Zaterdag 18 Juli 1914. BUITENLAND. FEUILLETON. ELLY's BEPROEVING. 13d" Jaragang. N° 16 Eerste Blad. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. ABONNEMENTSPRIJS: |>eT 8 maanden voor Amersfoort f l.OO» Idem franco per post- 1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.10. Afzonderi^jke nummers - 0.05. Peze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau; UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER A.D VERTENT IËN: V»n 1—5 regol. f 0.50. Elke regel meer0.10, Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. - I f Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijt bestaan zoer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eene oirculaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezondon. Politiek Overzicht Het ontslag wan Huerta. Sedert drie maanden is er telkens sprake geweest van liet aftreden van Huerta als pre sident van Mexico. Minstens een tiental malen is zijn heengaan aangekondigd, maar steeds werd ondervonden, dat de wenseh de vader van de gedachte wras. Huerta was on bleef in de bondshoofdstad van Mexico aan het hoofd van het bewind. Thans is eindelijk zijn heengaan werkelijkheid geworden. In eene boodschap aan: het congres heelt hij zijn ambt neder,gelegd, en het congres heeft zijn ontslag aangenomen. Hij heeft de stad Mexico verla ten, na een bezoek 4e hebben (gebracht aan zijn tijdelijken opvolger, don onlangs benoemden minister vam buitenlandschc zaken Carbajal, te voren president van het hoogste gerechts hof, wien hij een afscheidsgroet bracht. Over zijn verder wedervaren bestaat onzekerheid. In ieder geval echter is het zeker, dat zijne politieke rol als hoofd van de regeering van Mexico is uitgespeeld. Met Victoria nu iluerta treedt een krachtige persoon al van hel politieke tooneel, die evenals vroeger Porfirio Diaz alleen in staat scheen*, de sints den val van Diaz op 25 mei 1911 zoo noodioUag gestoorde orde in Mexico te herstellen. Dat hij, miinder gelukkig dan Diaz, aan Mexico toch niet den vrede heelt uien teruggeven, lag, zoo wordt in de In. Ztig. opgemerkt, aan den politieleen strijd de Vereeniigdc Stalen en noig meer aan persoonlijke vijandschap van den president Unie Wood row Wilson. Deze weigerde uerta als hoofd van den staat in Mexico te '- I kennen, omdat hij hem verantwoordelijk stelde voor de vermoording van zijn voorgan ger Madero. Intusschen heeft president Wilsons eigen gezant en naamgenoot K. L. Wilson, die tijdens den op9land tegen Madero in de hoofdstad Mexico vertoefde, officieel ge tuigd, dat Huerta en zijne regeering niet be irokken waren bij het dioodschieten van Ma dero. Nog afgezien van het onpartijdige ge tuigenis van den Amerikaanschen gezant, moet men de verzekering van Huerta geloo- ven, dat hij onschuldig is a-a'n Madero's ver moording. Want de eerlijkheid van Huerta in twijfel te trekken, daartoe heeft de politieke en persoonlijke vijandschap van Garramza, Zapata, Vdlla en de Amerikanen .geen recht. Zelfs thans niet, nu een oppermachtig nood lot tegen den la a 1st en strijder voor eon vrij Mexico be<sMst heeft. Bij de aanvaarding van het voorloopige pre sidentschap heeft Huerba verklaard Ik blijf, totdat ik de orde in mijn vaderland zal heb ben hersteld. Dezelfde verklaring heeft hij la ter bij verschillende gelegenheden herhaald. Maar hij heelt slechts den plaftonischen bijval gevonden van hen, die niet betrokken waren bij don Mcxicaansch-Ainerikaanschon srtrijd. De onderlinge naijver tusschen dc Euro- peesche mogendheden, die in alle wercldge- sehillen is te bespeuren, iheeft een ingrijpen van Europa ten gunsfte van den president van Mexico, dien hel had erkend, verhinderd. De Franschen waren terstond er toe te vinden om, door dc bescherming van hunne landge- r.ooien, aan de Yereeiugde Stalen op te dra gen, zich op liet standpunt van Wilson