Q0013 de Heci^d.
deur naqr binnen ging. Het dokterskoelsje
stond voor hel huis. Zij "wachtte, totdat zij
hel zag wegrijden.
Aan tat'cl kon Patty het haast niet uithou
den van de pijn aan haar voet, maar zij zei
niets. Daarna strompelde zij naar de kamer
van haar moeder. Zij kwam de oude Bridget
bij de deur tegen. Haar oogen waren niet best
meer en het was ook al donker in de gang,
zoodat zij niet zag, dat Patty hinkte. Boven
dien was zij van geheel andere dingen ver
vuld.
„St, wees heel stil, Patty," fluisterde zij. „De
dokter vindt je moeder vanavond bijzonder
zwak. Maak haar alsjeblieft niet wakker, zij
is net ingeslapen."
Patty sloop naar binnen, kleedde zich met
veel moeite uit en knielde, hoeveel pijn zij
ook had, voor haar ledikant om haar gebedje
op tc zeggen.
Zij bad om kracht zich stil te houden en ge
duldig de pijn te verdragen, zoodat zij haar
moeder niet wakker zou maken. Terwijl zij
opstond, klemde zij haar lippen op elkaar
van de pijn. Toen zij haar kous uittrok, zag
zij, dat haar voet gezwollen was en bloedde.
Zij bond haar kous er stijf omheen. Zij had
Tante Hilda wel eens hooren zeggen, dat het
altijd het beste was dit met een zakdoek te
doen, doch daar zij deze niet vinden kon,
nam zij haar kous maar. Haar moeder be
woog zich even en rillende van pijn kroop
Patty in bed.
"Wat duurden de uren, die* nu volgden,
vreeselijk langl Als zij maar wist, of Tante
Hilda al thuis was gekomen. Doch als zij ging
kijken, zou het leven haar moeder wakker
maken, want zij kon alleen maar hinken. Brid
get kwam eens kijken, doch daar het muisstil
in de kamer was, ging zij weer weg, vóór de
arme Patty haar eenig teeken kon geven.
De pijn in haar voet werd zóó erg, dat zij
zich op de lippen moest bijten en zich zelf
knijpen, om het niet uit te gillen. Zij probeer
de zich allerlei voorbeelden van heldhaftig
heid te binnen te brengen. Gelukkig liet haar
geheugen haar niet in den steek. Steeds
ernstiger werd haar gebed: „O God, geef mij
geduld, dat ik het uithoud."
Tante Hilda was reeds eenigen tijd geleden
thuisgekómen, hoewel zij veel langer wegge
bleven was dan zij aanvankelijk gedacht had.
Toen zij hoorde, dat het in Lady Ennisley's
kamer heel stil was dat zij en Patty rustig
sliepen ging zij er niet binnen, vóór zij
naar bed ging.
Toen gaf Patty haar allerlei teekens en
fluisterde:
„O Tante, mijn voet doet zoo'n pijn. Ik heb
heelemaal niet kunnen slapen, maar ik heb u
niet willen roepen om Moeder niet wakker
te maken."
Tante Hilda tilde- Patty uit bed en nam
haar mee naar haar eigen kamer, waar zij
den armen, bezeerden voet, die nu nog veel
meer gezwollen was, waschte en verbond.
„Ik heb zoo mijn best gedaan om het uit te
houden, Tante, het was heelemaal mijn
eigen schuld. Maar gelukkig, dat Moeder
rustig bleef doorslapen. Hé, Ik wou, dat ik
wist, waar mijn zakdoek was."
Tante Hilda gaf haar een schoonen zakdoek
en er waren tranen in haar oogen, toen zij
Patty kuste.
„Je bent heel geduldig geweest, lieveling.
Juffertje (Sï!g"ïf5uïd.
Naar het Engelsch van F. S. HOLLINGS.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK V.
(Slot.)
Een yerstuikte voet en zijn
gevolgen.
Patty, „Juffertje Ongeduld", zooals haar
neefjes haar plagend noemden kende geen
grooter genot dan uren stil bij haar moeder
te zitten of <le tweelingen zoet te houden.
Kleine Lily, tot nu toe de baby, werd bij
haar eigen naam genoemd en schudde haar
krullehol, als iemand „Baby" zei. Ze praatte
heel wijs en beschermend over „de kleintjes".
