„DE EEMLAN DER".
Zaterdag 5 September 1914.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
ELLY's BEPROEVING.
N° 58 Tweede Blad.
13"f Jaargang.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Bureau» U TRE C H TSCH EST RAAT 1.
d.ik:vijls
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
ABONNEMENTSPRIJS:
£er 8 maanden voor Amersfoort f l.OO,
Idem franco per post 1.5O*
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.3 O.
Afzonderlijke nummers 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels f 0.50.
Elke regel meer -0.10.
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote lotters naar plaatsruimte.
Voor handel en bodr\jf bestaan zoor voordoolige bepalingen,
tot hot herhaald advorteoren in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulairo, bevattende do voorwaarden, wordt
aanvraag toegozonden.
of
Verspreide Berichten.
Compiègnc.
Oe correspondent van de. „Tim-es" in Frank-
i k geeft de indrukken weer, die hij Zondag-
.Iclag op den weg naar Compiègnc keelt
regen. „Een keete slaapverwekkende Zon-
middag en 15 K.M. ongeveer op den reek-
weg. die van Parijs naar Compiègnc leidt.
.1 niets bijzonders te zien. Nevelacktig is de
etc lucht. Achter ons glansen de koepels
de Sacré-Coeuj-, de groote witte kerk op
ntmaitre. En voor ons uit is niets te zien
..ii vlakke velden en gouden koorn-schoven.
J^ungzamerkand echter valt kei op, dat
i creen die wij tegen komen op deze langen
•fiigen weg, pakjes draagt of volgepakte
-.^ntjes voortduwt. En wij komen boeren
wagens tegen met oude mensdhen erin, geen
M oolijke oude mensckeu die een Zondag uit
p.. maar sombere, gedeprimeerde menschcn,
rvan elk zijn bundeltjes stijf o,p zijn knie
i-.tlioudt.
Dit zijn de vluchtelingen uit twee deparie-
nten van Frankrijk. Zij hebben reeds kon-
i rd K.M. en meer geloopcn. Zij zijn voor
voorhoede van dc Duitsckers uilgedreven,
.als meajschen die vluchten voor een bosch-
brand.
Zij lrebbon alles moeten achterlaten wat niet
'l aagbaar was en zij zijn weggetrokken, dank-
ar dat zij er het naakte leven kunnen af-
Ingen. En langs den weg zitten dc bewo
ners uit de buurt, die niets anders te doen heb-
i ii dan dezen optocht van vluchtelingen na
jaren.
Plotseling ziel men in de verre ruimte van
den zonnigen hemel een uitgestrekte vlucht
vliegmachines naderen, van horizon tot hori-
i. liet zijn verkenners, die klaarblijkelijk
ngkeeren naar hun basis.
In een der dorpen spraken wij een land-
•:onoot, een Brilscli onderofficier. Ja, erkende
hij, onze verhezen zijn heel zwaar. In Zuid-
Alrika hebben wij maar wat geschermutseld
ioar de Duitsche verliezen zijn grooter. Zij
ijn ingeklemd geweest tusschen onze cava-
iC en dc Fransche infanterie. Hoc die Frau-
hen vechten met <le hajonctl Het is niet om
m te zien."
De roodc broeken.
Dc Fransche soldatenbroek is rood, en ter-
v jl in de meeste andere legers sinds jaren de
rauwe uniform in gebruik is gekomen, trok-
ii de Franscken ook in dezen oorlog weder
met de roode broeken aan ten strijde.
Dc Tel. herinnert er aan, hoe de roode
broeken-dracht ontstond. Reeds in de 15de
ll'uw begon men in Frankrijk de Meekrap-
plant (Rubia) te kweeken in ruime mate, voor-
r,in Elzas en Zuid-Frankrijk. Toen Napoleons
oorlogen het land ontvolkten, gingen de Mee
krap-ververij en de Meerkap-kweckcrij ach
teruit. Zelfs dc dames droegen weinig of geen
rood meer, en in den Elzas en in de omstre
ken van Avignon heerschtc gebrek. De eens
rijke „krap-jonkers" verdienden geen ccnl
meer.
