Qoop de Deüêd.
Jack Holland.
1IAROLD AVERY
vrij naverteld door C. H.
Van een schooljongens-standpunt bezien
iwaarbij sport een voorname rol speelt -was
)fack Holland een mislukking. Weliswaar was
trij vlug en handig en had hij uitstekende
•pieren, maar de roekelooze manier, waarop
iiij de dingen ondernam, bedierf alles. Soms
idachten rijn vrienden, dat hij een of ander
«pel werkelijk winnen zou, 'doch dan in eens
aioegen de kansen om, doordat Jack zich niet
l langer moeite gaf en met één enkelen slag al
les weer bedierf.
Toch was er iets goeds in dezen onbesuis-
cen. jeugdigen bengel, iets dat duidelijk be-
•Jvees, dat hij toch eigenlijk niet zoo onge
schikt was, als hij wel leek; hij had nl den
kalmen Sidney Lawrence als vriend gekozen,
i Deze laatste was er in het begin niet bij
zonder op gesteld, dat Jack voortdurend zijn
gezelschap zocht. Hij was een bedaarde, leer
gierige jongen en kon er bijvoorbeeld hele
maal geen genoegn in vinden, kleine straat
jongens beet te pakken, hen met een strenge
jrtem aan te spreken en een geheele rij Latijn-
>che voortzetsels op te dreunen, die den vier-
'1en naamval regeerden, terwijl de verschrik-
"*e slachtoffers angstig luisterden hij deze ge-
tiefkoosde aardigheid van Jack. Ook zag Sid
ney er het nut niet van in, allerlei gevaar
lijke toeren te ondernemen. Doch langzamer
hand kwam hij tot de ontdekking, dat onder
'deze ruwe oppervlakte een warm en eerlijk
Hart klopte.
Toen zij elkaar beter leerden kennen, wer
den zij dikke vrienden en oefenden zij weder-
keerig een goeden invloed uit, iets wat dik
wijls voorkomt, wanneer menschen van ge
heel verschillend karakter zich tot elkander
aangetrokken gevoelen.
Maar Sidney Lawrence was niet dc eenige
op de kostschool van mijnheer Jones, die be
lang stelde in Jack Hólland. Mijnheer Bow-
don, de klasse-onderwijzer, die in den overi
gens lastigen leerling toch veel goeds ver
moedde, gaf zich veel moeite om liet karak
ter van den jongen te doorgronden en be
sloot zijn best tc doen diens goede eigen
schappen te ontwikkelen.
Frampton, de stad, waar de kostschool van
mijnheer Jones was. bood een zeer goede ge-
Er gingen maanden voorbij en met cricket
en voetbal maakte hij geen noemenswaardige
vorderingen. Doch als er gezwommen werd,
was hij de beste. De anderen keken er vol
bewondering naar en zeiden:
„Hij kan goed zwemmen, dat is zekerI"
Paschen viel dat jaar in April en een week
ervoor liep Jack op zekeren dag na het zwem
men naar school terug, toen Sidney hem in
haalde.
„Zeg Jack, ik heb je wat te vertellen," be
gon deze.
„Best, wacht dan even; ik heb een chocola-
horloge gekregen en ik zal den ouden Reed
vragen, of hij 't voor me regelen wiL"
„Wees toch niet zoo dwaas," riep de ander
uit; „wordt toch eindelijk eens verstandig, an
ders vertel ik het je niet."
„Nu, is het de moeite waard?"
„Ja, dat vind ik weL Moeder vraagt, of je
de Paaschvacantie bij ons komt doorbrengen.
Ik ga Donderdagavond naar huis. Heb je er
zin in?"
„Nou, of ik!" riep Jack uit. Dolgraag! Hoe
verbazend vriendelijk van je moeder!"
„Best, dan schrijf ik vanavond, dat we sa
men komen."
