Qoop de Deüêd. Jack Holland. 1IAROLD AVERY vrij naverteld door C. H. Van een schooljongens-standpunt bezien iwaarbij sport een voorname rol speelt -was )fack Holland een mislukking. Weliswaar was trij vlug en handig en had hij uitstekende •pieren, maar de roekelooze manier, waarop iiij de dingen ondernam, bedierf alles. Soms idachten rijn vrienden, dat hij een of ander «pel werkelijk winnen zou, 'doch dan in eens aioegen de kansen om, doordat Jack zich niet l langer moeite gaf en met één enkelen slag al les weer bedierf. Toch was er iets goeds in dezen onbesuis- cen. jeugdigen bengel, iets dat duidelijk be- •Jvees, dat hij toch eigenlijk niet zoo onge schikt was, als hij wel leek; hij had nl den kalmen Sidney Lawrence als vriend gekozen, i Deze laatste was er in het begin niet bij zonder op gesteld, dat Jack voortdurend zijn gezelschap zocht. Hij was een bedaarde, leer gierige jongen en kon er bijvoorbeeld hele maal geen genoegn in vinden, kleine straat jongens beet te pakken, hen met een strenge jrtem aan te spreken en een geheele rij Latijn- >che voortzetsels op te dreunen, die den vier- '1en naamval regeerden, terwijl de verschrik- "*e slachtoffers angstig luisterden hij deze ge- tiefkoosde aardigheid van Jack. Ook zag Sid ney er het nut niet van in, allerlei gevaar lijke toeren te ondernemen. Doch langzamer hand kwam hij tot de ontdekking, dat onder 'deze ruwe oppervlakte een warm en eerlijk Hart klopte. Toen zij elkaar beter leerden kennen, wer den zij dikke vrienden en oefenden zij weder- keerig een goeden invloed uit, iets wat dik wijls voorkomt, wanneer menschen van ge heel verschillend karakter zich tot elkander aangetrokken gevoelen. Maar Sidney Lawrence was niet dc eenige op de kostschool van mijnheer Jones, die be lang stelde in Jack Hólland. Mijnheer Bow- don, de klasse-onderwijzer, die in den overi gens lastigen leerling toch veel goeds ver moedde, gaf zich veel moeite om liet karak ter van den jongen te doorgronden en be sloot zijn best tc doen diens goede eigen schappen te ontwikkelen. Frampton, de stad, waar de kostschool van mijnheer Jones was. bood een zeer goede ge- Er gingen maanden voorbij en met cricket en voetbal maakte hij geen noemenswaardige vorderingen. Doch als er gezwommen werd, was hij de beste. De anderen keken er vol bewondering naar en zeiden: „Hij kan goed zwemmen, dat is zekerI" Paschen viel dat jaar in April en een week ervoor liep Jack op zekeren dag na het zwem men naar school terug, toen Sidney hem in haalde. „Zeg Jack, ik heb je wat te vertellen," be gon deze. „Best, wacht dan even; ik heb een chocola- horloge gekregen en ik zal den ouden Reed vragen, of hij 't voor me regelen wiL" „Wees toch niet zoo dwaas," riep de ander uit; „wordt toch eindelijk eens verstandig, an ders vertel ik het je niet." „Nu, is het de moeite waard?" „Ja, dat vind ik weL Moeder vraagt, of je de Paaschvacantie bij ons komt doorbrengen. Ik ga Donderdagavond naar huis. Heb je er zin in?" „Nou, of ik!" riep Jack uit. Dolgraag! Hoe verbazend vriendelijk van je moeder!" „Best, dan schrijf ik vanavond, dat we sa men komen." Sidney Lawrence woonde in de nabijheid van het zeeplaatsje Wainmouth, niet ver van Frampton gelegen. Het veld, dat aan den tuin van zijn vader grensde, liep door tot aan de zee. Er was een schuurtje op gebouwd, dat als boolhuis dienst deed en waarin roeiboot jes opgeborgen werden. Voor Sidney was er niets prettigers denkbaar dan in zoo'n bootje op zee te roeien. Hij was geheel op de hoogte van het hanteeren der roeispanen en mocht als het weer gunstig was vrij gebruik van de bootjes maken. „Ik zal je zeggen, wat we doen moeten", zei hij Vrijdagmorgen tegen Jack, toen zij vlak bij de zee stonden. „Zie je dat ijzeren