0OOT3 de dJeagd. Juffertje Ongeduld. Naar het Engelsch van F. 8. HOLLTNGS. Vlij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK IH. De schadu w"bee 1 d e n. Korlen lijd na hel avontuur te midden der narcissen werd er voor een liefdadig doel een uitvoering op touw gezet, waarvoor Tante Hilda haar welwillende hulp had beloofd- Kinderen zouden schaduwbeelden voorstellen en verschillende liedjes zingen. De 'kinderen van den Rozenhof zoo heette de tvifla van kolonel Eliot zouden ook meedoen. Zij hadden er veel plezier in, vooral Patty, die reeds bij de eerste repetities veel lof oogstte. Zij begreep de dingen vlug en kende dadelijk de verschillende houdingen, die zij moest aannemen. Lucie was eleganter, maar begreep minder vlug wat zij doen moest; bovendien was zij erg verlegen. Arthur was in de wolkeu, toen hij hoorde, dat hij zijn degen mocht gebrui ken. De groote jongens hadden eerst een soort minachting voor de geheele vertooning, doch ten slotte deed Charlie toch als een oude vioolspeler mee en viel Herbert in voor een jongen, die een dokter moest voorstellen. Patty was niet weinig trolsch op haar suc ces en deed lange verhalen aan Juf. „Ja, maar die dames hoeven je haar ook niet te borstelen", kon Juf niet nalaten te zeg gen. IIcl leed geen twijfel, dat Patty in deze da gen een beetje over hel paardje getild werd, doch Tante Kale dacht, dat dit wel voorbij zou gaan, als dc verlooning eenmaal weer tot het verleden behoorde „Ik hoop maar, dnt ik niet middenin (blijf stoken'', zei Lucie; „en ik wou, dat wij echte schapen hadden, als ik het herderinnetje moet voorstellen", zei Connie. Onder aan dc trap hoorden zij een kinder stemmetje zingen. „Het is niet precies zuiver. Heel veel talent voor muziek hebben onze kinderen niet", merkte kolonel Eliot glimlachend op. „Toch heeft zij een lief stemmetje", zei Tantp Hilda. „Moeten jullie je nog niet klaarmaken, kin deren?" vroeg mevrouw Eliot. „Hot is im mers dc laatste repetitie?*' ..Ja Moeder, maar Patty moet veel meer re-peteeren dan wij. Zij is de „nieuwe pop" in „Daisy's Droom". „Daar komt zij aan, Hilda, md haar hoed heclemaal scheef op haar hoofd, terwijl haar ceintuur over den grend sleept", riep Tante Kale uit. en Tante Hilda ging naar Patty toe om te zorgen, dat zij er wat nelter uit zag. „Wie moet met Arthur op de wip zitten?'' vroeg Connie, terwijl de meisjes de breed* Irap opliepen om hun bowlen en mantels te halen. „Patly", antwoordde Lucie. „Ik word altijd misselijk als ik op een wip zit en daarom wil zij het doen." „Ik wou dal ik het mochL Ik zou het zoo prettig vinden", antwoordde Connie. „Palty zal zoo groot lijken bij Arthur cn zij mag toch al zoo veel zingen en bovendien de „nieuwe pop" zijn." Maar jij bent toch ook een pop", zei Lucie troostend. „Alleen maar een ouwe, waar niemand naar omkijkt." Connie was een beetje ontevreden over de nederige rol, die haar was toebedeeld. „En jij bent Daisy en moet een liedje hee- lemaal alleen zingen", ging zij voort. „Ja, ik wou dat ik dat niet hoefde", ant woordde Lucie; „ik ben zoo bang, dat het verkeerd gaal." „Kom, 't zal wel gaan. De dames zeiden toch, dat je het zoo lief zong en Juffrouw Morton vindt, dat je meer gehoor hebt dan Patty." Dc avond, die bestemd was voor de „Leven de schaduwbeelden" viel ?uist op Dinsdag na Pinksteren. De kinderen hadden dien dag vacantie en Tante Hilda was den geheelen morgen in de zaal, waar de uitvoering zou plaats heibben, om deze te helpen versieren Dc kinderen droegen