te' plaatsen. Grool-Brittannië deed onder zijn ge zant Sir Lionel Carden lijdelijk eene poging om zijne reusachtige oliebelangen ook tegen den Amerikaanschen neef te beschermen. Duitsehland heeft zich de bescherming van zijne landskinderen niet uit de hand laten ne men, en eene ironie van de wereldgeschiede nis bracht mee, dat de voorstanders van de Monroo-leer, die liefst alle niet-Amcrikanen uit de westelijke wereldhelfl zouden willen verwijderen, zic-h voor en in Tampico dooi den Duitschen 'kruiser Dresden moesten laten redldcn. liet grootste succes behaalden de drie groote stalen van Zuid-Amerika, de ABC-sla- leiL Argentinië, Brazilië en Chili, die op de vredesconferentie van Niagara Falls ook bij de Noord-Amerikanen het beginseL deden aanne men, dat geen staat hel redht heeft zich in dc binnenlandsche zaken van een ander te men gen. Maar de prijs van dezen stelregel was de verwijdering van Huerta. Sedert hel begin van Juni waren ook lLucrla en zijn vice-pre sident on minister van oorlog Blanqucl ervan overtuigd, dat alleen het aftreden van Huerta den persoonlijken strijd van president Wilson tegen Mexico kon doen eindigen- Als een tweede ridder Curlius heeft nu Huerta zich in den tusschen Amerika en Mexico gapenden afgrond gestort. Ot hij hem zal doen sluiten, staal nog te bezien. In het lange lijdensdrama Mexico eindigde met het heengaan van Porfirio Diaz het eerste bedrijf. Daarop volgde het veel droeviger sa- tyrspel van Francesco Madero. Het aftreden van Huerta besluit het derde bedrijf. Nu voigi het tusschenspel van den burgerlijken presi dent Carbajal. Eene afspraak, waarbij zelfs Villa zich moet hebben aangesloten, houdt in, dat de onmiddellijke opvolger van Huerta geen van de in den burgeroorlog betrokken aanvoerders zou zijn. Het was misschien de gelukkigste keuze, die onder de burgerlijke ambtenaren werd gedaan, dat als tijdelijk pre sident optreedt Carbajal, do vroegere presi dent van het hoogste gerechtshof, laatstelijk mihisler van builenlandsche zaken, die ge durende de gehccle Mexicaansche revolutie niet als partijman voor of tegen Porfirio Diaz of wien ook is opgetreden. Maar staatssecre taris Bryan heeft reeds verklaard, dat de Yereenigdc Staten 'hem niet zouden erkennen. Voor hen komt slechts eene regeering van de zoogenaamde constilutionalistcn in aanmer king. Zoo volgt dus op de niel-erkenning van Huerta de nict-erkenning van Carbajal. Daar mee komt overeen, dat Villa zich thans toe rust lol een marsch tegen dc hoofdstad Mexi co. Dal maakt een nieuw bloedig bedrijf in het Mexicaansche treurspel aannemelijk, waarvan het einde wel zai zijn hel Amerikaan- sclie protectoraat- Frankrijk. In de zaak tegen mevrouw Cailiaux. die a.s. Maandag 20 Juli en volgende dagen zich voor het hoi van assises van hel Seine-departemenf zal liehben tc verantwoorden wegens moord, gepleegd op den directeur van de Figaro Cal- mette, brengt de Temps dc akte van beschul diging, die is opgesteld door den procureur- generaal Herbaux, die zelf als aanklager zal optreden. Na een relaas van de feilen, waarop de aanklacht steunt van moedwilligen man slag- met voorbedachten rade, slaat de pro cureur-generaal stil bij de beweegredenen van de daad. Dit deel van de akte van beschuldi ging luidt aldus: Mevrouw Cailiaux, geboren Ilenriette Rai nouard, die een eerste huwelijk had gesloten in 1894, was in 1908 gescheiden, terwijl de heer Cailiaux, in 1906 getrouwd met mevrouw Gueydan, zelf scheidde in 1911. In den loop van het jaar 1909 richtte de heer Cailiaux, die zeer vriendschappelijke betrek kingen onderhield met mevrouw Ilcnriette Rainouard, twee brieven, die naar 't schijnt talrijke zinspelingen bevatten op kwestièn van polilieken aard, nauwr vermengd met onder werpen van den intiemslen aard. Die bi-ieven nu, die dc heer Cailiaux aan mevrouw Rainouard verzocht