„DE EEMLAN DER".
Zaterdag 23 Mei 1914.
FEUILLETON.
TANJË LUTTc.
IJ0. 276 Tweede Blad.
12" Jaargang.
Uitgevers: VALKH OFF Co
Bureau» UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
KOLONIËN.
vnr
SFOORTSCH
Hoofdredacteur: Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURQ.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f 1*00.
Idem franco por post
et g
1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.10,
Afzonderlijke nummers 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels0.50,
Elke regel meer©.ltt.
Dienstaanbiedingen 23 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
ï™1*1 ,be®riJt bestaan zeer voordeelige bepalingen
tot het herhaald advertoeren in dit Blad, by abonnoment.
Eene ciroulaire, bevattende do voorwaarden, wordt os
aanvraag toegezonden.
Kroniek
door
F. SMIT KLEINE.
Brieven. Hun inhoud. Aan
wie behoort een brief De brieven-
quaestie van „Le Figaro." Gaston
Calmette. Robert de Fiers en Al
fred Capus. „lm wunderschönen
Monat Mai." Heine en Schumann.
Lenteliederen.
Op zeker examen voor 3den klerk, aan een
met vele klerken bezette bloeiende instelling,
werd -door den directeur gevraagd: „Wat is
een brief?" En het antwoord van eend ge jon
gemannen luidde„Een stukje papier dal be
schreven wordt met .mededeelingen voor een
ander bestemd en dat gewoonlijk in een cou
vert besloten, per post aan dien ander wordt
verzonden.'' Dat was één soort van antwoord.
Een ander soort (behelsde„Een brief is een
papieren ding met een beschreven inhoud be
stemd voor een bepaalde persoon, aangeduid
op het adres.Nog een derde soort antwoor
den kenmerkte z-ich door bijzondere kortheid
„Een schriftelijke mcdedceling van A. aan B."
Eindelijk sloot een vierde soort het vraagpunt
met: „Een brief is «een hybridisch papieren
voorwerp, dat al naar zijn aard in den hemel
of in de hel brengt, gelijk minnebrieven,
schuldbrieven en brandbrieven reeds door
hun benaming aantoonden."
Afgescheiden van alle bijzondere omschrij
vingen en ons bepalende tot algemeene ken-
teekenen, zouden wij een door A aan B ge
schreven brief een ding willen noemen, waar
van de inhoud een zedelijke betrekking tus-
schen twee personen kan scheppen. Al naar
die inhoud derhalve gewichtig of on ge wichtig
is, wordt tusschen schrijver en aangeschreve
ne, tusschen afzender en ontvanger een betrek
king geboren van zedelijken m. a. w. van kie-
schon aard. Met. eigen brieven rte koop ioo-
pen of misbruik van anderer brieven maken,
die hetzij opzettelijk, hetzij onwillekeurig in
onze handen vallen, kan noodt anders worden
goedgepraat dan op Jezuïtisohen grondslag.
En de moraal der Eerwaarde Vaders
ik spreek van die gelijk zij in de -door hen ge
loochende Moneta Secreta wordt ver
kondigd en niet van de practische moraal, die
ik even onberispelijk acht als hun geleerdheid
hun levensepittheton„Het doel heiligt de
middelen" vatit onder de onzedelijkste uit
vluchten, waarvan de bibberende, sidderende,
knikkende, wikkende, laaghartige sterveling
zich bedient, wanneer zijn beter ik hem in de
steek laat.
Laaghartig is hel een briefgeheim te schen
nen. Het onderscheppen van brieven in oor
logstijden kan plannen verijdelen tot verdel
ging van mensehen levens juist, maar, naar
mijn inzien, spreken wij 'hier niet over bui
tengewone toestanden, die buitengewone mid
delen eischen, maar over beel gewone toe
standen in maatschappijen van normalen
slaat. Niet dus van Albanië en Mexico. En bo
vendien vergete men niet, dat het oorlogvoe
ren op zichzelf, tusschen zoogenaamde Cul-
luurstalen, voor de denkende mensohheid
van den aardbol tot dc verfoeilijkste wanbe
grippen behoort. Het erfvijandschap is een
door fanatici aangeblazen vlaswiek.
