0OOF de |)eü§d.
De slimme en de domme Jan.
md van de ijzers klonk zoo vreemd vandaag:
ja, nee, ja, nee, ja, nee. Die jongers hadden
zei: „Zoek jij nu maar een anderen baas, dacht Jan er aan, hij wist maar niet, wat te
hoor jongen; een, die van jou iet* gaeds kan doon! 't Werd middag, daar kwamen al jnn-
maken. iels beters dan wal je nu bentgens aan met schaatse i in de hand. 't Gerara-
En lni>n k erd hij iien Jan aen rus
1 en ging aan zijn werk.
Nu werd Jan knecht op de groole boer- hc* toeh maar gemakkelijk, z ij haddon geen
In zeker dorp, waar 't ligl ben ik vergeten,' derij van den burgemeesterhij inoesl o,> de broertje met een zieken voet.
woonde eens een schoenmaker, die een las-koeien cn de varkens passen en deze dieren Als hij nu eens allebei deed: eerst wat
llge vrouw en twee leerjongens had. Een van voeren. Maar toen na eenige weken de schaatsenrijden en dan met Kees spelen
deze jongens was even slim als de ander dom koeien heel mager werden, ei de \arkensj ja, maar op 't ijs was de tijd om, eer je 't
was en omdat nu beide jongens Jan Jansen het krulletje uit hun staartje hadden verlo- w'-1, en hij zou stellig later thuis komen, dan
heetten 't waren neven aemden de, ren- en de boer aan dammen Jan vroeg, wat hij van plan was. Nee, dat ging nietHij
schoenmaker cn diens vrouw hen: „Slimme hij met de beesten had ui gevoerd, z~i deze: zou ook eerst bij Broer kunnen blijven en dan
lan en domme Jan". Dacht zoo bij m'n eigen zei vers naar 't ijs gaan! Maar zou Kees 't dan niet
Slimme Jan was dan ook werkelijk een verandering van spijs doet eten, cn toen heb naar Airden, als hij wegging, wanneer ze
slimme jongen, die al keurig netjes schoenen >k de koeien het voer van de varkens ge ge-prettig samen aan 't spelen waren? En als hij
kon lappen en de boodschappen, die las- ven en de varkens heb ik hooi laten eten.... j naar 't ijs ging, zou hij den heelen lijd aan
tige schoenmakersvrouw hem vaak opdroeg,..Maar zag je dan niet, dat de varkens het Broer moeten denken, en dan zou hij toch
deed hij altijd naar haar zin. en dat was alkrulletje uit hun staart verloren?' vroeg delgen pleizier hebbenOp eens schoot het
heel wat. En dan nog kon slimme Jan, wan- hoer, „en dat de koeien mager werden?'' I Jan te binnen, dut Kees eens bedankt had
neer hem iets gevraagd werd, zulke gepaste j .AVacht, baas, dat maak ik wel weer in voor een buitenpartijtje, omdat Moeder en
antwoorden geven, dat domme Jan, die hst ordezei domme Jan, „ga maar mee, dan jan waren. Kees had Jan toen allerlei
nóch den baas, nóch diens las'ige vrouw naar zu'1 u het zien." j verteld van school, en ze hadden zoo gezellig
I Gevolgd door den boer ging nu domme gebabbeld! Dat was toch maar w£t lief van
I Jan naar de keuken, haalde daar een blaas- Kees geweest, en hij was toch nog zoo n klein
balg en een tang en Lep daarmee den stal baas»e! Zou hij nu ook niet ee-ns wat voor
Kees over hebben? Ja, hoor, hij zou bij Broer
„V. at wil je doen? vroeg de boer. I blijven en met hem spelen, 't Stond nu bij
„W ek met den blaasbalg b\aas ik de hem vast: dat wou hij nu eens voor Kees
koeien op cn met de tang draai ik de krul- doen.