ding, waar ik naar wiis?" „Die vogelkooi op een stok?" „Ja, het geeft een groot rif onder water aan. Het zal vanmiddag zichtbaar zijn. Om twee uur is het eb, dan moeten we met de boot er heen roeien." Het was drie uur, toen de jongens weer hij de zee kwamen en het eerste, wat Jack zag, was de donkere berg. die uit de zee oprees. „Kom", zei Sidney, „help me de boot los maken, dan zullen we dadelijk wegroeien." De beide jongens stapten in de boot, namen ieder een roeispaan en waren spoedig een eind in zee. Hallo!" zei Jack eindelijk, terwijl hij zich ,Je denkt, dat de boot veel dichterbij is je zult nooit zóó ver kunnen zwemmen!" „Ik zei het probeeren", antwoordde Jack kalm. „Het is onze eenige kans." Haastig trok hij zijn kleeren uit en zonder een woord meer te zeggen, sprong hij in het water. Sidney had gelijk, wat de afstand be trof. Deze was veel grooter dan het scheen. Jack wist, dat hij nergens kon uitrusten, als hij moe werd en dat het water diep was. Doch met den moed der wanhoop verbande hij deze gedachten en hield hij zijn oogen op de boot in de verte gericht. Met stevige slagen zwom hij recht op zijn doel af. In het begin scheen het, alsof hij heelemaal niet vórderde, maar spoedig zag hij, dat de afstand kleiner werd: Nu ging hij voor een verandering eens op zij zwemmen en toen weer plat voorover. Hij zag, dat hij flink op schoot. Doch andermaal drongen zich ge dachten bij hem op over de diepte van het water en allerlei verhalen, die hij over plot selinge krampen gehoord had. Opnieuw schudde hij die van zich af en eindelijk met een kreet van vreugde greep hij de boot met zijn rechterhand. Toen pas merkte hij hoe uitgeput hij was en hij moest zich een oogenhlik aan de boot vasthouden, vóór hij zich er in kon werken, iets, dat veel moeielijker was dan hij gedacht had. De gevoelens van Sidney Lawrence, terwijl deze alleen op het rif stond en naar zijn vriend keek, die langzaam hun eenig redmiddel na derde, laten zich beter denken dan beschrij ven. „O, Jack," zei hij met een van aandoening bevende stem, toen de boot de rots bereikte, „het was mijn schuld, dat jij je leven waag de. Hoe kan ik je daarvoor ooit dankbaar ge noeg zijn?" „Dat is niet noodig, geef mij mijn kleeren maar." antwoordde Jack klappertandend van de kou. Als je iemand bedanken wilt, doe het dan mijnheer Bowdon, want als hij mij niet aangespoord had goed te leeren zwemmen, zouden we beiden verdronken zijn." Zoo was het inderdaad en sinds dien tijd heeft de naam van onzen held een plaatsje veroverd in de geschiedenis der school en Is hij diep gegraveerd in het hart van één, die zijn leven aan hem te danken heeft. legenheid tot zwemmen aan. De jongens |half omdraaide, „zijn we er nog niet?" je mochten hiervan volop gebruik maken. Jack Holland was het eeheele jaar door van de partij, doch hij deed geen pogingen om be hoorlijk te leeren zwemmen. Iiij sprong in het water en had er plcizier in voortdurend Jte duiken en allerlei grappen uit te halen. Op een morgen, toen hij weer geruimen tijd gedoken had en een oogenblik aan den kant stond om uit te rusten en dan weer opnieuw le beginnen, klopte mijnheer Bowdon hem op den schouder. „Zeg eens, Jack", zei hij, „waarom hou je 4U eens niet op met duiken en probeer je eens te zwemmen? eens te zwemmen? Ik durf wedden, dat nog geen zes slagen doen kunt" „O, dat kan ik best!" antwoordde de jongen. „Nu, laat dat dan eens zien." Haastig sprong Jack in het water, terwijl •ij vlugge, korte slagen maakte. Hij twijfelde O* geen oogenblik aan. of hij zou de zes slagen heel gemakkelijk kunnen doen. Maar hij be greep al heel gauw, dat hij zich vergist had. Bij den derden slag geraakte hij al buiton adem. Hij wendde nog wanhopige pogingen