Toen richtte men zich tot den Keizer, en
smeekte om maatregelen die landbouw en in
dustrie weer nieuw leven zouden geven.
Napoleon beval daarop, dal het leger roode
broeken dragen moest en dat deze met mee
krap geverfd zouden worden. De stoflage voor
de broeken mocht in het begin van buitenaf in
gevoerd worden, en werkelijk leverde Duilsch-
land gedeeltelijk hel materiaal, maar in Frank
rijk zelf ging de slof in den verfpot. Om dc
meekrap-cultuur voort te helpen, werd zooveel
mogelijk rood aan de uniformen toegevoegd
De epauletten en ook het hoofddeksel werden
rood. Het voordcel der roodc broeken is dat
hun kleur zeer duurzaam is (hel nadeel is de
opvallendheid!)
De Franschen zijn begrijpelijkerwijze aan
het rood gehecht, omdat het zeer flatteert. In
de laatste jaren probeerde men het met ver
schillende andere uniformen. Op meer dan één
I4de Juli het nationale feest liet men
verschillende regimenten in de nieuwe unifor-
men de revue passeeren, maar zij werden nie!
goedgekeurd.
De Engelsche censor en de
kranten.
In Engeland drukt de censor op hel oogen
blik als een reusachtige domper op alle ta-
dactie-bureaux.
Geen telegram, geen verslag komt er van
de oorlogscoiTcs]x>ndenLen, die om de slag
velden heen derdehandsnieuwtjes grazen als
sporadische grassprietjes op een droge hei, in,
of liet officieele persbureau moet controlee
ren of er geen ongerechtigheden in slaan. En
vervangen wordt door een rijtje tergende lit-
leitjes, zoo op de manier van: ..Engelsche en
Fransche troepen ter sterkte van man,
paarden en kanonnen, haddeD
een ontmoeting met een tweemaal zoo slerko
Duitsche troepenmacht, die zij terugwierpen
over de een zijtak van de Te
en te werden heel wat gewon
den der binnengebracht, en waren het
station en het stadhuis weldra in een hospi
taal herschapen. De streek tusschenen
staat in vuupr en vloan."
Daarmee mag de Engelsche leger dan zijn
fantasie trainen en is de uilslag van het on
bestemde gevecht andersom geweest, dan
hoort hij hcelemaal niets.
Eindelijk is deze üiteltjes-manie den En-
gelschen journalisten te bar geworden en
toen de censor beweerde, dat de strategische
positie toch niet bekend mochten worden,
zeiden zij, dat zij zoo iets onvaderlandslie
vends ook heelemaal niet wilden, maar dat
deze manier van doen hel publiek zenuwach
tig maakte. En minister Asquith deelde in
het parlement mee. dat er „maatregelen zou
den worden getroffen."
In tusschen is de ontstemming op de En
gelsche redactic-bureaux er niet minder op
geworden, en heeft dezer dagen een misver
stand tusschen den censor cn een der Lon-
denschc bladen ten gevolge gehad, had bij
een vriendelijker verhouding voorkomen had
kunnen worden. N. v. d. D.
De letterkunde cn de oorlog.
„Uit het dagjboek van een Grensbewoner"
is de titel van een bijdrage van Frans Erens
in de jongste aü. van De Gids. Het zijn de
overpeinzingen van een letterkundige, die
midden in zijn vredelievenden arbeid de ge
stalte van den oorlog op zich ziet afkomen.
Ik voel mij gedrukt door een oneindig wee.
Want de literatuur staat op spel. Ik begrijp
nu ineens waarom de literatuur onder het
eerste keizerrijk in Frankrijk zoo slecht was
en van geringe belcekenis. De schrijvers voel
den zich de minderen van de OYerheerschen-
de mannen des oorlogs.
