13de Jaragang. DE EEMLAN DER". Donderdag 23 Juli 1914 BUITENLAND. FEUILLETON. ELLY's BEPROEVING. N° 20 AMERSFOORTSCH DAG Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFf Co. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort Idem franoo per post etc f l»08i - 1.50. Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) 0.10. Afzonderlijke nummers 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 aur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau» UTRECHTSCH ESTRAAT I. Intercomm. Telefoonnummer 66. PK IJS DER ADVERTENTIEN: Van 15 regels.. f 0.50 Elke regel meer 0.10 Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Groote lettere naar plaatsruimte. Voor handel on bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingon tot het herhaald adverteoren in dit Blad, by abonnement. Eene oiroulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet, Brengen ter kennis van het publiek, dat een door H. Lensing en A v. d. Vijzel, te Amersfoort, ingediend verzoek, met bijlagen, om vergunning tot het uitbreiden van hunne inrichting voor machinale houtbewerking, in het perceel alhier gelegen aan de Eemstraat, bij het kadaster be kend onder sectie D, no. 2970, op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en dat op Maandag, ien 3. Augustus aanstaande, des voormiddags .e half elf uren gelegenheid ten Raadhuize wordt gegeven om, ten overstaan van het Gemeente bestuur of van één of meer zijner leden, bezwa ren tegen het uitbreiden van de inrichting in te brengen. Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru dentie, alleen zij gerechtigd, dié overeenkom stig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeente bestuur of één of meer zijner leden zijn ver schenen. teneinde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Amersfoort, den 20. Juli 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Secretaris, De Burgemeester, A. R. VEENSTRA. VAN RAND WIJ CK. Wii Jongeren i. We lieven n»u midden in dten komkommer tijd en er gaat hittor weinig om An de wereld. -Bestond er geen Albaansch wespennest; was Thomson's lijk niet naar Holland over gebracht; waren er geen Thomson-comité's gevormd voor de oprichting rain 'n Thorn- soul-monument, waarvoor de meesten veel sympathie maar weinig geld aanbieden; had er niet 'n begrafenis plaats gehad van een >-»nzen aÜerhoogste waandS^heidsbekleeders^ jhr. Róell, vioe-president van den Raad van S'Uate; werd er ben slotte tniet in Parijs 'n proces gevoerd, dat de aandacht van heel Europa trekt, waarover zouden wij jour nalisten dan wel moeten schrijven om onzen leteers ajlthans nog eenigje belangstelling te kiunnen inboezemen? Want de hersens zijn in deze dagjen al heel weitoig bevattelijk. Zwaarwichtige hoofdaf- tilkeJiem hebben ito den regjed 'n schijntje le zers, maar nu zouden zij stellig geschreven zijn voor de stoelen en banken, zij het dan ook heel lange stoelen on heel luie banken, waarop onze landerige lezers hun loome le den behagelijk uittrekken. En politieke ojctiLev wel daar lijkt het nu todh wiel heelemaal die tijd niet vooa. Toch durven wij u nu» op ditzelfde oogen- blik, midden in de hondsdagen, daarover aan te klampen. En wiHt ge weten waarom? Omdat we zoo'n praahtkg vakantiewerk voor u hebben Rust is aangenaam, vooral niet zoo warme temperatuur. Maar toch heelt ze één na deed. En dat is, dat zo boo gauw verveelt Weina, om x&aft eeuigo wat nog aan urw geluk ontbreekt op te heffen, zouden wij het VolJ gerijde voorstel wallen doen: Wat wij hier noodig hebben, is 'n jonge garde van vrijzituulgen. 