Dat brievenvraagsüuk voor eenige jaron ten
onzent door de zaak Abraham Kuyper opge
rakeld, is thans, naar iedereen kan weten, in
Frankrijk op het tapijt gebracht door de zaak
Gaston Calmette. En gelijk toenmaals hoort
men ook nu de vraag„Aan wie behoort een
brief?"
Vóór alles stel ik prijs op deze mededee-
ling, dat wij alle spijkers zelfs gouden en
zilveren op laag water reeds hebben ge
vonden en derhalve ons zoeken ernaar ach
terwege kunnen laten.
Wat zegt ons verstand omtrent deze zaak?
Welke oplossing springt bij ons naar voren?
Welk antwoord dringt zioh, uit natuurlijken
drang, aan ons op? Dat wil derhalve zeggen
van alle doolhofachtige spitsvondigheden ont
daan: wat ik weggeef, aan een ander over
draag, kan nooit meer mijn persoonlijk eigen
dom zijn, tenzij ik het heb bedongen of dat bet
mij teruggeschonken werd. Een brief van A
aan B behoort dus aam B, maar wanneer B
aan de zedelijke betrekking <lie daaruit is ont
staan tusschen bem en A, schennis pleegt, be
gaat liij voor de rechtbank des gewetens (voor
bet ecnig tribunaal welks vonnissen Godsoor-
deelen, d. w. z. onfeilbare rechlsspraken zijn)
valschheid en maakt hij misbruik van ver
trouwen.
Uit dat nurihlere oogpunt bezien, is het pu-
bliceeren van brieven niet voor do openbaar
heid bestemd, hetzij door derden ons in han
den gespeeld, hetzij aan onszei ven gerichjt
een onzedelijk bedrijf, uit wrok, wraak of
politieke vendelgingswoede geboren.
Heinrich Heine heeft naar aanleiding van
zijn, toenmaals nog niet gepubliceerde M e-
m oir en. in het tweede decennium rer XlXe
eeuw, eeni.ee denkbeelden geuit, die met de
brievenquaestie in nauw verband staan. Aan
eene „theure Dame" zich richtend, schrijft
hij:
„Inderdaad h^b ik de gedenkwaardigheden
van mijn tijd, zoover mijn eigen persoon daar
mee als toeschouwer of als offer in aanraking
kwam, zoo waarachtig en getrouw als het mij
mogelijk was, opgeteekend."
„Ik zal mij wel wachtten de namen dei
vrienden te noemen, die dk de zorg van mijn
manuscript heb toevertrouwd, tegelijk met de
uitvoering van mijn laatsfen wil. Ik wil hen
niet blootstellen, zoodra ik afgeleefd ben, aan
de lastigheden van een lui publiek en daar
door aan de kansen van ontrouw te plegen
aan hun opdracht.
„Een dergelijke soort ontrouw heb ik nooit
kunnen verontschuldigen; het is eene onge
oorloofde en onzedelijke handelwijs, zelfs ook
maar één regel van een schrijver te open
baren, die hij zelf niet voor het groote pu
bliek bestemde. Dit geldt vooral bij brieven,
die aan particuliere personen zijn gericht»
Wie hen drukken laat of uitgeeft, maakt zich
schuldig aan felonie, die verachting wekt.
„Na deze bekentenissen, liheure Dame, zal
liet U gemakkelijk vallen te begrijpen, dat ik
U niet, zooals U verlangt, dp lectuur mijner
Memoiren en briefschrifturen kan toestaan."
Uit bovenstaanden hoofde geloof ik niet dat
Heinrich Heine zou hijgedragen hebben tot dc
giften, telken dage hij de Administratie van
Le Figaro bij honderden en duizenden in
komend, tot oprichting van een monument
voor Gaston Calmette.