In Duitschland daarentegen stond de lite
ratuur hoog, .omdat de schrijvers zich de ge
lijken voelden van hen, die als verdrukten ir
bet veld trokken cn vol onbelemmerde emo
tics hunne ziel uitstortten. Alles wordt nu
duidelijk, klaar zie ik den opkomenden blcri
van het woord, die niet met poliliekcn bloei
behoeft samen te vallen.
Ik voel mij neergeslagen, niot alleen om
mij zeiven, maar de beele kust loopt gevaar.
Zij zal verduisteren en haar licht zal verblee-
ken, niet alleen de kunst van het verleden
voor de oógen der menschcn, maar ook in
werkelijkheid wal aangaat dc kunst, diic he
den wordt geproduceerd. Deze zal ook objec
tief zwakker zijn.
Wij, schrijvers, zijn dus nu eene blceke,
angstige stoet onder de grauwe luchten van
de naderende onheilen.
Zoolang er geen vrede ls, kan men niet zich
kè[ijI<hciay^-\,loel Jnee, indien niet in wcr-
lies ik mij in de afgrónuen'vah'bet Tfcraiactt-
nig tumult.
Zoo moest ik dan toch beleven! Dit einde
van veel, dit einde van alles, wat ik om mij
heen had opgebouwd.
3. Augustus. Heden werd ik gewekt door het
gekletter der paardenhoeven op de slraat-
steencn. Aan de vliegende vaart der auto's
was ik al eenigszins gewend, zood ik er niet
van wakker werd. Ik ging aan het raam kij
ken van de voorkamer, die op de straat uit
ziet en daar zag ik nu duizenden uhlancn aan
mijn huis voorbij trekken.
Ik kleedde mij vlug aan en weer hoorde
ik het paardengeldetler cn ging op straat kij
ken, zoodot zij vlak aan mij voorbijreden en ik
ze goed kon opnemen. Daar zag ik, dat de
paarden allen prachtig waren, zeer fijn cn
elegant in hunne bewegingenzij waren licht
bruin. De uhlanen droegen buiten hun geweer
ieder een lange ans, waaraan boven een vlag
getje opgerold. Hunne uniformen, hunne gra-
maschen, alles wal zij aan hun lijf of bij zich
hadden, was splinternieuw. Het was prachtig,
doch achter de pracht school voor mij weg de
langdurige en helsche premeditatie der oo*r-
logstoebcrcidselen.
Een grijze luchthet is nauwelijks zes uur
in den morgen. Ecnigc bewoners van het
dorp, waar ik woon, staan naast mij en bekij
ken bet schouwspel van deze afdeclingen ca
valerie. Er komen ook kurassiers en dragon
ders voorbij. Zij zijn niet allen zoo gemakke
lijk te onderscheiden, omdat de helmen met
doek zijn overtrokken. Alles wal blinkt in dc
zon is zorgvuldig vermeden. Het zou den vij
and kunnen aanlokken, of posities verraden.
Het is ook zeer moeilijk, zelfs op dichtbijen
afstand, een bfficier van een gewonen onder
geschikten te onderscheiden.
Achter de troepen rijden groote wagens,
waarop nieuwe ijzeren booten, en ik zie in ge
dachten hen reeds de Maas oversteken daarin
Een paar uren later kwamen honderd en
vijftig auto's de straal af dn snellen rit. Zij
waren leeg. Ik heb ze geteld. Ook zij dien
den nu voor den oorlog. Des namiddags nog
maals honderd auto's. Uil dc omringende
haast kom ik niet uit. Alles loopt en rent. Dat
is niet uit te houden. De zwoele onzekerhe
den stapelen zich rondom mij op, zoodat ik in
een put zit.
Ik ben naar buiten gegaan om aan mij voor
bij de uhlanen, dragonders en kurassiers te
laten trekken. Een huisschilder, dien ik ken,
komt naast mij staan cn zcglDc Belgen kon
den de Franschen niet meer terughouden. "Wij
moeten door. De vijand is al over de grenzen
van België! Dat woord „de vijand" maakte
op mij een sinisteren indruk. Hij zeide niet
meer de „Franschen", maar „dc vijand", een
woord dat iemand de tanden op elkaar doet
knersen.
