EEN ROMANTISCHE JONOEN
„DE EEMLAN DER".
Zaterdag 12 December 1914.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
N° 143 Tweede Blad.
13" Jaargang.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF
Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO»
ïdem franco per post 1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.10,
Afzonderlijke nummers - 0.05,
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon* en
Feestdagen.
Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertonties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
f 0.5a,
- 0.10
Van 15 regels.,
Elke regel moor
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote lettors naar plaat9ruirato.
- Voor handel on bedrijt bestaan zeer voordeelige bepalingen
tot het horhaald advorteeren in dit Blad, bij abonnoment,
Eene circul&iro, bovattonde de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
'W
De Staatsbegrooting in de
Tweede Kamer.
Besloten is door de Tweede Kamer bij
de behandeling -der Staatsbegrooting geen ai-
gemeene beschouwingen te houdea.
Men verneemt dat de nieuwbenoemde
vice-president van den Raad van State, Mr.
Van Leeuwen, Qiet ipand, laatstelijk bewoond
door de sedert overleden douairière van Len-
neip en gelegen naast het Port. Isr. Synagoge
gebouw aan de Prinscssegracht, voor zijn
Vestiging to 's Grave n'hago, als woonhuis in
ciptie heeft genomen
De Staatscommissie voor het Onderwijs
vraagstuk heeft in hare jongste vergadering
hel bewaarsohoolonderwijs in behandeling
genomen.
De bij den generalen ytaf overgeplaatste
majoor van het 2c regt. veld-arlillerie Maris
is geplaatst bij den sbaf van een der leger-
divisiën buiten 'sGrawnhage.
Op ecu daartoe ooor den Minister vam
Oorlog mede namens diens ambtgenoot van
marine gedane uilnoodiging, zal voortaan
'aan de dienstplichtigen bij de militie worden
bekend gemaakt, dat de ingelijfde van het
oogenblik zijnea* inlijving staat onder de mi
litaire tucht en mitsdien bij niet voldoen aan
eene oproeping voor den werkelijken dienst,
als deserteur zal worden behandeld; liij stelt
zich alsdajn bloot aan de gevolgen welke de
wet daaraaai verbindt.
Dc te 's Gravcnaage op 62-jarigen leef
tijd overleden gepenö. kapitein der artillerie
van het 0 -1. leger F. W. H. T)'dcman, werd
tc Nickerie geboren. In 1872 benoemd tot 2e
luitenant, volgde in 1875 zijne bevordering
tol le luitenant en ia 1885 die tol kapitein.
In 1893 werd hein op verzoek eervol ontslag
verkend. Zij-ne benoeming tot ridder 4e kl.
La de Militaire "Wilemsorde verkreeg hij we
gens krijgsverrichtingen in de 22 en 26 Moe
kim in 1878 en 1879. Voorts werd hij eervol
vermeld als hebbende zich onderscheiden in
dc expeditie tegen Gedoeng in 1878 en had
hij hat onderschetiding^teokon voor langduri-
gen dienst als officier.
S. C. van Musschenbroek. In den
ouderdom van 56 jaar is te Amsterdam over
leden de heer S. C. van Mussohcnbroek, lid der
tinna Van Heeckeren en Co. en commissaris
van verschillende financieelc instellingen.
Nederland en de oorlog.
D o c u m c n t e n
der economische icrisis.
De Koninklijke Bibliotheek heeft bij haar
uitgaaf vam Documenten voor de economi
sche ciisis in «Nederliand van verschillende
zijden, en niet alleen van iregeeringslioha-
imen en instellingen, een niet genoeg te
"Waardeeren medewerking ondervonden.
Daardoor werd zij nd staat gesteld om in
Qiaar verschillende publicaties een voor het
(oogenblik zoo volledig mogelijk beeld te ge
ven van den toestand op het gebied der on
derwerpen, «door haar behandeld.
