Zaterdag 18 Juli 1914.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
ELLY's BEPROEVING.
13d" Jaragang.
N° 16 Eerste Blad.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
ABONNEMENTSPRIJS:
|>eT 8 maanden voor Amersfoort f l.OO»
Idem franco per post- 1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.10.
Afzonderi^jke nummers - 0.05.
Peze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau; UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER A.D VERTENT IËN:
V»n 1—5 regol. f 0.50.
Elke regel meer0.10,
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
- I f Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijt bestaan zoer voordeelige bepalingen
tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement.
Eene oirculaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezondon.
Politiek Overzicht
Het ontslag wan Huerta.
Sedert drie maanden is er telkens sprake
geweest van liet aftreden van Huerta als pre
sident van Mexico. Minstens een tiental malen
is zijn heengaan aangekondigd, maar steeds
werd ondervonden, dat de wenseh de vader
van de gedachte wras. Huerta was on bleef
in de bondshoofdstad van Mexico aan het
hoofd van het bewind. Thans is eindelijk zijn
heengaan werkelijkheid geworden. In eene
boodschap aan: het congres heelt hij zijn ambt
neder,gelegd, en het congres heeft zijn ontslag
aangenomen. Hij heeft de stad Mexico verla
ten, na een bezoek 4e hebben (gebracht aan zijn
tijdelijken opvolger, don onlangs benoemden
minister vam buitenlandschc zaken Carbajal,
te voren president van het hoogste gerechts
hof, wien hij een afscheidsgroet bracht. Over
zijn verder wedervaren bestaat onzekerheid.
In ieder geval echter is het zeker, dat zijne
politieke rol als hoofd van de regeering van
Mexico is uitgespeeld.
Met Victoria nu iluerta treedt een krachtige
persoon al van hel politieke tooneel, die
evenals vroeger Porfirio Diaz alleen in staat
scheen*, de sints den val van Diaz op 25 mei
1911 zoo noodioUag gestoorde orde in Mexico
te herstellen. Dat hij, miinder gelukkig dan
Diaz, aan Mexico toch niet den vrede heelt
uien teruggeven, lag, zoo wordt in de
In. Ztig. opgemerkt, aan den politieleen strijd
de Vereeniigdc Stalen en noig meer aan
persoonlijke vijandschap van den president
Unie Wood row Wilson. Deze weigerde
uerta als hoofd van den staat in Mexico te
'- I kennen, omdat hij hem verantwoordelijk
stelde voor de vermoording van zijn voorgan
ger Madero. Intusschen heeft president
Wilsons eigen gezant en naamgenoot K. L.
Wilson, die tijdens den op9land tegen Madero
in de hoofdstad Mexico vertoefde, officieel ge
tuigd, dat Huerta en zijne regeering niet be
irokken waren bij het dioodschieten van Ma
dero. Nog afgezien van het onpartijdige ge
tuigenis van den Amerikaanschen gezant,
moet men de verzekering van Huerta geloo-
ven, dat hij onschuldig is a-a'n Madero's ver
moording. Want de eerlijkheid van Huerta
in twijfel te trekken, daartoe heeft de politieke
en persoonlijke vijandschap van Garramza,
Zapata, Vdlla en de Amerikanen .geen recht.
Zelfs thans niet, nu een oppermachtig nood
lot tegen den la a 1st en strijder voor eon vrij
Mexico be<sMst heeft.
Bij de aanvaarding van het voorloopige pre
sidentschap heeft Huerba verklaard Ik blijf,
totdat ik de orde in mijn vaderland zal heb
ben hersteld. Dezelfde verklaring heeft hij la
ter bij verschillende gelegenheden herhaald.
Maar hij heelt slechts den plaftonischen bijval
gevonden van hen, die niet betrokken waren
bij don Mcxicaansch-Ainerikaanschon srtrijd.