manden wilde en ge kweekte bloemen aan en Patty wilde zóó veel sterk-riekende bloemen plaatsen, dat Tante Hilda bang was, dat de lucht te doordringend zou zijn in de zaal. Zij zouden ook een paar samenspraken houden en op de laatste repetitie was één der kleinen verhinderd te komen. Patly nam vrij willig op zich ook deze rol te vervullen. Tante Hilda -Hide wel, dat Patty niet zoo gauw klaar stond om in te vallen en vond, dal kleine Agnes uit de pastorie teleurge steld keek. Zij fluisterde haar in, dat zij maar een extra versje moest leeren, voor het geval het programma eens veranderd mocht wor den. Patty werd zóó opgewonden door het hepn en weer loopen op den warmen morgen, dat Tante Kate er op aandrong, dat zij dien mid dag in haar kamer een uurtje zou komen rus ten. Juf doorstond dien avond moeilijke oogen- blikken, toen de jongedame bij haar toilet ge holpen moest worden. „Wat komt het er op aan?" vroeg Patty. „Ik ben maar een schaduw, Juf." „Ja, daar weet ik niets van", antwoordde Juf. „Maar ik wee>t wel, dat ik mijn plicht moet doen door je netjes af te leveren. En je jurk en je schoenen moeten behoorlijk dicht gemaakt worden en je baar ne'.jes zitten, nu je bij al die mcnschen komt. Je geeft mé meer moeite dan je drie nichtjes samen." De zaal was dien avond goed bezet en het was er zorgvuldig donker gemaald. Een groot wit laken was achter m de zaal gespannen. Na een kort openingswoord werd het eerste tooneeltje vertoonde Bij het tweede klonk Tante Hilda's zuivere stem, hoewel men haar zelf niet zien kon. Daarna werden de houten schapen, waarvoor Connie zoo graag leven de gezien had, ten tooneele gevoerd. Toen dit afgeloopen was, stelden Arthur en een an dere kleine jongen een soldaat en een boer Nu versoheen Patty met haar melkemmer. Haar buigingen lieten nog wel wat te wen- schen over, maar haar overige bewegingen waren zoo aardig, dat alle aanwezigen luid in de handen klapten. De spelers en speelsters mochten in de „Schaduwbeelden" niets zeggen en zelf ook niet zingen. Door allerlei houdingen aan te nemen, moesten zij hun rol spelen en iedereen vond deze schaduwbeelden bijzonder aardig. In „De oude vioolspeler" wekte Charlie Yeel gelach door den grooten haard, dien hij aanhad. De kinderen zelf hadden niet het minste plezier. Ik kan onmogelijk alle schaduwbeelden op noemen, doch zij hadden veel succes en vooral Patty werd telkens luid toegejuicht en zij verlangde met veel ongeduld naar het tweede gedeelte van den avond, waarin door de kinderen gesproken en gezongen zou wor den. Maar eerst moest zij nog met Arthur op de wip. Zij namen hun plaatsen aan de einden der plank in en begonnen te wippen. Zij de den het zoo regelmatig en Arthur's klein fi guurtje, zijn stralend gezichtje, blonde krullen en dikke beenen werden zoo bewonderd, dat er tot zijn groot genoegen luid in de handen werd geklapt. Maar Patty vond dit nummer vrij verve lend, al zag zij wel, dat Arthur er van genoot. Eindelijk vond zij. dat het lang genoeg ge duurd had en vóór het sein daartoe ge geven was sprong zij eensklaps van de wip zonder zelfs maar te denken aan het ge vaar, waarin zij Arthur bracht. Hij viel met een plof op den grond en een doordringende gil deed zijn moeder in aller ijl toeschieten. Spoedig waren er meer groote menschen bij en Patty hield van schrik haar adem in. "Wat had zij gedaan! Na dien eenen gil lag Arthur roerloos op den grond en zij hoorde iemand zeggen, dat dit een slecht teeken was. Toen kwam er een dokter, die in