Q0013 de Heci^d. deur naqr binnen ging. Het dokterskoelsje stond voor hel huis. Zij "wachtte, totdat zij hel zag wegrijden. Aan tat'cl kon Patty het haast niet uithou den van de pijn aan haar voet, maar zij zei niets. Daarna strompelde zij naar de kamer van haar moeder. Zij kwam de oude Bridget bij de deur tegen. Haar oogen waren niet best meer en het was ook al donker in de gang, zoodat zij niet zag, dat Patty hinkte. Boven dien was zij van geheel andere dingen ver vuld. „St, wees heel stil, Patty," fluisterde zij. „De dokter vindt je moeder vanavond bijzonder zwak. Maak haar alsjeblieft niet wakker, zij is net ingeslapen." Patty sloop naar binnen, kleedde zich met veel moeite uit en knielde, hoeveel pijn zij ook had, voor haar ledikant om haar gebedje op tc zeggen. Zij bad om kracht zich stil te houden en ge duldig de pijn te verdragen, zoodat zij haar moeder niet wakker zou maken. Terwijl zij opstond, klemde zij haar lippen op elkaar van de pijn. Toen zij haar kous uittrok, zag zij, dat haar voet gezwollen was en bloedde. Zij bond haar kous er stijf omheen. Zij had Tante Hilda wel eens hooren zeggen, dat het altijd het beste was dit met een zakdoek te doen, doch daar zij deze niet vinden kon, nam zij haar kous maar. Haar moeder be woog zich even en rillende van pijn kroop Patty in bed. "Wat duurden de uren, die* nu volgden, vreeselijk langl Als zij maar wist, of Tante Hilda al thuis was gekomen. Doch als zij ging kijken, zou het leven haar moeder wakker maken, want zij kon alleen maar hinken. Brid get kwam eens kijken, doch daar het muisstil in de kamer was, ging zij weer weg, vóór de arme Patty haar eenig teeken kon geven. De pijn in haar voet werd zóó erg, dat zij zich op de lippen moest bijten en zich zelf knijpen, om het niet uit te gillen. Zij probeer de zich allerlei voorbeelden van heldhaftig heid te binnen te brengen. Gelukkig liet haar geheugen haar niet in den steek. Steeds ernstiger werd haar gebed: „O God, geef mij geduld, dat ik het uithoud." Tante Hilda was reeds eenigen tijd geleden thuisgekómen, hoewel zij veel langer wegge bleven was dan zij aanvankelijk gedacht had. Toen zij hoorde, dat het in Lady Ennisley's kamer heel stil was dat zij en Patty rustig sliepen ging zij er niet binnen, vóór zij naar bed ging. Toen gaf Patty haar allerlei teekens en fluisterde: „O Tante, mijn voet doet zoo'n pijn. Ik heb heelemaal niet kunnen slapen, maar ik heb u niet willen roepen om Moeder niet wakker te maken." Tante Hilda tilde- Patty uit bed en nam haar mee naar haar eigen kamer, waar zij den armen, bezeerden voet, die nu nog veel meer gezwollen was, waschte en verbond. „Ik heb zoo mijn best gedaan om het uit te houden, Tante, het was heelemaal mijn eigen schuld. Maar gelukkig, dat Moeder rustig bleef doorslapen. Hé, Ik wou, dat ik wist, waar mijn zakdoek was." Tante Hilda gaf haar een schoonen zakdoek en er waren tranen in haar oogen, toen zij Patty kuste. „Je bent heel geduldig geweest, lieveling. Juffertje (Sï!g"ïf5uïd. Naar het Engelsch van F. S. HOLLINGS. Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK V. (Slot.) Een yerstuikte voet en zijn gevolgen. Patty, „Juffertje Ongeduld", zooals haar neefjes haar plagend noemden kende geen grooter genot dan uren stil bij haar moeder te zitten of <le tweelingen zoet te houden. Kleine Lily, tot nu toe de baby, werd bij haar eigen naam genoemd en schudde haar krullehol, als iemand „Baby" zei. Ze praatte heel wijs en beschermend over „de kleintjes". Oude Bridget verloor haar lievelingen geen oogenblik uit het oog, al mochten de grootere kinderen hen wel eens een oogenblikje vast houden. Zij zag er heel eigenaardig uit met haar hooge wit-linnen muts, haar stijve, ouderwetsche japon cn neteldoekschen zak doek, die om haar hals In ccn driehoek was gevouwen. Zij was Lord Ennisley's eigen kin dermeid geweest en hij noch zijn vrouw zou den, zoolang zij leefden, öoit van haar willen scheiden. Zij wisten, dat het haar hart zou breken „de familie", zooals zij hen noemde, tc moeten verlaten. D e familie waren zij voor haai-; „de alleroudste in het oude Ierland" placht zij te zeggen. Arthur was al weer lang heelemaal beter. Hel eenige spoor van zijn val was een klein litleeken op zijn blank voorhoofdje. Patty voelde altijd Iets als een verwijt, als de blonde krul, die dit bedekte, op zij schoof. Zij kon er soms een kus op drukken met de bede voor ongeduld behoed te worden en met een ge voel van groote dankbaarheid, dat hij geheel hersteld was. liet zou een heel gelukkige winter zijn ge weest, als men zich maar niet ongerust had behoeven te maken over de gezondheid van Lady Ennislcv. Daar Patty nog heelemaal een kind was, raakte zij gewend aan de verande ringen in het uiterlijk en de bewegingen van haar lieve moeder. Doch haar tantes en vooral Tante Hilda, die als verpleegster haar zuster veel diensten bewees, maakten zich dikwijls heel ongerust. Er was voor Patty een bed opgeslagen in de kamer van haar moeder, terwijl Tante Hilda in de kinderkamer sliep. De Rozenhof was natuurlijk geheel bezet, en Lady Ennisley vond het heerlijk haar dochtertje, van wie zij zoo lang gescheiden was geweest, bij zich te hebben, hoewel mevrouw Eliot dacht, dat het misschien beter was, als Tante Hilda bij haar zuster sliep. Patty vond hel heerlijk allerlei kleinig heden voor haar moeder te mogen doen en hield haar dikwijls aangenaam bezig door haar babbelen en voorlezen. Doch de gezondheid van Lady Ennisley had in den laatsten tijd veel gêleden en haar zenuwgestel was erg geschokt. Soms praatte Patly te lang of te hard of was zij zoozeer in het verhaal, dat zij voorlas, verdiept, dat zij niet eens zag, hoe vermoeid haar moeder was. Een anderen keer weetgierig als zij e was vroeg zij zóóveel over "West-Indische I za' 3e weer m 3e bedje leggen en even vogels, bloemen of vlinders, dat de arme Lady een *,as Port voor ie halen/' zei zij, want zij Ennisley hoofdpijn kreeg van het antwoorden zadat ^et dappere kind bijna flauw viel. op al haar vragen. Als Patty haar de medicij- raoesl eenige weken blijven liggen, lien moest aangeven, stond zij haastig op, doch 'i had naar voet, zooals de dokter^zei „leelijk wierp dan dikwijls iets op den grond of An 1""" x%nA morste roet de medicijnen. Al deze dingen maakten, dat Lucie met haar zacht stemmetje en kalme bewegingen een betere helpster In de ziekenkamer was. Alle nichtjes en neefjes hielden van de vriendelijke Tante uit de West, die zoo'n groote reis gemaakt had en Patty was niet weinig trotsch op haar Moedertje. Kerstmis kwam en ging weer voorbij en het Nieuwe Jaar had zijn intrede gedaan. Het kleine broertje had tot groote vreugde van Bridget zijn eerste tandje. Zijn zusje was nog niet zoo ver, doch de belde kleintjes waren lastig en de arme moeder, die reeds meer dan één kindje op dien leeftijd verloren had, maakte zich erg ongerust Op een middag was Tante Hilda weggeroe pen om in het dorp haar hulp te verleenen: Een arm kind had zich erg gebrand. Patty en Lucie hadden thee