„DE EEMLAN DER". Zaterdag 23 Mei 1914. FEUILLETON. TANJË LUTTc. IJ0. 276 Tweede Blad. 12" Jaargang. Uitgevers: VALKH OFF Co Bureau» UTRECHTSCH ESTRAAT 1. KOLONIËN. vnr SFOORTSCH Hoofdredacteur: Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURQ. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f 1*00. Idem franco por post et g 1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.10, Afzonderlijke nummers 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regels0.50, Elke regel meer©.ltt. Dienstaanbiedingen 23 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. ï™1*1 ,be®riJt bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald advertoeren in dit Blad, by abonnoment. Eene ciroulaire, bevattende do voorwaarden, wordt os aanvraag toegezonden. Kroniek door F. SMIT KLEINE. Brieven. Hun inhoud. Aan wie behoort een brief De brieven- quaestie van „Le Figaro." Gaston Calmette. Robert de Fiers en Al fred Capus. „lm wunderschönen Monat Mai." Heine en Schumann. Lenteliederen. Op zeker examen voor 3den klerk, aan een met vele klerken bezette bloeiende instelling, werd -door den directeur gevraagd: „Wat is een brief?" En het antwoord van eend ge jon gemannen luidde„Een stukje papier dal be schreven wordt met .mededeelingen voor een ander bestemd en dat gewoonlijk in een cou vert besloten, per post aan dien ander wordt verzonden.'' Dat was één soort van antwoord. Een ander soort (behelsde„Een brief is een papieren ding met een beschreven inhoud be stemd voor een bepaalde persoon, aangeduid op het adres.Nog een derde soort antwoor den kenmerkte z-ich door bijzondere kortheid „Een schriftelijke mcdedceling van A. aan B." Eindelijk sloot een vierde soort het vraagpunt met: „Een brief is «een hybridisch papieren voorwerp, dat al naar zijn aard in den hemel of in de hel brengt, gelijk minnebrieven, schuldbrieven en brandbrieven reeds door hun benaming aantoonden." Afgescheiden van alle bijzondere omschrij vingen en ons bepalende tot algemeene ken- teekenen, zouden wij een door A aan B ge schreven brief een ding willen noemen, waar van de inhoud een zedelijke betrekking tus- schen twee personen kan scheppen. Al naar die inhoud derhalve gewichtig of on ge wichtig is, wordt tusschen schrijver en aangeschreve ne, tusschen afzender en ontvanger een betrek king geboren van zedelijken m. a. w. van kie- schon aard. Met. eigen brieven rte koop ioo- pen of misbruik van anderer brieven maken, die hetzij opzettelijk, hetzij onwillekeurig in onze handen vallen, kan noodt anders worden goedgepraat dan op Jezuïtisohen grondslag. En de moraal der Eerwaarde Vaders ik spreek van die gelijk zij in de -door hen ge loochende Moneta Secreta wordt ver kondigd en niet van de practische moraal, die ik even onberispelijk acht als hun geleerdheid hun levensepittheton„Het doel heiligt de middelen" vatit onder de onzedelijkste uit vluchten, waarvan de bibberende, sidderende, knikkende, wikkende, laaghartige sterveling zich bedient, wanneer zijn beter ik hem in de steek laat. Laaghartig is hel een briefgeheim te schen nen. Het onderscheppen van brieven in oor logstijden kan plannen verijdelen tot verdel ging van mensehen levens juist, maar, naar mijn inzien, spreken wij 'hier niet over bui tengewone toestanden, die buitengewone mid delen eischen, maar over beel gewone toe standen in maatschappijen van normalen slaat. Niet dus van Albanië en Mexico. En bo vendien vergete men niet, dat het oorlogvoe ren op zichzelf, tusschen zoogenaamde Cul- luurstalen, voor de denkende mensohheid van den aardbol tot dc verfoeilijkste wanbe grippen behoort. Het erfvijandschap is een door fanatici aangeblazen vlaswiek. Dat brievenvraagsüuk voor eenige jaron ten onzent door de zaak Abraham Kuyper opge rakeld, is thans, naar iedereen kan weten, in Frankrijk op het tapijt gebracht door de zaak Gaston Calmette. En gelijk toenmaals hoort