Sidney Lawrence woonde in de nabijheid
van het zeeplaatsje Wainmouth, niet ver van
Frampton gelegen. Het veld, dat aan den tuin
van zijn vader grensde, liep door tot aan de
zee. Er was een schuurtje op gebouwd, dat
als boolhuis dienst deed en waarin roeiboot
jes opgeborgen werden. Voor Sidney was er
niets prettigers denkbaar dan in zoo'n bootje
op zee te roeien. Hij was geheel op de hoogte
van het hanteeren der roeispanen en mocht
als het weer gunstig was vrij gebruik
van de bootjes maken.
„Ik zal je zeggen, wat we doen moeten",
zei hij Vrijdagmorgen tegen Jack, toen zij
vlak bij de zee stonden. „Zie je dat ijzeren
ding, waar ik naar wiis?"
„Die vogelkooi op een stok?"
„Ja, het geeft een groot rif onder water
aan. Het zal vanmiddag zichtbaar zijn. Om
twee uur is het eb, dan moeten we met de
boot er heen roeien."
Het was drie uur, toen de jongens weer hij
de zee kwamen en het eerste, wat Jack zag,
was de donkere berg. die uit de zee oprees.
„Kom", zei Sidney, „help me de boot los
maken, dan zullen we dadelijk wegroeien."
De beide jongens stapten in de boot, namen
ieder een roeispaan en waren spoedig een
eind in zee.
Hallo!" zei Jack eindelijk, terwijl hij zich
,Je denkt, dat de boot veel dichterbij is
je zult nooit zóó ver kunnen zwemmen!"
„Ik zei het probeeren", antwoordde Jack
kalm. „Het is onze eenige kans."
Haastig trok hij zijn kleeren uit en zonder
een woord meer te zeggen, sprong hij in het
water. Sidney had gelijk, wat de afstand be
trof. Deze was veel grooter dan het scheen.
Jack wist, dat hij nergens kon uitrusten, als
hij moe werd en dat het water diep was.
Doch met den moed der wanhoop verbande
hij deze gedachten en hield hij zijn oogen op
de boot in de verte gericht. Met stevige slagen
zwom hij recht op zijn doel af.
In het begin scheen het, alsof hij heelemaal
niet vórderde, maar spoedig zag hij, dat de
afstand kleiner werd: Nu ging hij voor een
verandering eens op zij zwemmen en toen
weer plat voorover. Hij zag, dat hij flink op
schoot. Doch andermaal drongen zich ge
dachten bij hem op over de diepte van het
water en allerlei verhalen, die hij over plot
selinge krampen gehoord had. Opnieuw
schudde hij die van zich af en eindelijk
met een kreet van vreugde greep hij de
boot met zijn rechterhand. Toen pas merkte
hij hoe uitgeput hij was en hij moest zich
een oogenhlik aan de boot vasthouden, vóór
hij zich er in kon werken, iets, dat veel
moeielijker was dan hij gedacht had.
De gevoelens van Sidney Lawrence, terwijl
deze alleen op het rif stond en naar zijn vriend
keek, die langzaam hun eenig redmiddel na
derde, laten zich beter denken dan beschrij
ven.
„O, Jack," zei hij met een van aandoening
bevende stem, toen de boot de rots bereikte,
„het was mijn schuld, dat jij je leven waag
de. Hoe kan ik je daarvoor ooit dankbaar ge
noeg zijn?"
„Dat is niet noodig, geef mij mijn kleeren
maar." antwoordde Jack klappertandend van
de kou. Als je iemand bedanken wilt, doe het
dan mijnheer Bowdon, want als hij mij niet
aangespoord had goed te leeren zwemmen,
zouden we beiden verdronken zijn."
Zoo was het inderdaad en sinds dien tijd
heeft de naam van onzen held een plaatsje
veroverd in de geschiedenis der school en Is
hij diep gegraveerd in het hart van één, die
zijn leven aan hem te danken heeft.
legenheid tot zwemmen aan. De jongens |half omdraaide, „zijn we er nog niet?"
je
mochten hiervan volop gebruik maken.