Ên toen slimme Jan nu weer eens een goed lelies weer in de varkensstaarten„Tingeling!" Rika deed open en Jan boor-
cn verstandig antwoord had gegeven, zei de j ..Maar ben je dan gek, jongen!' riep woe- de een paar bekende stemmen zeggen: „Dag,
baas tot dommen Jan: .Jou uilskuiken, M dend de boer en hij joeg domraen Jan de Rika, gaan Jan en Kees mee sehaatserurij-
je ooren eens open en luister raar je neef.boerderij af. den?" Jan kwam zelf op een holletje naar de
die zulke verstandige dingen zegt!" I een^bedroefd gezicht liep domme Jan voordeur geloopen en rien gauw: „Nee, jon-
En sinds dien dag luisterde domme Jan nu heen. Naar huis durfde hij niet gaan. h.j gens, we gaan vandaag niet mee, Kees heeft
met open mond naar alles wat slimme Jan schaamde zich. dat de boer hem nu ok had n0g pijn aan zijn voet, enneZie zoo, nu
zei. en dacht: „Later zal ik ook eens een weggezonden. Daar kwam juist de scheper was 't er uit, dat was een rust
verstandig woordje zeggenI mc* Z1'n kudde den weg op. „Waarom sta je „Maar dan ga jij toch mee. Jan, 't zal van-
Zoo bleef het tot op den dag dat de do:h- daar, Jan? vroeg hij. I daa« de laatste dag wel zijn" „Ja. dat
„*k Ben weggestuurd^ van de boerderij en denk 00k wel, maar ik blij! toch liever
T durf niet naar huis", zei Jan. 1 thuis."
„Dat treft sprak de scheper, „van nacht i De vriendjes vonden het riets prettig, ze
is m.in hond gestorven, en als jij nu wilt. J hadden den aardigen, vroolijken Jan graag
kun je voor hond spelen; t is héél makke- mee: „Toe Jan", begonnen ze weer, „ga nu
lijk." En de scheper vertelde nu, wat Jan 311ce> oI bcn je bang dat ook 2uh
vallen?" „Nee, dat is het niet", zei Jan,
maar zie je, Kees is anders zoo alleen en
den zin kon maken, vaak in wanhoop uit
riep:
„Ach, kon ik toch maar zóó antwoorden
als hii, misschien waren dan dc menschen
wat vriend dijker voor mij! Nu lacht ieder
een mij uil! Hè. wat is mijn neef toch geluk
kig, dat hij zóó slim is'"
ter van den rijken boer Arends zou trouwen
met den zoon van den burgemeester. De
schoenmakersvrouw, die altijd alb nbuwljes
wist. had verbid dat het een p~a h'.ige br i-
loft zou zijn. Er zouden wel ho^der l casten
komen, de bruid zou gekleed zijn h^clem-al
in echte zipde en ze zon een rimwnmdischen moef;t doen.
hoed met voeren op haar hoofd h-bben. en i ..Begrepen!" riep Jan en hij ging raast de
twee aan twee zouden de bruiloftsgasten kudde loopen. Maar daar kwanten ze langs cni
naar het stadhuis cn daarna raar de kerÈ een rivier en nu moest domme Jan oppassen, j De tranen kwamen Jan haast in de oogen.
gaan. ..O, 't hccle dorp zal uitlo pen om te dat de schapen er riet in vielen, en toen nu Dat nu Karei en Anton ook nog dachten, dal
gaan kijken", zei de schoenmakersvrouw tot de dieren er heel dicht bij kwamen, begreep j bij( jaa Wever, bang was! Hij kon anders
haar man. Jan niet hoe hij ze tegei^ moest nou- |,esj tCgCn plagen, drnr werd een Hollandscho
Domme Jan zette groole oogen op. toen hij den. -Weet ie wat dacht hij, ,.ik pa de ri
vier in. daar zal ik ze tegen houden." En
wip. daar sprong hij in de rivier.
„Wal doe je nu!" riep de scheper uit.
„'k Houd de schapen tegen", riep domme
Jan terug. Maar op eens zag hij in tie rivier
het spiegelbeeld van een paar r-hapen, die hijzonder vriendelijk aan! Ze waren alleen in
,.Ik zal „hoera" roepen'" zei domme Jan ^eel dicht bij den oever liepen .0. o er lig- de hamer, en Moeder nam Jan's hand in de
,,'k Vraag jou niets ezel", snauwde hoos £en er aj een paar in riep hij verschrikt, hare en zei: „Hoor eens, jongenlief, ik weet
de schoenmaker, „je hoort toch wel. dat ik 'fn z'in gezonken ook. Die moet ik er wcj dat jR njet hang bent. En ie bent ook een
het aan je neef vraag? Kom, Jan, jongen, I U'1 Je halen! I held, omdat je je c:"en genoegen wilt opof-
wat zou ie doen?" I k-n "vóórdat de scheper het kon verhinde-ferOTl om je broertje pleizier te doen. Dat
..Ik zou aan mijn werk blijven baas to'dat *"en wa* naar beneden ge token om naar -5 moejlijk, dat is óók flbk en dopper.'
van dat alles hoorde
Slimme Jan luisterde ook, maar werkte
meteen door.