Haar werk in -dezen zin voort te zetten,
moet haar doel zijn. Het is daarom, dat de
Kon. Bibliotheek een beroen doet op «dege
nen, die zich van hel begin der crisis af heb
ben toegelegd een verzameling te maken van
documenten, geschriften, circulaires enz.,
hun ambt, beroep of bezigheid betreffende in
dezen crisistijd. Aan hen zij verzocht met de
Kom. Bibliotheek over zulke verzamelingen
in overleg te treden, of aan haar af te staan.
De bibliothecaris der Kon. Bibliotheek doet
dit .Verzoek des te gereeder, omdiat haar
reeds verschillende van «zulke verzamelin
gen zijn aangeboden, die de storingen in het
bedrijfsleven in dezen tijd van oorlogsgjovaar
op treffende wijze illustreeron.
Zendingen en brieven worden inet groote
belangstelling (onder vrijdom van port) aan
vaard aan liet adres «der Kon. Bibliotheek,
aDd. Documentatie, Lange Voorhout 34, Den
Haag.
S Ir e n g e censuur.
Men schrijft uit Oldenzaal aan het Ilbld.:
Hoe streng de censuur in Duitschland is op
alle lectuur uit ons land, kan wel blijken uit
het volgende: arbeiders van hier cn elders,
werkzaam in de textielfabrieken van naburige
Duitsche plaatsen en binnen onze grenzeD
woonachtig, deelen ons mede, dat het hun
verboden is, boterhammen in Nederlandsche
couranten gewikkeld, mede te nemen over de
grens. Deze arbeiders worden nu in de ge
legenheid gesteld, in de fabrieken papier ter
verpakking hunner boterhammen mede te
nemen. Zijn niettemin hun eetwaren in bedoel
de couranten gewikkeld, dan wordt dit papier
aan de grens in beslag genomen.
Vrees voor smokkelen.
Door de douanen te Winterswijk wordt se
dert geruimen tijd iedere goederenwagen naar
Duitschland onderzocht, om te zien of zich
daarin ook voor uitvoer verboden artikelen
bevinden. Donderdag werd dientengevolge be
slag gelegd op een paar ledige meubelwagens,
die van Den Haag naar Dusseldorf waren
teruggezonden en een hoeveelheid koffieboo-
nen cn erwten bleken te bevatten.
Van den Hak op den Tak.
(Weekpraatje).
Door de soldaten van tegenwoordig wordt
er over geklaagd, dat zij in de kazerne, in het
kamp of als ingekwartierde zoo weinig gelegen
heid hebben, op tijd van ondergoed te verwis
selen. Vooral de eerste weken der mobilisatie
werd hierover vreeselijk gemopperd. Hieruit
blijkt intusschen wel, dat er tegenwoordig an
ders over zindelijkheid gedacht wordt dan vroe
ger, een eeuw of wat geleden. Vooral in het
wasschen van het ondergoed was men vroeger
al heel spaarzaam. Van Willem de Zwijger, die
toch als Hollander wel een voorbeeld van rein
heid tegenover zijn buitenlandsche collega's
had mogen zijn, wordt verteld, dat hij totaal pre
cies drie hemden heeft bezeten, die bovendien
„altijd schoon" geweest moeten zijn. Onder
normale omstandigheden was hij echter wel ge
wend, zich eens' in de vier maanden te verschoo-
nen. Van Hendrik IV van Frankrijk leest men,
dat de eigenares van een linnenfabriek, die aan
het hof stellig niet veel verdiend kon hebben,
hem haar heelen inventaris vermaakte. Hij deed
het grootste deel der nalatenschap een het hof
over, zelf behield hij echter enkele lakens en
hemden, omdat zijn bezitting van acht stuks
totaal, noodig uitgebreid moest worden.
De princessen van het Fransche en Engelsche
hof bezaten nooit meer dan twee hemden, één
voor overdag en één voor den nacht. Doch toen
Liselotte van den Palz in 1671 als uitzet slechts
zes hemden meekreeg, wekte dat de verontwaar
diging van een der tantes. De gemalin van
Lodewijk XV, Maria Lesczinsky, wos er sterk
op tegen, dat de hoeveelheid linnengoed aan
het hof zou worden uitgebreid. Het was daar
gewoonte, dat ieder twee hemden bezat, die ge
dragen werden tot ze scheurden dan pas ver
ving men ze door een nieuw. Maria keurde deze
gewoonte goed!