aan. maar moest het toch opgeven en keerde weer naar den kant terug. Mijnheer Bowdon wilde deze gelegenheid -«ingrijpen. Het ijzer moest gesmeed worden, nu het nog heet was. Hij haalde Jack in, toen deze naar huis wandelde en knoopte een ge sprek met hem aan. „Zie je, Jack," begon hij, „zes slagen waren nog te veel voor je. Toen ik je zag worste len, dacht ik, dat het toch erg jammer w7as, ttat jij ja tijd doorbrengt riet duiken en grap- oen uithalen. Je bent een sterke, goed-ge- Douwde jongen en ik geloof, dat je, als je Wilde, een uitstekend zwemmer zou kunnen •orden. Je weet, hoe het altijd gaat: je blijft an de oppervlakte, maar dringt niet tot aan Je diepte der dingen door. Iemand, die overal in liefhebbert, doch niets grondig kent, is toch eigenlijk een stumperd Men kan niet in alles uitblinken, maar ik geloof, dat iedereen toch wel in één ding kan uitmunten. Laat het mu- £iek zijn, zwemmen, voetbal, of wat je maar wilt; ik herhaal: laat ieder probeeren in iets nummer één te worden. Vroeger of later zal er zich een gelegenheid voordoen, waarbij hij het talent, dat hij verworven heeft, gebrui ken kan. In jouw geval zou Ik er mij op toeleggen een eersle-klas zwemmer te worden. Mis schien zal het je in staat stellen nog eens Iemand het leven te redden en in ieder geval tal bot je de voldoening schenken, dat je het zou kunnen, als de gelegenheid zich daar- I toe voordeed-" „Nee", antwoordde Sidney lachend. „Ik ge loof, dat het verder is dan je denkt. Het is heel moeilijk afstanden goed te berekenen op zee." Eindelijk bereikten zij hun bestemming. Het rif was ruim honderd meter lang bij veertig meter breed en het ding. dat Jack vergeleken had met een kooi op een stok, was een dikke ijzeren paal, w aarop een vreemdsoortig voor werp, dat op een ronde ijzeren mand geleek, rustte. Het stond op een groote rots, vlak bij de plek, waar de jongens landden. „Kijk', zei Sidney, „dit is het hoogste punt van het rif; daarom hebben ze het hier ge plaatst. Bij hoogen vloed komt de mand maar met-een stukje van den paal boven het water uit. Ik maak er altijd de boot aan vast" Zij klommen aan wal en Sidney bevestigde het touw haastig aan den roestigen paal. Als wij wisten, hoe belangrijk soms onze kleinste daden kunnen zijn. zouden we alles, wat wij ondernemen, met de grootste nauwkeurigheid verrichten. De rotsen \yaren met wat zeewier bedekt en erg glibberig, zoodat de jongens eenigen tijd noodi^ hadden ora aan den anderen kant van het rif te komen. Zij waren bijna klaar met hun ontdekkingsreis, toen Jack plotseling bij een holte in het rif bleef staan en uitriep: „Hallo, daar is een visch, geef mij je stok eens even Sidney had een stokje in de hand, dat hij aan het strand had opgeraapt. Hij gaf het zijn vriendje en deze stak het in het zeewier in de holte. Plotseling schoot er een visch uit, die echter schielijk weer verdween. „Dat is een rog", zei Sidney, „laten we hem probeeren te vangen." De beide jongens probeerden met opge stroopte mouwen den visch te vangen, hem tevergeefs in een hoek jagend. Een of twee* maal hadden zij hem bijna, maar toch gleed hij nog tusschen hun vingers door. „Wacht even." zei Jack, „ik Hij maakte den zin niet eens af, want op dat oogenblik werden zij plotseling opgeschrikt door een golfje, dat plotseling over de rots gleed en den kuil geheel vulde. De twee vrienden sprongen overeind. Het grootste gedeelte van het rif scheen reeds in het water gezonken te zijn; slechts een klein stuk was nog zichtbaar. „Hallo!" riep Sidney, „we zijn zóó druk bezig geweest met dien visch, dat we heele maal niet aan den vloed gedacht hebben; we moeten onmiddellijk in het bootje stap pen." Zij kleuterden vlug over de rotsen, doch toen zij den ijzeren