Jack Holland was het eeheele jaar door van
de partij, doch hij deed geen pogingen om be
hoorlijk te leeren zwemmen. Iiij sprong in
het water en had er plcizier in voortdurend
Jte duiken en allerlei grappen uit te halen.
Op een morgen, toen hij weer geruimen tijd
gedoken had en een oogenblik aan den kant
stond om uit te rusten en dan weer opnieuw
le beginnen, klopte mijnheer Bowdon hem
op den schouder.
„Zeg eens, Jack", zei hij, „waarom hou je
4U eens niet op met duiken en probeer je eens
te zwemmen?
eens te zwemmen? Ik durf wedden, dat
nog geen zes slagen doen kunt"
„O, dat kan ik best!" antwoordde de jongen.
„Nu, laat dat dan eens zien."
Haastig sprong Jack in het water, terwijl
•ij vlugge, korte slagen maakte. Hij twijfelde
O* geen oogenblik aan. of hij zou de zes slagen
heel gemakkelijk kunnen doen. Maar hij be
greep al heel gauw, dat hij zich vergist had.
Bij den derden slag geraakte hij al buiton
adem. Hij wendde nog wanhopige pogingen
aan. maar moest het toch opgeven en keerde
weer naar den kant terug.
Mijnheer Bowdon wilde deze gelegenheid
-«ingrijpen. Het ijzer moest gesmeed worden,
nu het nog heet was. Hij haalde Jack in, toen
deze naar huis wandelde en knoopte een ge
sprek met hem aan.
„Zie je, Jack," begon hij, „zes slagen waren
nog te veel voor je. Toen ik je zag worste
len, dacht ik, dat het toch erg jammer w7as,
ttat jij ja tijd doorbrengt riet duiken en grap-
oen uithalen. Je bent een sterke, goed-ge-
Douwde jongen en ik geloof, dat je, als je
Wilde, een uitstekend zwemmer zou kunnen
•orden. Je weet, hoe het altijd gaat: je blijft
an de oppervlakte, maar dringt niet tot aan
Je diepte der dingen door. Iemand, die overal
in liefhebbert, doch niets grondig kent, is toch
eigenlijk een stumperd Men kan niet in alles
uitblinken, maar ik geloof, dat iedereen toch
wel in één ding kan uitmunten. Laat het mu-
£iek zijn, zwemmen, voetbal, of wat je maar
wilt; ik herhaal: laat ieder probeeren in
iets nummer één te worden. Vroeger of later
zal er zich een gelegenheid voordoen, waarbij
hij het talent, dat hij verworven heeft, gebrui
ken kan.
In jouw geval zou Ik er mij op toeleggen
een eersle-klas zwemmer te worden. Mis
schien zal het je in staat stellen nog eens
Iemand het leven te redden en in ieder geval
tal bot je de voldoening schenken, dat je het
zou kunnen, als de gelegenheid zich daar- I
toe voordeed-"
„Nee", antwoordde Sidney lachend. „Ik ge
loof, dat het verder is dan je denkt. Het is
heel moeilijk afstanden goed te berekenen op
zee."
Eindelijk bereikten zij hun bestemming. Het
rif was ruim honderd meter lang bij veertig
meter breed en het ding. dat Jack vergeleken
had met een kooi op een stok, was een dikke
ijzeren paal, w aarop een vreemdsoortig voor
werp, dat op een ronde ijzeren mand geleek,
rustte. Het stond op een groote rots, vlak bij
de plek, waar de jongens landden.
„Kijk', zei Sidney, „dit is het hoogste punt
van het rif; daarom hebben ze het hier ge
plaatst. Bij hoogen vloed komt de mand maar
met-een stukje van den paal boven het water
uit. Ik maak er altijd de boot aan vast"
Zij klommen aan wal en Sidney bevestigde
het touw haastig aan den roestigen paal. Als
wij wisten, hoe belangrijk soms onze kleinste
daden kunnen zijn. zouden we alles, wat wij
ondernemen, met de grootste nauwkeurigheid
verrichten.
