EEN ROMANTISCHE JONOEN „DE EEMLAN DER". Zaterdag 12 December 1914. BINNENLAND. FEUILLETON. N° 143 Tweede Blad. 13" Jaargang. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF Co. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO» ïdem franco per post 1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.10, Afzonderlijke nummers - 0.05, Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon* en Feestdagen. Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertonties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: f 0.5a, - 0.10 Van 15 regels., Elke regel moor Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Groote lettors naar plaat9ruirato. - Voor handel on bedrijt bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het horhaald advorteeren in dit Blad, bij abonnoment, Eene circul&iro, bovattonde de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. 'W De Staatsbegrooting in de Tweede Kamer. Besloten is door de Tweede Kamer bij de behandeling -der Staatsbegrooting geen ai- gemeene beschouwingen te houdea. Men verneemt dat de nieuwbenoemde vice-president van den Raad van State, Mr. Van Leeuwen, Qiet ipand, laatstelijk bewoond door de sedert overleden douairière van Len- neip en gelegen naast het Port. Isr. Synagoge gebouw aan de Prinscssegracht, voor zijn Vestiging to 's Grave n'hago, als woonhuis in ciptie heeft genomen De Staatscommissie voor het Onderwijs vraagstuk heeft in hare jongste vergadering hel bewaarsohoolonderwijs in behandeling genomen. De bij den generalen ytaf overgeplaatste majoor van het 2c regt. veld-arlillerie Maris is geplaatst bij den sbaf van een der leger- divisiën buiten 'sGrawnhage. Op ecu daartoe ooor den Minister vam Oorlog mede namens diens ambtgenoot van marine gedane uilnoodiging, zal voortaan 'aan de dienstplichtigen bij de militie worden bekend gemaakt, dat de ingelijfde van het oogenblik zijnea* inlijving staat onder de mi litaire tucht en mitsdien bij niet voldoen aan eene oproeping voor den werkelijken dienst, als deserteur zal worden behandeld; liij stelt zich alsdajn bloot aan de gevolgen welke de wet daaraaai verbindt. Dc te 's Gravcnaage op 62-jarigen leef tijd overleden gepenö. kapitein der artillerie van het 0 -1. leger F. W. H. T)'dcman, werd tc Nickerie geboren. In 1872 benoemd tot 2e luitenant, volgde in 1875 zijne bevordering tol le luitenant en ia 1885 die tol kapitein. In 1893 werd hein op verzoek eervol ontslag verkend. Zij-ne benoeming tot ridder 4e kl. La de Militaire "Wilemsorde verkreeg hij we gens krijgsverrichtingen in de 22 en 26 Moe kim in 1878 en 1879. Voorts werd hij eervol vermeld als hebbende zich onderscheiden in dc expeditie tegen Gedoeng in 1878 en had hij hat onderschetiding^teokon voor langduri- gen dienst als officier. S. C. van Musschenbroek. In den ouderdom van 56 jaar is te Amsterdam over leden de heer S. C. van Mussohcnbroek, lid der tinna Van Heeckeren en Co. en commissaris van verschillende financieelc instellingen. Nederland en de oorlog. D o c u m c n t e n der economische icrisis. De Koninklijke Bibliotheek heeft bij haar uitgaaf vam Documenten voor de economi sche ciisis in «Nederliand van verschillende zijden, en niet alleen van iregeeringslioha- imen en instellingen, een niet genoeg te "Waardeeren medewerking ondervonden. Daardoor werd zij nd staat gesteld om in Qiaar verschillende publicaties een voor het (oogenblik zoo volledig mogelijk beeld te ge