de zaal was. bij en hij zei: ..Breng hem zoo spoedig mogelijk in dc frisschc lucht. Het is hier door al die bloe men veel te benauwd!" Daarop werd Arthur naar builen gebracht en Palty volgde werktuigelijk. Zij voelde de frissche lucht cn hoorde een rijtuig wegrij den. Ecnige kennissen, die maar tot de pauze konden blijven, hadden hun rijtuig aangebo den, dat buiten wachtte en de kolonel en zijn vrouw reden met Arthur en den dokter weg. Als in een droom hoorde zij de menschen om zich heen dit zeggen. Daar raakte iemand haar schouder aan. „Patly, ik ga met Charlie naar huis" „O Tante, Tante, neem me toch mee! Ik verlang er zoo naar tc weten, of Arthur zich ernstig bezeerd heeft. Laat mij toch iets voor hem mogen doen. Ik kón hier niet blijven 't is net, alsof ik hier stikken zal „Lieve Patty, ik wil j° geen verdriet doen, maar Bedenk, dnt het jouw schuld is. Thuis kun je nu niets doen. 't Beste wat je doen krunt de eenige manier, waarop je van eenig nut kunt zijn is dapper tot het eind te blijven en mee te doen." „O Tante, Tante, dat kan ik niet!" snikte Patty„ik kan het niet, als ik niet weet, hoe het met Arthur gaat!" „Dat weten we vooreerst geen van allen. We moeten hopen, dal hij zich niet erg be zeerd heeft. Intusschen moet je je plicht doen: de menschen, die hier zijn samengekomen, niet teleurstellen door niet meer mee te doen en bij Lucie e*- Connie te blijven. Juf zal met jullie en Herbert thuiskomen." Tante Hilda ging weg en Palty hoorde iemand zeggen: „Jij bent aan de beurt, Patty 1" Pal'ty begon nu haar gedicht op te zeggen. Hoe wenschte zij nu, dat zij Tante Hilda's raad had opgevolgd door een korter uil te kiezen. Vóór zij aan het einde kwam, haperde haar slem en scheen haar geheugen haar begeven te hebben. Zij stond al heel hulpeloos te. kij ken. Toen fluisterde Agnes haar in hel oor: „Ik zal je plaats wel innemen, Patty." Dank baar ging zij in een hoekje zitten, terwijl Ag nes rustig haar gedicht opzei Lucie en Connie kwamen diep bedroefd bij haar, doch Patty herinnerde zich de woor den van Tante Hilda en sprak hun moed in- Zij wist nog niet. welk een kwelling „Dai sy's Droom" voor haar zou worden, doch zij spoorde zich zelf cn haar nichtjes aan vol tc blijven houden. Lucie's lief, kinderlijk stemmetje trilde eerst wat, toen zij een wiegeliedje voor haar nieuwe pop zong en Connie als de verge ten, oude pop huilde werkelijke tranen- Patty deed haar uiterste best zoo goed moge lijk te spelen en te zingen, hoewel zii het erg te kwaad kreeg, toen zij zag, dat Arthur's plaats door Willy Grey werd ingenomen en deze nu z ij n degen in de hand hield. Dit was het gedeelte, waarop Arthur zich het meest verheugd had. Eindelijk was 't voorbij cn woei de frissdie avondlucht over Patty's verhit gezichtje, toen zij met Juf, Herbert en de nichtjes naar huis ging. Zij vernamen, dat Arthur nog altijd buiten kennis was en Patty smeekte Tante Kate dien nacht te mogen opblijven om alles, alles voor Arthur te kunnen doe" ,Jk geloof, da<t ik weet, hoe je je op het oogenblik voelt", zei Tante Kate. „God geve. dal dit een les voor je leven mag zijn, lieve kind! Maar je kunt op het oogenblik niets voor hem doen. Tante Hilda is bij me. Doe nl» wat ik zeg, en ga rustig naar bed." Snikkend ging Patly naar haar eigen ka mertje. Zij had vurig voor Arthur's behoud en dal zij toch geduldiger mocht worden. Eindelijk viel zij in slaap. (Wordt vervolgd). Een Schoolfeest te Groenendijk, door G. J. VISSCHER. Dat zou een drukte geven te