'n Schare vrijwilli gers, propaganda ton voor de vrijzinnige zaak i .n maar .vooral ook buiten verkiezings tijd!. Als wij hier spréken van ,.,jomg", dfeut be- dloelem wij niet zoozeer jong van jaren als wel jong van geestdrift. Al wat jong cm libe-' raai on joing-liberaal is, roepen wij op. Jopig-iiberaiajl, dat is niet tets niiieuws. Dat És ieder op zri tijjd. Een van de groote voordeelen van de vrij- zümiigheid', 'n verschijnsel, dat hnar behoedt voor verstarring, is dat z.ij zich telkekifs weer verjongt. Terwijl het andere geslacht bezig is zo theorieën in verwezenlijkiing fe bren gen, staat alweer 'n jonge .generatie op, die, waardeerende het werk 'der oudtsren, weer geheel nieuwe idealen koestert en nieuwie wogen zoekt voor de propageering dier vrij zinnige idee. De ondieren, hun. eigen jeugd vergetend, vragen zich knorrig atf: wat willen zij toch? Gaat het niet goed zoo? Voltooien wij niet wat wij ons tot laak hebben gesteld En het wederwoord der jongeren is: Gij vo ltooit uw taak maar wij beginnen de onze. Wnt deze zijtn zal, zien wij nog sieabts vaag; rij groeat in ons. En liever tlian in stomme bewondering te slaan voor het respectabele werk van hel, grijzende ge slacht, speuren wij wat er omgaat onder ons, jongeren, brengen w,ij orde in de ideeën, die woelen en uiting zoeken en onze toekom stige laak zullen wijzen. Komit, speuren wij ien zoeken wij en... wer ken wij dan met elkander» jongeren yan Amersfoort. Poiiiiek Overzicht De Oostenrijksch-Servische spanning. De audiëntie, die graaf Berchtold, de minis ter van builenlandsahe zaken van Oostenrijk- Hongarije, verleden Dinsdag te Isclil heeill ge had bij den keizer, wordt in verband gebracht met den aangekondigden stap van de Oosten- rij kscli-Honga&rsche regeering in Belgrado. De Neue Freie Presse bericht daarover, dat graaf Barchtold den keizer de uitkomsten heeft medegedeeld van het onderzoek, dat naai* aanleiding van den dubbelen moord in Serajewo is ingesleld, en tevens rapport heeft uitgebracht over den stap, die in Belgrado zal worden ondernomen. Het doel van de confe rentie was dus, de toestemming van den kei zer te vragen voor de diplomatieke actie, die voor de deur staat. lieden komt graaf Berch told in Wcenen terugmen mag dus verwach ten, dat deze stap nu weldra zal geschieden. De stap aal in den vorm zeer beleefd, in den inhoud echter zeer beslist zijn. Er zal waar schijnlijk een termijn gesteld wordendat wil zeggen de regeering van Oostenrijk-Hongarije zal Yan de Servische regecrimg verlangen, het antwoord op den stap binnen eene bepaalde lijds/ruümte te geven. De eischen, die de regeering van Oostenrijk- Hongarije iin Belgrado zaal stellen, zullen vaar- schijtnlijk op het volgende neerkomen: Dade lijk begin vain het gerechtelijk onderzoek te- gen de door den aanslag blootgestelde perso nen en organen onder waarbong, dat dit on derzoek eene wetokelijke en grondige aanvul ling aal worden van de in Serajewo vastge stelde uitkomsten van het onderzoek. Deze wamborgen zijn van gewicht met het oog op het verlangen van de monarchie Oostenrijk- Hongarije, dal er volledige zekerheid zal rijn, dal de schuldigen, werkelijk vervolgd en be straft womdem. Oostenrijk-Hongarije zal ver der verlangen, dial de Servische regeering te gen de organisation en jongelingsvereenigin- gen, die de beweging tegen de monarchie voe ren en de stemming verwekken, waaruit de aanvallen voortkomen, met de grootste be slistheid zal optreden en zulke vereenigingen niet tneer zal duiden; ook zal de beroering ran de openbare meening tegengegaan moeten worden. Voorts zal Oostenrijk-Hongarije den wensch uitdrukken, dal de bewaking van de grens beter dan tot dusver zal worden inge richt. Daarbij kunnen de bepalingen over de grenspolitie., die in verschillende volkensrech- telijke verdragen zijn opgenomen, de bepalin gen tot wering ran den smokkelhandel en