gedronken bij Lady Ennisley, die hun van West-Indische bloemen en vogels vertelde: van de slanke kokospalmen, die langs de blauwe zee ston den en van de pracht van een kokosbosch 1 scneura v/: met zijn rijken hladerenschat en heerlijke priel door mijn slordigheid. Maar nu ik zie, schaduw. De kinderen vonden het heerlijk hoeveel plezier ik Moeder doe, als ik er netjes naar de beschrijving van al dat moois tc uh7.ie, ga ik er zelf ook om geven. Het eerste, luisteren, doch toen zij dachten aan Tante wa* mij ernstig deed verlangen mijn ongc- Hilda's waarschuwing, de zieke vooral niet ^uld *e overwinnen, was Arthurs val. Heat verstuikt" en de zwarte kous had de wond doen ontsteken, hoewel zij het bloeden ge stelpt had. k Niet dan lang daarna hoorde haar moeder de heclc geschiedenis en hoe leelijk haar \*oet er uitgezien had. Patty zei alleen: „Het was mijn eigen schuld, Moeder. Juf had mij vroeger al eens verboden van de steenen af te springen." Oom Arthur noemde haar een kleine heldin en haar neefjes en nichtjes deden hun best Patty's gevangenschap zoo gezellig mogelijk te maken. Wat dezen tijd het allerprettigst maakte, was een bezoek van Tante Hester een tante van Moeder. Zij was een lieve, oude Jame met vriendelijke oogen on kon zoo vroolijk en gezellig vertellen. Wat waren het heerlijke uurtjes, die Patty met haar doorbracht, .veris in een vertrouwelijk schemeruurtje sprak zij over haar bijnaam. „Ik wil zoo graag geduldig worden," zei zij. „Vroeger kon het mij heelemaal niet sche len, of mijn haar slordig zat on mijn jurk ge scheurd was en deed ik Tante Kade veel ver- waarschuwing van moeder meestal beleeken- de, dat ze iets gevonden had, wat opgegeten kon worden. Maar soms betcekende het roepen van moe der eenvoudig, dat de kuikentjes bij haar moesten komen, omdat zc wal ver weggeloo- pen waren. Moeder was altijd erg hang voor een onge luk en daaraan dachten de kuikens nog heel niet. Die Piep cn Miep waren een paar baas jes, echte waaghalzen. En Siep begon ook al zoo te worden, maar Pöcp cn Miep, dat was toch al heel erg. Ze liepen soms een heel eind ver weg eD luisterden niet, als moeder riep. Foei! „Ga je mee Piep?" vroeg Miep. „Waarheen?" M' „Achter de wortels!" „Bat's goed!" antwoordde Piep en ze schar relden tusschen het wortelloof door en kwa men toen op een smal paadje. Aan het eind van het paadje stond een aal- bessenstruik. Daar gingen ze even onder ■staan. Miep keek heel toevallig omhoog. „Ik zie wat," zei hij. „Waar?" vroeg Piep. „Rechl boven me; het zakt naar beneden." „Dat is een spin," antwoordde Piep, die wel drie kwartier ouder was dan Miep en dus ook veel meer wist. „Is een spin lekker?" vroeg Miep. „Nou, dat beloof ik je." Ze keken aandachtig naar de bewegingen van de spin, die aan een draad hing en tzicb langzaam liet zakken. ,,'t Is m ij n spin," beweerde Miep, „Kun je begrijpen!" „Ik zag 'm toch het eerst!" „Jo wist niet eens, dat het een spin was; wat praat je toch! Ik zag 'm net zoo gauw." .Niet waar, Piep; 't is mijn spin," hield Miep vol-en hij ging vlak onder de spin slaan met zijn snavel wijd open. Nu begreep Piep, dat hij andere maatrege len moest nemen. „Miep, 't is mijn spin en als jo niet op zij gaat, zal ik je riep Piep en op zelfde oogenblik kreeg Miep een vreeselijken pik in zijn linkervleugel. „Dat is valschschreeuwde Miep, die zoo'n aanval niet verwacht had. Met klappende vleugels en wijd geopenden snavel vloog hij op Piep af, die van schrik achteruit liep en eerst bij den volgenden bessenstruik stil bleef staan. En toen ontstond daar een vreesclijke vecht partij. 