Groenendijk! De burgemeester zou zijn veertigjarig ambtsfeesi vieren en bij die gelegenheid zouden de schoolkinderen onthaald worden op een feest, dat klonk als een klok. Weken te voren waren het hoofd der school, meester Slot, en de onderwijzer, meester "ViTvt. beziiz met het insludéeren van de feest liedjes, welke zij1 heiden op bekende wijzen hadden gemaakt. Daags voor den grooten dag, 's middags om vier uur, hadden zij gezegd: „Kinderen! Morgen is er feest. Je sveet wel waarom?" „Ja, meesier! De burgemeester jubel den ze al. „Ssst! Nu ja, je weet het dus. Daarom moet je morgen niet om 9 uur, maar pas cun 10 uur op school komen, met je Zondaigsche kleeren aan. Heb jc een vlag of een sjerp, dan mag je die meebrengen; een .'oranjepet of een oranje pakje, als je dat moclit hebben, is ook goed. En dan moet je allemaal, omdat er chocola demelk geschonken zal worden, een kopje van thuis meebrengen. Denk er aan: om 10 uur!" Wat hadden de kinderen het druk onder el kaar, toen ze naar (huis gingen! Piet, het zoontje van meester Slot, liep nog een eindje met hen mee. Ze vroegen ham. of hel waar was, dat er bij hem thuis twintig groote bus sen met Blocker's cacao in dc kast stonden. „Ik mag niets zeggen," zei Piet. Maar Leen Klapwijk zei: „Wil lk jullie eens wat vertellen? De mees ter heeft gisterenavond hij ons veertig liter melk besteld." „En onzo Marie moet 'helpen schenken," riep een ander. „En onze Trijntje ook," zei een derde. 't Was een drukte van belang. De een wist dit en de ander dat. Piet Slot lachte heel wijs, maar hij zei niets dan: „Morgen zal je het wel zien." Dat was me den anderen morgen een druk te Oip het schoolplein. Dc kinderen waren tegen 10 uur besteld, maar om 8 uur kwamen de eersten al aan zetten. 't Waren een jongen en een meisje, die het verst van de sdhool af woonden, adhtor in den polder, zeker wel drie kwartier gaans. Ze hadden heiden een kopje in den zak. Ook hadden ze samen één vlaggetje; het meisje had het onderweg gedragen, imaar broer liad gezegd: „Als de school aangaat, moet ik hel ook een poosje hebben." Telkens kwamen er een paar andere kin deren bij, zoodat er om negen uur niet veel meer ontbraken. Een leven, dal ze maakten! Maar ze mochten natuurlijk nog niet naar binnen. Als Piet de een of andere kleinigheid van huis naar school moest brengen, werd hij met vragen bestormd. „Kookt de melk al?" „Heb je ze al geproefd?" „Laat ze niet aanbranden, hoorl" „Krijgen we koekjes ook?" „Hoe laat is het al hij jullie op de klok?" ..Zet do klok een eindje vooruit!" Om een uur of half tien werden er dooreen paar mannen twee groote, zware kannen uit het huis van den heer Slot naar de school ge dragen. De jongens gingen links en rechts staan, zoodat er een pad tusschen hen open bleef. Een kleine rakker kwam met zijn hand aan de kan. „Heet!" .riep hij. Of ze lachten! Natuurlijk bekeken ze eikaars kopjes. Dc een had een gewoon kopje, de ander had een z.g. „kommetje", d. i. een kopje zonder oor. Een paar groote meisjes hadden (haar kopje netjes in een papier. „Dat van jullie is zeker niet goed schoon," zei een jongen, plagend. Keessie, een klein, dik jongetje, had iets mee bracht, dat het midden hield tusschen een kopje en een spoelkom. Hdj hield het achter zijn rog, maar de andoren kregen het in de gaten en toen moest hij wat hooren! „1 Is jammer, dat Keessie geen kopje heeft." „Hij' is voor niets zoo dik niet." „Hij is bang, dat hij te weinig zal krijgen." „Hij theeft bij vergissing zijn waschhorame- tje