Oude Bridget verloor haar lievelingen geen
oogenblik uit het oog, al mochten de grootere
kinderen hen wel eens een oogenblikje vast
houden. Zij zag er heel eigenaardig uit met
haar hooge wit-linnen muts, haar stijve,
ouderwetsche japon cn neteldoekschen zak
doek, die om haar hals In ccn driehoek was
gevouwen. Zij was Lord Ennisley's eigen kin
dermeid geweest en hij noch zijn vrouw zou
den, zoolang zij leefden, öoit van haar willen
scheiden. Zij wisten, dat het haar hart zou
breken „de familie", zooals zij hen noemde,
tc moeten verlaten. D e familie waren zij voor
haai-; „de alleroudste in het oude Ierland"
placht zij te zeggen.
Arthur was al weer lang heelemaal beter.
Hel eenige spoor van zijn val was een klein
litleeken op zijn blank voorhoofdje. Patty
voelde altijd Iets als een verwijt, als de blonde
krul, die dit bedekte, op zij schoof. Zij kon
er soms een kus op drukken met de bede voor
ongeduld behoed te worden en met een ge
voel van groote dankbaarheid, dat hij geheel
hersteld was.
liet zou een heel gelukkige winter zijn ge
weest, als men zich maar niet ongerust had
behoeven te maken over de gezondheid van
Lady Ennislcv. Daar Patty nog heelemaal een
kind was, raakte zij gewend aan de verande
ringen in het uiterlijk en de bewegingen van
haar lieve moeder. Doch haar tantes en
vooral Tante Hilda, die als verpleegster haar
zuster veel diensten bewees, maakten zich
dikwijls heel ongerust.
Er was voor Patty een bed opgeslagen in
de kamer van haar moeder, terwijl Tante
Hilda in de kinderkamer sliep. De Rozenhof
was natuurlijk geheel bezet, en Lady Ennisley
vond het heerlijk haar dochtertje, van wie
zij zoo lang gescheiden was geweest, bij zich
te hebben, hoewel mevrouw Eliot dacht, dat
het misschien beter was, als Tante Hilda bij
haar zuster sliep.
Patty vond hel heerlijk allerlei kleinig
heden voor haar moeder te mogen doen en
hield haar dikwijls aangenaam bezig door
haar babbelen en voorlezen.
Doch de gezondheid van Lady Ennisley
had in den laatsten tijd veel gêleden en haar
zenuwgestel was erg geschokt. Soms praatte
Patly te lang of te hard of was zij zoozeer
in het verhaal, dat zij voorlas, verdiept, dat
zij niet eens zag, hoe vermoeid haar moeder
was. Een anderen keer weetgierig als zij e
was vroeg zij zóóveel over "West-Indische I za' 3e weer m 3e bedje leggen en even
vogels, bloemen of vlinders, dat de arme Lady een *,as Port voor ie halen/' zei zij, want zij
Ennisley hoofdpijn kreeg van het antwoorden zadat ^et dappere kind bijna flauw viel.
op al haar vragen. Als Patty haar de medicij- raoesl eenige weken blijven liggen,
lien moest aangeven, stond zij haastig op, doch 'i had naar voet, zooals de dokter^zei „leelijk
wierp dan dikwijls iets op den grond of An 1""" x%nA
morste roet de medicijnen.
Al deze dingen maakten, dat Lucie met
haar zacht stemmetje en kalme bewegingen
een betere helpster In de ziekenkamer was.
Alle nichtjes en neefjes hielden van de
vriendelijke Tante uit de West, die zoo'n
groote reis gemaakt had en Patty was niet
weinig trotsch op haar Moedertje.
Kerstmis kwam en ging weer voorbij en
het Nieuwe Jaar had zijn intrede gedaan. Het
kleine broertje had tot groote vreugde van
Bridget zijn eerste tandje. Zijn zusje was nog
niet zoo ver, doch de belde kleintjes waren
lastig en de arme moeder, die reeds meer dan
één kindje op dien leeftijd verloren had,
maakte zich erg ongerust
Op een middag was Tante Hilda weggeroe
pen om in het dorp haar hulp te verleenen:
Een arm kind had zich erg gebrand.