De rotsen \yaren met wat zeewier bedekt en
erg glibberig, zoodat de jongens eenigen tijd
noodi^ hadden ora aan den anderen kant van
het rif te komen. Zij waren bijna klaar met
hun ontdekkingsreis, toen Jack plotseling bij
een holte in het rif bleef staan en uitriep:
„Hallo, daar is een visch, geef mij je stok
eens even
Sidney had een stokje in de hand, dat hij
aan het strand had opgeraapt. Hij gaf het zijn
vriendje en deze stak het in het zeewier in
de holte. Plotseling schoot er een visch uit,
die echter schielijk weer verdween.
„Dat is een rog", zei Sidney, „laten we hem
probeeren te vangen."
De beide jongens probeerden met opge
stroopte mouwen den visch te vangen, hem
tevergeefs in een hoek jagend. Een of twee*
maal hadden zij hem bijna, maar toch gleed
hij nog tusschen hun vingers door.
„Wacht even." zei Jack, „ik Hij maakte
den zin niet eens af, want op dat oogenblik
werden zij plotseling opgeschrikt door een
golfje, dat plotseling over de rots gleed en
den kuil geheel vulde.
De twee vrienden sprongen overeind. Het
grootste gedeelte van het rif scheen reeds in
het water gezonken te zijn; slechts een klein
stuk was nog zichtbaar.
„Hallo!" riep Sidney, „we zijn zóó druk
bezig geweest met dien visch, dat we heele
maal niet aan den vloed gedacht hebben;
we moeten onmiddellijk in het bootje stap
pen."
Zij kleuterden vlug over de rotsen, doch
toen zij den ijzeren paal bereikt hadden, ble-
Met al zijn fouten was Jack Holland In den ven ZÜ heiden als in vertwijfeling stilstaan.
grond toch een gevoelige jongen. Hij dacht
over den raad van zijn onderwijzer na, vond,
dat deze eigenlijk gelijk had. en besloot zijn
best te doen. Vanaf dien tijd hield Jack Hol
land zich niet langer bezig met duiken, maar
deed hij ernstige pogingen om te leeren
Jfwemmen.
t Het duurde niet lang of hij kon al flinke
•lagen maken en zijn vorderingen moedigden
hem aan.
Het doet mij plezier te zien. Jack, dat je
gijn raad hebt opgevolgd," zei mijnheer
Bowdon op zekeren dag. „Als je blijft door
gaan, zooals je begonnen bent, zul je weldra
ten goed zwemmer worden. Elk jaar hebben
fr heel wat droevige ongelukken plaats,
waarbij edelmoedige lieden omkomen, omdat
pun krachten moeten onderdoen voor hun
moed. Het gebeurt helaas maar al te dikwijls,
«at hij, die zich tot redden opwerpt, met den
&renkeling naar de diepte gaat. Misschien zal
"ft noJoit wxxttg rijn je krachten te toonen,
maar je zult het geruststellende gevoel heb
ben, dat je een drenkeling redden kunt. Als
°0|t eens gevraagd wordt: „Wie kan zwem-
£Cn' Z tu? naar voren kunnen Meden en
Een koude rilling liep hun plotseling over den
rug, want de oorzaak van hun ontzetting was
deze: de boot was weg!
,Wat is er gebeurd? Hoe kan dat?" riep
Sidney wanhopig uit, dadelijk het vreeselijke
van hun toestand inziende.
,Kijk", antwoordde Jack, terwijl hij in de
richting van het strand wees, „daar gaat zij;
je hebt haar niet goed vastgemaakt"
De boot was reeds een heel eind weg en
dreef met den vloed naar het strand.