meegebracht." Keessie kreeg het op het laatst zoo benauwd dat hij hard naar huis liep om een kleiner te halen. Daar kwam roeester Vink aan. „Meester, mag ik mee naar binnen?" „Nog niet, jongens!" „Meester, mag ik de bloemen water geven?" „Ze hebben gisteren pas gehad, Jan!" Toen hij de school in ging, probeerden de voorsten, naar binnen te kijken. „Kan je wat zien?" vroegen de anderen. „Ja!" zei er een, „de school slaat vol wasem van de imclk en er staat een grootp kist met koek bij het bord." Bom! Bom! Daar sloeg de toren klok tien uur. ..Ha! Tien uur! Eindelijk riepen ze. Ze keken allemaal in de richting van het (huis van den heer Slot. Ja! Daar kwam mees ter Slot, en zijn vrouw, en drie groote meisjes, die zouden helpen schenken. De kinderen waren muisstil. „Denkt er aan!" zei de meester. „Niet drin gen als de deur opengaat, en bedaard naar ji plaats gaan!" Even daarna zalen ze op hun gewone plaat sen in de bank, roet 'hun kopje voor zich. De schuifdeuren tusschen d'e tsvee lokalen ston den wijd open. Eerst werd er een liedje gezongen. Daarop werden de kopjes met chocolademelk gevuld en kregen ze elk een krentenbroodje. Toen kregen ze nog een kopje dhooola. Om hlf elf kwam de burgemeester Zoodra hij binnenkwam, weml het Wel komstlied gezongen. Hij luisterde met den hoed in dc 'hand. Toen liet liedje uit was, be dankte hij en hij liep de beide lokalen door. Dc meester zei tegen de kleintjes: „Jongens, zingt eens: Lang zal hij leven!" Of ze het deden en lang niet zachtjes! De burgemeester hield lachcjnd de haniden voor de ooren en toen zongen de kleuters natuur lijk met blijde geziohlen nog een beetje hor der. Ze mochten ook „Hoera!" roepen en dat vonden zc verrukkelijk. Zoo hard als je kan: „Hoera!" roepen cn dat zoo maar in school! 'tWas eenig! Daarna werd er weer een feestliedje ge zongen en ook werd er nog cens ingeschonken- Wal zongen ze! Wat zij hel liefst zongen, vond de burgemeester ook het mooist.' 'tWas een versje op de wijs van: „In naam van Oranje, doe open de poort!" Nu zwaait met de \laggen en slaat op de trom! Heel Groenendijk viert heden feest! Het hoofd der Gemeente, hij kijkt nog cens om, Want veertig jaar is hij *t geweest. Vooruit met de vaandels! Hem hulde gebracht! En: „Lang zal hij levon!" gezongen met kracht Wij zingen cm springen en roepen hoeral Wij zingen cn roepen hoera! Twee jongens van de hoogste klas mochten er bij op dc trom slaan. Piet had de. versjes geschreven op blaadjes papier «roet zilveren randjes. Telkens als er een nieuw liedje gezongen zou worden, gaf hij rden burgemeester zoo'n mooi geschreven exemplaar. „Hob jij dat geschreven, Piet?" vroeg dc burgemeester. „Ja, burgemeester", zei Piet zachtjes. „Zoo! Dat heb je heel netjes gedaan. Dank je wed! Ik zal ze goed bewaren", zei hij en hij vouwde elk liedje dubbel en stak het in den binnenzak van zijn lange zwarte jas. Om half twaalf ging hij weg. Toen begon het schoolfeest eigenlijk pas „echt" te worden De kinderen gingen twee aan twee in een lange rij zingende, met de twee trommelsla- gèrs voorop, het dorp doör. Heel Groenendijk liep uit. Wat kelken die moeders! „Daar he»b je Mientje! Dag Hein! Kijk die Betje eens!" Antders hoorde je niet En de kinderen riepen met schelle slem boven het zingen uit: „Dag moeder! Dag zus!" Voor het huis van den burgemeester werd halt gehouden en het liedje van „Nu zwaait met de vdaggen" werd nog eons gezongen. De burgemeester kwam met zijn hcele gezin op den stoep. Hij bedankte met de hand. De