paal bereikt hadden, ble- Met al zijn fouten was Jack Holland In den ven ZÜ heiden als in vertwijfeling stilstaan. grond toch een gevoelige jongen. Hij dacht over den raad van zijn onderwijzer na, vond, dat deze eigenlijk gelijk had. en besloot zijn best te doen. Vanaf dien tijd hield Jack Hol land zich niet langer bezig met duiken, maar deed hij ernstige pogingen om te leeren Jfwemmen. t Het duurde niet lang of hij kon al flinke •lagen maken en zijn vorderingen moedigden hem aan. Het doet mij plezier te zien. Jack, dat je gijn raad hebt opgevolgd," zei mijnheer Bowdon op zekeren dag. „Als je blijft door gaan, zooals je begonnen bent, zul je weldra ten goed zwemmer worden. Elk jaar hebben fr heel wat droevige ongelukken plaats, waarbij edelmoedige lieden omkomen, omdat pun krachten moeten onderdoen voor hun moed. Het gebeurt helaas maar al te dikwijls, «at hij, die zich tot redden opwerpt, met den &renkeling naar de diepte gaat. Misschien zal "ft noJoit wxxttg rijn je krachten te toonen, maar je zult het geruststellende gevoel heb ben, dat je een drenkeling redden kunt. Als °0|t eens gevraagd wordt: „Wie kan zwem- £Cn' Z tu? naar voren kunnen Meden en Een koude rilling liep hun plotseling over den rug, want de oorzaak van hun ontzetting was deze: de boot was weg! ,Wat is er gebeurd? Hoe kan dat?" riep Sidney wanhopig uit, dadelijk het vreeselijke van hun toestand inziende. ,Kijk", antwoordde Jack, terwijl hij in de richting van het strand wees, „daar gaat zij; je hebt haar niet goed vastgemaakt" De boot was reeds een heel eind weg en dreef met den vloed naar het strand. „O, wat moeten we doen?" riep Sidney uit. „We kunnen haar niet terugkrijgen, ze is veel te ver weg en het water zal hier zijn, vóór iemand ons gezien heeft. Wat moeten we doen? 't Is allemaal mijn schuld 1" Jack Holland zei niets. Hij was geheel door drongen van den gevaarlijken toestand, waar in zij zkli bevonden, doch op hetzelfde oogenblik flitsten hem de woor^n van zijn onderwijzer door het hoofd: „Als er ooit ge vraagd: wordt: „Wie kan zwemmen?" zul jij naar voren kunnen treden en zeggen: „Ik." Vlug trok hij zijn schoenen uit „Wat ga je doen?" vroeg Sidney. „Ik ga haar terughalen," antwoordde Jack. ..Maar dat kan je niet!" riep de ander uit De Pacha van Damascus. Een Qostersche vertelling. In geen ander land zijn er zooveel voorbeel den van menschen, die uit oen Ja;:gsten stand op eens hel toppunt van mcht en grootheid bereikten, als in het Turksche rijk. De zeden en wellen van dit volk begunstigen die tots verwisseling ongemeen en daarom hebben er dikwijls 'koene en slimme fortuinzoekers al lerlei hooge posten bekleed. Onder dergelijke voorbeelden uit de Turksche geschiedenis is er naar ik meen geen opmerkelijker dan de verheffing van Pacha Muhamed al Adme tot stadhouder van Damascus. Muhamed en Murad waren de zonen van een zeer rijk koopman te Constantinopel, die echter gestorven was, toen zijn kinderen de jongelingsjaren bereikt hadden, waardoor zij beiden in hot bezit van een aanzienlijk ver mogen kwamen. Murad, die in de voetstappen zijns vaders trad, verdubbelde zijn erfdeel door vlijt cn volharding. Muhamed daarente gen verkwistte het zijne, daar hij door een schaar ledigloopers en vleiers omringd, zijn geld spoedig opmaakte. Binnen een jaar was zijn ganscihe vermogen ■'•erteerd en zooals het altijd gaat zag hij zich doo- al ziin zoogenaamde vrienden verlaten. Zijn eigen broer zelfs 'rok zich zijn lot niet aan. omdat hij niet naar zijn waarschuwingen geluisterd had. Hij stoot zijn deur voor hem en wilde hem niet meer zien. De ongelukkige Muhamed. die zelf zeer goedhartig was, was diep bedroefd, te meer daar hij begreep, dat hij zijn ongeluk aan zich zelf te wijlen