ven van den toestand op het gebied der on derwerpen, «door haar behandeld. Haar werk in -dezen zin voort te zetten, moet haar doel zijn. Het is daarom, dat de Kon. Bibliotheek een beroen doet op «dege nen, die zich van hel begin der crisis af heb ben toegelegd een verzameling te maken van documenten, geschriften, circulaires enz., hun ambt, beroep of bezigheid betreffende in dezen crisistijd. Aan hen zij verzocht met de Kom. Bibliotheek over zulke verzamelingen in overleg te treden, of aan haar af te staan. De bibliothecaris der Kon. Bibliotheek doet dit .Verzoek des te gereeder, omdiat haar reeds verschillende van «zulke verzamelin gen zijn aangeboden, die de storingen in het bedrijfsleven in dezen tijd van oorlogsgjovaar op treffende wijze illustreeron. Zendingen en brieven worden inet groote belangstelling (onder vrijdom van port) aan vaard aan liet adres «der Kon. Bibliotheek, aDd. Documentatie, Lange Voorhout 34, Den Haag. S Ir e n g e censuur. Men schrijft uit Oldenzaal aan het Ilbld.: Hoe streng de censuur in Duitschland is op alle lectuur uit ons land, kan wel blijken uit het volgende: arbeiders van hier cn elders, werkzaam in de textielfabrieken van naburige Duitsche plaatsen en binnen onze grenzeD woonachtig, deelen ons mede, dat het hun verboden is, boterhammen in Nederlandsche couranten gewikkeld, mede te nemen over de grens. Deze arbeiders worden nu in de ge legenheid gesteld, in de fabrieken papier ter verpakking hunner boterhammen mede te nemen. Zijn niettemin hun eetwaren in bedoel de couranten gewikkeld, dan wordt dit papier aan de grens in beslag genomen. Vrees voor smokkelen. Door de douanen te Winterswijk wordt se dert geruimen tijd iedere goederenwagen naar Duitschland onderzocht, om te zien of zich daarin ook voor uitvoer verboden artikelen bevinden. Donderdag werd dientengevolge be slag gelegd op een paar ledige meubelwagens, die van Den Haag naar Dusseldorf waren teruggezonden en een hoeveelheid koffieboo- nen cn erwten bleken te bevatten. Van den Hak op den Tak. (Weekpraatje). Door de soldaten van tegenwoordig wordt er over geklaagd, dat zij in de kazerne, in het kamp of als ingekwartierde zoo weinig gelegen heid hebben, op tijd van ondergoed te verwis selen. Vooral de eerste weken der mobilisatie werd hierover vreeselijk gemopperd. Hieruit blijkt intusschen wel, dat er tegenwoordig an ders over zindelijkheid gedacht wordt dan vroe ger, een eeuw of wat geleden. Vooral in het wasschen van het ondergoed was men vroeger al heel spaarzaam. Van Willem de Zwijger, die toch als Hollander wel een voorbeeld van rein heid tegenover zijn buitenlandsche collega's had mogen zijn, wordt verteld, dat hij totaal pre cies drie hemden heeft bezeten, die bovendien „altijd schoon" geweest moeten zijn. Onder normale omstandigheden was hij echter wel ge wend, zich eens' in de vier maanden te verschoo- nen. Van Hendrik IV van Frankrijk leest men, dat de eigenares van een linnenfabriek, die aan het hof stellig niet veel verdiend kon hebben, hem haar heelen inventaris vermaakte. Hij deed het grootste deel der nalatenschap een het hof over, zelf behield hij echter enkele lakens en hemden, omdat zijn bezitting van acht stuks totaal, noodig uitgebreid moest worden. De princessen van het Fransche en Engelsche hof bezaten nooit meer dan twee hemden, één voor overdag en één voor den nacht. Doch toen Liselotte van den Palz in 1671 als uitzet slechts zes hemden