men ook nu de vraag„Aan wie behoort een brief?" Vóór alles stel ik prijs op deze mededee- ling, dat wij alle spijkers zelfs gouden en zilveren op laag water reeds hebben ge vonden en derhalve ons zoeken ernaar ach terwege kunnen laten. Wat zegt ons verstand omtrent deze zaak? Welke oplossing springt bij ons naar voren? Welk antwoord dringt zioh, uit natuurlijken drang, aan ons op? Dat wil derhalve zeggen van alle doolhofachtige spitsvondigheden ont daan: wat ik weggeef, aan een ander over draag, kan nooit meer mijn persoonlijk eigen dom zijn, tenzij ik het heb bedongen of dat bet mij teruggeschonken werd. Een brief van A aan B behoort dus aam B, maar wanneer B aan de zedelijke betrekking <lie daaruit is ont staan tusschen bem en A, schennis pleegt, be gaat liij voor de rechtbank des gewetens (voor bet ecnig tribunaal welks vonnissen Godsoor- deelen, d. w. z. onfeilbare rechlsspraken zijn) valschheid en maakt hij misbruik van ver trouwen. Uit dat nurihlere oogpunt bezien, is het pu- bliceeren van brieven niet voor do openbaar heid bestemd, hetzij door derden ons in han den gespeeld, hetzij aan onszei ven gerichjt een onzedelijk bedrijf, uit wrok, wraak of politieke vendelgingswoede geboren. Heinrich Heine heeft naar aanleiding van zijn, toenmaals nog niet gepubliceerde M e- m oir en. in het tweede decennium rer XlXe eeuw, eeni.ee denkbeelden geuit, die met de brievenquaestie in nauw verband staan. Aan eene „theure Dame" zich richtend, schrijft hij: „Inderdaad h^b ik de gedenkwaardigheden van mijn tijd, zoover mijn eigen persoon daar mee als toeschouwer of als offer in aanraking kwam, zoo waarachtig en getrouw als het mij mogelijk was, opgeteekend." „Ik zal mij wel wachtten de namen dei vrienden te noemen, die dk de zorg van mijn manuscript heb toevertrouwd, tegelijk met de uitvoering van mijn laatsfen wil. Ik wil hen niet blootstellen, zoodra ik afgeleefd ben, aan de lastigheden van een lui publiek en daar door aan de kansen van ontrouw te plegen aan hun opdracht. „Een dergelijke soort ontrouw heb ik nooit kunnen verontschuldigen; het is eene onge oorloofde en onzedelijke handelwijs, zelfs ook maar één regel van een schrijver te open baren, die hij zelf niet voor het groote pu bliek bestemde. Dit geldt vooral bij brieven, die aan particuliere personen zijn gericht» Wie hen drukken laat of uitgeeft, maakt zich schuldig aan felonie, die verachting wekt. „Na deze bekentenissen, liheure Dame, zal liet U gemakkelijk vallen te begrijpen, dat ik U niet, zooals U verlangt, dp lectuur mijner Memoiren en briefschrifturen kan toestaan." Uit bovenstaanden hoofde geloof ik niet dat Heinrich Heine zou hijgedragen hebben tot dc giften, telken dage hij de Administratie van Le Figaro bij honderden en duizenden in komend, tot oprichting van een monument voor Gaston Calmette. Zijn opvolgers, de heeren Alfred Capus en Robert de Fiers zijn niet enkel bijzonder be kende, doch tevens bijzonder erkende littera toren. Essayisten, journalisten, critici en, niet te vergeten, allergeestigste monologen, dialo gen en comedie-schrijvers zijn beiden. En het litteraire Fortuna-rad heeft niet alleen voor hen, als een gouden spinnewiel, gesnord, doch ook het finanoieele heeft met eenige niet onverdienstelijke wollen draden hen getooid. Zoo is Robert do Fiers de schoonzoon van den schatrijk overleden dramaturg Victorien Sar- dou, en een van de gezaghebbendste theater critici en lelt Alfred Capus de vernuftigste en .sierlijkste pers-artikelen en blijspelen onder zijne litteraire bagage. Wij spraken van Heine en allen jonge- meisjes, die Duitscke lyriek bestudceren, wel licht ook wat ouderen meisjes, en zeker allen ontwakenden lenlezielen is het werelddicht „lm wundersÊh'öneaMonatMai" be kend. Wie naast de muziek der taal, die der tonen beoefenen, kennen het door Robert Schumann en wie aan profane zangkunst zich