had. Daar hij veel geestkracht bezat, verloor hij echter den moed niet, maar besloot bet lot, dat bij zich oor eigen schuld op den hals had gehaald, moedig te dragen en daar hij geen andc-r middel bedenken kon ora in ziin onderhoud te voorzien, leefde hij in den eersten lijd van de aalmoezen, die hij kreeg van de geloovigen, die zich op hel uur des gebeds naar de moskeeën begaven. Hij hoon- le. dat eenmaal het geluk hem weer zou toe lachen. Het toeval wilde, dat juist om dezen tijd de Sultan zich naar een der hoofdmoskreën zijner residentie begaf, om zijm gebed te doen. eon pip oh ticheld, waarbij hem de hoogste riyksambten in hun prachtigste slaalsiekleeren begeleidden. Naast hem liepen heel eerbiedig twee hofbedienden met volle geldzakken, waaruit de milde Sultan eigenhandig gouden en zilveren munten onder het volk strooide. Elk goudstuk was in een papiertje gewikkeld, maar in sommige zaten in plaats van het edele metaal kleine glasschijven. In dat geval stond er op hel papiertje een spreuk, door den Sulfan zelf vervaardigd en cr eigenhandig op geschreven. Meestal bevatte die den lof der armoede of vernuftige uitvallen tegen over moedige rijken. Het Is echter gemakkelijk te begrijpen, dat de volksmenigte, die den heer- scher volgde, vrij wat Degeeriger naar hel edele metaal dan naar de glasschijven greep. Muhamed had zich ook onder het gepeupel gemengd. Opmerkzaam sloeg hij all bewe gingen van den Sultan gade, en als deze mei de hand in den zak taslte en hel zoo vurig verlangde goud en zilver onder de menigte uitstrooide, greep hij ook begeerig naar een opgevouwen stukje papier, dal hij echter niet open-de, vóór hij zich geheel alleen bevond. Welk een teleurstelling echter, toen hij In plaats van het gewenschte goud een rond stukje glas in het papiertje ondReeds wilde hij het tegen een steen verbrijzelen, toen hem nog ter rechter tijd de door don Sultan ge schreven spreuk in het oog viel „Bekwaamheid en moed heeft reeds menigeen den weg ter on derscheiding gebaand.'' Muhamed glimlachte. Vervolgens dacht hij over de spreuk na, wikkelde, nadat hij tot een besluit gekomen was, het papier benevens hel stukje glas voorzichtig in zijn tulband en stapte met vasten tred verder, wel wetende wat hem te doen stond. Te Constantinopel zijn er kooplieden, die hun brood verdienen met net verhuren van allerlei kleedingstukken, nz., van de kost baarste diamanten tot hel nederig gewaad van den derwisdh (Turksche monnik). Zulke ma gazijnen worden in Turkije gehouden, omdat velen, die plotseling uit diepe armoede tot hooge waardigheden worden verheven, ter stond een uitrusting overeenkomstig hun nieuwen stand noodig hebben. Om dezelfde reden plegen deze kooplieden den nieuwen gelukskinderen behalve kleeren ook nog paar den, bedienden, lijfwachten en dergelijke, wat tot hun noodzakelijke uitrusting behoort, te leveren. Naar een van die kooplieden begaf zich nu ook Muhamed en aangezien hij e deftig voorkomen en aangename manieren bezat, ge lukte het hem den woekeraars te bewegen hem een prachtige uitrusting, mooie paarden en rijk-gekleede lijfwachten te geven, en zoo was in een uur Lijds de arme bedelaar in een deftigen pacha met een indrukwekkend uiter lijk veranderd, die de bewondering der men schen tot zich trok. De nieuwbakken pacha had zich verbonden zijn kostbare uilrusting binnen acht dagen te betalen. Hij had wel geen geld, maar een vin dingrijk hoofd, waarin door den prachtigen tulband nog dubbel zooveel verstand scheen te zijn gevloeid. Hij reed nu met zijn gevolg tot vóór hel huis van zijn broeder rn zond, nadat hij op het voorplein po^ had gevat, één zijner bedienden naar hem toe, met den last. dat zijn Broeder Muhamed hem verlangde te spreken. Murad