De onderlinge naijver tusschen dc Euro-
peesche mogendheden, die in alle wercldge-
sehillen is te bespeuren, iheeft een ingrijpen
van Europa ten gunsfte van den president van
Mexico, dien hel had erkend, verhinderd. De
Franschen waren terstond er toe te vinden
om, door dc bescherming van hunne landge-
r.ooien, aan de Yereeiugde Stalen op te dra
gen, zich op liet standpunt van Wilson te'
plaatsen. Grool-Brittannië deed onder zijn ge
zant Sir Lionel Carden lijdelijk eene poging
om zijne reusachtige oliebelangen ook tegen
den Amerikaanschen neef te beschermen.
Duitsehland heeft zich de bescherming van
zijne landskinderen niet uit de hand laten ne
men, en eene ironie van de wereldgeschiede
nis bracht mee, dat de voorstanders van de
Monroo-leer, die liefst alle niet-Amcrikanen
uit de westelijke wereldhelfl zouden willen
verwijderen, zic-h voor en in Tampico dooi
den Duitschen 'kruiser Dresden moesten laten
redldcn. liet grootste succes behaalden de drie
groote stalen van Zuid-Amerika, de ABC-sla-
leiL Argentinië, Brazilië en Chili, die op de
vredesconferentie van Niagara Falls ook bij de
Noord-Amerikanen het beginseL deden aanne
men, dat geen staat hel redht heeft zich in dc
binnenlandsche zaken van een ander te men
gen. Maar de prijs van dezen stelregel was de
verwijdering van Huerta. Sedert hel begin
van Juni waren ook lLucrla en zijn vice-pre
sident on minister van oorlog Blanqucl ervan
overtuigd, dat alleen het aftreden van Huerta
den persoonlijken strijd van president Wilson
tegen Mexico kon doen eindigen- Als een
tweede ridder Curlius heeft nu Huerta zich
in den tusschen Amerika en Mexico gapenden
afgrond gestort. Ot hij hem zal doen sluiten,
staal nog te bezien.
In het lange lijdensdrama Mexico eindigde
met het heengaan van Porfirio Diaz het eerste
bedrijf. Daarop volgde het veel droeviger sa-
tyrspel van Francesco Madero. Het aftreden
van Huerta besluit het derde bedrijf. Nu voigi
het tusschenspel van den burgerlijken presi
dent Carbajal. Eene afspraak, waarbij zelfs
Villa zich moet hebben aangesloten, houdt in,
dat de onmiddellijke opvolger van Huerta
geen van de in den burgeroorlog betrokken
aanvoerders zou zijn. Het was misschien de
gelukkigste keuze, die onder de burgerlijke
ambtenaren werd gedaan, dat als tijdelijk pre
sident optreedt Carbajal, do vroegere presi
dent van het hoogste gerechtshof, laatstelijk
mihisler van builenlandsche zaken, die ge
durende de gehccle Mexicaansche revolutie
niet als partijman voor of tegen Porfirio Diaz
of wien ook is opgetreden. Maar staatssecre
taris Bryan heeft reeds verklaard, dat de
Yereenigdc Staten 'hem niet zouden erkennen.
Voor hen komt slechts eene regeering van de
zoogenaamde constilutionalistcn in aanmer
king. Zoo volgt dus op de niel-erkenning van
Huerta de nict-erkenning van Carbajal. Daar
mee komt overeen, dat Villa zich thans toe
rust lol een marsch tegen dc hoofdstad Mexi
co. Dal maakt een nieuw bloedig bedrijf in
het Mexicaansche treurspel aannemelijk,
waarvan het einde wel zai zijn hel Amerikaan-
sclie protectoraat-
Frankrijk.
In de zaak tegen mevrouw Cailiaux. die a.s.