sommige veterinaire conventiën als voorbeeld dienen. Op deze wijize zal er voor gezorgd worden, dat de bewaking van de grens door de wederzijdsche pohtië-organen, die elkaar hi hunne taak steunen, geschiedt. De stap van de Oostenrdjksch-Hongaarsche regeering heeft echter niet alleen ten doel klaarblijkelijke mis bruiken uit den weg te ruimen, maar ook de Servische regeering in het algemeen te bewe gen tot eene verandering van hare politiek i<n de richting van een duurzamen en blijvenden Yrede. Uit Rome wordt aan de Frankf. Ztg. be richt, dat in de Romeinsche pers het verlan gen van Oostenrijk r/aar het verkrijgen van voldoening van Servië algemeen on dersteund wordt. Conservatieve bladen, zoo als de Corriere della Sera en de Reslo del Carlino zijn het daarin geheel eens met de ra dicale Vita. Men wensoht hier dringend, dat Servië zich zal matigen, en wil den vrede be houden. Aan den anderen kant wordt als van zelf sprekend aangenomen, dat Oostenrijks eischen loyaal zijn en op de zelfstandigheid van den Servischen staat gean inbreuk maken. Voor het geval, dait het conflict onvermijdelijk is, hetgeen men intusschen niet aanneemt, wordt door sommige bladen do noodzakelijk heid betoogd der localiseering van het conflict. Wat daarover gezegd word door de Nordd. Allg. Zeilung wordt daarom algemeen toe stemmend besproken. Duitschland. M n c h e n, 2 2 Juli. De Correspondcnz Hoffmann bericht: Vorst Wilhelm von Ho- hen rolkan verloofde zich heden namiddag te Leutslalten niet prinses Adelguiude, de oudste dochter van koning Bodewijk III. (Vorst Wilhelm vaai Ilohenzoilem, die den 7en Maart 1864 geboren is, is sedert 1 Maart 1909 weduwnaar. De bruid is den 17cn Oc tober 1870 geboren.) Volgens de sociaal-democratische Hambur ger Echo heeft het Pruisische ministerie van oorlog een aanschrijving laten uitgaan om aan te dringen op eene krachtige bestrijding van de soldatenmishandelingen. Daarin wordt gezegd, dat door de militaire rechtbanken dik wijls opgelegde zachte straffen niet in over eenstemming zijn met den wil van het hoo- gere gezag. Er wordt aan herinnerd, dat reeds vroeger is aangeduid, dat mishandelin gen en met de voorschriften strijdige behan deling van ondergeschikten tegelijk eene over treding zijn van bevelen van het hoogste ge zag in het leger, waarop hij het opleggen van straf inoet worden gelet. Slechts door hand- haring van de wettelijke bepalingen zo»nder aanzien des persoons en in hun volle streng heid kan het ernstige vergrijp der stelselma tige mishandeling worden uitgeroeid. De sociaal-democratische pers stelt deze aanschrijving voor als een succes van het Luxemburg-proces. Dit is, volgens eene me- dedeeling van de Köln. Ztg. uit Berlijn, on juist. De aanschrijving is reeds den 28en Mei uitgegaan, dus op een tijd toen het proces te gen Rosa Luxemburg de openbare meening nog niet bezig hield; zij steunt op statistische waarnemingen. Berlijn, 22 Jult Hlet landesgericlit te Beiiijm heeft de redacteur van de Yorwarts Alflrted Sdhullz wegens een artikel, gelitdld „Kafiseriioch and KHassertkampf', wegens ïuajestei'tsbeleedigin.g veroordeeld tot zes we ken goram genilsstnai. Die StaatsamwoR) had zes maanden geêischi- HJet proces -werd nWt gesloten deuren be- hand eld. Frankrijk. De minister van oorlog Messimy is een grooten hervormingsarbeid begonnen in het departement, waarvan hij nu het hoofd is. Tot dusver was het departement van oorlog verdeeld in 13 directiën, die zooveel mogelijk onafhankelijk van elkaar werkten en al te dik wijls in hun arbeid elkaar wederkeerig stoor den of verlamden. De minister Messimy heeft het departement gereorganiseerd en de der tien afdeelingcn samengesmolten tot drie, waarvan de eene de zaken van