meekreeg, wekte dat de verontwaar diging van een der tantes. De gemalin van Lodewijk XV, Maria Lesczinsky, wos er sterk op tegen, dat de hoeveelheid linnengoed aan het hof zou worden uitgebreid. Het was daar gewoonte, dat ieder twee hemden bezat, die ge dragen werden tot ze scheurden dan pas ver ving men ze door een nieuw. Maria keurde deze gewoonte goed! De zindelijkheid in vroegere tijden liet dus wel wat te wenschen over, zelfs in de hoogere standen. Zóó iets gaat thans ons begrip te bo ven. Echter moeten we ons niet verbeelden, dat ieder tegenwoordig overtuigd is van de nood zakelijkheid van een wekelijksche „verschoo ning". Die met menschen en toestanden bekend is, weet wel beter. Onlangs ontmoette ik op reis een bleeker en het gesprek kwam op de reinheid van het lichaam. „Mijnheer, ik verzeker u" zoo zei de man „dat er tal van men schen zijn wat hun uiterlijk betreft propere luidjes die uit zuinigheid of om welke rede nen ook, een hemd en onderbroek minstens 14 dagen, een borstrok soms een maand of langer aanhouden, flanellen en baaien hemden, dito gor dels gaan bij vele menschen minstens een maand mee." „Aan een beschrijving hoe die kleeding- stukken er uit zien, als ze in de wasch komen, zal ik me maar niet wagen", zei de man. Nu, daarop waren we ook niet gesteld. Heeft die man overdreven? Ik weet het niet. Maar dok ters en verpleegsters weten dikwijls ook staal tjes van onreinheid op lichaam en kleeren te vertellen, welke ons, helaas, de overtuiging ge ven, dat op de zoo hoog geroemde Hollandsche zindelijkheid, althans wat de verzorging van het lichaam betreft, wel wat valt af te dingen. Toch moet ieder weten, dat die verzorging een eerste voorwaarde is om gezond te blijven en een hoogen leeftijd te bereiken, al weten we wel, dat hierop uilzonderingen zijn aan te wij zen. Er zijn tachtigers en anderen, die van hy giënische reinheid niet het flauwste begrip heb ben, en in die onkunde ook hebben gehandeld alsof het water alleen voor de visschen was bestemd, behoudens als drank voor mensch cn dier, cn die toch ondanks hun watervrees zoo oud zijn geworden. Dit zijn uitzonderingen, die den regel bevestigen, evenals er dronkaards zijn, die nog op hoogen leeftijd een stevigen borrel gebruiken, hetgeen echter niemand vrijheid geeft te beweren, dat die man zijn ouderdom heeft te donken aan zijn levenswijze, of dat deze hem niet heeft geschaad. Oud worde n is iets, wat ieder toelacht, als het ten minste mag zijn in het genot eener goede gezondheid. Wilt gij meer dan 100 jaarlc- v e n? De bekende Britsche natuurkundige, M. James Sawyer, heeft aan de wereld bekend ge maakt dat het niet zeer moeilijk is honderd jaar oud te worden. Hij heeft verklaard, dat iedereen dien ouderdom kali bereiken, wanneer men, zon der eenig ongeval tegen te komen, met de meeste nauwgezetheid de volgende achttien ge boden der gezondheid" wil naleven 1. Acht uren slapen per dag. 2. Op uw rechterzijde slapen. 3. De vensters van uwe slaapkamer steeds open laten. 4. Heb eene mat aan de deur uwer slaapka mer. 5. Trek uw bed een weinig weg van den muur. 6. Geen koud bad des morgens, maar een bad van dezelfde temperatuur als 't lichaam. 7. Doet oefeningen alvorens te ontbijten. 8. Eet weinig vlecsch, en wees zeker dat het wel gekookt is. 9. Drink nooit melk. (Dit enkel voor volwas senen). 10. Eet vet in overvloed om de cellen te voe den en schadelijk microben te vernietigen. 