Maandag 20 Juli en volgende dagen zich voor
het hoi van assises van hel Seine-departemenf
zal liehben tc verantwoorden wegens moord,
gepleegd op den directeur van de Figaro Cal-
mette, brengt de Temps dc akte van beschul
diging, die is opgesteld door den procureur-
generaal Herbaux, die zelf als aanklager zal
optreden. Na een relaas van de feilen, waarop
de aanklacht steunt van moedwilligen man
slag- met voorbedachten rade, slaat de pro
cureur-generaal stil bij de beweegredenen van
de daad. Dit deel van de akte van beschuldi
ging luidt aldus:
Mevrouw Cailiaux, geboren Ilenriette Rai
nouard, die een eerste huwelijk had gesloten
in 1894, was in 1908 gescheiden, terwijl de heer
Cailiaux, in 1906 getrouwd met mevrouw
Gueydan, zelf scheidde in 1911.
In den loop van het jaar 1909 richtte de heer
Cailiaux, die zeer vriendschappelijke betrek
kingen onderhield met mevrouw Ilcnriette
Rainouard, twee brieven, die naar 't schijnt
talrijke zinspelingen bevatten op kwestièn van
polilieken aard, nauwr vermengd met onder
werpen van den intiemslen aard.
Die bi-ieven nu, die dc heer Cailiaux aan
mevrouw Rainouard verzocht had hem terug
te geven, werden verduisterd door zijn vrouw,
mevrouw Gueydan. Dat was in handen van
dezen een geducht wapen zoowel legen haren
man als tegen mevrouw Rainouard, cn de
heer Cailiaux schijnt daarvoor zulk eeue vrees
gekoesterd te hebben, dal hij ondauks een die
pen hartstocht den 25en September 1909 aan
mevrouw Rainouard schreef om haar een
breuk voor te stellen, die hij als het eenige
middel beschouwde om haar voor schandaal
te behoeden en haren goeden naam als vrouw
en moeder le beschermen.
Intusschcn kwamen de heer Cailiaux en
mevrouw Gueydan overccnigen tijd overeen dc
bedoelde brieven te vernietigen, hetgeen ge
daan werd in tegenwoordigheid van een
vriend. Maar al hadden de oorspronkelijke
brieven opgehouden tc beslaan, mevrouw
Gueydan liad, zooals zij zelve heeft erkend, er
photografisohe afdrukken van bewaard, en na
dc echtscheiding, in hel begin van liet huwe
lijk van den heer Cailiaux en van mevrouw
Rainouard, zijne tegenwoordige vrouw, be
reikten verontrustende geruchten <3e echtge-
noolen over deze photografieën, welker ver
spreiding hun van toen af voorkwam als eene
dringende en voortdurende bedreiging. Zij
vernainon, dat diu bri*.-en getoond waren aan
een dagbladschrijver en ook een derde brief,
in 1901 aan mevrouw Gueydan geschreven, de
brief onderteekend: „Ton Jo", betrekking heb
bende op de inkomstenbelasting, die werd op
genomen in de Figaro van 13 Maart 1914 en
waarvan hierna zal worden gesproken.
Na het aftreden van het ministerie-Caillaux
echter trad er eene betrekkelijke kalinte in,
totdat in de maand December 1913, na de vor
ming van liet minislerie-Doumcrgue en de
toekenning van de portefeuille van financiën
aan den heer Cailiaux, de Figaro tegen dezen
een allerlieiiigsLen veldtocht begon.
In den beginne scheen er niets tc zijn wal
aanleiding gaf om dc vrees weer te doen op
komen wegens dc bekendmaking -van de in
tieme brieven, waarvan hierboven sprake is.
De schrijver van de artikelen, Je heer Cai-
mette, bleel zieh beperken tol hel gebied der
politiek en der financiën, maar sinds lang
had geene perspolemiek een zoo persoonlijk
karakter aangenomen en zulk cenc mate van
vinnigheid bereikt. De beweringen van den
heer Calmetlc hadden niets minder ten doel,
dan de heer Cailiaux voor te stellen als een
geldmensch, in staal tot ambtsverzuim en kne
velarij, en haast iederen dag verschenen on
der de rubriek, die er in de Figaro aan ge
wijd was, nieuwe aantijgingen en nieuwe
smaadredenen. Dit alles was zeker in staat de
personen, waarop ihet gemunt was, ten zeerste
op tc winden, en men begrijpt, dal de beklaag
de, die haar man liefhad, verbitterd is door
de aanvallen, waarvan hij hel voorwerp was.