wijden, hebben hét herhaaldelijk ten gehoorc gebracht. Profaan slaat hier enkel op het oord waai' het lied van Ileine en Schumann wordt gehoord, want het is naar muzikalen inhoud en vorm even gewijd als die andere hymne: „Auf Flügeln des Gesanges", al stijgen die ge zangen niet dan buiten kerkgewelven omhoog. „lm wunderschönen Monat Mai" (eerste helft) siloken wij onze kachels nog eens fel op, zijn de ijzige winden die ons groen verleppen, onze bloesems teisteren en onszel- ven catarrhale aandoeningen bezorgen, vol strekt met des quantités négligea- b 1 e s in ons dogelijksch bestaan, maar leggen wij ons gelijk bij zooveel anders rustig neer bij de troostrijke gedachte, dat alle kust landen van Europa, dus die boven haar cein tuur, nagenoeg hetzelfde klimaat en alzoo de zelfde lente-verschijnselen hebben. Wij zanglustige Nederlanders, die koekoek en nachtegaal reeds hebben gehoord, zingen dan ook lijsters en mecrlen zoo goed als het gaat in vriendelijkheid na: Wat de Lente di-n onthield. Zal de Zomer zeker brengen. Mocht de Zomer Winter zijn. Dan zal 't Najaar Zomer geven. Enz. enz. Op do vols van den tevreden binnen- of buitenman. Oosi-Indlë. Een aanslag in Atjeh. De iBaliaviasohe correspondent van het Hblfd. meldt: ,,Dö civiel-gezaghcbber van Tjolang de le ludlenamt der infanterie, W. Van Kregten, een korporaal en een mindere worden in de ka zerne Man de bentii^g La/ru Ngo 'aangevallen en zij n aan do beklem en wonden overleden. De «daders, Jdie onbekend waren, zijn ge vlucht." Het hl(ad toekent hierbij aan: Do le luitenant dor infanterie, W. van Kreet en, die nu als slachtoffer Man wellicht eonp dlier in de laatste jaren steeds zeldza mer voorkomende wraakoefeningen van den Atjeher is gevallen, werd in 1883 geboren. Ilij wend den 15on September 1907 van den hoofdcursus te Kampen tot 2e luifleniant dor •infanterie bemoerrid, den 12en Juni 1912 be- Voddend tot le luitenant en was gerechtigd tot het dragen van het eereteeken voor he la ngrijike krijgsriesrriohtuingen met gesp Aitjeh 1906—1910. Tjallang is de ma am der vroegere Poeloe R-a<j'a [geh eerten onderafdeelirag der Westkust van Atjeh. Ia de artste jaren viel op politiek gobidd tstedds weinig bijzonders van deze onderaf deling te mélden, waarom wij aan dezen be- Irenurenswaardiigen aanslag geen 'bijzondere bcteekeuils op politiek gebied muonen te moe ten hechten. HA vilt todh uit het feit, dat het civiel gezag daar nog in militaire handen berust, «af te 'leidtn aart de toestand or nog steeds niet aks voldoend g .conjsohdeerd is te beschouwen. Bn dam (blijft zulk een aan slag als uiting Man een no(g immer onder dtö bevolking voortsmeulenden wrok. (Het foit, dait die daders onbekond geble ven zijn, dóet dfe vraag rijzen of men hier niet «te doen heeft gehaid met een al te gnoert vei%ouwen op de afwezigheid vajn an be trouwbare lelemeinten, zoOdlat zelfs onbeken de A (\j ethers in 'de, in c*en banting gelegen kazerne werden toegelaten en daar hun slag klonden slaan De pestbestrijding in Indië. Hoe op dit oogenblik de pest in onze Oost wordt bestreden, blijkt uit een particulieren brief van een deskundige, hier te lande ont vangen, waaraan het Hbld. het volgende ont leend: „De dienst is als volgt ingericht: Er is een inlichtingendienst, waartoe de medici behoo- ren, en een uitzwavelingsdienst. 