had hem terug te geven, werden verduisterd door zijn vrouw, mevrouw Gueydan. Dat was in handen van dezen een geducht wapen zoowel legen haren man als tegen mevrouw Rainouard, cn de heer Cailiaux schijnt daarvoor zulk eeue vrees gekoesterd te hebben, dal hij ondauks een die pen hartstocht den 25en September 1909 aan mevrouw Rainouard schreef om haar een breuk voor te stellen, die hij als het eenige middel beschouwde om haar voor schandaal te behoeden en haren goeden naam als vrouw en moeder le beschermen. Intusschcn kwamen de heer Cailiaux en mevrouw Gueydan overccnigen tijd overeen dc bedoelde brieven te vernietigen, hetgeen ge daan werd in tegenwoordigheid van een vriend. Maar al hadden de oorspronkelijke brieven opgehouden tc beslaan, mevrouw Gueydan liad, zooals zij zelve heeft erkend, er photografisohe afdrukken van bewaard, en na dc echtscheiding, in hel begin van liet huwe lijk van den heer Cailiaux en van mevrouw Rainouard, zijne tegenwoordige vrouw, be reikten verontrustende geruchten <3e echtge- noolen over deze photografieën, welker ver spreiding hun van toen af voorkwam als eene dringende en voortdurende bedreiging. Zij vernainon, dat diu bri*.-en getoond waren aan een dagbladschrijver en ook een derde brief, in 1901 aan mevrouw Gueydan geschreven, de brief onderteekend: „Ton Jo", betrekking heb bende op de inkomstenbelasting, die werd op genomen in de Figaro van 13 Maart 1914 en waarvan hierna zal worden gesproken. Na het aftreden van het ministerie-Caillaux echter trad er eene betrekkelijke kalinte in, totdat in de maand December 1913, na de vor ming van liet minislerie-Doumcrgue en de toekenning van de portefeuille van financiën aan den heer Cailiaux, de Figaro tegen dezen een allerlieiiigsLen veldtocht begon. In den beginne scheen er niets tc zijn wal aanleiding gaf om dc vrees weer te doen op komen wegens dc bekendmaking -van de in tieme brieven, waarvan hierboven sprake is. De schrijver van de artikelen, Je heer Cai- mette, bleel zieh beperken tol hel gebied der politiek en der financiën, maar sinds lang had geene perspolemiek een zoo persoonlijk karakter aangenomen en zulk cenc mate van vinnigheid bereikt. De beweringen van den heer Calmetlc hadden niets minder ten doel, dan de heer Cailiaux voor te stellen als een geldmensch, in staal tot ambtsverzuim en kne velarij, en haast iederen dag verschenen on der de rubriek, die er in de Figaro aan ge wijd was, nieuwe aantijgingen en nieuwe smaadredenen. Dit alles was zeker in staat de personen, waarop ihet gemunt was, ten zeerste op tc winden, en men begrijpt, dal de beklaag de, die haar man liefhad, verbitterd is door de aanvallen, waarvan hij hel voorwerp was. Tot dusver echter liet niets in die artikelen reeks toe te onderstellen, dal hun schrijver el ders wapenen kon zoeken dan op een zuiver politiek, parlementair of financieel terrein. Alles trouwens in het karakter en in het talent van den heer Calmelte moet, naar het schijnt, bijdragen om op dit ount de belang hebbenden gerust te stellen, totdat den 13en Maart 1911 in de Figaro dc brief verscheen met de onderleekening „Ton Jo", waarvan hel intieme karakter als door een man aan eene vrouw geschreven brief op onbetwistbare wijze aan den dag iomt, ondanks de wegla ting van sommige .zinsneden van particulie ren aard en rekenende met de commentaar, die hem vergezelt. Overigens preciseerde de iieer Caliuetle zelf in alle openhartigheid dit karakter uitkomend in de volgende woorden: „Dit is de eerste maal in dc dertig jaren van mijne journalistieke loopbaan, dat ik een pri vaten briel, een intiemen brief bekend maak, ondanks den wil van zijn houder, zijn eige naar of zijn schrijver. Van dat tijdstip ai ontstond, volgens de verklaringen van mevrouw Cailiaux, in haren geest een zeer nauwe samenhang tusschen de bedenkniakiug van dezen brief