11. Breng geene dieren in uw verblijfplaat sen, daar deze schadelijke microben met zich voeren. 12. Leef op een buiten zoo gij kunt. 13. Heb afwisseling in uwe bezigheden. 14. Neem korte, maar talrijke verlofdagen. 15. Beperk uwe verlangens. 16. Onderhoud uwe lichaamsgesteltenis. 17. Wacht u van het water-drinken, van dc vochtigheid cn van de droogte. 18. Vermijd de dronkenschap die cellen ver nietigt welke ziekten bestrijden. Natuurlijk dat wij hier niet voor instaan. Iedereen kan in volle vrijheid deze 18 geboden beproeven, en wordt hij honderd jaar hij kome het ons zeggen?... Eén ding heeft, dunkt me, de geleerde heer Sawyer, vergeten, en welH u i s e 1 ij k le ven en huiselijke gezelligheid. Een man, die kan trouwen, late het niet na ,,'t Is niet goed dat de mensch alleen zij." Echte huiselijke gezelligheid bestaat er niet zonder de vrouw. Een vrouw is het zegt de Msbd." een vrouw alleen, die aan het huis licht cn warmte kan geven, onverschillig of zij een moeder, zus- Ier, dochter of maar een tante isdikwijls is ook dc vreugdebrengster een loontrekkende, een huishoudster, een juffrouw van gezelschap, een arme bloedverwante. De vrouw, die een middelpunt is van gezel lig huiselijk leven, die waar zij verschijnt vreug de en licht brengt, kon men vinden in iederen stand, in iederen kringzij draagt het kleed der dienstbode, of de kroon der Koningin, de kap der kloosterzuster, het mutsje der grootmoeder of eenvoudig de blouse der dochter van het huis, de huisjapon der lieve vrouw. Zónder haar bestaat geen huiselijk geluk met zijn vreugde, licht, leven, vrede, gezondheid, de kostbaarste gaven, die God ons tot troost in dit tranendal liet. Al is de omgeving nog zoo bescheiden, het geld nog zoo schaarsch, dc zorg nog zoo groot, wanneer zij er is, kan men alles drogen niet al leen, maar blijde en hoopvol dragen. De vrouw, die niet weet hoe een vreugde- brengster te zijn of niet beproeft het te wor den, is een vrouw, die het beste van het leven ontbeert, al is zij nog zoo gelukkig en zoo rijk, al doorvliegt zij in auto's het land, al schittert zij in diamanten, al is zij gewikkeld in het duur ste bont, al verwierf zij den doctorsbul of schreef een beroemd boek. Het bewustzijn van anderen gelukkig te ma ken en gelukkig te houden of in ieder geval gelukkiger dan zij anders zouden zijn is het beste wut een vrouw ondervinden kan. Er is niets wat haar ziel zoo bevredigt, wat haar zulk een kalmte en voldoening geelt. Dit zijn ware woorden. Wat de laatste zin sneden betreft, zij gelden niet alleen voor de vrouw en het meisje, maar voor ieder. Alleen goed doen, liefhebben, geeft bevrediging. Een mooien daad van zelfopofferende liefde las ik dezer dagen Het gebeurde in 1870. Eene kleine Fransche patrouille liep over een modderigen weg. In langen tijd hadden de manschappen niets ge geten. Een der soldaten, een jonge man van goeden huize, vertelde daarvan later deze epi sode „Ik had geduchten honger en voelde in al mijne zakken of er niet iets eetbaars in was. Daar vond ik waarlijk een korst brood, maar zóó droog, zóó hard. dat ik er evenmin iets aan had als aan een stuk steen. Mismoedig wierp ik het weg. Mijn kameraad naast mij bukte zich om het op te Tapen. Hij veegde nvu dl mouw van zijn jas de modder eraf en begon knobbelen. Lachend wenschte ik hem smokelij? etenmaar hij ging volstrekt niet op dezett schertsenden praat in. Ik heb mijn hcele leven honger gehad, honger geleden, en