'De eerste is belast met het opsporen, en nü ook behande len van zieken, het nemen van de noodige maatregelen, en het verstrekken van gegevens voor de statistiek. De tweedo dienst is voor het uilzwavelen van huizen en voertuigen. De afdeeling Malang is verdeeld in verschil lende districten. Eén arts heeft 2 districten onder zich, en in ééne week waren er 21 pest lijders, van wie er 17 stierven. Om 7 uur be gint de dienst. De arts gaat in zijn auto met een tolk, want de meeste medici kennen geen Javaansch. Er gaat een trommel mee met ver band,, geneesmiddelen, en kaarten en boeken voor de administratie; verder een flinke hoe veelheid boterhammen, want er wordt geen tijd genomen om te eten. Zoodra de arts in zijn district is aangekomen, gaat hij eerst naar het inlandsch hoofd, om het ziekenrap port op te nemen. Hieruit kan men zien waar zieken of dooden zijn, en nu gaat men aan den slag; als ergens een zieke is, wordt dit aangetoond door een rood vlaggetje. Overal waar men zoo'n vlaggetje ziet, wordt gestopt; men hoort dan waar men wezen moet en komt zoo vanzelf bij de zieken, want vóór het be trokken huis vindt men weer een vlaggetje. Dan wordt de patiënt onderzocht. Blijkt het dat hij pest heeft, dan wordt hij onmiddellijk naar een barak gebracht, waarvan er in iedere dessa één of meer zijn. Allen die met hem in aanraking zijn geweest, worden voor zoover mogelijk in de barak gebracht. De bewoners der omliggende huizen worden in builen de kampong slaande loodsen gebracht; dit is, om in de huizen de ratten en vlooien te doen verdwijnen. De menschen blijven minstens een maand in die loodsen. In de barak blijven ze tot ze beter, of onschadelijk zijn geworden Hebben ze geen pest, dan mogen ze cr na vij( dagen weer uit. In zeer veel gevallen vindl •men slechts dooden, en men moet dan uit d< mededeelingen van anderen zien uit tc maken of het pest geweest is; van behandelen der lijders kan helaas nog niet veel komen, omdal er te weinig personeel is. Als men weet da{ in do 4wco districten van één der artsen 120,000 inwoners .«ijn. en men op één dag wel een 100 tot 150 kilometers per auto moet rijden, kan men zich wel voorstellen dat men niet lang bij één patiënt kan blijven, en er zeker niet meer dan éénmaal per dag kan ko- men- De dienst duurt dan ook onafgebroken van 7 u. v.m tot 4 u n.m.; heel dikwijls ismen ora 7 uur pas klaar Tijd om te eten is er niet. Dit gaat onder dc bedrijven door. onder hei rijden van fact éénc district naar het het an dere. Soms moet men naar streken waar geen auto kan komen; dan gaat men per karrctjf of te paard. Sommige streken zijn verbazend geteisterd door dc pest. en in sommige kam pongs zijn slechts enkele bewoners over. In één der kampongs waren reeds verschei dene bewoners gestorven aan pest. en dit had men geheim gehouden; het werd gemerkt doordat één der overlevenden naai' Malang was gevlucht, en daar pest kreeg; toen men ging onderzoeken, bleek het dat in die kam pong reeds verscheidene pestlijders waren; en in korten tijd is toen dc heele kampong bijna uitgestorven. In één weck stierf in een andero afdeeling achtereenvolgens de groatvader. da grootmoeder, dc dochter en do kleindochter. Dergelijke gevallen vindt men telkens weer» Vooral aan longenpest sterven hcele families! do patiënten sterven meestal binnen de 24 uur. Een longenpestlijder wordt dan ook heel alleen in een klein barakje gebracht, waar niemand in mag. Het eten wordt hem door een klep toegereikt Do longenpest is een vreeselijke ziekte, waarvoor zelfs de medici een diep ontzag hebben; er zijn reeds eenige ziekenoppasser} aan bezweken, en de meeste patiënten bezwijk ken onherroepelijk aan de ziekte, die een zcej snel verloop heeft." Door een tijger verscheurd* Uit Painan wordt gemeld, dat dezer da gen te Bajang een inlandsahe jager op vcr< schrikkelijke wijze om hert leven gekomen is, vertelt de Sumatra-Bode. Velen van de man- nelijke (bevolking van fact diet riet Bajang wa ren dien dag op de wilde zwijnenjacht uit* getrokken; daar men in de rijstvelden veej overlast van deze viervoeters heeft. De mam nen waren slechts met lans en mes gewa pend. Een der jagers stiet in het bosch op een tijger; doodelijlk verschrikt liep hij een eind je weg en trachtte toen in een iboom te klim-» men. Het vreeselijke roofdier was echten vlugger, besprong den armen kerel tijdens zijn klimpogingen en verscheurde hem. Eerst toen de tijger zioh verwijderd