stoet trok af. Telkens keken de kinderen otm. „Kijk eens!" zeiden ze, „de burgemeester staat nog met zijn hoed te zwaaien 1" Zoo gingen ze weer naar school terug, waar nu het heerlijke „koekhappen" begon. Er was een kram in den zolder geslagen, waar een touw (doorheen gestoken was. Do meester had het eeno eind van het touw in de hand en aan 't andere eind hing een fb'nke ontbijtkoek te bengelen. De jongens kepen achter elkaar onder dien koek door en moch ten ervan happen, maar het was verboden, den koek met de handen aan te raken. Deden ze het tóch, dan trok de meester aan het touw en wip! daar ging de koek naar boven. Schik, idat ze hadden! Vooral, wanneer een groote jongen wou grijpen en bij de grooten trok de meester veel gauwer dan bij dc kleintjes. In den koek zaten, overal verstopt, vijf dub beltjes, vier kwartjes en zelfs een gulden! Wie een van die geldstukken in den tmond kreeg modht het houden. De een kreeg dit, de an dere dat, maar rde gulden zat zeker in het boveneind, want hij wou maar niet komen en de koek werd al langer hoe kleiner. Ein delijk de jongens begonnen te beven... nog een klein brokje koek... hoera! hoera! Joost van Wiet had den gulden! „Nou koop ik een Engelsch konijn!" »ei Joost. De meisjes mochten ringsteken, ook om prijzen, maar dit waren hier tien fraaie ca deautjes. De hoofdprijs was een pop met echt haar, die bè, bè. kon zeggen. Wat werd er gelachen, toen Klaartje de Bruin de pop won, want allen wisten, dat Klaartje pas een zusje gekregen had. De meester wist het ook. „Wat zal dat een vroolijke boel bij jullie wezen, iriaarl" zei hij. „Nu knnnen er twee tegelijk bè! roepen." Maar Klaartje was in de wolken. Ze drukte de pop tegen zich aan en met stralende oog jes zei ze: „Ik heb toch lekker een mooie pop!" Vervolgens kregen alle kinderen twee si naasappelen, om mee te nemen, zoodat ieder wat thuis bracht. Daarna werd er weer melk geschonken en koek gedeeld. De kinderen waren door het dolle heen. Vier hadden er hun kopje gebro ken en een meisje had een kopje tmelk over haar boezeLaar gekregen, maar op zoo'n feest dag zou moeder idaar wel niet veel van zeg gen. Eindelijk zei meester Slot: „Ziezoo, kinderen! Nu is het schoolfeest af geloopen. Heb jullie het goed naar je zin gehad?" „Ja, meester! Dank u wel, meesterI Ja! Hoe ra!" riepen ze door elkaar. „Dan is het goed. Roep nu nog eens alle maal: „Leve de burgemeester!" en dan naar huis." „Leve de burgemeester! Hiep. hiep, hoeral" riep de vroolijke schaar en jubelend gingen zij de school uit. Nog weken en maanden daarna zeiden de kindern als ze hel onder elkaar over het schoolfeest hadden: „Dat was toch een éénige dag!" Van alles wat. Kening en Edelman. Eene der schoonste overwinningen, die Karei V behaald heeft, is zeker wel die op den Koning van Frankrijk, Frans I, in den slag bij Paviai Dat Keizer Karei daar de overwinning be< haalde, had hij waarlijk niet te danken aan zijnen koninklijken vijand, die wonderen van dapperheid verrichtte. Reeds waren de mcesten van de enkele Edellieden, die dezen getrouw waren gebleven .gevallen en was hem het paard orttfer het lijf gedood, toen Karei van Lann<fT een van Kareis veldhee- ren, hem toeriep: „Geef u over, Sire, of ge zijt verloren!" Frans I ziende, dat alle tegenstand nutte loos was, gaf zijn zwaard aan van Lannoy, zeggende: „Hier, neem het, het heeft veie Spanjaarden gedood!" Karei van Lannoy nam het aan, doch bood den Koning zijn degen aan en sprak: „Een Koning, zoo groot als Uwe