Tot dusver echter liet niets in die artikelen
reeks toe te onderstellen, dal hun schrijver el
ders wapenen kon zoeken dan op een zuiver
politiek, parlementair of financieel terrein.
Alles trouwens in het karakter en in het
talent van den heer Calmelte moet, naar het
schijnt, bijdragen om op dit ount de belang
hebbenden gerust te stellen, totdat den 13en
Maart 1911 in de Figaro dc brief verscheen
met de onderleekening „Ton Jo", waarvan hel
intieme karakter als door een man aan eene
vrouw geschreven brief op onbetwistbare
wijze aan den dag iomt, ondanks de wegla
ting van sommige .zinsneden van particulie
ren aard en rekenende met de commentaar,
die hem vergezelt. Overigens preciseerde de
iieer Caliuetle zelf in alle openhartigheid dit
karakter uitkomend in de volgende woorden:
„Dit is de eerste maal in dc dertig jaren van
mijne journalistieke loopbaan, dat ik een pri
vaten briel, een intiemen brief bekend maak,
ondanks den wil van zijn houder, zijn eige
naar of zijn schrijver.
Van dat tijdstip ai ontstond, volgens de
verklaringen van mevrouw Cailiaux, in haren
geest een zeer nauwe samenhang tusschen
de bedenkniakiug van dezen brief ei- het voor
de deur slaan van eene andere verspreiding,
welke zij hoven alles vreesde, die van de
beide brieven, door den lieer Cailiaux in 1909
lot haar gericht cn door mevrouw Gueydan
verduisterd. Ziehier wat hare redeneering
moei geweesl zijn: de brief, onaerleekend
„Ton Jo", was in het bezit van mevrouw Guey
dan geweest, die eveneens de phofografieën
van de heide anderen in bezit had; de zelfde
bron die dc Figaro in slaat had gesteld zich
de eerste te verschaffen, had de anderen moe
ten verschaffen, en daar deze eeisle brief be
kend gemaakt was, zou de bekend».taking van
de anderen volgen.
Het schijnt echter, dat die twee brieven
nooit in het bezit van den directeur van de
Figaro zijn geweest en zelfs dat hij niet ge
tracht heeft ze zich te verschaffen. Waren zij
in zijne handen geweest, dan zou de heer Cal-
mette zich hebben onthouden, ze af le druk
ken, wanneer, zooals de heer Cailiaux ver
klaart, de politieke beschouwingen zoodanig
verspreid waren in de sentimentecje uitwei
dingen, dat elke schifting in hun tekst on
mogelijk was.
Hoe dit zij, mevrouw Cailiaux schijnt te zijn
bezeten door de vrees van hunne verspreiding,
die haar zelfs als aanslaande was aangekon
digd, en haar man voelde den tegenslag van
die angst zoozeer, dat hij in den morgen van
den lOcn Maart een slap deed bij den presi
dent der republiek, ten einde de bekendma
king van die particuliere brieven te doen op
houden. Ilij voelde zelf den rrikkel van den
toorn, en toen zijne vrouw in den morgen van
den 16en Maart op het ministerie van finan
ciën kwam om hem verslag le doen van een
onderhoud, dat zij gehad had met den heer
Manier, president van de rechtbank, over de
moeielijkiheden cn de gevaren van een proces
wegens laster, kon hij deze woorden niet
terughouden: „Als er niets aan te doen is, zal
ik mij alleen verdedigen cn zal ik Calmelte
op den snuit slaan.
Eindelijk had op dienzclfden morgen var
den 16cn Maart de ongerustheid van den he
klaagde nieuw voedsel ontvangen in het arti
kel van dc Figaro, aan haar ïuau gewijd, ge
titeld: „Komiek tusschenspel". Voor inij, zoo
heeft zij verklaard, was dit tusschenspel de
overgang tusschen de bekendmaking van den
brief „Ton Jo" cn die van de beide andere
brieven.