Patty en Lucie hadden thee gedronken bij
Lady Ennisley, die hun van West-Indische
bloemen en vogels vertelde: van de slanke
kokospalmen, die langs de blauwe zee ston
den en van de pracht van een kokosbosch 1 scneura v/:
met zijn rijken hladerenschat en heerlijke priel door mijn slordigheid. Maar nu ik zie,
schaduw. De kinderen vonden het heerlijk hoeveel plezier ik Moeder doe, als ik er netjes
naar de beschrijving van al dat moois tc uh7.ie, ga ik er zelf ook om geven. Het eerste,
luisteren, doch toen zij dachten aan Tante wa* mij ernstig deed verlangen mijn ongc-
Hilda's waarschuwing, de zieke vooral niet ^uld *e overwinnen, was Arthurs val. Heat
verstuikt" en de zwarte kous had de wond
doen ontsteken, hoewel zij het bloeden ge
stelpt had. k
Niet dan lang daarna hoorde haar moeder
de heclc geschiedenis en hoe leelijk haar \*oet
er uitgezien had.
Patty zei alleen: „Het was mijn eigen
schuld, Moeder. Juf had mij vroeger al eens
verboden van de steenen af te springen."
Oom Arthur noemde haar een kleine heldin
en haar neefjes en nichtjes deden hun best
Patty's gevangenschap zoo gezellig mogelijk te
maken.
Wat dezen tijd het allerprettigst maakte,
was een bezoek van Tante Hester een tante
van Moeder. Zij was een lieve, oude Jame
met vriendelijke oogen on kon zoo vroolijk en
gezellig vertellen. Wat waren het heerlijke
uurtjes, die Patty met haar doorbracht, .veris
in een vertrouwelijk schemeruurtje sprak zij
over haar bijnaam.
„Ik wil zoo graag geduldig worden," zei
zij. „Vroeger kon het mij heelemaal niet sche
len, of mijn haar slordig zat on mijn jurk ge
scheurd was en deed ik Tante Kade veel ver-
waarschuwing van moeder meestal beleeken-
de, dat ze iets gevonden had, wat opgegeten
kon worden.
Maar soms betcekende het roepen van moe
der eenvoudig, dat de kuikentjes bij haar
moesten komen, omdat zc wal ver weggeloo-
pen waren.
Moeder was altijd erg hang voor een onge
luk en daaraan dachten de kuikens nog heel
niet. Die Piep cn Miep waren een paar baas
jes, echte waaghalzen. En Siep begon ook al
zoo te worden, maar Pöcp cn Miep, dat was
toch al heel erg.
Ze liepen soms een heel eind ver weg eD
luisterden niet, als moeder riep. Foei!
„Ga je mee Piep?" vroeg Miep.
„Waarheen?" M'
„Achter de wortels!"
„Bat's goed!" antwoordde Piep en ze schar
relden tusschen het wortelloof door en kwa
men toen op een smal paadje.
Aan het eind van het paadje stond een aal-
bessenstruik. Daar gingen ze even onder
■staan. Miep keek heel toevallig omhoog.
„Ik zie wat," zei hij.
„Waar?" vroeg Piep.
„Rechl boven me; het zakt naar beneden."
„Dat is een spin," antwoordde Piep, die
wel drie kwartier ouder was dan Miep en
dus ook veel meer wist.
„Is een spin lekker?" vroeg Miep.
„Nou, dat beloof ik je."
Ze keken aandachtig naar de bewegingen
van de spin, die aan een draad hing en tzicb
langzaam liet zakken.
,,'t Is m ij n spin," beweerde Miep,
„Kun je begrijpen!"
„Ik zag 'm toch het eerst!"
„Jo wist niet eens, dat het een spin was;
wat praat je toch! Ik zag 'm net zoo gauw."
.Niet waar, Piep; 't is mijn spin," hield
Miep vol-en hij ging vlak onder de spin slaan
met zijn snavel wijd open.
Nu begreep Piep, dat hij andere maatrege
len moest nemen.
„Miep, 't is mijn spin en als jo niet op zij
gaat, zal ik je riep Piep en op zelfde
oogenblik kreeg Miep een vreeselijken pik in
zijn linkervleugel.
„Dat is valschschreeuwde Miep, die zoo'n
aanval niet verwacht had. Met klappende
vleugels en wijd geopenden snavel vloog hij
op Piep af, die van schrik achteruit liep en
eerst bij den volgenden bessenstruik stil bleef
staan.