Zijn opvolgers, de heeren Alfred Capus en
Robert de Fiers zijn niet enkel bijzonder be
kende, doch tevens bijzonder erkende littera
toren. Essayisten, journalisten, critici en, niet
te vergeten, allergeestigste monologen, dialo
gen en comedie-schrijvers zijn beiden. En
het litteraire Fortuna-rad heeft niet alleen
voor hen, als een gouden spinnewiel, gesnord,
doch ook het finanoieele heeft met eenige niet
onverdienstelijke wollen draden hen getooid.
Zoo is Robert do Fiers de schoonzoon van den
schatrijk overleden dramaturg Victorien Sar-
dou, en een van de gezaghebbendste theater
critici en lelt Alfred Capus de vernuftigste en
.sierlijkste pers-artikelen en blijspelen onder
zijne litteraire bagage.
Wij spraken van Heine en allen jonge-
meisjes, die Duitscke lyriek bestudceren, wel
licht ook wat ouderen meisjes, en zeker allen
ontwakenden lenlezielen is het werelddicht
„lm wundersÊh'öneaMonatMai" be
kend. Wie naast de muziek der taal, die der
tonen beoefenen, kennen het door Robert
Schumann en wie aan profane zangkunst zich
wijden, hebben hét herhaaldelijk ten gehoorc
gebracht. Profaan slaat hier enkel op het oord
waai' het lied van Ileine en Schumann wordt
gehoord, want het is naar muzikalen inhoud
en vorm even gewijd als die andere hymne:
„Auf Flügeln des Gesanges", al stijgen die ge
zangen niet dan buiten kerkgewelven omhoog.
„lm wunderschönen Monat Mai"
(eerste helft) siloken wij onze kachels nog eens
fel op, zijn de ijzige winden die ons groen
verleppen, onze bloesems teisteren en onszel-
ven catarrhale aandoeningen bezorgen, vol
strekt met des quantités négligea-
b 1 e s in ons dogelijksch bestaan, maar leggen
wij ons gelijk bij zooveel anders rustig
neer bij de troostrijke gedachte, dat alle kust
landen van Europa, dus die boven haar cein
tuur, nagenoeg hetzelfde klimaat en alzoo de
zelfde lente-verschijnselen hebben.
Wij zanglustige Nederlanders, die koekoek
en nachtegaal reeds hebben gehoord, zingen
dan ook lijsters en mecrlen zoo goed als het
gaat in vriendelijkheid na:
Wat de Lente di-n onthield.
Zal de Zomer zeker brengen.
Mocht de Zomer Winter zijn.
Dan zal 't Najaar Zomer geven.
Enz. enz.
Op do vols van den tevreden binnen- of
buitenman.
Oosi-Indlë.
Een aanslag in Atjeh.
De iBaliaviasohe correspondent van het
Hblfd. meldt:
,,Dö civiel-gezaghcbber van Tjolang de le
ludlenamt der infanterie, W. Van Kregten, een
korporaal en een mindere worden in de ka
zerne Man de bentii^g La/ru Ngo 'aangevallen
en zij n aan do beklem en wonden overleden.
De «daders, Jdie onbekend waren, zijn ge
vlucht."
Het hl(ad toekent hierbij aan:
Do le luitenant dor infanterie, W. van
Kreet en, die nu als slachtoffer Man wellicht
eonp dlier in de laatste jaren steeds zeldza
mer voorkomende wraakoefeningen van den
Atjeher is gevallen, werd in 1883 geboren.
Ilij wend den 15on September 1907 van den
hoofdcursus te Kampen tot 2e luifleniant dor
•infanterie bemoerrid, den 12en Juni 1912 be-
Voddend tot le luitenant en was gerechtigd
tot het dragen van het eereteeken voor he
la ngrijike krijgsriesrriohtuingen met gesp Aitjeh
1906—1910.
Tjallang is de ma am der vroegere Poeloe
R-a<j'a [geh eerten onderafdeelirag der Westkust
van Atjeh.