personeel en van onderwijs, de twrecde het geheele oor- logsmaterieel heeft te behartigen, terwijl de derde zich inel de comptabiliteit onledig houdL In het verhoor van den oud-minister Cail- laux als getuige in het strafproces tegen zijne vrouw wegens den moord van Cal- mettc, klaagde deze zich zelf aan we gens lief heftige woord, dat hij gebruikt had in hare tegenwoordigheid: „Ik zal hem (namelijk: üalmette den snuit stuk slaan", want dat had haar tot de daad gebracht. Hij gebruikte de gelegenheid tot het houden van eene afrekening met de Figa ro, het blad waarvan Calmette directeur was, wregens den veldtocht, dien dit blad tegen hem had gevoerd. Die veldtocht gold den man, die de inkomstenbelasting wilde doen aanne men. Om hen te treffen en onschadelijk te maken was ieder middel goed. Men had hem van plichtsverzuim in de zaak-Rochette en van verraad in de zaak van het Fransch-Duit- sche Congo-verdrag beschuldigd. Al dat vuil had het verstand van zijne vrouw ge krenkt. Hij zeide: „Dat men mijn werk uil politiek oogpunt kritiseert, vind ik heel na tuurlijk; maar dat men met vuil naar mij werpt, daartegen kom ik op met alle energie. Ik wist, dat de Figaro een aantal diplomatieke stukken bekend wilde maken. Ik zal daarover dadelijk spreken, als men mij daarloc mocht nopen- Ik zal de uoodige ophelderingen ge ven; maar ik verzoek hen, die mij daartoo mochten nopen, dringend aan de gevolgen te denken, die deze ophelderingen zouden kun* ncn hebben." Een redacteur van de Figaro, Latzarus ge-r naamd, die gesproken had van voor Caillaux bezwarende diplomatieke stukken, werd met Caillaux geconfronteerd. Deze verklaarde, dat hij die stukken niet zonder gevaar kon noemen; in zijine opgewondenheid riep hij uit, op l il« laux wijzende: „Deze man, die Calmette heeft laten vermoorden." Zeer verontwaardigd barstte Caillaux los: „Mijnheer de president, wij kunnen 't daarbij niet laten blijven; wij moeten tot het einde toe gaan." Caillaux oogsle hiervoor toejuichingen van het publiek* die de president inct moeite tot zwijgen bracht Toen de storm was bedaard, stond mr. Chenu, de raadsman van de civiele par tij, op en verklaarde: „Ik ken deze slukkcu niet; zij werden onmiddciijk na den dood van Calmette aan diens broeder gegeven, die c- ic audiëntie bij den president der republiek ver» zocht en ook kreeg. Hij gaf deze pari. ai aan den president der republiek; zij zijn dus in handen van het hoofd van den staat. Ik als civiele partij zal mij daarvan niet bedie-, nen en ik verzoek ook den heer Caillaux er van af te zien om ze in het debat te brengen." Ilier mengde mr. Labori zich in hel debat met de woorden: „Het is monsterachtig, dat de bij Calmette na zijn dood gevonden papie ren dadelijk verdwenen zijn. Een deel werd aan den schoonvader uitgeleverd, een ander deel aan de experts en het derde deel aan den broeder. Ik kan niet toelaten, dat hier weer door papieren een dubbelzinnige schaduw in het debat geworpen wordt. Ik cisck daarom, dat de regeering, die deze papieren nu bezit, duidelijke ophelderingen over hun inhoud geeft." De procureur-generaal merkte op, dat deze stukken slechts afschriften waren zonder waarborg voor de echtheid van het ooispron» kelijke stuk. Mr. Labori was daarmee echter niet tevreden; hij zoido: „Deze stukken hadden' in ieder geval aan den rechter van instructie en aan de verdediging overgelegd moeten worden. Ik verzoek, dat het O. M. bij de regee-. ring inlichtingen zal inwinnen of deze stuk ken iets belastends inhouden voor de vader-, landslicfde van den heer Caillaux. Gebeurt dal niet, dan zal ik niet pleiten." De hier vermelde stukken zijn afschriften van cijfer-lelegrammcn, die dc Duitsche am bassadeur tijdens de