De heer Delbos, die haar in het niiddaguui
gezien heeft aan het ministerie van financiën,
heeft verklaard, dat zij hem den indruk had
gegeven van een gejaagd mensch.
Zoo was dc gcinocdslocsUuid van mevrouw
Cailiaux, op den dag van 16 Maart 1914, tot
aan ihct oogenblik waarop zij hare njisdadige
handeling heeft gepleegd. Maar hoe de
moreelc gemoedsbeweging moge zijn, waarin
zij zich heeft kunnen bevinden, men kan
slechts dc gemakkelijkheid constaleeren, waar
mee zij bij dc gedachte van de misdaad is blij
ven staan, de logische ineenschakeling van
de feiten, waardoor zij haar heeft voorbereid,
en de koelbloedigheid, die zij bij dc uitvoe
ring aan den dag heeft gelegd.
Engeland.
Londen, 17 Juli. Eene suffragette heelt
heden morgen het portret van Thomas Carlylo
door Sir John Millais, in dc National Portrait
Gallery, met een slagersmes ernstig bescha
digd. Zij is in hechtenis genomen.
Italië.
R o m e 17 J u 1 i. De Senaat heeft zijne zit
tingen voor onbepaalden tijd verdaagd, nadat
alle wetsontwerpen, die door dc Kamer waren
goedgekeurd, waren aangenomen.
De inlijving van de reserve-manschappen,
die onder de wapenen geroepen zijn, is zon
der incidenten geschied. Uit Florence, Turijn
en Genua wordt bericht, dat reeds contingen
ten vertrokken zijn of bevel hebben ontvangen
zioh nvarschvaardig te houden. Ook vu IJ Zuid-
It a iië, o.a. uit Bari on Brmdisi, worden troe
penbewegingen bericht, die wijzen op de mo
gelijkheid, dat eene expeditie voor de deur
staat.
De Avanli houdt staande, dat eene liuliaan-
sche expeditie naar Albanië aanstaande is, en
voert tot slaving van <lozc bewering aan cc
berichten oyer het samentrekken van trocpcij
in Bari, Napels en Genua.
Rome, 17 Juli. Eene officieuse nota
spreekt de berichten legen over dc samen
trekking of uitzending van troepen.
Oostenrijk-Hongarije,
Bad Ischi, 17 Juli. Aartshertog Ka-
rel Frans Jozef kwam om 1.27 hier aan. Hij
werd door het publiek hartelijk bcproet. Om
kwart voor acht zai hij door den keizer in
audiëntie ontvangen worden.
Budapest, 17 Juli Dc Poster Lloyd
handhaaft tegenover de tegenspraak uit Bel
grado liet bericht over de verhooging van
de Servische legcrstorkte op vredesvoet tol
110,000 man.
verraad lot vijf jaren tuchthuisstraf cn dri
jaren eerverlies veroordeeld.
Dc mannen, die aan de spits staan van ht
Ooslenrijksch-Hongaarsclie leger, zijn allen
men kan zeggen met ostentatie, met verlo
gegaan Dc heide ministers van landsverdc
diging cn de rijksminister van oorlog heb
ben schier gelijktijdig vacamtic genomen cn
Vergeet de uren van verdriet maar ver
geet niet wat ze u leerden.
Roman uit het Zweedsch door
A. M. VAN DER LINDEN—VAN EDEN.
6
Had tante Ida mij maar niet meegenomen,
daarom moet ik hier zitten om aangestaard
le woixlen als een wonderdier? Niemand
spreekt tegen mij, maar allen kijken desle-
meer. Zat ik nieL naast tante Ida, dan stond
ik dadelijk op en vloog de kamer uiL
Niet opkijken, weiken maar, dan denk ik
niet aan henNu heb ik al het katoen voor
de hemden geknipt.
„Alsjeblieft, tante Ida!"