't Was maar: pik!-pik!-pik! en de meest© pikken waren goed raak. Siep liep toevallig op het paadje bij de wortels en k^vam bij den eesten bessenstruik. „Kijk, dat is een mooi spinnetje, en ik kan er net hij", zei Siep en hap binnen was de spin. Toen hoorde hij lawaai en hij liep door naar den volgenden bessenstruik, waar Piep en Miep nog steeds aan het vechten waren. „Wat doen jullie daar?" vroeg Siep. „Piep wil m ij n spin hebben", riep Miep. ,/t Is m ij n spin net zoo goed", schreeuwde Piep. „Welke spin bedoel je?" vroeg Siep. „Die daar aan dien anderen bessenstruik hangt", antwoordde Piep. „Zoo'n bruin spinnetje?" „Ja!" „Die zit al lang in mijn buikje," lachte Siep. Toen had je die gezichten van Piep en Miep eens moeten zien. Daarvoor hadden ze nu zoo gevochten! .JCokkokkokkok, kokkokkokkok!" Daar kwam moeder aanhollen. „Ondeugende bengels, hoor je niet dat ik roep. En wat zie je er uit; al je mooie veertjes in de war. Vooruit naar 't hok." Piep en Miep spraken geen woord en lie pen op een draf naar "huis. „Hadden we de spin maar eerlijk gedeeld, Piep", zei Miep den volgenden dag. „Dat zullen we op een anderen keer doen, Miep," antwoordde Piep. Ze hadden dus wel iets geleerd. Van alles wat. Het oudste Nieuwsblad. ,Zou men, dit oude courantje lezende, niet mcenen zaken te vernemen, die heden of gisteren zijn voorgevallen?" vragen een paar oude Nederlandsche Dagbladen, waaruit we dit bericht overnamen, aan zijne lezers. Een dure viool. Graaf Von Trautmansdorf, die Opper-stal- meester van den Duitschen Keizer Karei VI was, kocht van den wereldberoemden muziek-instrument-maker. Jakob Steiner, eene zijner violen op de volgende voorwaarden. Zes en zestig Karls d'or (gouden Kareis) ont ving hij terstond en dan levenslang een goed middagmaal en leder jaar een nieuw kleed met gouden tressen. Verder alle jaren twee vaten bier, vrije woning met vrij vuur en licht benevens twaalfhonderd gulden te beta len in maandelijksche termijnen. Wanneer Steiner huwde, zou hij bovendien ieder jaar zooveel hazen krijgen, als hij hebben wilde, benevens twaalf manden fruit voor zichzelven en even zooveel voor zijne min bij wie hij in woonde. Jacob Steiner leefde na het sluiten van dien zonderlingen handel nog zestien jaar, zoodat ten slotte de viool aan den Graaf niet minder dan twintigduizend gulden kostte. Oe proef op de som. Toen Dom Pedro nog Keizer van Brazilië was, heeft hij verscheidene malen Europa cn ook ons land bezocht, en op die reizen gaf hij oogen en ooren zeer goed den kost. Al wat hij in de Oude wereld dan zag of hoorde wat blijkbaar goed was, trachte hij dan in zijn keizerrijk in te voeren. Vandaar dat Brazilië onder zijne langdurige regeering groote vorderingen maakte op hel gebied der beschaving. Een eigenaardig staaltje van 's Keizers doen en laten is zeker wel het vol gende. Men had hem in kennis gesteld met eene nieuwe soort van locomotief, die een werktuig bezat, om den trein op een gegeven oogenWik bijna dadelijk te doen stoppen. De Keizer schafte zich voor zijn eigen trein zulk eene locomotief aan en begaf er zich kort daarna mede op reis. Maar onderwijl de trein in zijne snelste vaart was, zag de ingenieur, die den trein bestuurde, plotseling op betrek kelijk korten afstand een verbazend groot rotsblok op de rails liggen. Met alle krachten bracht hij het rem-toestel in werking en vóór dat men bij het blok was, stond de trein stil. Terstond