Ia de artste jaren viel op politiek gobidd
tstedds weinig bijzonders van deze onderaf
deling te mélden, waarom wij aan dezen be-
Irenurenswaardiigen aanslag geen 'bijzondere
bcteekeuils op politiek gebied muonen te moe
ten hechten. HA vilt todh uit het feit, dat het
civiel gezag daar nog in militaire handen
berust, «af te 'leidtn aart de toestand or nog
steeds niet aks voldoend g .conjsohdeerd is
te beschouwen. Bn dam (blijft zulk een aan
slag als uiting Man een no(g immer onder dtö
bevolking voortsmeulenden wrok.
(Het foit, dait die daders onbekond geble
ven zijn, dóet dfe vraag rijzen of men hier
niet «te doen heeft gehaid met een al te gnoert
vei%ouwen op de afwezigheid vajn an be
trouwbare lelemeinten, zoOdlat zelfs onbeken
de A (\j ethers in 'de, in c*en banting gelegen
kazerne werden toegelaten en daar hun slag
klonden slaan
De pestbestrijding in Indië.
Hoe op dit oogenblik de pest in onze Oost
wordt bestreden, blijkt uit een particulieren
brief van een deskundige, hier te lande ont
vangen, waaraan het Hbld. het volgende ont
leend:
„De dienst is als volgt ingericht: Er is een
inlichtingendienst, waartoe de medici behoo-
ren, en een uitzwavelingsdienst. 'De eerste is
belast met het opsporen, en nü ook behande
len van zieken, het nemen van de noodige
maatregelen, en het verstrekken van gegevens
voor de statistiek. De tweedo dienst is voor
het uilzwavelen van huizen en voertuigen.
De afdeeling Malang is verdeeld in verschil
lende districten. Eén arts heeft 2 districten
onder zich, en in ééne week waren er 21 pest
lijders, van wie er 17 stierven. Om 7 uur be
gint de dienst. De arts gaat in zijn auto met
een tolk, want de meeste medici kennen geen
Javaansch. Er gaat een trommel mee met ver
band,, geneesmiddelen, en kaarten en boeken
voor de administratie; verder een flinke hoe
veelheid boterhammen, want er wordt geen
tijd genomen om te eten. Zoodra de arts in
zijn district is aangekomen, gaat hij eerst
naar het inlandsch hoofd, om het ziekenrap
port op te nemen. Hieruit kan men zien waar
zieken of dooden zijn, en nu gaat men aan
den slag; als ergens een zieke is, wordt dit
aangetoond door een rood vlaggetje. Overal
waar men zoo'n vlaggetje ziet, wordt gestopt;
men hoort dan waar men wezen moet en komt
zoo vanzelf bij de zieken, want vóór het be
trokken huis vindt men weer een vlaggetje.
Dan wordt de patiënt onderzocht. Blijkt het
dat hij pest heeft, dan wordt hij onmiddellijk
naar een barak gebracht, waarvan er in iedere
dessa één of meer zijn. Allen die met hem in
aanraking zijn geweest, worden voor zoover
mogelijk in de barak gebracht. De bewoners
der omliggende huizen worden in builen de
kampong slaande loodsen gebracht; dit is, om
in de huizen de ratten en vlooien te doen
verdwijnen. De menschen blijven minstens een
maand in die loodsen. In de barak blijven ze
tot ze beter, of onschadelijk zijn geworden
Hebben ze geen pest, dan mogen ze cr na vij(
dagen weer uit. In zeer veel gevallen vindl
•men slechts dooden, en men moet dan uit d<
mededeelingen van anderen zien uit tc maken
of het pest geweest is; van behandelen der
lijders kan helaas nog niet veel komen, omdal
er te weinig personeel is. Als men weet da{
in do 4wco districten van één der artsen
120,000 inwoners .«ijn. en men op één dag
wel een 100 tot 150 kilometers per auto moet
rijden, kan men zich wel voorstellen dat men
niet lang bij één patiënt kan blijven, en er
zeker niet meer dan éénmaal per dag kan ko-
men- De dienst duurt dan ook onafgebroken
van 7 u. v.m tot 4 u n.m.; heel dikwijls ismen
ora 7 uur pas klaar Tijd om te eten is er niet.