En toen ontstond daar een vreesclijke vecht
partij. 't Was maar: pik!-pik!-pik! en de
meest© pikken waren goed raak.
Siep liep toevallig op het paadje bij de
wortels en k^vam bij den eesten bessenstruik.
„Kijk, dat is een mooi spinnetje, en ik kan
er net hij", zei Siep en hap binnen was
de spin.
Toen hoorde hij lawaai en hij liep door
naar den volgenden bessenstruik, waar Piep
en Miep nog steeds aan het vechten waren.
„Wat doen jullie daar?" vroeg Siep.
„Piep wil m ij n spin hebben", riep Miep.
,/t Is m ij n spin net zoo goed", schreeuwde
Piep.
„Welke spin bedoel je?" vroeg Siep.
„Die daar aan dien anderen bessenstruik
hangt", antwoordde Piep.
„Zoo'n bruin spinnetje?"
„Ja!"
„Die zit al lang in mijn buikje," lachte Siep.
Toen had je die gezichten van Piep en
Miep eens moeten zien. Daarvoor hadden ze
nu zoo gevochten!
.JCokkokkokkok, kokkokkokkok!"
Daar kwam moeder aanhollen.
„Ondeugende bengels, hoor je niet dat ik
roep. En wat zie je er uit; al je mooie veertjes
in de war. Vooruit naar 't hok."
Piep en Miep spraken geen woord en lie
pen op een draf naar "huis.
„Hadden we de spin maar eerlijk gedeeld,
Piep", zei Miep den volgenden dag.
„Dat zullen we op een anderen keer doen,
Miep," antwoordde Piep.
Ze hadden dus wel iets geleerd.
Van alles wat.
Het oudste Nieuwsblad.
,Zou men, dit oude courantje lezende, niet
mcenen zaken te vernemen, die heden of
gisteren zijn voorgevallen?" vragen een paar
oude Nederlandsche Dagbladen, waaruit we
dit bericht overnamen, aan zijne lezers.
Een dure viool.
Graaf Von Trautmansdorf, die Opper-stal-
meester van den Duitschen Keizer Karei VI
was, kocht van den wereldberoemden
muziek-instrument-maker. Jakob Steiner, eene
zijner violen op de volgende voorwaarden.
Zes en zestig Karls d'or (gouden Kareis) ont
ving hij terstond en dan levenslang een goed
middagmaal en leder jaar een nieuw kleed
met gouden tressen. Verder alle jaren twee
vaten bier, vrije woning met vrij vuur en
licht benevens twaalfhonderd gulden te beta
len in maandelijksche termijnen. Wanneer
Steiner huwde, zou hij bovendien ieder jaar
zooveel hazen krijgen, als hij hebben wilde,
benevens twaalf manden fruit voor zichzelven
en even zooveel voor zijne min bij wie hij in
woonde. Jacob Steiner leefde na het sluiten
van dien zonderlingen handel nog zestien
jaar, zoodat ten slotte de viool aan den Graaf
niet minder dan twintigduizend gulden kostte.
Oe proef op de som.
Toen Dom Pedro nog Keizer van Brazilië
was, heeft hij verscheidene malen Europa
cn ook ons land bezocht, en op die reizen gaf
hij oogen en ooren zeer goed den kost. Al
wat hij in de Oude wereld dan zag of hoorde
wat blijkbaar goed was, trachte hij dan in
zijn keizerrijk in te voeren. Vandaar dat
Brazilië onder zijne langdurige regeering
groote vorderingen maakte op hel gebied der
beschaving. Een eigenaardig staaltje van
's Keizers doen en laten is zeker wel het vol
gende. Men had hem in kennis gesteld met
eene nieuwe soort van locomotief, die een
werktuig bezat, om den trein op een gegeven
oogenWik bijna dadelijk te doen stoppen. De
Keizer schafte zich voor zijn eigen trein zulk
eene locomotief aan en begaf er zich kort
daarna mede op reis. Maar onderwijl de trein
in zijne snelste vaart was, zag de ingenieur,
die den trein bestuurde, plotseling op betrek
kelijk korten afstand een verbazend groot
rotsblok op de rails liggen. Met alle krachten
bracht hij het rem-toestel in werking en vóór
dat men bij het blok was, stond de trein
stil. Terstond begaven zich eenige mannen uit
den trein om het blok met hefboomen te ver
wijderen. Maar wat stonden ze vreemd te
kijken, toen ze aan het werk gingen en het
rotsblok reeds bij de kleinste beweging zagen
verschuiven! Men ging aan het onderzoeken
en bevond, dat het rotsblok heel kunstig uit
karton vervaardigd en daar nedergelegd was,
zooals men van Dom Pedro zelf hoorde, op
bevel van den Keizer, die de deugdzaamheid
van het rem-toestel op de proef wilde stellen.