begaven zich eenige mannen uit den trein om het blok met hefboomen te ver wijderen. Maar wat stonden ze vreemd te kijken, toen ze aan het werk gingen en het rotsblok reeds bij de kleinste beweging zagen verschuiven! Men ging aan het onderzoeken en bevond, dat het rotsblok heel kunstig uit karton vervaardigd en daar nedergelegd was, zooals men van Dom Pedro zelf hoorde, op bevel van den Keizer, die de deugdzaamheid van het rem-toestel op de proef wilde stellen. Wat van de voormalige Bruggenaars. Eene der oudste steden van het koninkrijk België is zeker wel Brugge. Sommige ge schiedschrijvers beweren dat deze stad reeds in 287 bestond en dat toen Sint Chrysolus er het Christendom predikte en stierf. Maar niet alleen is Brugge hekend door hare oudheid, vooral is zij beroemd door hare rijkdom, hare weverijen en haren uitgebreiden handel. Een en ander willen wc vermelden om dit aan te toonen. De kanalen, die haar rechtstreeks met de zee verbonden, waren toen beter dan tegen woordig. De verzanding van het Zwin, dat eertijds een diep vaarwater was, heeft daar toe veel bijgedragen. Hoe groot de zeehandel was, blijkt hieruit, dat in 1486 op éénen dag honderdveertig vreemde schepen binnen hare muren kwamen. Kooplieden van alle natiën doorkruisten de straten. Pakhuizen en maga zijnen stonden op en tegen elkander en de kooplieden van niet minder dan zeventien koninkrijken bouwden binnen deze stad hunne vorstelijk ingerichte woningen. Om den handel gemakkelijker te maken, werd er een groot gebouw gesticht, waar dagelijks de kooplieden van dertien natiën bij elkander kwamen. Dit was dus de eerste Beurs. De fabrieken cn weverijen waren zoo talrijk, dat men op de uren, dat het werkvolk van het te vermoeien, gingen zij de kamer uit Patty was ditmaal werkelijk de eerste, die hieraan dacht, al had zij nog graag heel veel meer gehoord. Juf kwam nu binnen om bij Lady Ennisley te blijven, totdat de tweelingen ingeslapen zouden zijn en Bridget haar plaats zou in nemen, kolonel Eliot en zijn vrouw waren dien dag uit eten. De meisjes leerden hun lessen voor den vol genden dag en daar het weer voor Maart bui tengewoon zacht was, mochten zij nog even In den tuin loopen. Kolonel Eliot, die een groot liefhebber van bloemen was, had aan den eenen kant van den tuin een hoop steenen laten aanleggen. Deze moesten rotsen voor stellen en er zouden allerlei bloemen tussAen geplant worden. Daar er nu alleen nog maar mos tuschen de steenen groeide, was Patly er bovenop geklauterd, weldra gevolgd door Charlie en Connie. Zij leverden een veldslag en moesten ©cn fort verdedigen. Toen het tiid was om naar binnen te gaan, moest Juf hen tweemaal roepen en zelfs toen kwam Patty nog niet dadelijk, want zij had een verhaal In baar hoofd van een vluchteling en zij wilde dit eerst uitspelen. Eindelijk, toen zij een rijtuig hoorde aan komen, sprong zij van het hoogste punt af. Doch zij scheurde haar jurk a'ark een voor uitstekenden steen en bezeerde haar voet. Zij viel natuurlijk en kon een kreet vdn pijn niet inhouden, toen zij opstond. Maar zij was zoo bang, dat iemand in het rijtuig haar zien zou, dal zH zoo gauw mogelijk door de achter* daar niet van gehoord? O, wat lief van Tante Katel Maar dan zal ik het u zelf vertellen, Tante." Allen waren het er over eens, dat Patty op den vaond, dat zij haar voet verstuikt had, een bewijs van groot geduld geleverd had. Oom en Tante Eliot en Tante Hilda prezen haar geduld en de jongens legden de belofte af, haar nooit meer „Juffertje Ongeduld" te noemen. Toen haar moeder de ware toe dracht der zaak vernam, straalde haar ge zicht van vreugde over de groote overwin ning, die haar kind behaald had. Dit was echter niet de eenige vreugde op den Rozenhof. Een tweede was, dat Lady Ennisley, dank zij de goede zorgen van haar zusters veel sterker werd en ten derde kwam vóór het eind van het jaar Lord Ennisley in Engeland en had Patty dus haar geheele familie bij zich. Hoe innig-verheugd was zij, toen zij haar vader hoorde zeggen: „Nu verdient onze lieveling haar naam, zij heeft een bewijs van groot geduld geleverd!" EINDE. Voor de kleintjes. Van twee domme kuikens. door F. J. iHOi rMAN. De oude kip liep met haar tien kuikentjes in den tuin dn. het zonnetje. „Kokkokkokkok, kokkokkokkoik," zei ze tel kens, en dan draaiden d© kuikentjes naar moeder toe. want ze wighen wel, dat deze werk kwam of er heenging, zich nauwelijks Hij is niet nieuwsgierig, maar weet graag door de straten kon bewegen. Dat er bij zoo- alles," zegt een oud spreekwoord en als men veel welvaart ook veel weelde cn pracht dat toepast op een ander, vergeet men zoo hecrschten, is natuurlijk. Scharlaken, fluweel lichtelijk, dat men goed bekeken, zelf ioch ook in alle kleuren met goud en zilver gebor- wel een weinig nieuwsgierig is. Ik geloof zoo duurd, schitterende edelgesteenten; parelen, dat dit eene eigenschap van alle menschen is. Van die eigenschap maken velen gebruik om wat te verdienen. Zij verzamelen allerlei raedcdeclingcn van lictgcen in het Vaderland en daar builen gebeurt, laten dat drukken en verkoopen dat gedrukte nieuws. Wanneer dat drukken op geregelde tijden geschiedt, krijgt zulk een papier met nieuws'den naam „Nieuwsblad" ook wel van „Courant." Maar reeds eer de drukkunst bekend was, be stonden zulke nieuwsbladen. Het oudste, dat men kent, verscheen in Rome en men heeft nog één exemplaar ervan. Het heet in goed Nederlandsch: „Wat het Romeinsche |Volk dagelijks overkomt," en Met blad zelf is van het jaar 168 v. C. Een deel van den inhoud vertaald, luidt aldus: „29 Maart. De Consul Livinus heeft heden de regeering waargenomen. Een hevig onweder brak heden los. De bliksem sloeg even na den middag in eenen cikeboom in de nabijheid van den heuvel Velius, en spleet I hem in verscheidene stukken. In de her berg „De Beer," bij den heuvel Janus, heeft eene vechtpartij plaats gehad. Dc herbergier is zwaar gewond. Titinius heeft de slagers, die het vleesch houwen, veroordeeld, wijl ze het volk vleesch verkochten, dat niet vooraf gekeurd was. De boelen zijn gebruikt ten bate van eenen te bouwen tempel. De wisselaar Ausidius, wiens kantoor „Het schild van een Cimber" tot uithangbord heeft, heeft zich met eene belangrijke som gelds uit de voeten ge maakt. Men heeft hem achtervolgd en gevat. Al het medegenomen geld had hij nog bij zich. De Pretor Fontejus heeft hem veroordeeld tot onmiddellijke teruggave van het geld aan hen, die het bij hem gestort hadden. De rooverhoofdman Dennephon, door den Legaat Nerva gevangen genomen, is heden gekrui sigd. De Kartliaagsche vloot is heden de haven van Ostia binnengeloonen." gouden en zilveren sieraden, kunstig bewer& te kant, dat alles zag men dag aan dag door de straten dragen. En was het eens feest, of deed een vorstelijk persoon er zijnen intocht dan ging dc pracht, die men tentoon spreidde, alle beschrijving te boven. Toen Filips de Schoone met zijne Gemalin Johanna van Navarra zijnen intocht binnen deze stad hield, vereerden de Bruggenaars