ei- het voor de deur slaan van eene andere verspreiding, welke zij hoven alles vreesde, die van de beide brieven, door den lieer Cailiaux in 1909 lot haar gericht cn door mevrouw Gueydan verduisterd. Ziehier wat hare redeneering moei geweesl zijn: de brief, onaerleekend „Ton Jo", was in het bezit van mevrouw Guey dan geweest, die eveneens de phofografieën van de heide anderen in bezit had; de zelfde bron die dc Figaro in slaat had gesteld zich de eerste te verschaffen, had de anderen moe ten verschaffen, en daar deze eeisle brief be kend gemaakt was, zou de bekend».taking van de anderen volgen. Het schijnt echter, dat die twee brieven nooit in het bezit van den directeur van de Figaro zijn geweest en zelfs dat hij niet ge tracht heeft ze zich te verschaffen. Waren zij in zijne handen geweest, dan zou de heer Cal- mette zich hebben onthouden, ze af le druk ken, wanneer, zooals de heer Cailiaux ver klaart, de politieke beschouwingen zoodanig verspreid waren in de sentimentecje uitwei dingen, dat elke schifting in hun tekst on mogelijk was. Hoe dit zij, mevrouw Cailiaux schijnt te zijn bezeten door de vrees van hunne verspreiding, die haar zelfs als aanslaande was aangekon digd, en haar man voelde den tegenslag van die angst zoozeer, dat hij in den morgen van den lOcn Maart een slap deed bij den presi dent der republiek, ten einde de bekendma king van die particuliere brieven te doen op houden. Ilij voelde zelf den rrikkel van den toorn, en toen zijne vrouw in den morgen van den 16en Maart op het ministerie van finan ciën kwam om hem verslag le doen van een onderhoud, dat zij gehad had met den heer Manier, president van de rechtbank, over de moeielijkiheden cn de gevaren van een proces wegens laster, kon hij deze woorden niet terughouden: „Als er niets aan te doen is, zal ik mij alleen verdedigen cn zal ik Calmelte op den snuit slaan. Eindelijk had op dienzclfden morgen var den 16cn Maart de ongerustheid van den he klaagde nieuw voedsel ontvangen in het arti kel van dc Figaro, aan haar ïuau gewijd, ge titeld: „Komiek tusschenspel". Voor inij, zoo heeft zij verklaard, was dit tusschenspel de overgang tusschen de bekendmaking van den brief „Ton Jo" cn die van de beide andere brieven. De heer Delbos, die haar in het niiddaguui gezien heeft aan het ministerie van financiën, heeft verklaard, dat zij hem den indruk had gegeven van een gejaagd mensch. Zoo was dc gcinocdslocsUuid van mevrouw Cailiaux, op den dag van 16 Maart 1914, tot aan ihct oogenblik waarop zij hare njisdadige handeling heeft gepleegd. Maar hoe de moreelc gemoedsbeweging moge zijn, waarin zij zich heeft kunnen bevinden, men kan slechts dc gemakkelijkheid constaleeren, waar mee zij bij dc gedachte van de misdaad is blij ven staan, de logische ineenschakeling van de feiten, waardoor zij haar heeft voorbereid, en de koelbloedigheid, die zij bij dc uitvoe ring aan den dag heeft gelegd. Engeland. Londen, 17 Juli. Eene suffragette heelt heden morgen het portret van Thomas Carlylo door Sir John Millais, in dc National Portrait Gallery, met een slagersmes ernstig bescha digd. Zij is in hechtenis genomen. Italië. R o m e 17 J u 1 i. De Senaat heeft zijne zit tingen voor onbepaalden tijd verdaagd, nadat alle wetsontwerpen, die door dc Kamer waren goedgekeurd, waren aangenomen. De inlijving van de reserve-manschappen, die onder de wapenen geroepen zijn, is zon der incidenten geschied. Uit Florence, Turijn en Genua wordt bericht, dat reeds contingen ten vertrokken zijn of bevel hebben ontvangen zioh nvarschvaardig te houden. Ook vu IJ Zuid- It a iië, o.a. uit Bari on Brmdisi, worden troe penbewegingen bericht, die wijzen op de mo gelijkheid, dat eene expeditie voor de deur staat. De Avanli houdt staande, dat eene liuliaan- sche expeditie naar Albanië aanstaande is, en voert tot slaving van <lozc bewering