ihad, durfden dc kameraden van den ongelukkige te na-« deren, wiens overblijfselen zij naar hun kam pong medevoerden. Jachtavontuur. Een gevaarlijk jachtavontuur, dat geluk* «kig goed afliep, overkwam een tweetal Nira* u door MARIE DIERS Schrijfster van „Dokter Joost en zijne zeven zotrgen", enz. vertaald door Cato \Y. Weslcnberg. Hare moeder moest van een weduwenpen- sioen rond komen, en het leven hier was duurder, dan ze gedacht had. Er was bovcu- dien nog een klein kapitaaltje, cat voor ühnsrta moest blijven, doch waarvan zij de raute kon gebruiken. Het viel haar plotseling wfa op, dat hare dochter weung atwisseliog had, daar ze zelden moe naar Irma ging. In ftare ergernis daarover en door Lütte's on ophoudelijk pralen over Irma had ze er niet *1 le veel aan gedacht, wat Liilte zelf wel uit voerde. In eene snel opkomende vlaag van be- «>uw en medelijden ging ze naar de secre- fmre en nam er zes mark uit, opdat Lütte ■Let leesbriufje zou kunnen koopen. Nu beproefde Lütte haren idag le verdeden rttssclien het doen van hot huishouden, sludee- en lozen. Eenige weken ging dat goed, de •egelmaat liarer werkzaamheden werd zelden «ersloord. Toen was de volle zomer gekomen, ?n daar hare moeder, ook doordat ze nog dezelter was geworden dan ze reeds was, de Aitte in de kleine, hoog gelegen woning niet kon verdragen, was deze nog vaker bij het jonge paar, waar ook de zeer na op handen pijnde gebeurtenis veel werk meebracht. Doch na verloop van eenige weï&an was Christa weer op hetzelfde punt. Ze had in don ooginne goede, oude boeken gehaald, waarvan haar vader gesproken had, ge schiedkundige zoowel als andere. Van deze was ze langzamerhand ook aan nieuwere ge komen, en dit soort lectuur, in plaats van haar in het ongezonde moeras van de hedendaag- solie ontspanningslectuur te lokken, had in tegendeel de kracht barer oogen en ooren verdubbeld en haar inert onverbiddelijke con sequentie weer op (het punt teruggebracht, waarvan -ze uitgegaan was. Nu was ze niets verder dan eenigen tijd geleden. Ze stond voor het feit, dat haar leven een spelletje was, een soort schijn- leven, waarmee ze niemand hinderde, doch ook niemand hielp. De ontwikkeling, die ze zoo door eigen kraöht voor zich zelf verwierf, was ook vol komen doelloos. Wat wilde ze daarmee? Hier op aarde is de leus: Als fij iets werkelijks wilt bereiken, schep u dan een geheel binnen bepaalde grenzen, doch fladder niet rond tusschen tien of twintig gebieden. Op zekeren avond vroeg ze hare moeder, of ze misschien lessen mocht geven. Haar vader had haar zoo ver gebracht, zei ze, dal ze met een gerust geweten leerlingen van alle klassen van het gymnasium behalve <le heide hoogste kon bijwerken- Er lag zeker iets in de wijze, waarop ze hare vraag deed, dat hare moeder er toe bracht onverwadht snel toe te stemmen. Den gefaeelen dag had ze met dit plan rondge- loopen en ze was er verrukt over. Dat was tenminste iets. Zoo kon ze in elk geval een steentje aandragen voor het groote bouw werk. Ze was zóó opgewonden, dat ze niets anders had kunnen doen dan daarover na denken. Ze zag inderdaad al de frissche jon gensgezichten voor zich, misschien in 't eerst een klein beetje verdrietig, moe, vreesciijk lui, maar zij wist er steeds meer leven in tc brengen. Ze hoorde zich zelf reeds spreken, zei heele zinnen op en voelde daarbij eene groote licfae voor de weerspannige jongens gezichten tegenover zi.h in haar hart op weden. liarc moeuer was door de wijze, waarop ze haar voorstel geuit had, ingepalmd ge worden. Ze vo-nd het plan e-cniigszins origi neel, maar heel verstandig en aardig, en be loofde, den volgenden dag Martin te vragen, hoe men zulke zaakjes moest aanpakken. 