hem met eene lijf. wacht van honderdzestien ruiters, die allen zoowel als hunne paarden op het schitlereodsl uitgedost waren. Bij die gelegenheid kleedden de Brugsche dames zich zóó schitterend aan, dat Johanna van Navarra tot haren Gemaal zeide: „Ik dacht hier alleen Vorstin te xijn cn ik zie er honderden." Bij gelegenheid van een steekspel, dat door Graaf Jan II gegeven werd, verscheen ook Simon van Aertrijclce, Burgemeester vaq Brugge, met eenige leden van de regeering. Met opzet of zonder erg, dat weet men niet, had men vergeten kussens te leggen op de zetels der Brugsche Heeren. Op andere stoe len lagen die kussens wel. De Bruggenaars wisten er evenwel raad op. Zij deden hunne prachtige mantels af, vouwden ze op en gin gen daarop zitten. Toen het steekspel afge* loopen was, stonden zc op, lieten hunne man tels liggen en verwijderden zich. „Hei, Heeren," riep een der aanwezigen, „gii vergeet uwe mantels!" Simon van Aertrijclce keek den man aan en zeide op trotschen toon: „Wij, Vlamingen hebben de gewoonte niet om onze kussens mede te nemen." Lente. Op een moolen lentemorgen zat klcjn Lientje in de wei; alles om haar heen was vroolijk, daarom was ook z ij zoo blij. Daar kwam Fritsjc aangesprongen, vroolijk zei hij: „hoor eens Lien, 'k lieb daar in die gindsche weide mooie bloemetjes gezien. Wil je T hebben? 'k zal ze dan wel daad'lijk voor je plukken gaan, 'k weet "daar ©ereprijs, kamille, koekoeksbloemen, pijpkruid staan." „Graag," zei Lientje, weg sprong Frits weer, plukte bloemen, o zooveel, boterbloemen, madeliefjes, ganzebloemen, wit en geel.. En nog heel veel and're soorten plukte Frits en bracht z' aan Lien, „dank je," zei ze, „zóóveel bloemen heb ik nooit bijeen gezien." E. D. v. M. Het Geheimpje. Net even is Moeder de lcamer uit, Of Miesje, die kleine, looze guit. Springt naar de kast En deel zich. te gast Aan een hapje lekkere suiker. Moeder komt weder En buigt zich terneder Over haar meiske klein. Zij denkt: „Er moet iets met haar zijn," Want 't moedoroog, dat alles ziet, Ontgaat 't bedremmeld snuitje niet. Zij zegt: ,,Toe, lieve, kleine poes, Vertel 't maar gerust aan Moes Je hebt, geloof 'k, iets stouts gedaan. Ik zag het je al daad'lijk aan." Halsstarrig schudt zij echter 't kopje En speelt heel ijv'rig met haar popje. Maar 's avonds, bij 't naar bed toe gaan. Voelt Moes twee armpjes om zich slaan. En hortend, met een vuurrood toetje Zegt 't kleintje: ,.Ja, het was zoo, Moetje.1 R. B. Wie kan dat oplossen 7 Vader brengt een zekor aantal appels me« welke zijn vier kinderen mogen verdeelen, ab ze goed rekenen kunnen. Karei krijgt één derde er van en nog i appel. Marie krijgt één derde van de rest -f appel. Jan krijgt weer één derde van die rest appel. Voor *t kleine zusje blijven er twee over» Hoeveel appels waren er, hoeveel krijgt ieder en is 't noodig enkele appels door f snijden? Liesje wil gaan dwalen; „juffrouw warrelwind" noemen haar de zusjes z'is zoo'n woelig kind! Stil «zijn vindt ze vreeslijk; 't luieren op de wei zooals Miep en Jo doen, o, daar schreit zliaast bij. Hupp'lcn wil ze, draven heel den langen dag en ze wordt verdrietig, «Is 't niet altijd mag. Toe f ga mee Spelen beide zusjes rustig met de.pop zij's te ongedurig, springt bij 't minste op. Kom nu, Miep en Jo'tje, k wijs je gauw den weg 'k weet waar klokjes groeien, mooie blauwe, zeg! Zullen we die plukken? nee, blijf nu niet hier met ons drietjes hebben wil tocht 't meest plezier!

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 8