„O, wat moeten we doen?" riep Sidney
uit. „We kunnen haar niet terugkrijgen, ze
is veel te ver weg en het water zal hier zijn,
vóór iemand ons gezien heeft. Wat moeten
we doen? 't Is allemaal mijn schuld 1"
Jack Holland zei niets. Hij was geheel door
drongen van den gevaarlijken toestand, waar
in zij zkli bevonden, doch op hetzelfde
oogenblik flitsten hem de woor^n van zijn
onderwijzer door het hoofd: „Als er ooit ge
vraagd: wordt: „Wie kan zwemmen?" zul jij
naar voren kunnen treden en zeggen: „Ik."
Vlug trok hij zijn schoenen uit
„Wat ga je doen?" vroeg Sidney.
„Ik ga haar terughalen," antwoordde Jack.
..Maar dat kan je niet!" riep de ander uit
De Pacha van Damascus.
Een Qostersche vertelling.
In geen ander land zijn er zooveel voorbeel
den van menschen, die uit oen Ja;:gsten stand
op eens hel toppunt van mcht en grootheid
bereikten, als in het Turksche rijk. De zeden
en wellen van dit volk begunstigen die tots
verwisseling ongemeen en daarom hebben er
dikwijls 'koene en slimme fortuinzoekers al
lerlei hooge posten bekleed. Onder dergelijke
voorbeelden uit de Turksche geschiedenis is
er naar ik meen geen opmerkelijker
dan de verheffing van Pacha Muhamed al
Adme tot stadhouder van Damascus.
Muhamed en Murad waren de zonen van
een zeer rijk koopman te Constantinopel, die
echter gestorven was, toen zijn kinderen de
jongelingsjaren bereikt hadden, waardoor zij
beiden in hot bezit van een aanzienlijk ver
mogen kwamen. Murad, die in de voetstappen
zijns vaders trad, verdubbelde zijn erfdeel
door vlijt cn volharding. Muhamed daarente
gen verkwistte het zijne, daar hij door een
schaar ledigloopers en vleiers omringd, zijn
geld spoedig opmaakte. Binnen een jaar was
zijn ganscihe vermogen ■'•erteerd en zooals
het altijd gaat zag hij zich doo- al ziin
zoogenaamde vrienden verlaten. Zijn eigen
broer zelfs 'rok zich zijn lot niet aan. omdat
hij niet naar zijn waarschuwingen geluisterd
had. Hij stoot zijn deur voor hem en wilde
hem niet meer zien.
De ongelukkige Muhamed. die zelf zeer
goedhartig was, was diep bedroefd, te meer
daar hij begreep, dat hij zijn ongeluk aan zich
zelf te wijlen had. Daar hij veel geestkracht
bezat, verloor hij echter den moed niet, maar
besloot bet lot, dat bij zich oor eigen schuld
op den hals had gehaald, moedig te dragen en
daar hij geen andc-r middel bedenken kon ora
in ziin onderhoud te voorzien, leefde hij in den
eersten lijd van de aalmoezen, die hij kreeg
van de geloovigen, die zich op hel uur des
gebeds naar de moskeeën begaven. Hij hoon-
le. dat eenmaal het geluk hem weer zou toe
lachen.
Het toeval wilde, dat juist om dezen tijd
de Sultan zich naar een der hoofdmoskreën
zijner residentie begaf, om zijm gebed te doen.
eon pip oh ticheld, waarbij hem de hoogste
riyksambten in hun prachtigste slaalsiekleeren
begeleidden. Naast hem liepen heel eerbiedig
twee hofbedienden met volle geldzakken,
waaruit de milde Sultan eigenhandig gouden
en zilveren munten onder het volk strooide.
Elk goudstuk was in een papiertje gewikkeld,
maar in sommige zaten in plaats van het
edele metaal kleine glasschijven. In dat geval
stond er op hel papiertje een spreuk, door den
Sulfan zelf vervaardigd en cr eigenhandig op
geschreven. Meestal bevatte die den lof der
armoede of vernuftige uitvallen tegen over
moedige rijken. Het Is echter gemakkelijk te
begrijpen, dat de volksmenigte, die den heer-
scher volgde, vrij wat Degeeriger naar hel
edele metaal dan naar de glasschijven greep.