aan cc berichten oyer het samentrekken van trocpcij in Bari, Napels en Genua. Rome, 17 Juli. Eene officieuse nota spreekt de berichten legen over dc samen trekking of uitzending van troepen. Oostenrijk-Hongarije, Bad Ischi, 17 Juli. Aartshertog Ka- rel Frans Jozef kwam om 1.27 hier aan. Hij werd door het publiek hartelijk bcproet. Om kwart voor acht zai hij door den keizer in audiëntie ontvangen worden. Budapest, 17 Juli Dc Poster Lloyd handhaaft tegenover de tegenspraak uit Bel grado liet bericht over de verhooging van de Servische legcrstorkte op vredesvoet tol 110,000 man. verraad lot vijf jaren tuchthuisstraf cn dri jaren eerverlies veroordeeld. Dc mannen, die aan de spits staan van ht Ooslenrijksch-Hongaarsclie leger, zijn allen men kan zeggen met ostentatie, met verlo gegaan Dc heide ministers van landsverdc diging cn de rijksminister van oorlog heb ben schier gelijktijdig vacamtic genomen cn Vergeet de uren van verdriet maar ver geet niet wat ze u leerden. Roman uit het Zweedsch door A. M. VAN DER LINDEN—VAN EDEN. 6 Had tante Ida mij maar niet meegenomen, daarom moet ik hier zitten om aangestaard le woixlen als een wonderdier? Niemand spreekt tegen mij, maar allen kijken desle- meer. Zat ik nieL naast tante Ida, dan stond ik dadelijk op en vloog de kamer uiL Niet opkijken, weiken maar, dan denk ik niet aan henNu heb ik al het katoen voor de hemden geknipt. „Alsjeblieft, tante Ida!" „AI klaar? Mevrouw van Edler, is er nog meer werk voor mijn kleine meisje? Zij is zoo vlug dot ik geloof dat zij meer doet dan wij allen tezamen'.' „Mijn kleine meid)!" Tante Ida noemt mij haai* kleine meid, zóó dot ieder het liooren kan. En Mevrouw van Edler glimlacht tegen mij. Dat „mijn kleine meid" dóet mij een paar graden in haar achting rijzen. Dank, tante Ida, dank! „Elly, wil je mevrouw van 'Edler het stuk katoen helpen opvouwen?" ftfevrouw van Edler is zeer genadig. Zii praal werkelijk met mij. En zij mag het doen, nu tante Ida het zoo geschikt heeft dat wij samen werken. Kijk, daar gaat de deur van hel salon open, nu gaan wij zeker thee drinken. Iedereen schudt aan haar japon, cn het slof vliegt alle kanten heen. Wadhit, tante Ida, dat behoeft u zelf niet te doen; zie zoo, nu is zij klaar. En nu de mijne. Ik schud zoolang mogelijk, want ik moet me toch ergens mee bezighou den onder het wachten. Ik hen immers de minste en moet het laatst naar binnen gaan. Maar tante Ida gaat nog niet. Zij blijft dicht bij mij staan. Nu begrijp ik haar, zij wil mij niet alleen naar binnen laten gaan. „Kom nu, Elly!" Wat een mooie kamer. Met de hand ge borduurde, tullen gordijnen, tapijten, waarin de voeten wegzinken, kunstwerken. Tante Ida blijft staan. Zij wil mij de schil derijen laten zien en er mij van vertellen. O, kleine tante Ida, u begrijpt evenveel van kunst als een kuiken. Maar ik kijk heel ernstig en ben dank baar en vol belangstelling, want ik ben zoo blij dat u met mij spreekt, dat u de hand op mijn arm legt en dat mevrouw Wennerstrand ziet dat u mij niet behandelt als een dienst bode, zooals ik in haar huis werd bejegend. Nu zit ik ook weer dicht bij tante Ida. Zij beschermt mij alsof ik een klein kind ben, toevertrouwd aan hare zorg, cn aan allen in de nabijheid 9telt zij mij voor. Ik geloof zeker d'at zij over mij spreekt met de dokters vrouw, dde aan de andere zijde naast haar zit. Ik hoor zoo nu en dan een paar woorden. Bij mij terwijl mijn oude Edla weg is..,., een prettig gezelschap, zoo lief en vroolüjkis zoo bedrijvig. Ja, ik verzeker u, „zij doet wonderen met haar handen.... U moest eens zien Zegt zij dal werkelijk van mij? In dat ge val spreekt zij veel aardiger over mij dan lol mij.