Een o u id e <dagboekbladziJ.
Juist 44 jaar geleden stonden de Duitschers
ook bij Bethel aan de Aisne.
vV»Jb-"l»ï*o '-""J ruift r» 4 Sen) omber
middelbare grootte. ,,En vol van NV urlein-
bergsch krijgsvolk*voegt hij er bij. Ook
thans staat het legerkorps van den hertog
an Wurtemberg «dicht nabij idie plaats. Bis
marck en zijn staf vonden onderdak in het
ruime en elegant ingerichte huis van zekeren
heer Duval. Het gehcole mobiele Pruisische
ministerie van Buitenl. Zaken was daar in
gekwartierd. De talrijke familie Duval had
zich in den rouw gestoken, uit droefheid om
hj>t vaderland.
Dr. Busch, Bismarck's trawant voor pers
zaken, wend dien avond driemalen bij den
dief geroepen. Deze zeide daarbij o.a. ,,Metz
en Straatsburg is wat wij noodfig hebben en
nemen willen de vestingen. Dc Elzas is
professoren-idee".
Blijkbaar had hij daarbij het oog op hel ge
schrijf 111 de periodieke pers over het feit dat
de Elzas vroeger Duitscli geweest was en -de
Elzossors Duitscli spraken.
De volgende aantcekening, d.d. 5 Septem
ber, is uit Reims. ,,Dc Franschen", sdirijft-
Busch, „schijnen ons ten slotte toch niet allen
voor barbaren en boosdoeners aan te zien.
Vele veronderstellen blijkbaar, dal wij eerlij
ke menschcn zijn. Zoo ging ik vanfdaag te
Rotkei in con winkel voor linnengoed om'
boorden te koopen. Dc winkelier zeide mij
den prijs en zotte, toen ik 2 thaiers neer
legde, een mand vol kleingeld voor mij, opdat
ik zelf nam wat hij mij terug moest geven.
Dc Aisne, die door Rethel stroomt, is mooi
groen, gelijk de Rijn. Niet ver van het Duit
sche kwartier lag een stecnen brug, waarover
den gcheelcn ochtend groote Iroepenmassa's
trokken. Achteraan kwamen vier Pruisisdic
regimenten infanterie. „Men zag opmerkelijk
weinig officieren; verscheidene compagnieën
werden door jonge luitenants of vaandrigs ge
commandeerd. Het was gloeiend heet, de man
nen waren dik bedekt met het witte krijtstof
van dc Champagne, maar marcheerden stral
en flink voorbij. Onze koetsiers zetten emmers
met water voor hen langs den weg, waaruit
de dorstigen in hcl voorbijgaan .putten mei
tinnen koppen, blikken nappen, glazen eö
soms ook met hun helm."
Het land naar Reims is grootenoccls zwak
golvend met weinig dorpen, en een grijzen
grond. De tocht binnen die stad geschicddo
eerst door armoedige, vervolgens door weel
derige straten. Bismarck vesliede zijn bureau
in het statige huis van zekeren heer Dauphi-
1101. „In dc stralen wemelt het van Pruisen
en Wurtembcrgers. Koning Wilhelm heeft den
aarslbisschop de eer bewezen, in diens paleis
af te stappen."
's Avonds komt Bismarck aan tafel en wor
den verschillende soorten van champagne ge
probeerd. Men vertelde, dal den vorigen dag
uit een café op oen eskadron huzaren gescho-
en was. De minister zegt: „Dan moet hcl met
een verwoest cn de eigenaar voor den krijgs
raad gebracht worden." Stigber krijgt onver
Wij ld opdracht de zaak tc onderzoeken, zoo
leekent Busch aan
LifUituiu—, - r.
meermalen met zijn meiodiecn-geljni^ï'NvdA?
te. Een grootsch bouwwerk uit den besten
tijd der Gothiek, aan O. L. Vrouw gewijd.