..Wel. slimme Jan", begon de schoenma
ker. wat zal je doen, als straks de bruilofts
stoel voorbij komt?"
jongen groot van, zei Vader altijd, maar dit
vond hij toch wel naar. Maar.... bij Kees
bleef hij!
IIij wist niet, dat Moeder 't gesprek tus-
schen hem en de vriendjes gehooto had,
maar toen hij binnen kwam, zag zij bem zoo
u tegen mij zei: „Jan, ga óók eens kijken!"
antwoordde slimme Jan.
„En waarom dat, jongen?'' vroeg de schoen
maker.
„Wel om 't spreekwoord!" zei Jan la
chend. „Wat zou u zeggen, als ik nie. hij
mïin leest bleef? We moeten in alle opzich
ten ons spreekwoord getrouw blijven, baas!"
„Wat een jongen!" riep de schoenmaker
tot zijn vrouw, die van verbazing haar han
den in elkaar sloeg. „Kom, vrouw, geef h m
een flinke boterham met won»' voor dit ant
woord."
„Ja. die heeft hij eerlijk veHiend" zei de
de vermeende schapen te zoeken en toen hij
beneden- was. kwam hij niet meer boven.
Dat was het einde van dommen Jan
O, wat vond Jan het heerlijk, dat tc hoo-
ren! Daar moost je nu Moeder weer voor
zi n, om dat zoo gauw te begrijpen, want hij
Met slimmen Jan liep het beter af. die werd had er niemand nog iets van pezegd. Wat kon
een goed schoenmaker en nog dikwijls >t j)em nu nog schelen, wat Karei en Anton
sprak h'j over z n neef Jan, die zulke gekke zcidenj
dingen zeide en deed.
TANTE JOIL
held*
door C K.
Eindelijk zei Vader gelukkig: Ja! Wat had
den dc jongens dikwijls gebedeld; maar altijd
was *t weer: „Nee, Jan, nee, Kees, aïs de bur-
vrouw. en ze kwam even later met een gemeeslcr geen baanvegers op het ijs laat
flinke, met worst belegde boterham aan. gaan, vertrouw ik het niet, dan is het ijs niet
Toen hij nu slimmen Jan zoo gretig in zijn sterk genoeg." En of Jan en Kees al bromden,
boterham zag happen, dacht domme Jan- dat de burgemeester ook zoo bang was, Vader
Nu wil ik toch zi-n dat ik morgei ook eens Weef nee! zeggeu. Maar nu nu was 't ge-
iets lekkers verdién. Hè k wou, dat de baas hikkig. ja! Wat - as het toch heerlijk, dat Jan
mij morgen ook eens iets vroeg....." cn Kees aan een kanaal woonden. Pas was
De volgende dag was gekomen, de ochtend twaalf uur de boterham binnen, of ze
was reeds half om en rog altijd dacht dom- hadden de schaatsen onder de voeten. Nog
me Jan aan de vraag, die de baas hem wel gauw een poosje rijden, voordat ze weer naar
zou doen. En die vraag kwam w rkelijk. school moesten. Wat een heerlijke tijd was
Eerst begon de schoenmaker te ve-trilen v~n het nu toch. 's Avonds, als de jongens, moe
het lampje, dat den vorigen avoto in br~nd Van 't rijden, aan de thee zaten, was het zoo
was gevlogen en hoe zijn vrouw toen „brand, gezellig, als Vader van 't ijs uit de krant
brand had geroepen, en hoe hij toen ver- voorlas. In Friesland waren al hardrijderijen
schrikt den schoen, dien hij nan het lappen gehouden. Hé, dacht Jan dan, als ik groot
was, op den grond had gegooi'l en naar be- ben, wil ik ook aan die wedstrijden mcc-
neden was gevlogen ,En wat hadt 'ij wel ge- doen; de jongens zeggen nu al, dat ik zoo
daan. Jan?" vroeg hij aan dommen Jan. vlug rijden kan; wie weet, of ik later ook niet
Bij die vraag glom Jan's dom gezicht van ecn prijs win, wat zou dat heerlijk zijn!