Muhamed had zich ook onder het gepeupel
gemengd. Opmerkzaam sloeg hij all bewe
gingen van den Sultan gade, en als deze mei
de hand in den zak taslte en hel zoo vurig
verlangde goud en zilver onder de menigte
uitstrooide, greep hij ook begeerig naar een
opgevouwen stukje papier, dal hij echter niet
open-de, vóór hij zich geheel alleen bevond.
Welk een teleurstelling echter, toen hij In
plaats van het gewenschte goud een rond
stukje glas in het papiertje ondReeds wilde
hij het tegen een steen verbrijzelen, toen hem
nog ter rechter tijd de door don Sultan ge
schreven spreuk in het oog viel
„Bekwaamheid en moed heeft
reeds menigeen den weg ter on
derscheiding gebaand.''
Muhamed glimlachte. Vervolgens dacht hij
over de spreuk na, wikkelde, nadat hij tot een
besluit gekomen was, het papier benevens hel
stukje glas voorzichtig in zijn tulband en
stapte met vasten tred verder, wel wetende
wat hem te doen stond.
Te Constantinopel zijn er kooplieden, die
hun brood verdienen met net verhuren van
allerlei kleedingstukken, nz., van de kost
baarste diamanten tot hel nederig gewaad van
den derwisdh (Turksche monnik). Zulke ma
gazijnen worden in Turkije gehouden, omdat
velen, die plotseling uit diepe armoede tot
hooge waardigheden worden verheven, ter
stond een uitrusting overeenkomstig hun
nieuwen stand noodig hebben. Om dezelfde
reden plegen deze kooplieden den nieuwen
gelukskinderen behalve kleeren ook nog paar
den, bedienden, lijfwachten en dergelijke, wat
tot hun noodzakelijke uitrusting behoort, te
leveren.
Naar een van die kooplieden begaf zich nu
ook Muhamed en aangezien hij e deftig
voorkomen en aangename manieren bezat, ge
lukte het hem den woekeraars te bewegen
hem een prachtige uitrusting, mooie paarden
en rijk-gekleede lijfwachten te geven, en zoo
was in een uur Lijds de arme bedelaar in een
deftigen pacha met een indrukwekkend uiter
lijk veranderd, die de bewondering der men
schen tot zich trok.
De nieuwbakken pacha had zich verbonden
zijn kostbare uilrusting binnen acht dagen te
betalen. Hij had wel geen geld, maar een vin
dingrijk hoofd, waarin door den prachtigen
tulband nog dubbel zooveel verstand scheen
te zijn gevloeid. Hij reed nu met zijn gevolg
tot vóór hel huis van zijn broeder rn zond,
nadat hij op het voorplein po^ had gevat, één
zijner bedienden naar hem toe, met den last.
dat zijn Broeder Muhamed hem verlangde te
spreken. Murad wilde eerst een weigerend
antwoord geven, toen hij echter nog bijtijd*
naar buiten keek en daar zijn broeder In den
vollen luister van een padha zag stilhouden.
Snel ijlde hij hem tegemoet om hem vriende
lijk ïe ontvangen.
„Murad"', zoo sprak deze aan, zonder
van het paard te stijgen, „de Sultan, onze ge
bieder, heeft mij tot pacha van Damascus be
noemd. Om mij echter op behoorlijke wijze
voor mijn nieuwe waardigheid in te richten,
heb ik een aanzienlijke som gelds noodig.
ScHlet mij die voor, broeder! ik zal u, zooals
Bet een broeder en pacht betaamt, alles in
dank teruggeven."
„De roem van onzen orluchtigen heer
vermeerdere!" antwoordde met fonkelende
blikken de verrukte broeder. „In u wordt ons
geslacht lot een minder gedacht aanzien ver
heven. "Wonderbaar zijn Allah's wegen, onuit
puttelijk de bronnen zijner genade over ons.
Ja, Muhamed, gaarne stel ik van nu af mijn
gansche vermogen tot uwe beschikking
neem er van zooveel u behaagt. Moge Allah
ook verder met u wezen."