Heerlijke hoofdgevel onder de beide onvol
tooide torens, drie rijk met beeldhouwwerk
versierde portieken, van binnen toovcrachtig
licht door beschilderde vensters op den grond
en de flanken der zuilen. Hel hoofdaltaar in
het middenschip, waar men de Fransche
koningen kroonde, is awaar verguld.
„In een der zijkapellen naast dc gang, die
om het koor loopt, wordt de mis gelezen.
Daarvoor knielen, naast de Fransche vrouwen
met haar rozenkransen, medè-cliristcnen in
de gestalte van Silezische en Poolsche mus
ketiers cn kurassiers. Buitenom de kerk veel
gebedel, dat zingend zijn aalmoezen vraagt...."
Wat vorder lezen wc in aanleekeningen
van dienzelfden dag: „Onze uhlanen slaan
reeds bij Chateau Thierry. Nog twee dagen
en zij kunnen Yoor Parijs zijn.
In de helden geste van Roland Garros ligt
de volmaking der vliegsport: vernietiging.
Roman uit het Zweedsch door
A. M. VAN DER LINDEN-VAN EDEN.
43
Nog staat hij voor hot neergelaten raam van
al portier Nog is de trein niet in bewe-
iig. Nog zie ik zijn gelaat, zijn heldere oogen,
j .heerlijkste van de wereld. Nog kan ik met
mm spreken. Onze handen kunnen elkaar
nog bereiken door hot geopend portier,
„Tor dl"
„Ja."
„Druk mijn handl"
Hij drukt haar, maar niet warm, niet hard
genoeg.
HU lacht.
„Nu, ik zal je pijn doen".
„Harder, harder 1 Ik wil 'hcL nog lang daar
na voelen. Harder, Tord, zoo iis het heerlik,
o zoo heerlijk!"
De trein zet zich in beweging, en voort gaat
heL O god, ik ga weg van hem!
„Neen, laai mij nog niet los, Tord! Nog niell"
Hij loopt met den trein mee. Nog liggen
mze handen in elkander. Zijn warmte door
stroomt mij nog. Het ls hot leven, dat mij
nog vasthoudt. Maar nu....!
Voorbij.
Alles is voorbij, behalve de pijn in mijn Hand.
r.n spoedig is ook dit voorbij. Verder en ver
der snel ik van hem weg, verder met iedere
seconde. Misschien zal ik nooit meer zijn ge
liefd gelaat zien. Mijn /iel zinkt in eesi diepte,
die al grooter dreigt te worden. Zij is on
eindig, de diepte. Geen uitweg, geen sche
mering van licht. Ik zink en zink steeds door.
Maar tochtoch is er iets dat mij draagt.
Ik zink niet meer. Dat wat mij draagt heft
mij omhoog.
Wondervol gevoed, dat lol mij doordringt
ln de dichte duisternis! Lieflijk gevoel, dat
ir" zegt dat ik hem nu nader sla dan vroe
ger! Ilij moet nu immers zien dat ik mei moed
en kracht wil strijden, dat ik tracht zijn
liefde waardig te zijn. En kracht en moed en
waarheid, die zijn het waartoe hij zich be
trokken gevoelt. Misschien zal de lichtglans
weer zijn leven beschijnen? Misschien zal ook
hij gevoelen dat hij mij nader is dan ooit te
voren?
Wonderlijk gevoel, lieflijk gevoel, dat r-;i
draagt, dat mij opheft, gij zult mij niet in
dc diepte laten zinken. Ik hecht mij aan u
vast. Ik geloof aan u als aan een vóórteeken.
Gii zijl de morgen schemering die het geluk
aankondigt, een -eluk, dat zeker komen r 1!
Zij zeggen dat ik een gelukskind ben om
in een vreemd land dadelijk een betrekking
te krijgen, die mij het dagelijksch brood geeft.