wilde eerst een weigerend antwoord geven, toen hij echter nog bijtijd* naar buiten keek en daar zijn broeder In den vollen luister van een padha zag stilhouden. Snel ijlde hij hem tegemoet om hem vriende lijk ïe ontvangen. „Murad"', zoo sprak deze aan, zonder van het paard te stijgen, „de Sultan, onze ge bieder, heeft mij tot pacha van Damascus be noemd. Om mij echter op behoorlijke wijze voor mijn nieuwe waardigheid in te richten, heb ik een aanzienlijke som gelds noodig. ScHlet mij die voor, broeder! ik zal u, zooals Bet een broeder en pacht betaamt, alles in dank teruggeven." „De roem van onzen orluchtigen heer vermeerdere!" antwoordde met fonkelende blikken de verrukte broeder. „In u wordt ons geslacht lot een minder gedacht aanzien ver heven. "Wonderbaar zijn Allah's wegen, onuit puttelijk de bronnen zijner genade over ons. Ja, Muhamed, gaarne stel ik van nu af mijn gansche vermogen tot uwe beschikking neem er van zooveel u behaagt. Moge Allah ook verder met u wezen." Nog gedurende den nacht maakte Muhamed zioh tot de afreis gereed. Hij schafte zich een lijfwacht aan van vijftig man, cn nam onder zijn gelelde ook eenige 'Tartaren aar, die in Turkije gewoonlijk -Is koeriers werden ge bruikt. Den volgenden dag :ond hij zijn schat meester naar zijn broeder om 20,000 dukaten te ontvangen, waarmede hij allen betaalde, die iets van hem te vorderen hadden. Vervolgens stak hij den Bosporus over en sloeg den naas ten weg in naar Damascus. Muhamed wTas geen lage bedrieger, daar voor had hij alles veel te auwkeurig over legd. Om alle opzien te vermijden reisde hij aanvankelijk in de grootste stilte. Hoe meer hij zich echter van Stamboul verwijderde en de grenzen van zijn provincie naderde, hoe meer hij zijn verheffing liet bekendmaken en ruime geschenken uildeelen in de steden, waardoor zijn weg leidde. Overal werd hij dan ook met gepaslen eerbied ontvangen en met tegengeschenken overladen. Toen men eindelijk nog drie dagreizen van Damascus verwijderd was, liet hij halt houden en de tenten opslaan. Daarop liet hij zijn secretaris brieven schrijven aan de aanzienlijkste emirs (bevelhebbers) te Damascus, wien b kennis gaf. dat de groot-vizier (eerste minister) bij den Sultan wegens ontrouw in ongenade ge vallen en onthoofd was, dat ook zijn zoon, den pacha van Damascus, als medeplichtige dezelfde straf wachtte en dat hij. Muhamed, als nieuwe stadhouder in aantocht was om het door den Sultan uitgesproken vonnis te doen voltrekken, waarom hij den emirs ge bood den misdadiger gevangen te nemen eD Hot zijn aankomst streng te bewaken Voor dat dtt schrijven afging, zond hij een snellen en vertrouwen bode naar den stadhou der van Damascus om hem in het geheim te verwittigen, dat zijn vader onthoofd was en dat hem van den nieuwen op weg zijnd en pacha hetzelfde lot wachtte. TT gevolg van deze juist berekende mededeeling was. dat de stadhouder, die overigens .oor het volk niet zeer bemind was, meende, dat het doodsge vaar hem boven hel hoofd hing. Hij Het alles, zelfs zijn wouwen en schatten, in den steek en redde zich door een overhaaste vlucht. Nadat de emirs hun brieven ontvangen hadden, hielden zij raad, wat te doen om de ontvangen bevelen te kunnen uitvoeren. Ter wijl zi] nog vergaderd waren, kwam een tweede bode met een brief van denzelfden in houd. een derde en vierde, allen met zeer strenge bevelen. Bevreesd, dat uitstel en te genstand hen in gevaar zouden brengen, ver zamelden de heeren hun aanhangers en dron gen bij de inwoners der stad er op aan om den pacha ingevolge het ontvangen bevel ge vangen te nemen en den nieuwen met ge paste eerbewijzen te ontvangen. Onverwijld snelde de menigte naar het paleis van den afgezetten stadhouder, bezette alle