Nog gedurende den nacht maakte Muhamed
zioh tot de afreis gereed. Hij schafte zich een
lijfwacht aan van vijftig man, cn nam onder
zijn gelelde ook eenige 'Tartaren aar, die in
Turkije gewoonlijk -Is koeriers werden ge
bruikt. Den volgenden dag :ond hij zijn schat
meester naar zijn broeder om 20,000 dukaten
te ontvangen, waarmede hij allen betaalde, die
iets van hem te vorderen hadden. Vervolgens
stak hij den Bosporus over en sloeg den naas
ten weg in naar Damascus.
Muhamed wTas geen lage bedrieger, daar
voor had hij alles veel te auwkeurig over
legd. Om alle opzien te vermijden reisde hij
aanvankelijk in de grootste stilte. Hoe meer
hij zich echter van Stamboul verwijderde en
de grenzen van zijn provincie naderde, hoe
meer hij zijn verheffing liet bekendmaken en
ruime geschenken uildeelen in de steden,
waardoor zijn weg leidde. Overal werd hij
dan ook met gepaslen eerbied ontvangen en
met tegengeschenken overladen. Toen men
eindelijk nog drie dagreizen van Damascus
verwijderd was, liet hij halt houden en de
tenten opslaan. Daarop liet hij zijn secretaris
brieven schrijven aan de aanzienlijkste emirs
(bevelhebbers) te Damascus, wien b kennis
gaf. dat de groot-vizier (eerste minister) bij
den Sultan wegens ontrouw in ongenade ge
vallen en onthoofd was, dat ook zijn zoon,
den pacha van Damascus, als medeplichtige
dezelfde straf wachtte en dat hij. Muhamed,
als nieuwe stadhouder in aantocht was om
het door den Sultan uitgesproken vonnis te
doen voltrekken, waarom hij den emirs ge
bood den misdadiger gevangen te nemen eD
Hot zijn aankomst streng te bewaken
Voor dat dtt schrijven afging, zond hij een
snellen en vertrouwen bode naar den stadhou
der van Damascus om hem in het geheim te
verwittigen, dat zijn vader onthoofd was en
dat hem van den nieuwen op weg zijnd en
pacha hetzelfde lot wachtte. TT gevolg van
deze juist berekende mededeeling was. dat de
stadhouder, die overigens .oor het volk niet
zeer bemind was, meende, dat het doodsge
vaar hem boven hel hoofd hing. Hij Het alles,
zelfs zijn wouwen en schatten, in den steek
en redde zich door een overhaaste vlucht.
Nadat de emirs hun brieven ontvangen
hadden, hielden zij raad, wat te doen om de
ontvangen bevelen te kunnen uitvoeren. Ter
wijl zi] nog vergaderd waren, kwam een
tweede bode met een brief van denzelfden in
houd. een derde en vierde, allen met zeer
strenge bevelen. Bevreesd, dat uitstel en te
genstand hen in gevaar zouden brengen, ver
zamelden de heeren hun aanhangers en dron
gen bij de inwoners der stad er op aan om
den pacha ingevolge het ontvangen bevel ge
vangen te nemen en den nieuwen met ge
paste eerbewijzen te ontvangen. Onverwijld
snelde de menigte naar het paleis van den
afgezetten stadhouder, bezette alle uitgangen
en doorzocht alle hoeken, maar tevergeefs
de vogel was gevlogen.
Luid berispte het verbitterde volk de on
achtzaamheid der emirs en ongetwijfeld sou
er een opstand zijn uitgebarsten, dn aanlei
ding zou hebben gegeven tot een algerueene
plundering der stad. wanneer niet juist op
hetzelfde oogenblik luide vreugdekreten wa*
ren gehoord, waarmee de nieuwe pacha 1
zijn aankomst werd begroet.