„AI klaar? Mevrouw van Edler, is er nog
meer werk voor mijn kleine meisje? Zij is
zoo vlug dot ik geloof dat zij meer doet dan
wij allen tezamen'.'
„Mijn kleine meid)!" Tante Ida noemt mij
haai* kleine meid, zóó dot ieder het liooren
kan. En Mevrouw van Edler glimlacht tegen
mij. Dat „mijn kleine meid" dóet mij een paar
graden in haar achting rijzen. Dank, tante
Ida, dank!
„Elly, wil je mevrouw van 'Edler het stuk
katoen helpen opvouwen?"
ftfevrouw van Edler is zeer genadig. Zii
praal werkelijk met mij. En zij mag het doen,
nu tante Ida het zoo geschikt heeft dat wij
samen werken.
Kijk, daar gaat de deur van hel salon open,
nu gaan wij zeker thee drinken. Iedereen
schudt aan haar japon, cn het slof vliegt alle
kanten heen. Wadhit, tante Ida, dat behoeft
u zelf niet te doen; zie zoo, nu is zij klaar.
En nu de mijne. Ik schud zoolang mogelijk,
want ik moet me toch ergens mee bezighou
den onder het wachten. Ik hen immers de
minste en moet het laatst naar binnen gaan.
Maar tante Ida gaat nog niet. Zij blijft dicht
bij mij staan. Nu begrijp ik haar, zij wil mij
niet alleen naar binnen laten gaan.
„Kom nu, Elly!"
Wat een mooie kamer. Met de hand ge
borduurde, tullen gordijnen, tapijten, waarin
de voeten wegzinken, kunstwerken.
Tante Ida blijft staan. Zij wil mij de schil
derijen laten zien en er mij van vertellen.
O, kleine tante Ida, u begrijpt evenveel van
kunst als een kuiken.
Maar ik kijk heel ernstig en ben dank
baar en vol belangstelling, want ik ben zoo
blij dat u met mij spreekt, dat u de hand op
mijn arm legt en dat mevrouw Wennerstrand
ziet dat u mij niet behandelt als een dienst
bode, zooals ik in haar huis werd bejegend.
Nu zit ik ook weer dicht bij tante Ida. Zij
beschermt mij alsof ik een klein kind ben,
toevertrouwd aan hare zorg, cn aan allen
in de nabijheid 9telt zij mij voor. Ik geloof
zeker d'at zij over mij spreekt met de dokters
vrouw, dde aan de andere zijde naast haar
zit. Ik hoor zoo nu en dan een paar woorden.
Bij mij terwijl mijn oude Edla weg
is..,., een prettig gezelschap, zoo lief en
vroolüjkis zoo bedrijvig. Ja, ik verzeker
u, „zij doet wonderen met haar handen....
U moest eens zien
Zegt zij dal werkelijk van mij? In dat ge
val spreekt zij veel aardiger over mij dan lol
mij.- Thuis word ik waarlijk wel aan mijn
fouten en gebreken herinnerd. Maar ik moet
hier zeker een goeden indruk maken. Zij
wil mij rechtvaardigen tegenover haar, die
kwaad van mij gehoord hebben. Ik zie reeds
dal men mij met andere oogen aankijkt dan
eerst. Een paar dames spraken vriendelijk
met mij.
Zou tante Ida zorgen voor mijn toekomst?
Zou zij misschien hopen dat een dezer dames
mij wel hij zich zou willen nemen, wanneer
ik niet meer bij haar kan blijven?
Zij denkt aan mij, heelt allerlei kleine zor
gen voor mij, en wanneer niet al deze men-
sohen om ons heen zalen, zou ik mijn armen
om haar heen slaan
Wij moeten ons op Hem verlaten. Dat
ls de zaligheid op aarde dat wij al onze las
ten kunnen werpen op Hem. Wanneer wij
slechts
Ik moet van avond mijn rok even nazien,
want ik trapte erin met dc hak van mijn
laars. Wat een vreeselijke hoed heeft dat
mensch vóór me op haar hoofd. Zijn dat kat-
testaarten, waar ze een veer van heeft ge
maakt?