genoegen, hij wreef lachend zijn ha'den en Vader had gisterena\ond ook nog voor
zei grinnekend„Ik—ke, baas, ik—ke had geiezen van een man, die met levensgevaar
niet naar beneden gegaanI ecn hind gered had, dat in een wak was ge-
„Waarom niet?" vroeg de schoenmaker. reden, en Vader had dien man ecn „held"
„En mijn vrouw schreeuwde, dat er brand cenoomd. Als Jan er eens goed over na-
wasl" dacht, wou hij toch nog liever een held zijn
„Ui. hi, hi grinnikte Jan. „Je moet im- dan een hardrijder, dat was eigenlijk veel
niers altijd bij je leest blijvei, als je schoe- mooier.
nen lapt, zegt het spreekwoord j Vanmiddag nog hadden Jan en Kees zoo
Domme .Jan begreep dien ochtend niet, heerlijk gereden, maar toen was Kees op eens
waarom hij wel een oorvi)g en geen boter- gevallen en had zijn voet heel erg bezeerd!
ham met worst kreeg. Natuurlijk was het toen uit met de pret: ze
Een volgend keer zal Ik be'er oppassen, hadden hun schaatsen afgebonden en waren
dacht hij. Maar de schoenmaker vroeg hem 6arr:-n naar huis gegaan,
na dien dag niets meer. Gelukkig maar, dat ze dicht bij huis waren,
„Jan je hebt een pluimpje verdiend", zoo %vant Kees kon moeilijk loopen. Arme Kees!
begroette op zekeren moreen dp schoenma- Als hij morgen eens riet kon schaatsenrijden!
kcr slimmen Jan. „Wat hri> je die schoenen j
van Witten goed gelapt; jij zult het nog e*ns Den volgenden morgen, toen Jan wakker
ver brengen, want je bent een flinke schoen- werfb keek hij 't eerst r.aar de ramen, of die
lapper!" weer bevror?n waren. Ja, gelukkig! Al was
„Dat ben ik nog niet baas maar onder uw q njet zoo dik als de vorige dagen, dc bloe
leiding hoop ik het eens te worden", zei men stonden er toch op. Het zou nu wel
Jan nederig. gauw uit zijn, had Vader rtezegd, dus nog
„Hè. wat een mooi antwoord", mompelde maar eens flink gereden! Prettig, dat het nc!
domme Jan, „dat zal ik ook eens geven." Zaterdag was. Hoe zou het met Broers voetje
Daar stormde op ditzelfde oogenblik de zijn? Daar lcAvam Moeder juist aan, om er eens
schoenmakersvrouw woedend de werkplaats naar te kijken, 't Was wat beter, maar van
binnen. „Welke ezel heeft mijn schoenen ge- j rJr.ag mocht Kees toch nog niet rijden, de
lapt", riep ze, „ki)k eens ze zitten van bin-énkel was nog pijnlijk.
nen vol spijkers, 'k heb er mijn voeten op Hé, dacht Jan, wat jammer om zonder Kees
stuk geloopentc gaan, ja maar eigenlijk toch nog veel
„Domme Jan heeft ze gelapt", sprak de erger voor Kees zelf, die nu thuis moest blij-
schoenmaker cn hij greep .Tan bij d* coren. Yen en nog wel alleen, want Vader cn Moc-
„Weet jij, wat je benlt" schreeuwde hij den der gingen dien dag naar Grootmoeder, die
jongen toe. i was ziek en had zich zoo op dezen dag ver-
„Nee. baas", huilde de iongen, want de heugdlZou hij bij Kees't was heusch
schoenmaker trok heel hard. i net of Jan een stem van Linnen hoorde, die
„Jij bent een driedubbele ezel, dat ben je", i zer: „Toe Jan, blijf nu vandaag eens thuis en
schreeuwde de schoenmaker. houd Kees gezelschap, dat zal hij zoo prettig
„Da....at.... ben ik nog niet", snikte Jan, vinden!" Maar morgen kon 't wel eens
„maar onder uw l...leiding hoop ik het te dooien! 't Was wèl moeilijk Jan kon maar
wordenniet besluiten.
De schoenmaker, de lastige vtouw en Als hij 't eens aan Mocdi - vroeg! Ja, maar
slimme Jan. allen stonden zij versteld over dan zou hij zeker thuis moeten blijven, dat
dit antwoord. Alleen domme Jan begreep er zou Moeder stellig 't liefste zien. C, wat
Btots van. toen de schoenmaker togen hem was hei toch moeilijkI Den beek» mor^eo
zeiden!