(En Sveu is er IroLsch op en in zijn schik,
omdat hij mij die heeft kunnen verschaffen.
Iloevele honderden stalen zijn het, waarop
ik vandaag een prijs moet zetten?
Ik weet het niet. Ik ben den tel kwijt en
heb geen lust om hot na te zien. Het doet
er ook niet toe. Alles is mii onverschillig.
Ik ben een machine, een uurwerk dat op ze
keren tijd opgewonden wordt. Ik ga en kom,
weric, eet, en ga op klokslag slapen. Neen,
niet slapen. Hu, de lange nachten, die ik wa
kend doorbreng! Dan ben ik geen machine.
Dan komen de gedachten. En ik kan ze niet
verdrijven. Dan denk ik aan Tord en ver
wonder mij waarom hij niet schrijft. Neen
•hot is maar beter machinaal bezig te zijn.
Dan denkt men niet zoo aanhoudend ten
minste.
Maar nu is het spoedig zes uur. Over ecnigc.
minuten ga ik van hier en naar huis, naar
mijn boardinghouse. En de nacht komt al
nader. Hu. waarom zal ik steeds denken aan
hetgeen geweest is? Waarom kan ik niet
denken aan de reis die ik heb gedaan, lioe ge
lukkig ik mij moet gevoelen omdat ik kier
ben cn prijzen op de stalen mag zeilen?
Nu slaat de klok. Nu staan dc anderen op.
Nu moei ook ik gaan. Hoed en mantel! Op
straat in 't gewoel cn gedrang
Het is mooi weer Ik geloof dat ik zal wan
delen in plaats van den tram te nemen. De
weg is zoo ver niet.
Tiet is toch aardig om al dal leven cn die
beweging Ic zien, ai dat onbekende, dat mij
voorbijgaat, de luxe in de équipages en de
toiletten, de zonderlinge wezens en dc vreem
de rassen.
Waarom schrijft hij niet? Wel, ik heb hem
immers verzocht mij niet tc schrijven. Maar
waarom doet hij het tóch niet? Als hij mij
liefhad zou hij het doen.
Zeker, ik heb niet naar huis geschreven.
Niet naai- hem. Maar van papa had hij Svcns
adres wel kunnen krijgen. En Sven zou hem
mijn adres wel gegeven hebben. Maar niets
niets dan dit stilzwijgen. Het is of er geen
land meer aan de andere zijde van de zee ligt.
Neen, dat is er ook niet. Niet voor mijl
Wat een mooie uitstalling. Ik moet en
blijven slaan. Wat een mooi eostuum! Vat
zou mij dat dunne, witte goed slaan. Dal is
juist iels voor mij. Iloe zou Tord het vinden?
O, waarom schrijft hij niet? Waarom...?
Waarom
Wil hij zichzelve op dc proef stellen; of
mij? Of is hij blij dat hij van mij af is?
Ik dacht dat ik hem nader zou komen nu
£k hem verliet, dal hij zou zien hoe er nok
in mij kracht en moed schuilt, dat de moge
lijkheid beslaat dat ik meer volkomen word.
Ik hoopte dot zijn liefde opnieuw gewekt zou
worden, als ik zijn achting herwon. Maar ik
hob zijn achting niet herwonnen en dat zal
wel nooit gebeuren. Het eenige gevoel, dat
hij in don laatsten lijd voor mij koesterde,
was medelijden, cn zoo zal het nog zijn, wan
neer hii mii tenminste nog een gedachte waar
dig keurt. Nu weet ik hel! Nu zie ik het zoo
duidelijk vóór mij dat ik er niet aan twijfe
len kan. Alles is gedaan. Niet één greintje
hoop. Ik moet lceren dat te begrijpen. Ik moet
het mij telkens \oorhoudcn, zoodal ik niet
weer kan beginnen met „misschien toch...'
Hot moet, het moet. Zijn liefde is laftg ge
leden gestorven en blijft doon.
Drie maanden zonder schrijven. Is dat geen
bewijs genoeg?