Dit gaat onder dc bedrijven door. onder hei
rijden van fact éénc district naar het het an
dere. Soms moet men naar streken waar geen
auto kan komen; dan gaat men per karrctjf
of te paard. Sommige streken zijn verbazend
geteisterd door dc pest. en in sommige kam
pongs zijn slechts enkele bewoners over.
In één der kampongs waren reeds verschei
dene bewoners gestorven aan pest. en dit had
men geheim gehouden; het werd gemerkt
doordat één der overlevenden naai' Malang
was gevlucht, en daar pest kreeg; toen men
ging onderzoeken, bleek het dat in die kam
pong reeds verscheidene pestlijders waren; en
in korten tijd is toen dc heele kampong bijna
uitgestorven. In één weck stierf in een andero
afdeeling achtereenvolgens de groatvader. da
grootmoeder, dc dochter en do kleindochter.
Dergelijke gevallen vindt men telkens weer»
Vooral aan longenpest sterven hcele families!
do patiënten sterven meestal binnen de 24
uur. Een longenpestlijder wordt dan ook heel
alleen in een klein barakje gebracht, waar
niemand in mag. Het eten wordt hem door
een klep toegereikt
Do longenpest is een vreeselijke ziekte,
waarvoor zelfs de medici een diep ontzag
hebben; er zijn reeds eenige ziekenoppasser}
aan bezweken, en de meeste patiënten bezwijk
ken onherroepelijk aan de ziekte, die een zcej
snel verloop heeft."
Door een tijger verscheurd*
Uit Painan wordt gemeld, dat dezer da
gen te Bajang een inlandsahe jager op vcr<
schrikkelijke wijze om hert leven gekomen is,
vertelt de Sumatra-Bode. Velen van de man-
nelijke (bevolking van fact diet riet Bajang wa
ren dien dag op de wilde zwijnenjacht uit*
getrokken; daar men in de rijstvelden veej
overlast van deze viervoeters heeft. De mam
nen waren slechts met lans en mes gewa
pend.
Een der jagers stiet in het bosch op een
tijger; doodelijlk verschrikt liep hij een eind
je weg en trachtte toen in een iboom te klim-»
men. Het vreeselijke roofdier was echten
vlugger, besprong den armen kerel tijdens
zijn klimpogingen en verscheurde hem. Eerst
toen de tijger zioh verwijderd ihad, durfden
dc kameraden van den ongelukkige te na-«
deren, wiens overblijfselen zij naar hun kam
pong medevoerden.
Jachtavontuur.
Een gevaarlijk jachtavontuur, dat geluk*
«kig goed afliep, overkwam een tweetal Nira*
u
door MARIE DIERS
Schrijfster van
„Dokter Joost en zijne zeven zotrgen", enz.
vertaald door Cato \Y. Weslcnberg.
Hare moeder moest van een weduwenpen-
sioen rond komen, en het leven hier was
duurder, dan ze gedacht had. Er was bovcu-
dien nog een klein kapitaaltje, cat voor
ühnsrta moest blijven, doch waarvan zij de
raute kon gebruiken. Het viel haar plotseling
wfa op, dat hare dochter weung atwisseliog
had, daar ze zelden moe naar Irma ging. In
ftare ergernis daarover en door Lütte's on
ophoudelijk pralen over Irma had ze er niet
*1 le veel aan gedacht, wat Liilte zelf wel uit
voerde. In eene snel opkomende vlaag van be-
«>uw en medelijden ging ze naar de secre-
fmre en nam er zes mark uit, opdat Lütte
■Let leesbriufje zou kunnen koopen.