mij wel ceni met minder tevreden moeten stellen dan met dit." Nu deed hij een verhaal van groot© el lende, waarvan ik, die altijd onbezorgd had ge leefd, geen begrip had. Het ontroerde mij cn ik sprak tot hem: „Laat ons vrienden zijn voortoan deel ik olies met je." „Zoo kwamen wij eon onze horteplaots, waai ons eenige verkwikking werd verschoft en wij spoedig ir diepen slaap lagen. Na eenige uren kwam de sergeant, om de namen van eenige manschappen op le roepen, die ter verkenning moestende vijand werd in de buurt vermoed. Ook mijn naam werd gehoord. Maar zoo heeft men mij later verteld ik lag zóó vast in dc rust, dat geen geluid tot mij doordrong. Mijn kameraad, die mijn laatste stuk brood had op geknabbeld, stond op cn verzocht voor mij te mogen gaan. Het werd hem toegestaon. Hij was de eenige van het troepje, die niet levend wederkeerde. Een kogel had hem doodelijk ga- troffen." Het bestaan van den jongen man, die zijn leven gaf om dat van zijn kameraad te sparen, was waarschijnlijk zeer hard geweest. Toch had dit hem niet verbitterd, maar zijn hort misschiaa nog grooter gemaakt, nog liefdevoller voor onderen doen kloppen. Van liefde en edelmoedigheid getuigde ook het volgende Een beroemde Fransche zangeres had hoor medewerking toegezegd voor een liefdadig heidsinrichting, die honderden wecken onder haar zorgen hod. Na afloop zot zij mede aan bij 't souper. Toen er ten besluite eenige bonbons en sin-prisee werden rondgedeeld, kreeg zij een ei Ze maakte het open en er vielen tien goudstukjes uit. Zij wendde zich tot den Abbé, het hoofd van het gesticht. U kent mij nog niet genoeg om precies te weten waar ik van houd, zeide zij.. Ik ben dol op eieren, rnaar ik eet alleen het wit, nooit den dooier. U wilt mij zeker wel toestaan dit voo» uw arme weesjes te bestemmen. Die, zangeres begreep blijkbaar ook hoar roeping als mensch. „De wereld is een speeltooneel, Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel. 't Is 'n spreekwoord en 'n gulden woord, Voor elk, die helder ziet en hoort. En die daarbij ook ernstig denkt, Aan de werkelijkheid zijn aandacht schenkt. De mecsteti die in het treurig lot niet deelen, Zij denken niet, 't kon hun niet schelen. Komt plotseling de groote strijd, Dan staan zij voor de werkelijkheid. De ellende trekt hen don toch aan, Zij begrijpen niet hoe 'l kan bestaan. Don voelt men dot 't ons wel kan schelen, Hoe men de rollen gaat verdeelen. Wat of het levca ons dan geeft. Of 't van een drama of een blijspel heeft» Don hoort men niet't kan mij niet schelen, In welke rol ik mee moet spelen. 't Is zeker als m«n 't denken laat, De wreede strijd ook nooit vergaat. 't Geldt voor ons menschen in 't geheel: Speel van uw rol het beste deel 't Zal dan aan 't menschdom in 't volgend leven Geen drama, maar een blijspel geven." KEUVELAAR. "Waartoe dient een mocielijkheid anders dan om ons de noodzakelijkheid te leeren eencr verdubbelde inspanning? levensbeeld door JOANNES REDDINGIUS Bij 't kippenhok mocht hij sinds een week niet komen, want hij had ou ueii mesthoop bedorven bessen op brandewijn gevonden en deze aan de kippen gegeven, die „zat" ge worden waren, o wat hadden ze raar gedaan, Vooral de haan, die gulzigaard. Hij kon he* kippenhok zien, maar wilde er niet bij komen, 't waren domme dieren. Met de blaaspijp van "Sjang had hij eens in 't fontein geblazen, toen waren de kippen, die aan 't drinken waren, van schrik ec-n eindje in de