Majesteit, mag niet zonder degen verschijnen. Hier is de mijne, hij heeft vele Franschen gered 1" In Eene vrouw-kaplteln. Zuid-Amerika stond de stoombool „Saline" onder bevel van eene vrouw. Zij was de weduwe van eenen scheeps-kapitein met wien ze zeventien jaar door den echt vcr- eenigd was geweest en dien ze op al zijen reizen vergezeld had. Daar zij eene vrouw van meer dan gewonen aanleg was, leerde zij weldra van haren man alles wat betrekking had op dc zee vaart. Eens gaf zij bij eene ontmoeting met een ander schip, waardoor een groot ge vaar van aanvaren ontstond, zulke goede be velen en ze liet het schip waarop zij was, zoo flink manoeuvreeren, dat men het dreigende gevaar gelukkig ontkwam. Een harer vrien den wist nu te bewerken dat zij vanwege de regeering der Vereenigde Staten eene aan stelling als scheeps-kapitein verkreeg. Sedert dien tijd voerde zij het bevel over de „Saline". Zij verrichtte al hare zaken zelve, en hoewel ze een zeer goed huis en vele eigendommen had, woonde ze met hare vier kinderen meestal aan boord. Als gevaren zich voor deden, trotseerde zij zc met moed, doch zij zou deze niet opzoeken cn wist ze voorzich tig te mijden. Het volk hield veel van haar, cn algemeen stond ze bekend onder den naam van haren overleden echtgenoot, „Kapitein Miller." En weet gc wat deze „Kapitein Miller" zeide als de een of ander haar in haar bedrijf be wonderde? „Wanneer eene vrouw eene naai-machlnc weet te gebruiken, waarom zou ze dan eene grootere machine, als eene stoomboot is, niet besturen kunnen?" Een vreemd middel. Op zekeren dag kwam een Australiër van het vasteland met zijne twee vrouwen bij eenen zendeling, en op de vraag wat hij kwam doen, gaf de man ten antwoord: „Ik wil mij met mijne twee vrouwen laten doo- pen „Dat kan niet, goede vriend," zeide de zen deling. „De christelijke godsdienst staat den man niet toe meer dan ééne vrouw te hebben. Zoolang gij dus twee vrouwen hebt, mag Ik u niet doopen." Eenigszins ontevreden over die voor hem zoo vreemde leer, vertrok de Australiër met zijne vrouwen, doch kwam eene week later terug, doch nu maar met ééne vrouw. „Nu wilt gij mij met deze vrouw zekerlijk toch wel doopen, nietwaar? vroeg de wilde. „O ja wel, goede man," zeide de zendeling. „Maar zeg mij nu toch eerst waar gij uw tweede vrouw gelaten hebt." De wilde wees lachend en met .hooge inge nomenheid over zijne slimheid op zijne maag en sprak: „Die zal mij geen last meer veroor zaken. Ik heb haar opgegetenl" Het valt te betwijfelen of de zendeling dat vreemde middel om zich van eene vrouw te ontdoen, goedkeurde en het paar nu doopte, Stielletje, Watten blazen. Een aantal meisjes zit in een dichten kring om de tafel; zoodat er-slechts een heel kleine ruimte tusschen haar overblijft. Op tafel ligt een vlokje watten en nu doet elk haar best dit weg te blazen naar de andere meisjes. De gene, aan wie het hangen blijft, geeft een pand en wie haar handen gebruikt om de watten af te weren moet twee panden betalen. Dit eenvoudige spelletje geeft d1kw:jls aanleiding tot groote vroolijkheid. Olifantjesgekibbel. Jimmie en Jumbo, wat is dat toch raarl vecht jullie nu om een spons met elkaar? Jimmie, geef gauw 'm je broertje terug; beurt om beurt, hoor je, kom. doe het nu vlug! Strakjes dan kom ik en help jullie gauw wie er het eerste wel klaar wezen zou? 'k Denk: wie niet schreit en niet stout is; nee, nee -* 'n lief olifantje is altijd tevreé! H r m a ft Ti

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 7