Men zag den nieuwen gebieder, die door
een luisterrijk gevolg omrin-gd. r alle zij
den onder het volk goud en zilver uitstrooide
Nadat hij aan het stadhouderlijk paleis was
afgestapt, waren zijn eerste woorden tot de
emirs:
„Waar ls de schuldige?-
De strenge, bevelende toon. waarop die
woorden werden geuit, bracht alle~ In ver
warring, zoodat er eenigen lijd diepe stilte
heerschte.
„Uwe Hoogheid", zei eindelijk één der
emirs, „Uwe Hoogheid ,oge genadig
vergeven. Waarschijnlijk ontving veroor
deelde bijzondere berichten uit Constantino
pel en is hij intijds ontsnapt althans toeft
wij zijn paleis bezetten, was hij niet meer té
vinden."
Alzoo ontvlucht?" riep met donderende
stem de vertoornde ?*uhamed den verschrik
ten opperhoofden toe. .Weet, ellendelingen,
dat mijn bevelen geboden rijn door den Sul
tan, onzen allcrgenadigsten heer. Weg. uit
mijn gezicht! Binnenkort zal u de straf tref
fen. die Hen wacht, welke di nevelen van den
Sultan uit het oog verliezen."
(Slot volgt).
Van afi'es wat.
De rat en de stier.
Fabel.
Een rat, die een hekel had aan een stier,
beet hem terwijl hij sliep, in zijn poot en
vluchtte toen ijlings weg. De stier werd: wak
ker van de pijn en was woedend. Hij stampte
op den grond, wierp met zijn horens de gras
zoden in de hoogte en stelde zich razend te
weer, zoodat de kleine wond hoe langer hoe
grooter en moeilijker te genezen werd, terwijl
hij door rustig te blijven zijn beterschap zou
hebben bevorderd.
Wat wint men door zich driftig te maken?
Men vergroot er slechts zijn kwaad door.
Zoutetende dieren.
Het is merkwaardig, dat zooveel In lui
levende dieren zulk een verlangen naar zuct
hebben. Van den mensch is liet bekend; do Ti
ook vele dieren zijn er verzot op. Daaraan
is het toe te schrijven, dat plaatsen waar de
bodem zoutrijk is, bezocht worden door
groote massa's wild. Zulle een plaats is o.a.
de Etoshapan in Duitsch Zuid west-Af rika. Het
is een uitgestrekt zoutmeer, gelegen in een
boomlooze steppe. Des zomers, d. w. i. in
den drogen tijd, is de pan volslagen droog.
Een korst witte zoutuitslag bedekt dan den
bodem. En wat de plaats tot een waar die
ren-parad ijs maakt: er zijn ook zoetwater
bronnen. Ongelooflijk groot zijn de kudden
antilopen, wilde beesten, enz., die daar huizen
In hu-n gevolg verschijnen panters en enkele
leeuwen, doch vooral kleine roofdieren,
hyena's en jakhalzen. Onder de kleine roof
dieren is de lepelhond, met zijn groote ooren
en dikken staart, opmerkelijk.
"Wilde beesten en zebra's schijnen een ver
bond gesloten te hebben; bijna, altijd vindt
men hun kudden dooreen. De struisvogels
willen blijkbaar van de gezelligheid profi-
teeren en sluiten zich bij het gezelschap aan.
Kei
.pelen
Koosje leert pas loopen
O jij, kleine zus,
kom eens bij Sophietje,
<lan krijg je een kus 1
Koosje stapt voorzichtig,
wankelt, rnaar g:en nood -
Dora houdt den leiband,
Dora is al „groot!"'
Koosje steekt haar handjes
naar Sophietje uit
nog een heel klein eindje,
loe maar kleine guit I
Koosje juichtze i s er
dit was een stuk werk l
Dora houdt den leiband,
Dora, is zoo „sterk!"
Eventjes nu rusten,
d;\n gaat Koos terug;
stap stap mooi zoo, zusje,
nil doe je 't al vlug
Koosje is niet bang meer,
kraait het uit van pret
zóó wordt 't spel met zusje
nog wat voortgezet I
Hermaant