Congo-ondcrhandciingen aan het departement van buitenlandsche za ken te Berlijn moet hebben gezonden. Engeland. Londen, 22 Juli. De conferentie is he den voormiddag om half twaalf weder in Buckingham Palace bijeengekomen. Er was eene belangrijke mcnschenmenigto op de been in den omtrek van het paleis. Tweede telegram. De zitting ran ide conferentie eindigde om oen uur. Morgein zal ide conferentie wodër bijeenko men in Buckingham Palaca Londen, 22 Juli. In het lagerhuis vroeg de radicaal Ponsonby of do rede van den ko* i Roman uit hel Zweedsch door Al M. VAN DER LINDEN—VAN EDEN. Ik volg haar en loop haar voorbij. Ziet zij mij niet, dan ga ik verder. Ziet ze me wel, dan kan ik het niet helpen. Nu raak ik bijna de mouw van haar man tel aan, en toch ziet zij mij niet Nu ben ik haar voorbij getoopen. Heelt ze dan geen oogen? *Ellyl" Zij 'heeft mij tóch gezien. Ja, nu moet ik wel blijven staan en even met haar praten. „Wat een eeuwigheid sedert wij elkaar zagen! Is de oude dame zoo streng dat zij je opgesloten houdt, cf hoe komt het anders dal je op feest- noch werkdagen te zien bent?" „Ja ik was wel wat gebonden." „Ik heb nog een kwariier den tijd, laten wij wat op en neer loopen." Wat praat en vraagt zij veel. Het suist mij in de ooren en ik hoor nauwelijks wat zij zegt. Wat zij ai niet vertelt van de dames en heeren, met wie zij op het kantoor Is, en die mij niets aangaan. En toch is het niet onaar dig. I'd is of ik uil een hol ontsnapt hen en T' t i! in dc verte zie.Een ander leven na- maar het is in ioig*- geval leven. En eriuffrouw of jfiezelschapsiuffrouw I bij eene of andere oude dame, of wat ik ook zal worden, ik zal wel nooit anders het leven zien dan als toeschouwster. Neen, er niet aan denken! Nu schijnt de zon en de bladerknoppen zwellen. En Hilda is vroolijk en gezellig en de menschen kijken naar ons. Zien zij naar Hilda's opzichligen hoed of omdat zij er zoo modieus uitziet, of omdat zij ieder die zij ontmoet zoo vriendelijk aan kijkt? Ja, zij kijken ook naar mij en wel veel meer dan wanneer ik alleen ben. Ik vind het wel aardig en ik rind het toch ook niet aar dig. Het ergert mij. „Elly, ik moet je wat vertellen. Die gekke Lindogneu, die aan Sven vertelde c!at hij ons op het bal zag, kent den heer met wien jij soupeerde. Hij heet Randlof en is burgemees ter. Je hebt indruk op hem gemaakt en hij heeft al een paar keer aan Lindegren gevraagd of hij dat aardige, mooie, rose meisje van het bal niet eens zag." Wat flauw dat ik bloos! Nu zal Hilda den ken dat ik verliefd op Qiem ben, ofschoon het mij niet het minst kaji schelen of hij naar me vraagt of niet. Ik had hem bijna vergeten. Maar in ieder gevalToch is het niet on aardig als je weet dat iemand aan je denkt. „Denk je flat meneer Lindegren hein ver teld heeft waar ik was?" .Zeker. Hij ziet er wel aardig uit. Zou je hem nog niet eens willen ontmoeten?" Oah, het zou misschien wel aardig zijn hem eens te spreken. Maar Hilda moet niet denken dat ik weer naar een avontuur verlang. ,Och, zoo'n kennismaking op het bal! Je moest je er eigenlijk voor sdhamen, dat men elkaar toii zulk een gelegenheid had onjmoet." „Schamen? Wat een nonsens! Nu, hel kwar tier is om. Adieu." „Het aardige, mooie, rose meisjel" Dal ben ik! Er is dus iemand <lie aan mij derda, die naar mij vraagt. Dat is bijna of ik iets be- leeken. Stel je voor, stel jc dit eens voorl Hoe zag hij er eigenlijk uit? Lang. Een rond gezicht, geloof ik- Een groolc snor en goedige, vroolijkc oogen. Aardig en aange naam, maar niet gedistingeerd. Zie zoo, nu ben ik weer thuis. En daar staat Edla met haar onderzoekende oogen „Neen, het is mij ook nu niet geiukt een betrekking te krijgen." Zij kijkt mij teleur gesteld aan als of ik haar