Wat van de voormalige Bruggenaars.
Eene der oudste steden van het koninkrijk
België is zeker wel Brugge. Sommige ge
schiedschrijvers beweren dat deze stad reeds
in 287 bestond en dat toen Sint Chrysolus er
het Christendom predikte en stierf. Maar niet
alleen is Brugge hekend door hare oudheid,
vooral is zij beroemd door hare rijkdom, hare
weverijen en haren uitgebreiden handel. Een
en ander willen wc vermelden om dit aan
te toonen.
De kanalen, die haar rechtstreeks met de
zee verbonden, waren toen beter dan tegen
woordig. De verzanding van het Zwin, dat
eertijds een diep vaarwater was, heeft daar
toe veel bijgedragen. Hoe groot de zeehandel
was, blijkt hieruit, dat in 1486 op éénen dag
honderdveertig vreemde schepen binnen hare
muren kwamen. Kooplieden van alle natiën
doorkruisten de straten. Pakhuizen en maga
zijnen stonden op en tegen elkander en de
kooplieden van niet minder dan zeventien
koninkrijken bouwden binnen deze stad
hunne vorstelijk ingerichte woningen. Om den
handel gemakkelijker te maken, werd er een
groot gebouw gesticht, waar dagelijks de
kooplieden van dertien natiën bij elkander
kwamen. Dit was dus de eerste Beurs. De
fabrieken cn weverijen waren zoo talrijk, dat
men op de uren, dat het werkvolk van het
te vermoeien, gingen zij de kamer uit
Patty was ditmaal werkelijk de eerste, die
hieraan dacht, al had zij nog graag heel veel
meer gehoord.
Juf kwam nu binnen om bij Lady Ennisley
te blijven, totdat de tweelingen ingeslapen
zouden zijn en Bridget haar plaats zou in
nemen, kolonel Eliot en zijn vrouw waren
dien dag uit eten.
De meisjes leerden hun lessen voor den vol
genden dag en daar het weer voor Maart bui
tengewoon zacht was, mochten zij nog even
In den tuin loopen. Kolonel Eliot, die een
groot liefhebber van bloemen was, had aan
den eenen kant van den tuin een hoop steenen
laten aanleggen. Deze moesten rotsen voor
stellen en er zouden allerlei bloemen tussAen
geplant worden. Daar er nu alleen nog maar
mos tuschen de steenen groeide, was Patly
er bovenop geklauterd, weldra gevolgd door
Charlie en Connie. Zij leverden een veldslag
en moesten ©cn fort verdedigen. Toen het tiid
was om naar binnen te gaan, moest Juf hen
tweemaal roepen en zelfs toen kwam Patty
nog niet dadelijk, want zij had een verhaal
In baar hoofd van een vluchteling en zij wilde
dit eerst uitspelen.
Eindelijk, toen zij een rijtuig hoorde aan
komen, sprong zij van het hoogste punt af.
Doch zij scheurde haar jurk a'ark een voor
uitstekenden steen en bezeerde haar voet. Zij
viel natuurlijk en kon een kreet vdn pijn niet
inhouden, toen zij opstond. Maar zij was zoo
bang, dat iemand in het rijtuig haar zien zou,
dal zH zoo gauw mogelijk door de achter*
daar niet van gehoord? O, wat lief van Tante
Katel Maar dan zal ik het u zelf vertellen,
Tante."
Allen waren het er over eens, dat Patty op
den vaond, dat zij haar voet verstuikt had,
een bewijs van groot geduld geleverd had.
Oom en Tante Eliot en Tante Hilda prezen
haar geduld en de jongens legden de belofte
af, haar nooit meer „Juffertje Ongeduld" te
noemen. Toen haar moeder de ware toe
dracht der zaak vernam, straalde haar ge
zicht van vreugde over de groote overwin
ning, die haar kind behaald had.