lucht gespron gen. weer op den grond een tijdje suf blijven Can kijken met stijve bcenen en schuine »pen. *>ok had hij op een keer maïskorrels in een 4*aal gegooid en er toen water bijgeda_an, brutale zwarte kip kwam aanstaDDen en ^ikte naar een korrel, maai- deinsde terug yoor 't water, cn meer kippen kwamen er bij. die 't allen probeerden, maar ze deden allen •ven mal, de haan pikte ook cn werd gewel- I dig hoos, hij spreidde zijn vleugels uit, pikt* naar een kip, maar liep, alsof hij zich bedacht, een anderen kant uit. Herman hield meer van de geiten, die plaagde hij nooit. Iiij kreeg altijd geitenmelk en «daarom vond hij, dat die dieren met onderscheiding behandeld moes ten worden. Als 't namiddag was, zou hij ze buiten zetten in de bleek, 't was nou te heet. Hij haalde wat wortelenlof uit een mand en hield het de dieren voor, beurt om beurt kre gen ze wat. Toen 't voer op was, wilde hij weer naar buiten. Waar zou Sjang toch blij ven, die zou hem vandaag den zevenkiap lee ren met de zweep, net zooals de voerlieden m kloppen, als ze voor de wagens loopen Sakkcrjèn, wat zou 't prettig wezen, ais hij ra kon. Ais de kinderen in school waren, zou hij builen almaar klappen, dan werden ze misschien wild en zouden „hoera 1" roepen en voor 't raam naar hem krken. Hij moest over eenige maanden ook naar school, als zijn moeder in Arnhem ging wonen; hij had er heeleraaal geen zin in. Laatst had bij den ondermeester een pot met aardbeien gegeven en gevraagd, of liij bij hem leeren mocht op school en dat had deze goedgevonden. Nie mand had geweten waar hij dien morgen had gezeten, maar 's middags kreeg Jans uit hem waar hij geweest was. Hij wilde cr niet weer naar toe, want hij moest stil zitten en letters nazeggen en dat was akelig vervelend. Eu dan, de letters kende hij al lang; hij kon al wat goed lezen, eiken dag van de week kreeg hij les van meester op „Karelshoeve". Zijn moeder had hem verteld, dat hij in de tweede klas zou komen, als hij goed zijn best deed, dat was nu wel prettig, maar niet heel erg. Ja, hij kon goed lezen, en kende zelfs de geschiedenis van Adam en Eva van buiten, die had tante Annemie, de vrouw van oom Johannes hem geleerd, toen hij in Fries land logeerde; als er dominé's op bezoek kwa men, zei tante: „Nu moet mijn jonkje eens laten hooien, wal hij kan." Als 'l afgeloopen was kreeg hii een krukeling. Nu hij dacht aan dien morgen op school, kreeg hij nog meer vrees voor den school; als h" den klap kende zou hij klappen wel zeventig keer, dat zou hij. In zijn pret pakte hij dc witte geit om haar hals en begon er mee te dansen, maar hij moest haar gauw loslaten, want 't dier begon te stooten. Toah braaf, zei hij, adjuus, ik ga een snee mik vragen. Dc jongen liep weg, nog even wuivend naar de geiten. In de voorkamer vond liij Nel, die bezig was brood tc snijden. Zc hield het «brood met haar linkerhand tegen haar borst en sneed met dc rechter breede sneden. Nel, ik heb zoo'n honger. Dat is een goed teelten, ge mot maar lek ker toe tasten. Mag ik mijn boterham mee nemen naar dc geiten? Ge weet wel, dal ge netjes nan tafel moet zitten, maar alid vandaag zeidc uil. De jongen was in zijn schik. Nel, wat heddc toch een mooie muls op Wacht ik zal oe, mooiprater. Ik ben voor ouw niet bang» wel voor rooie Teun, die heeft laatst mijn haar in brand gestoken, toen hij zijn pijp aanstak, ge most hem een glas zuur hier geven, als hij weer komt. Ge mot