een onrecht aan doe. Ik geloof dal zij mij beschouwt als een klaploopster en een doeniol, ofschoon zij mij het werk uit dc handen heelt genomen. Maar vandaag geef ik er niet oni. Iemand denkt er toch aan het aardige, mooie, rose meisje. Het leven is toch niet zoo ledig als gisteren. „Er is iemand geweest die naar u vroeg, juffrouw Elly, maar u was uit. Een meisje." Edla's kleine, scherpe oogen zica mij ach terdochtig en strenger aan dan gewoonlijk. „Wie kan dat wezen? Hoe zag zij er uit?" „Zij droeg een hoed zoo groot als een tafelblad, vol rozen, en een hoofd met haar als twee anderen." Hilda! Dat komt ervan dat ik x»tet haar gepraat heb; vervelend dot zij bier komt, hoe wel zij weet dat ik het niet hebben wil. Tante Ida, die iets verder op de sofa zit, kijkt op van haar naaiwerk, en Edla staakt haar bezigheid bij de buffetlade cn wendt het hoofd naar mij toe. Beiden willen zien of ik de bezoekster herken aan de beschrijving. Maar ik heb geen lust om te laten zien dat ik het weet. „Zoo." Ik zeg het zoo onverschillig mogelijk. Ik ga voort mijn haar op le strijken. Maar Edla wendt zich nu geheel tot mij, zij laat nnj zoo gauw niet los. „En zij had een lichtbruin wandelpak aan met geborduurd garneersel, en het zat als aan haar lijf gegoten. En verder zag zij er uit als zoo'n gek spook, dat, zooals de men schen zeggen, in den smaak van heeren valt." Dat klinkt alles als een beschuldiging tegen mij, omdat ik dubbelzinnige kennissen heb Zij 'beleedigt mij, de nare, akelige, oude meid, en ik kan haar niet met dezelfde munt be talen omdat ik nuj houden moet alsof het mij onverschillig is wat zij mij zegt. Goddank, nu gaat zij weg. Ik haal altijd rui mer adem wanneer zij de kamer uit is. Maar Tante Ida zit daar nog cn ziet mij vragend aan. „Het was jammer dat zij haar kaartje niet achterliet, dan wist je wie zc was." „Ja dat was dom van haar." „Het kan toch dat meisje niet zijn dat je verleidde om mee naar dat bal te gaan?" Tegenover tante Ida kan ik "een comedie spelen. Ik moet haar in 't gelaat zien. „Ja, waarschijnlijk was zij het." „Sprak je haar onlangs?" Ik ontmoette haar toevallig een paar da gen geleden." Nu legt zij haar werk op thaar knieën en ziet mij doordringend aan. Die blik houdt mij in bedwang. Wc voel mij laf en c^izellsfï^- dig worden. Nu is het of ik iemand onrecht doe en toch zou ik niet weten waarin dat onrecht zou moeten bestaan. „U moet niet gclooven, tante Ida, dat ik haar opzoek. Al den lijd dat ik hier was, heb ik haar niet ontmoet, vóór eergisteren. En ik had aan Svcn gezegd haar le vragen niet hier' le komen." Zij zegt niets meer, inaar toch is hel of zij mij laat beloven, dat ik Hilda geheel en al uit den wog zal gaan. Ik moet een respecta-, bel mensoh worden en mag dus niet in slecht gezelschap zijn. Iets als gewetenswroeging knaagt en knaagt in mij. Ik kan Hilda toch maar niet zoo ineens verzaken. Ik gevoel wel geen groote sympathie voor haar» maar ik had, liaar, toch ook wel kunnen- trachten te ver^ «ledigen. Zij heeft toch ook goede eigcni schappon en zij <zal de vnouw van Svieö worv den. Dat ik ook zoo laf kan zijn! Edla niet do post. Een krant cn een brieL De krant is voor tante Ida en de brief ia voor mij. Heerlijk een brief te krijgen, ik krij^ er zoo zelden een. O, van Hilda. Lk keu haar schrift Dat ik nu juist bij tante Ida moet zitten naaien, terwijl de brief komt. Ik kan hem niet lezen als zij naar mij kijkt. Ik zal hem onge opend in mijn zak steken. „Lees je brief gerust, Elly. Er is niets gear haast bij je werk." ,Dank u, het doet er niet toe, ik kan even Hoed wachten." „Is hij van huis?" Zij is toch wel een beetje nieuwsgierig, dió telle Ida! Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 1