi
aal genoeg, om daarmede voort te bouwen
op zoodanige wijze als hem later nuttig otf
wensdhelijk- zon schijnen.
Wordt vervolgd'