Nu beproefde Lütte haren idag le verdeden
rttssclien het doen van hot huishouden, sludee-
en lozen. Eenige weken ging dat goed, de
•egelmaat liarer werkzaamheden werd zelden
«ersloord. Toen was de volle zomer gekomen,
?n daar hare moeder, ook doordat ze nog
dezelter was geworden dan ze reeds was, de
Aitte in de kleine, hoog gelegen woning niet
kon verdragen, was deze nog vaker bij het
jonge paar, waar ook de zeer na op handen
pijnde gebeurtenis veel werk meebracht.
Doch na verloop van eenige weï&an was
Christa weer op hetzelfde punt. Ze had in
don ooginne goede, oude boeken gehaald,
waarvan haar vader gesproken had, ge
schiedkundige zoowel als andere. Van deze
was ze langzamerhand ook aan nieuwere ge
komen, en dit soort lectuur, in plaats van haar
in het ongezonde moeras van de hedendaag-
solie ontspanningslectuur te lokken, had in
tegendeel de kracht barer oogen en ooren
verdubbeld en haar inert onverbiddelijke con
sequentie weer op (het punt teruggebracht,
waarvan -ze uitgegaan was.
Nu was ze niets verder dan eenigen tijd
geleden. Ze stond voor het feit, dat haar
leven een spelletje was, een soort schijn-
leven, waarmee ze niemand hinderde, doch
ook niemand hielp.
De ontwikkeling, die ze zoo door eigen
kraöht voor zich zelf verwierf, was ook vol
komen doelloos. Wat wilde ze daarmee? Hier
op aarde is de leus: Als fij iets werkelijks
wilt bereiken, schep u dan een geheel binnen
bepaalde grenzen, doch fladder niet rond
tusschen tien of twintig gebieden.
Op zekeren avond vroeg ze hare moeder,
of ze misschien lessen mocht geven. Haar
vader had haar zoo ver gebracht, zei ze, dal
ze met een gerust geweten leerlingen van alle
klassen van het gymnasium behalve <le heide
hoogste kon bijwerken-
Er lag zeker iets in de wijze, waarop ze
hare vraag deed, dat hare moeder er toe
bracht onverwadht snel toe te stemmen. Den
gefaeelen dag had ze met dit plan rondge-
loopen en ze was er verrukt over. Dat was
tenminste iets. Zoo kon ze in elk geval een
steentje aandragen voor het groote bouw
werk. Ze was zóó opgewonden, dat ze niets
anders had kunnen doen dan daarover na
denken. Ze zag inderdaad al de frissche jon
gensgezichten voor zich, misschien in 't eerst
een klein beetje verdrietig, moe, vreesciijk
lui, maar zij wist er steeds meer leven in tc
brengen. Ze hoorde zich zelf reeds spreken,
zei heele zinnen op en voelde daarbij eene
groote licfae voor de weerspannige jongens
gezichten tegenover zi.h in haar hart op weden.
liarc moeuer was door de wijze, waarop
ze haar voorstel geuit had, ingepalmd ge
worden. Ze vo-nd het plan e-cniigszins origi
neel, maar heel verstandig en aardig, en be
loofde, den volgenden dag Martin te vragen,
hoe men zulke zaakjes moest aanpakken.
's Nachts droomde Lütte zonder ophouaen
van hare luie, vroolijke jongens.
Doch den volgenden d«g kwain 'hare moe
dei' op een ongewoon uur, reeds in den och
tend, weer terug. Ze was erg opigewonden en
een weinig verlegen. Ze had den vorigen dag
de kwestie van het les geven niet voldoende
overwogen, hel was haar ook te oiivcrw achts
gekomen. Martin was or ook heelemaal tegen.
Hoe Lüittc het zich eigenlijk voorstelde, jon
gens les te geven l Dat was immers een abso
luut onrijp en onmogelijk idee. Bovendien
zo\i ze o-ok gieenc lessen krijgen. Daarvoor
was' er een overvloed van hoofdonderwijzers.