nooit kwaad met kwaad vergel- deu, zegt de pastoor. Ik ibeu niet roomsch, maar oom Johan nes zegt 't ook, en die is dominé; ik zal 'm dan maar niks terug doen cn enkel zwart naar 'm kijken als Ik 'm zie- Daar hedde de mik, ge gooit het bordje wel niet stuk, war? en gauw weer komen, als 't op is. lierman knikte cn ging met zijn schal de deur uit naar <lcn stal, waar hij dc geilen liet proeven. Toen 't op was. ging hij wat cike- blarcn plukken, daar waren ze fel op. Wat was 't warm in den hof, zijn hcele gezicht was heel, hij zou maar langzaam loopen. Toen hij ze gevoerd had, ging hij achter 't gras veld door een opening in de haag in den tuin van „Karelshoeve'' kijken; wat stonden daar een hoornen, je had cr noteboomen en pere- boomen en appclboomcn en kastanjes en abri kozen cn perziken cn morellen; hij verlangde er naar, weer eens lusschen de frambozen te zitten en weg tc duiken, als cr iemand kwam Zou oom Gerrit al weg zijn, dat was een lee- lijke man; als „Karelshoeve" van lieiu was, zou hij 't hek op slot doen, dan kon oom Gerrit cr niet in. De jongen liep langs dc liaag, glurend lus schen de blaren, nol of hij naar iels zocht, zijn oom was al weer uit zijn gedachten. Och ja, er waren geen junikevers meer, dat waren v->n die kleine beesten, net meikever- tjes, hij had cr altijd zoo'n plezier in, ze in dc lucht te gooien, zc vielen dan even cn vlogen weer weg. maar meikevers waren toch leu ker, die konden zoo brommen. Als hij in Arn hem op school ging, zou hij 't volgend jaar meikevers zien te krijgen, wat zouden die dan lekker brommen en gonzen. Hij brak een lan gen grashalm, bij een knoop door. kauwde er op en slenterde door den Doelen, kijkend naar de schijf, die vol ronde gaten zat. Als de heeren aan 't schieten waren, vond hij 't zoo leuk te kijken, opeens zat er een pijl in dc schijf. Hii moest altijd op zij blijven staan, zoo'n pijl had kracht. Ze hadden een* een dronken boer door zijn neus gescholen» Als hij groot was, zou hij ook met den boog schie ten; hij wou dal i maar Zaterdag was, oan kwamen de heeren hier schieten, hij mocut dan altijd bijlen aangeven of hoera! roepen als 't schot in ue roos was, maar T wai Woensdag en oan werd de „Doelen" van „de Zwaan" gebruikt, en naar „dc Zwaan" gaan durfde hu niet goed, want hij had Bertha met modder gegooid. Wat stonden er een mooie pioenrozen langs de laan en wal rooken de anjelieren lekker, die Mina had geplant. Waar zou Sjang toch bijven? Hu zou maar eens gaan kijken. Hij liep wat vlugger aan en riep onder 't loopen; Sjang! Sjuug! maar kreeg geen antwoord. Op den straatweg kwam dc brouwer me» zijn bierwagen aanrijden; hij hield weldra voor dc herberg stil. Brouwer heb je lekker bier? Dc brouwer knikle, genoegclijk kauwende op zijn pruim. Val maar niet in dc kuip, brouwer. Jonge, né hoor, ik zal wel oppassen, zeï de man, die daarop zijn vaten begon af te laden. Er was eens een groot ongeluk ge beurd in een naburig dorp, waarover men uog niet uitgepraat was, er was namelijk een brouwer geweest, die zijn kuip wou schoon maken, maar hij boog le ver voorover en viel in de bierkuip, niemand hoorde hem cn door een kraan werd die kuip in den middag ge vuld, zoodal de man in ziin bier jammerlijk verdronk, niemand wist waar de brouwer gebleven was, maar zijn bier werd kort daar* op bekroond op een tentoonstelling met den eersten prijs. Wordt virvolgd'

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 5