- Thuis word ik waarlijk wel aan mijn fouten en gebreken herinnerd. Maar ik moet hier zeker een goeden indruk maken. Zij wil mij rechtvaardigen tegenover haar, die kwaad van mij gehoord hebben. Ik zie reeds dal men mij met andere oogen aankijkt dan eerst. Een paar dames spraken vriendelijk met mij. Zou tante Ida zorgen voor mijn toekomst? Zou zij misschien hopen dat een dezer dames mij wel hij zich zou willen nemen, wanneer ik niet meer bij haar kan blijven? Zij denkt aan mij, heelt allerlei kleine zor gen voor mij, en wanneer niet al deze men- sohen om ons heen zalen, zou ik mijn armen om haar heen slaan Wij moeten ons op Hem verlaten. Dat ls de zaligheid op aarde dat wij al onze las ten kunnen werpen op Hem. Wanneer wij slechts Ik moet van avond mijn rok even nazien, want ik trapte erin met dc hak van mijn laars. Wat een vreeselijke hoed heeft dat mensch vóór me op haar hoofd. Zijn dat kat- testaarten, waar ze een veer van heeft ge maakt? Anh, nu ben ik hcelemaal den draad kwijt! Als tante Ida vraagt wat de dominee zei, weet ik er niets van. Wacht even. Verlaten, verlaten, verlaten Als men maar één uitdrukking onthoudt, kan het no£ wel terecht komen. Hè. wat ben Ik slaperig, mijn oogen vallen toe, ik kan ze niet open houden. Maar twee avonden in dc week naai* de broedergemeente en 's Zondags naar de kerk is ook wel wal veel Wat ruik ik toch? 't Is patschoclie. Palschoe- lie hier! Ik heb altijd gedacht dal alleen luch tige dames patschoelie gebruikten. Hilda zegi dit tenminste, en zij weet alles. Ocli, nu ben ik al weer afgedwaald. „Verlaten, verlaten, verlatGoddank, nu zijn we spoedig aan het einde. Als je het hoofd maar even legen de bank mocht leunen en even een dutje doen. Heer lijk! Nu zijn wij weer in de frissoke lucht en 'l ts verrukkelijk om zich weer te rhogen be wegen. En wanneer wij tJhuis komen, moei ik dekken, thee zetten en boterhammen ma ken. Dc arbeid is toch oen gezegende uit rinding. „Ik hen klaar, tante Ida, wil ik u wat voor lezen?" Het voorstel schijnt niet in goede aarde tf vallen. Zij ziet er besluiteloos uit. „Wat zullen wij lezen?" „Den roman van Tngeman, waaraan wij begonnen zijn, wat denkt u daarvan?" „Ja, ja, maar als ik in de kerk geweest beu, zit ik gaarne een poosje stil te denken. WiJ. je niet even bij mij komen zitten?" Nu komen de vragen. Hoe zal ik er mij uit redden? Maar zij ziet er niet naar uit of zij van plan is mij een vcikoor te doen onder gaan. Er is zoo iets innigs in de uitdrukking van haar gelaat „Is het woord niet lot je doorgedrongen, Elly? Gevoel je je niet als een kind van God?" „Ik weet nietik geloof niet „Je moet bidden tot God dat Hij je helpt om het te worden, en dan doel Hij het." „Hel is zoo mpeielijk om lol Gud le biddei tante Ida." Zij ziet mij verschrikt aan. Zulk een goc delooze bekentenis heeft zij zeker nooit ge boord. Waarom ben ik zoo onvoorzichtig or zulke dingen te zeggen? „Moeiclijk om lot God te bidden?" Zou ik hot haar ronduit zoggen? Dan ver afschuwt zij mij zeker. Maar ik zou haar ant woord weieens willen hooren! Waarom zoc ik ook bang zijn om mijn gedachten uit 1r spreken „Ja, wanneer ik lot Hem bid, dan kom' de gedachte hij mij oip, dat ik *t niet alleen ben, die tot Hem bidt, maar dat cr miiliocneu menschen zijn die dat op het zelfde oogen blik ook doen. Maar hoe kan Hij zich in één zelfde oogenblik tot ieder van ons wenden en aan al deze menschen zijn opmerkzaamheid schenken, naar hen luisteren en antwoorden? Eu -dan denk ik dat Hij wel duizend hooren raoel hebben om al deze gebeden aan te hoo« ren. Maar als ik mij voorstel dat Ilij zooveel hoofden heeft, kan ik niet anders denken dan aan een veelhoofdigen afgod en dan kan ik niet meer bidden." ik zou mij willen verbergen, zoo ontzet ziet zij mij aan. „Dat is de booze verleidor. Elly, die jo zulke gedachten inblaast." Wat zal ik antwoorden? Ik weet niet van waar <iic gedachten komen. „Bid-je nooit tol God zonder cr hij te rede neeren?" Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 1