Ook leerlingen van de hoogste klasse van
gymnasium en burgerschool benevens studen
ten, ga\e>n zulke lessen, vooral aan hen, die
weinig konden betalen- Martin had ook vol
maakt gelijk met de bewering, dat Lütte dat
toch niet noodig had. Ze had toch voldoende
om van te leven, en als ze eens een genoe
gen wou 'hebben, dan zou hij, Martin, zich
graag eens opofferen en haar naar eene
theailer-voorstelling ®f concert begelei
den.
Lütte was builen zich zelf van boosheid.
Om de maat vol te maken, mengde Martin
zich nu ook nog in hare aangelegenheden en
vernietigde hare plannen. Hoe durfde hij?
Wat ging hem dat alles aan? Ze werd voor
den eersten keer boos op hare moeder, ja,
meer dan boos. Als eene razende streed ze
voor hare gedachte. «Doch plotseling zag ze
in, dat ze hare zaak met zulk een gedrag
slechts kon schaden, verstomde eensklaps en
ging (schreiend de kamer uil.
Nu was toch alles verloren. Lütte's moeder
was niet gewoon, Lütte's meeningen ernstig
op te nemen, vooral als deze tegen die van
een ander, b.v. Martin indruischtcn.
In September deed de stamhouder bij Mar
tin zijn intrede in de wereld. Er werd een
onbeschrijfelijke ophef van gemaakt, en de
domineesvrouw nam voor een paar weken
baren intrek in dc Ritterslrasze. Inlusschcn
kwam er bijna eiken dag een briefje of eene
kaart met dc eene of andere tijding voor
Lulte, en het was duidelijk zichtbaar, dat
deze berichten niet door hare moeder ver
zonden werden met het idee, dat Lütte zoo
bijzonder veel belang zou stellen in den ge-
zondsheidsloestand van Irma of haar zoontje,
doch omdat Mevrouw Thomasius ten opzichte
van hare dochter toch niet een heel rustig
geweten had.
Lütte voelde dit ook heel scherp en het
trof haar. Arme moeder! Het werd Lütte nu
duidelijk, dat bare moeder inderdaad haar
eigenlijk arbeidsveld meer daar had, waar
ze handelen, helpen, ingrijpen en arbeiden
kon, dan bij hare volwassen dochter, van wie
tc zich innerlijk toch verder verwijderd
voelde, dan Lütte gedacht had, omdat zc iq
het wezen der zaak op hare ontwikkeling
geenen invloed meer had.
Dit inzicht kostte het meisje tranen. Ze
voeldo zich opnieuw plotseling eenzaam even
als indertijd, toen ze aan de liefde van
Iieino UJfers moest twijfelen. Zc was le hulp
behoevend om «dit plotselinge onbewuste af-
s/land-docn van hare mocüer yam (haar kalm
te kunnen verdragen-
Deze eenzame weken waren regenachtig
en koud en waren lan<g genoeg voor duizend
droefgeestige overpeinzingen. Het hinderde
haar ook, dat hare moeder bij dc schoon
dochter niet eens den dank zou krijgen, dien
ze verdiende. Zc werd daar hoogstens als
helpende werkkracht gewaardeerd en zou
buiten de deur gezet worden, zoodra ze niet
meer noodiig wat». Als Lütte zich deze teleur
stelling goed voorstelde, kreeg ze van ver*
driet en Hoorn bijna dc koorts.
Nu en dan skroef hare moeder, dat ze toch
eens naar het „kleine, snoezige kindje' zou
komen kijken- Ze deed het, en dacht, dat do
aanblik van het onschuldige schepseltje haar
varleederen zou cu haar zachtere gedachten
zou doen krijgen. Thuis, op haar dorpje^
had ze altijd van de kleine kinderen gehou
den on er behagen in geschept, met ze om
te gaan, maar hier, in deze omgeving kreeg
ze een gevoel, alsof haar hart zich sloot. Zc
verbaasde en ergerde zioh over zich zelf,
wilde zich tot andere gevoelens dwingen eu
kon toah niet orver liet hindernis heen ko*
men, dat in faaire natuur lag.
Wordt vervolgd.