Toen Jan en Kees 's middags speelden, had
den ze toch zoo'n pret En toen las Jan Kees
wat voor. 't Was een echt gezellige middag
met hun beidjes, cn ze keken alle twee ver
wonderd op, toen ze op eens den sleutel in
dc voordeur hoorden omdraaien. Waren
Vader en Moedér daar nu al terug?
Wat was die middag omgevlogen!
Moeder vertelde, dat Grootmoeder iets beter
was. „En", fluisterde ze Jan in 't oor: „Groot
moeder vond hel heel flink van je, dat je niet
was gaan rijden."
Wat had Jan toeh ecn heerlijk gevoel, eigen
lijk nog prettiger, dan wanneer hij anders
van het ijs kwam.
Den volgenden dag dooide het, moar toen
er na veertien dagen weer ijs was, gciloof ik,
dat niemand prettiger schaatsen reei dan
Jan en Kees. Denken jullie dat ook niri?
Van aSIes wat.
Cp de toppen van den Himalaja*
Mevrouw Fanny BullockWorkman, de
bekende onderzoekster, die de reuzenwereld
van den Kimala'a tot tooncel van haar nieu
we ontdekkingen en koene bestijgingen heeft
gemaakt, heeft haar achtsten tocht naar de
onbekende 'toppen van dit hoogste gebergte
der aarde beëindigd en doarvan vertelt ze in
.Je snis tout".
In Aoril 1912 verliet zij Bombay, hield oeni-
gen tijd in Srinegar verblijf en begin Juni
maakte zij een aanvang met de bestijging van
het Himalajagebergte, in begeleiding van haar
echtgenoot en meerdere geleerden.
Tot op een hoogte van 16000 voet werden
schapen en geiten meegevoerd, voor hunne
voeding. Toen echter moest men de dieren
achterlaten, daar voor hengeen voedsel meer
te vinden was.
De reizigers aanvaardden nu den strijd met
de sneeuw- en iiswereld. Met dc Indische
lastdragers had de expeditie veel moeilijkhe
den; velen van hun weigerden schoenen te
dragen ofschoon allen met uitmuntend
shoenweric uitgerust waren. Zij liepen zelfs
met èloote voeten over de gletschers. De
belangrijkste taak van de expeditie, die met
gunstig resultaat bekroond werd, bestond in
onderzoekingen op den groo>ten Siachen of
Ro7englctscher om deze in kaart te brengen.
Deze reusachtige glefschcr, die een leng
te van 75 K. M. en een breedte van 4 tot 9
K M. heeft ligt in het ooricliik deel van het
gebergte. Zes weken lang leefde men op den
gletscher. De expeditie had ongeveer 100 koe
lies te voeden.
Om den glcischer te bereiken moest men 40
IC. M. marcheeren tusschen afgronden cn
clrischcrspleien. Op een hoogte van 6500 M.
moest °ecn smalle sneeuwpas overtrokken
worden, die den naam draagt van Pas van
Bilaphond. Vüf weken lang kampeerden de
onderzoekingsreizigers op hoogten tusschen
4900 en 5SOO M.
Mevrouw Bullock—Workman vertelt; Na
dien bestegen wij twee nieuwe toppen die
R400 M. hoog waren en bestudeerden de wa
terscheidingen der slroomcn.
Onder de tnlrüke toppen, die wij ontdek
ten, staan enkele op eigenaardige wijze tc
zomen; zij lijken als in een tuil geboden.
De koning van Eneeland heeft toestemming
gegeven dit bouruet van ijsbloemen Koning
George-groep te noemen en de koningin st m.
de er in toe ecn zeer sclioone bergketen naar
Koningin Mary te noemen.
De hoogste berg in het gebied van den
groo»ten lachen, de spits K 3 is 7743 M. hoog
en werd met groole moeilijkheden besleren.
Ongelukkig had bij deze bestijging een onge
val plaats. Bij het passeeren van den Bilap-
hond-pas waren zij bijna door een vreese-
lii'-e lawine gedood Slechts door een toeval
zijn zij aan een wissen dood ontsnapt. Zij
werden echter door het neerstortende ge
vaarte in een dichte wolk sneeuw gehuld
Toch bezat een hunner de tegenwoordig
heid van geest de lawine te photografeeren
en daarmee een der merkwaardigste opna
men te verkrijgen, die de wereld kent
Twee begeleiders van de 'koene bergbe
klimmer hebben den tocht met den dood
moeten bekoopen. Zij hadden zich alleen op
een gletscher gewaagd, plotseling gleed een
hunner uit en stortte in den met ijs bedek
ten stroom. De andere zocht 'tevergeefs hem
te redden. Toen hulp kwam opdagen waren
Keiden reeds bevroren Later stortte de l!a-
liaansche lastdrager fhoroz op den R'Dn-
hondrietscher van een hoogte van 5487 M.
in cm spleet, die zich geheel onverwachts
OTvende.