's Nachts droomde Lütte zonder ophouaen van hare luie, vroolijke jongens. Doch den volgenden d«g kwain 'hare moe dei' op een ongewoon uur, reeds in den och tend, weer terug. Ze was erg opigewonden en een weinig verlegen. Ze had den vorigen dag de kwestie van het les geven niet voldoende overwogen, hel was haar ook te oiivcrw achts gekomen. Martin was or ook heelemaal tegen. Hoe Lüittc het zich eigenlijk voorstelde, jon gens les te geven l Dat was immers een abso luut onrijp en onmogelijk idee. Bovendien zo\i ze o-ok gieenc lessen krijgen. Daarvoor was' er een overvloed van hoofdonderwijzers. Ook leerlingen van de hoogste klasse van gymnasium en burgerschool benevens studen ten, ga\e>n zulke lessen, vooral aan hen, die weinig konden betalen- Martin had ook vol maakt gelijk met de bewering, dat Lütte dat toch niet noodig had. Ze had toch voldoende om van te leven, en als ze eens een genoe gen wou 'hebben, dan zou hij, Martin, zich graag eens opofferen en haar naar eene theailer-voorstelling ®f concert begelei den. Lütte was builen zich zelf van boosheid. Om de maat vol te maken, mengde Martin zich nu ook nog in hare aangelegenheden en vernietigde hare plannen. Hoe durfde hij? Wat ging hem dat alles aan? Ze werd voor den eersten keer boos op hare moeder, ja, meer dan boos. Als eene razende streed ze voor hare gedachte. «Doch plotseling zag ze in, dat ze hare zaak met zulk een gedrag slechts kon schaden, verstomde eensklaps en ging (schreiend de kamer uil. Nu was toch alles verloren. Lütte's moeder was niet gewoon, Lütte's meeningen ernstig op te nemen, vooral als deze tegen die van een ander, b.v. Martin indruischtcn. In September deed de stamhouder bij Mar tin zijn intrede in de wereld. Er werd een onbeschrijfelijke ophef van gemaakt, en de domineesvrouw nam voor een paar weken baren intrek in dc Ritterslrasze. Inlusschcn kwam er bijna eiken dag een briefje of eene kaart met dc eene of andere tijding voor Lulte, en het was duidelijk zichtbaar, dat deze berichten niet door hare moeder ver zonden werden met het idee, dat Lütte zoo bijzonder veel belang zou stellen in den ge- zondsheidsloestand van Irma of haar zoontje, doch omdat Mevrouw Thomasius ten opzichte van hare dochter toch niet een heel rustig geweten had. Lütte voelde dit ook heel scherp en het trof haar. Arme moeder! Het werd Lütte nu duidelijk, dat bare moeder inderdaad haar eigenlijk arbeidsveld meer daar had, waar ze handelen, helpen, ingrijpen en arbeiden kon, dan bij hare volwassen dochter, van wie tc zich innerlijk toch verder verwijderd voelde, dan Lütte gedacht had, omdat zc iq het wezen der zaak op hare ontwikkeling geenen invloed meer had. Dit inzicht kostte het meisje tranen. Ze voeldo zich opnieuw plotseling eenzaam even als indertijd, toen ze aan de liefde van Iieino UJfers moest twijfelen. Zc was le hulp behoevend om «dit plotselinge onbewuste af- s/land-docn van hare mocüer yam (haar kalm te kunnen verdragen- Deze eenzame weken waren regenachtig en koud en waren lan<g genoeg voor duizend droefgeestige overpeinzingen. Het hinderde haar ook, dat hare moeder bij dc schoon dochter niet eens den dank zou krijgen, dien ze verdiende. Zc werd daar hoogstens als helpende werkkracht gewaardeerd en zou buiten de deur gezet worden, zoodra ze niet meer noodiig wat». Als Lütte zich deze teleur stelling goed voorstelde, kreeg ze van ver* driet en Hoorn bijna dc koorts. Nu en dan skroef hare moeder, dat ze toch eens naar het „kleine, snoezige kindje' zou komen kijken- Ze deed het, en dacht, dat do aanblik van het onschuldige schepseltje haar varleederen zou cu haar zachtere gedachten zou doen krijgen. Thuis, op haar dorpje^ had ze altijd van de kleine kinderen gehou den on er behagen in geschept, met ze om te gaan, maar hier, in deze omgeving kreeg ze een gevoel, alsof haar hart zich sloot. Zc verbaasde en ergerde zioh over zich zelf, wilde zich tot andere gevoelens dwingen eu kon toah niet orver liet hindernis heen ko* men, dat in faaire natuur lag. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 5