uitgangen en doorzocht alle hoeken, maar tevergeefs de vogel was gevlogen. Luid berispte het verbitterde volk de on achtzaamheid der emirs en ongetwijfeld sou er een opstand zijn uitgebarsten, dn aanlei ding zou hebben gegeven tot een algerueene plundering der stad. wanneer niet juist op hetzelfde oogenblik luide vreugdekreten wa* ren gehoord, waarmee de nieuwe pacha 1 zijn aankomst werd begroet. Men zag den nieuwen gebieder, die door een luisterrijk gevolg omrin-gd. r alle zij den onder het volk goud en zilver uitstrooide Nadat hij aan het stadhouderlijk paleis was afgestapt, waren zijn eerste woorden tot de emirs: „Waar ls de schuldige?- De strenge, bevelende toon. waarop die woorden werden geuit, bracht alle~ In ver warring, zoodat er eenigen lijd diepe stilte heerschte. „Uwe Hoogheid", zei eindelijk één der emirs, „Uwe Hoogheid ,oge genadig vergeven. Waarschijnlijk ontving veroor deelde bijzondere berichten uit Constantino pel en is hij intijds ontsnapt althans toeft wij zijn paleis bezetten, was hij niet meer té vinden." Alzoo ontvlucht?" riep met donderende stem de vertoornde ?*uhamed den verschrik ten opperhoofden toe. .Weet, ellendelingen, dat mijn bevelen geboden rijn door den Sul tan, onzen allcrgenadigsten heer. Weg. uit mijn gezicht! Binnenkort zal u de straf tref fen. die Hen wacht, welke di nevelen van den Sultan uit het oog verliezen." (Slot volgt). Van afi'es wat. De rat en de stier. Fabel. Een rat, die een hekel had aan een stier, beet hem terwijl hij sliep, in zijn poot en vluchtte toen ijlings weg. De stier werd: wak ker van de pijn en was woedend. Hij stampte op den grond, wierp met zijn horens de gras zoden in de hoogte en stelde zich razend te weer, zoodat de kleine wond hoe langer hoe grooter en moeilijker te genezen werd, terwijl hij door rustig te blijven zijn beterschap zou hebben bevorderd. Wat wint men door zich driftig te maken? Men vergroot er slechts zijn kwaad door. Zoutetende dieren. Het is merkwaardig, dat zooveel In lui levende dieren zulk een verlangen naar zuct hebben. Van den mensch is liet bekend; do Ti ook vele dieren zijn er verzot op. Daaraan is het toe te schrijven, dat plaatsen waar de bodem zoutrijk is, bezocht worden door groote massa's wild. Zulle een plaats is o.a. de Etoshapan in Duitsch Zuid west-Af rika. Het is een uitgestrekt zoutmeer, gelegen in een boomlooze steppe. Des zomers, d. w. i. in den drogen tijd, is de pan volslagen droog. Een korst witte zoutuitslag bedekt dan den bodem. En wat de plaats tot een waar die ren-parad ijs maakt: er zijn ook zoetwater bronnen. Ongelooflijk groot zijn de kudden antilopen, wilde beesten, enz., die daar huizen In hu-n gevolg verschijnen panters en enkele leeuwen, doch vooral kleine roofdieren, hyena's en jakhalzen. Onder de kleine roof dieren is de lepelhond, met zijn groote ooren en dikken staart, opmerkelijk. "Wilde beesten en zebra's schijnen een ver bond gesloten te hebben; bijna, altijd vindt men hun kudden dooreen. De struisvogels willen blijkbaar van de gezelligheid profi- teeren en sluiten zich bij het gezelschap aan. Kei .pelen Koosje leert pas loopen O jij, kleine zus, kom eens bij Sophietje, <lan krijg je een kus 1 Koosje stapt voorzichtig, wankelt, rnaar g:en nood - Dora houdt den leiband, Dora is al „groot!"' Koosje steekt haar handjes naar Sophietje uit nog een heel klein eindje, loe maar kleine guit I Koosje juichtze i s er dit was een stuk werk l Dora houdt den leiband, Dora, is zoo „sterk!" Eventjes nu rusten, d;\n gaat Koos terug; stap stap mooi zoo, zusje, nil doe je 't al vlug Koosje is niet bang meer, kraait het uit van pret zóó wordt 't spel met zusje nog wat voortgezet I Hermaant

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 6