Dit was echter niet de eenige vreugde op
den Rozenhof. Een tweede was, dat Lady
Ennisley, dank zij de goede zorgen van haar
zusters veel sterker werd en ten derde kwam
vóór het eind van het jaar Lord Ennisley in
Engeland en had Patty dus haar geheele
familie bij zich.
Hoe innig-verheugd was zij, toen zij haar
vader hoorde zeggen:
„Nu verdient onze lieveling haar naam, zij
heeft een bewijs van groot geduld geleverd!"
EINDE.
Voor de kleintjes.
Van twee domme kuikens.
door F. J. iHOi rMAN.
De oude kip liep met haar tien kuikentjes
in den tuin dn. het zonnetje.
„Kokkokkokkok, kokkokkokkoik," zei ze tel
kens, en dan draaiden d© kuikentjes naar
moeder toe. want ze wighen wel, dat deze
werk kwam of er heenging, zich nauwelijks
Hij is niet nieuwsgierig, maar weet graag door de straten kon bewegen. Dat er bij zoo-
alles," zegt een oud spreekwoord en als men veel welvaart ook veel weelde cn pracht
dat toepast op een ander, vergeet men zoo hecrschten, is natuurlijk. Scharlaken, fluweel
lichtelijk, dat men goed bekeken, zelf ioch ook in alle kleuren met goud en zilver gebor-
wel een weinig nieuwsgierig is. Ik geloof zoo duurd, schitterende edelgesteenten; parelen,
dat dit eene eigenschap van alle menschen is.
Van die eigenschap maken velen gebruik om
wat te verdienen. Zij verzamelen allerlei
raedcdeclingcn van lictgcen in het Vaderland
en daar builen gebeurt, laten dat drukken en
verkoopen dat gedrukte nieuws. Wanneer
dat drukken op geregelde tijden geschiedt,
krijgt zulk een papier met nieuws'den naam
„Nieuwsblad" ook wel van „Courant."
Maar reeds eer de drukkunst bekend was, be
stonden zulke nieuwsbladen. Het oudste, dat
men kent, verscheen in Rome en men heeft
nog één exemplaar ervan. Het heet in goed
Nederlandsch: „Wat het Romeinsche
|Volk dagelijks overkomt," en Met blad
zelf is van het jaar 168 v. C. Een deel van
den inhoud vertaald, luidt aldus:
„29 Maart. De Consul Livinus heeft heden
de regeering waargenomen. Een hevig
onweder brak heden los. De bliksem sloeg
even na den middag in eenen cikeboom in de
nabijheid van den heuvel Velius, en spleet
I hem in verscheidene stukken. In de her
berg „De Beer," bij den heuvel Janus, heeft
eene vechtpartij plaats gehad. Dc herbergier
is zwaar gewond. Titinius heeft de slagers,
die het vleesch houwen, veroordeeld, wijl ze
het volk vleesch verkochten, dat niet vooraf
gekeurd was. De boelen zijn gebruikt ten bate
van eenen te bouwen tempel. De wisselaar
Ausidius, wiens kantoor „Het schild van een
Cimber" tot uithangbord heeft, heeft zich met
eene belangrijke som gelds uit de voeten ge
maakt. Men heeft hem achtervolgd en gevat.
Al het medegenomen geld had hij nog bij zich.
De Pretor Fontejus heeft hem veroordeeld tot
onmiddellijke teruggave van het geld aan
hen, die het bij hem gestort hadden. De
rooverhoofdman Dennephon, door den Legaat
Nerva gevangen genomen, is heden gekrui
sigd. De Kartliaagsche vloot is heden de
haven van Ostia binnengeloonen."
gouden en zilveren sieraden, kunstig bewer&
te kant, dat alles zag men dag aan dag door
de straten dragen. En was het eens feest, of
deed een vorstelijk persoon er zijnen intocht
dan ging dc pracht, die men tentoon spreidde,
alle beschrijving te boven. Toen Filips de
Schoone met zijne Gemalin Johanna van
Navarra zijnen intocht binnen deze stad hield,
vereerden de Bruggenaars hem met eene lijf.
wacht van honderdzestien ruiters, die allen
zoowel als hunne paarden op het schitlereodsl
uitgedost waren. Bij die gelegenheid kleedden
de Brugsche dames zich zóó schitterend aan,
dat Johanna van Navarra tot haren Gemaal
zeide: „Ik dacht hier alleen Vorstin te xijn
cn ik zie er honderden."