Anh, nu ben ik hcelemaal den draad kwijt!
Als tante Ida vraagt wat de dominee zei,
weet ik er niets van. Wacht even. Verlaten,
verlaten, verlaten
Als men maar één uitdrukking onthoudt,
kan het no£ wel terecht komen.
Hè. wat ben Ik slaperig, mijn oogen vallen
toe, ik kan ze niet open houden. Maar twee
avonden in dc week naai* de broedergemeente
en 's Zondags naar de kerk is ook wel wal
veel
Wat ruik ik toch? 't Is patschoclie. Palschoe-
lie hier! Ik heb altijd gedacht dal alleen luch
tige dames patschoelie gebruikten. Hilda zegi
dit tenminste, en zij weet alles. Ocli, nu ben
ik al weer afgedwaald.
„Verlaten, verlaten, verlatGoddank, nu
zijn we spoedig aan het einde.
Als je het hoofd maar even legen de bank
mocht leunen en even een dutje doen. Heer
lijk!
Nu zijn wij weer in de frissoke lucht en 'l
ts verrukkelijk om zich weer te rhogen be
wegen. En wanneer wij tJhuis komen, moei
ik dekken, thee zetten en boterhammen ma
ken. Dc arbeid is toch oen gezegende uit
rinding.
„Ik hen klaar, tante Ida, wil ik u wat voor
lezen?"
Het voorstel schijnt niet in goede aarde tf
vallen. Zij ziet er besluiteloos uit.
„Wat zullen wij lezen?"
„Den roman van Tngeman, waaraan wij
begonnen zijn, wat denkt u daarvan?"
„Ja, ja, maar als ik in de kerk geweest beu,
zit ik gaarne een poosje stil te denken. WiJ.
je niet even bij mij komen zitten?"
Nu komen de vragen. Hoe zal ik er mij uit
redden? Maar zij ziet er niet naar uit of zij
van plan is mij een vcikoor te doen onder
gaan. Er is zoo iets innigs in de uitdrukking
van haar gelaat
„Is het woord niet lot je doorgedrongen,
Elly? Gevoel je je niet als een kind van God?"
„Ik weet nietik geloof niet
„Je moet bidden tot God dat Hij je helpt
om het te worden, en dan doel Hij het."
„Hel is zoo mpeielijk om lol Gud le biddei
tante Ida."
Zij ziet mij verschrikt aan. Zulk een goc
delooze bekentenis heeft zij zeker nooit ge
boord. Waarom ben ik zoo onvoorzichtig or
zulke dingen te zeggen?
„Moeiclijk om lot God te bidden?"
Zou ik hot haar ronduit zoggen? Dan ver
afschuwt zij mij zeker. Maar ik zou haar ant
woord weieens willen hooren! Waarom zoc
ik ook bang zijn om mijn gedachten uit 1r
spreken
„Ja, wanneer ik lot Hem bid, dan kom'
de gedachte hij mij oip, dat ik *t niet alleen
ben, die tot Hem bidt, maar dat cr miiliocneu
menschen zijn die dat op het zelfde oogen
blik ook doen. Maar hoe kan Hij zich in één
zelfde oogenblik tot ieder van ons wenden
en aan al deze menschen zijn opmerkzaamheid
schenken, naar hen luisteren en antwoorden?
Eu -dan denk ik dat Hij wel duizend hooren
raoel hebben om al deze gebeden aan te hoo«
ren. Maar als ik mij voorstel dat Ilij zooveel
hoofden heeft, kan ik niet anders denken dan
aan een veelhoofdigen afgod en dan kan ik
niet meer bidden."
ik zou mij willen verbergen, zoo ontzet ziet
zij mij aan.
„Dat is de booze verleidor. Elly, die jo
zulke gedachten inblaast."
Wat zal ik antwoorden? Ik weet niet van
waar <iic gedachten komen.
„Bid-je nooit tol God zonder cr hij te rede
neeren?"
Wordt vervolgd.