Zoo viel m^me schaduw op d* resultaten
van de exveditle. dmr welke 1500 vierk. M.
"eBied ontdekt werd.
De secretaris.
In een dierentuin had de directeur den
secretaris noodzakelijk iets te zeggen. H5
kon hem echter nergens vinden. Daar zag hij
bij het vogelhuis den oppasser staan. „Hei,
Jan!" riep hij dezen toe, „kun jij me ook
zeggen, waar de secretaris toch is?" „De
secretaris, mijnheer, wel, die zit al? altijd
hier in no. 9. Ik heb daar even nog bij heul
staan kijken, toen hij een slang zat op tf
peuzelen.''
Onwillekeurig barstte de directeur hij dif
antwoord in een luid gelach los, waarover
oppasser, die niets grappigs in zijn antwoord
kon vinden, niet weinig verbluft stond 1e
ken. Hij had gedacht, dat de directeur naar
den slangenadelaar of kraangier vroeg, die
gewoonlijk secretarisvogel wordt geroemd.
"Wie in Artis geweest is, heeft zeker dco
secretarisvogel wel eens gezien.
Een kunstje met water op tfe tafel#
Men zet een stuk of zes glazen vai» afd*
lende grootte op tafel, vult heit grootste md
water, hangt een langen wollen band met hef
einde in heit volste glas en leidt het voort
van het eene glas in het andere en wel zódf
dat de band op den bodem van eik gias
hangt. Plet water zal hierdoor van het volle
glas in de ledige geleid woiden.
Aardige antwoorden.
Ecn Oostersch vorst reed eens met zijn ge
volg door een welvarend dorp. Hij zag langt
den weg een ouden landman, die een vrucht
boom plantte. Ilij sprak den man aan ea
maakte de opmerking, dat hij niet kon hopen,
de boomen, die hij plantte, groot te zien.
„Dat is waar", zei de boer, „maar daar an
deren voor ons geplant hebben, waf om
vruchten geeft, zoo dienen wij op onze beurt
voor anderen te planten."
„Voortreffelijk!" riep dc vorst uit, en hij
gaf den man duizend goudstukken. De schran
dere boer nam ze met een diepe buiging aan
en zei: „andere boomen, mijn vorst, bereiken
eerst na vele jaren hun wasdom, maar de
mijne dragen vruchten, zoodra zij geplant
zijn." Dit doelde op de goudstukken.
„Prachtig!zei de koning. „Schatbewaar
der, g^ef den man nog duizend goudstukken.-
Nog een beurs werd hem overhandigd en nu
rien dc landman uit: „Andere boomer dragea
jaarlijks slechts éénmaal, maar de mijne heb
ben in één dag twee oogsten!" Nu schonk dt
vorst hem weder geld. naar gaf tegelijk het
paard de sporen en reed snel weg, terwijl hij
riep: „Uw vernuft is onuitputtelijk, maar mija
schatten nietf*
Winter.
Sneeuwvlokjes dwarrlen
neer op den grond,
alles bedekkend
ver ia het rond.
Kindertjes komen
warmpjes gekleed,
maken al juichend
'n sneeuwpop gereed.
Maar d'arine muschjes
rillen van kou
och booze winter,
ga toch maar gauw!
E. D. v. M.
Niet lekker?
^Levertraan happen
rdat 's goed in dc kou
m'n lepel voor zusje,
„en ook een voor jou!"
Zoo spreekt'Moe 1^ igslurf,
maar 't helpt haar niet veel
't levertraan happen
geeft steeds weer krakeel.
„Open je snuitje,
„mijn jongen nu gauw
„'n lepel voor zusje,
ook ten voor *hlI
Avond aan avond
(bezorgt het verdriet;
hoe erg ze 't vinden
zeg 'k jullie maar niet
„Levertraan happen
„dat 's goed in de kou t
„'n lepel voor zusje,
„en ook een voor jou!
Spreekt ook jouw moeder
zoo helpt het haar veel?
of geeft 't bij jullie
ook steedo weer krakeel?.
Kom, wees jij wijzer,
en hap maar eens gauws
„'n lepel voor zusje,
„en ook een voor joul"
H ermanni