Iloe lang zal dit boardinghouse mijn tehuis
zijn? Zal ik nooit een amier thuis hebben
dan een boardinghouse?
Een thuis! O, een eigen thuisl
Die lange eettafel mot menschcn! Nog één
plaats onbezet De mijne. Ik sloor tenminste
niemand. Men let niet meer op mij dan op het
meisje dat bedient. Hel is al mooi als nnjn
buurman mij groet Zij pralen rechts en links
van mij. Niemand ziet naar mij dan de
hospita en, ofschoon zij lacht, weel ik dat zij
niet vriendelijk jegens mij gestemd is. Zij
houdt .er niet van dat iemand tc laat komt.
Tiet is lastig met dc „ereehlcn, die weer uit
de keuken terug moeten komen.
AN at wil zij? Waarom knikt zij aLs met be
doeling en wenkt zij met de oogen?
Ach, ik zie het. Een brief onder mijn glas.
Svens schrift. Het is de moeite niet om dien
nu lo lezen. In mijn zak. Ik moet mij haasten
met eten om tegelijk mot de anderen klaar
te zijn voor het volgend gerecht- 11c weet ook
wel wat 'er in den brief staat. Hel is morgen
Zondag, cn liij zal kaarten voor het concert
gekregen hebben.
Hij doet wal hij kan voor mij. Arme Sven,
hij voelt wel dal hij iels aan mij goed te
maken heeft. Als hij eens wist hoe weinig ik
om zijn attenties geef.
Zoo, nu kan ik naar mijn kamer gaan, naar
mijn nieuwe eenzaamheid. NVelke is de meest
ledige, de eenzaamheid tusschen vreemde,
onverschillige menscken of de eenzaamheid
alleen? Ik kan het niet zeggen.
Ja, het ergst is 't toch in dit kleine, koude,
duistere holcie met dc aoedkGooe meubelen.
die niets zeggen, die geen karakter hebben,
"die niemand aoht of waardeert, die daar ziel
loos en dood slaan. Daar komt het groote
gemis, liet gevoel van jammer en ellende.
O, tante Ida, die mij een thuis gaafl, toen
ik niets bezat! Wat verlang ik naar uw oude,
leclijke, cretonnen sofa, hcl verbleekte tafel
kleed, maar het notenhouten schrijfbureau.
Lieve, kleine tante Ida, wat denkt u nu van
mij, het ondankbare meisje, dat u zoo slecht
beloonde? Als ik maar één oogenblik tegen
u aan mocht leunen. Nu, nu ik van Tord af
stand heb gedaan, nu ik hem verliet in de
hoop om hem te kunnen weerzien, zou u mij
misschien kunnen vergeven.
Van Tord afstand gedaan! Van Tord af
stand gedaan!
O God, hoe 'zal ik kunnen blijven leven?
Neen, niet denken. l>e eene of andere be
zigheid zoeken. Naaien leeren, mijn knoop ca
van mijn japon tellen!
Wat ook, maar niet denken!
O, de brief van Sven! Dien heb ik ver
geten
T doet mij leedkan morgen niet
komen "ben verhinderdMaar iets
anders heb schrijven gekregen om je
adres
Wat!
Ben benieuwd of jc hel zult geven
kandidaat Tord Wange
Ik ben bij mijn zinnen en ik droom niet
Daar sta ikOfschoon het papier in mijn
handen trilt, kan ik het lezen. Hij wil weten
waar ik ben, hij wil mij schrijvenHij wil
mij schrijvent
Drie maanden lang heeft hij gezwregen. In
dezen eindeloos langen lijd heeft hij zichzelvo
onderzocht. Maar nu weet hij dat hij zonder
mij niet leven kan. Ik weet het. Zoo zeker ais
ik ademhaal, weet ik hot. Anders zou zijn
stilzwijgen voortgeduurd höbben tot in eeuwig
heid.
O, heerlijke, schoone wereld! O God, wat
zip Gij goed!
EIND E.