Bij gelegenheid van een steekspel, dat door
Graaf Jan II gegeven werd, verscheen ook
Simon van Aertrijclce, Burgemeester vaq
Brugge, met eenige leden van de regeering.
Met opzet of zonder erg, dat weet men niet,
had men vergeten kussens te leggen op de
zetels der Brugsche Heeren. Op andere stoe
len lagen die kussens wel. De Bruggenaars
wisten er evenwel raad op. Zij deden hunne
prachtige mantels af, vouwden ze op en gin
gen daarop zitten. Toen het steekspel afge*
loopen was, stonden zc op, lieten hunne man
tels liggen en verwijderden zich.
„Hei, Heeren," riep een der aanwezigen,
„gii vergeet uwe mantels!"
Simon van Aertrijclce keek den man aan en
zeide op trotschen toon: „Wij, Vlamingen
hebben de gewoonte niet om onze kussens
mede te nemen."
Lente.
Op een moolen lentemorgen
zat klcjn Lientje in de wei;
alles om haar heen was vroolijk,
daarom was ook z ij zoo blij.
Daar kwam Fritsjc aangesprongen,
vroolijk zei hij: „hoor eens Lien,
'k lieb daar in die gindsche weide
mooie bloemetjes gezien.
Wil je T hebben? 'k zal ze dan wel
daad'lijk voor je plukken gaan,
'k weet "daar ©ereprijs, kamille,
koekoeksbloemen, pijpkruid staan."
„Graag," zei Lientje, weg sprong Frits weer,
plukte bloemen, o zooveel,
boterbloemen, madeliefjes,
ganzebloemen, wit en geel..
En nog heel veel and're soorten
plukte Frits en bracht z' aan Lien,
„dank je," zei ze, „zóóveel bloemen
heb ik nooit bijeen gezien."
E. D. v. M.
Het Geheimpje.
Net even is Moeder de lcamer uit,
Of Miesje, die kleine, looze guit.
Springt naar de kast
En deel zich. te gast
Aan een hapje lekkere suiker.
Moeder komt weder
En buigt zich terneder
Over haar meiske klein.
Zij denkt: „Er moet iets met haar zijn,"
Want 't moedoroog, dat alles ziet,
Ontgaat 't bedremmeld snuitje niet.
Zij zegt: ,,Toe, lieve, kleine poes,
Vertel 't maar gerust aan Moes
Je hebt, geloof 'k, iets stouts gedaan.
Ik zag het je al daad'lijk aan."
Halsstarrig schudt zij echter 't kopje
En speelt heel ijv'rig met haar popje.
Maar 's avonds, bij 't naar bed toe gaan.
Voelt Moes twee armpjes om zich slaan.
En hortend, met een vuurrood toetje
Zegt 't kleintje: ,.Ja, het was zoo, Moetje.1
R. B.
Wie kan dat oplossen 7
Vader brengt een zekor aantal appels me«
welke zijn vier kinderen mogen verdeelen, ab
ze goed rekenen kunnen.
Karei krijgt één derde er van en nog i
appel.
Marie krijgt één derde van de rest -f
appel.
Jan krijgt weer één derde van die rest
appel.
Voor *t kleine zusje blijven er twee over»
Hoeveel appels waren er, hoeveel krijgt
ieder en is 't noodig enkele appels door f
snijden?
Liesje wil gaan dwalen;
„juffrouw warrelwind"
noemen haar de zusjes
z'is zoo'n woelig kind!
Stil «zijn vindt ze vreeslijk;
't luieren op de wei
zooals Miep en Jo doen,
o, daar schreit zliaast bij.
Hupp'lcn wil ze, draven
heel den langen dag
en ze wordt verdrietig,
«Is 't niet altijd mag.
Toe f ga mee
Spelen beide zusjes
rustig met de.pop
zij's te ongedurig,
springt bij 't minste op.
Kom nu, Miep en Jo'tje,
k wijs je gauw den weg
'k weet waar klokjes groeien,
mooie blauwe, zeg!
Zullen we die plukken?
nee, blijf nu niet hier
met ons drietjes hebben
wil tocht 't meest plezier!