De zindelijkheid in vroegere tijden liet dus
wel wat te wenschen over, zelfs in de hoogere
standen. Zóó iets gaat thans ons begrip te bo
ven. Echter moeten we ons niet verbeelden, dat
ieder tegenwoordig overtuigd is van de nood
zakelijkheid van een wekelijksche „verschoo
ning". Die met menschen en toestanden bekend
is, weet wel beter. Onlangs ontmoette ik op
reis een bleeker en het gesprek kwam op de
reinheid van het lichaam. „Mijnheer, ik verzeker
u" zoo zei de man „dat er tal van men
schen zijn wat hun uiterlijk betreft propere
luidjes die uit zuinigheid of om welke rede
nen ook, een hemd en onderbroek minstens 14
dagen, een borstrok soms een maand of langer
aanhouden, flanellen en baaien hemden, dito gor
dels gaan bij vele menschen minstens een maand
mee." „Aan een beschrijving hoe die kleeding-
stukken er uit zien, als ze in de wasch komen,
zal ik me maar niet wagen", zei de man. Nu,
daarop waren we ook niet gesteld. Heeft die
man overdreven? Ik weet het niet. Maar dok
ters en verpleegsters weten dikwijls ook staal
tjes van onreinheid op lichaam en kleeren te
vertellen, welke ons, helaas, de overtuiging ge
ven, dat op de zoo hoog geroemde Hollandsche
zindelijkheid, althans wat de verzorging van
het lichaam betreft, wel wat valt af te dingen.
Toch moet ieder weten, dat die verzorging
een eerste voorwaarde is om gezond te blijven
en een hoogen leeftijd te bereiken, al weten we
wel, dat hierop uilzonderingen zijn aan te wij
zen. Er zijn tachtigers en anderen, die van hy
giënische reinheid niet het flauwste begrip heb
ben, en in die onkunde ook hebben gehandeld
alsof het water alleen voor de visschen was
bestemd, behoudens als drank voor mensch cn
dier, cn die toch ondanks hun watervrees zoo
oud zijn geworden. Dit zijn uitzonderingen, die
den regel bevestigen, evenals er dronkaards zijn,
die nog op hoogen leeftijd een stevigen borrel
gebruiken, hetgeen echter niemand vrijheid geeft
te beweren, dat die man zijn ouderdom heeft te
donken aan zijn levenswijze, of dat deze hem
niet heeft geschaad. Oud worde n is iets,
wat ieder toelacht, als het ten minste mag zijn
in het genot eener goede gezondheid.
Wilt gij meer dan 100 jaarlc-
v e n? De bekende Britsche natuurkundige, M.
James Sawyer, heeft aan de wereld bekend ge
maakt dat het niet zeer moeilijk is honderd jaar
oud te worden. Hij heeft verklaard, dat iedereen
dien ouderdom kali bereiken, wanneer men, zon
der eenig ongeval tegen te komen, met de
meeste nauwgezetheid de volgende achttien ge
boden der gezondheid" wil naleven
1. Acht uren slapen per dag.
2. Op uw rechterzijde slapen.
3. De vensters van uwe slaapkamer steeds
open laten.
4. Heb eene mat aan de deur uwer slaapka
mer.
5. Trek uw bed een weinig weg van den muur.
6. Geen koud bad des morgens, maar een bad
van dezelfde temperatuur als 't lichaam.
7. Doet oefeningen alvorens te ontbijten.
8. Eet weinig vlecsch, en wees zeker dat het
wel gekookt is.
9. Drink nooit melk. (Dit enkel voor volwas
senen).
10. Eet vet in overvloed om de cellen te voe
den en schadelijk microben te vernietigen.
11. Breng geene dieren in uw verblijfplaat
sen, daar deze schadelijke microben met zich
voeren.
12. Leef op een buiten zoo gij kunt.
13. Heb afwisseling in uwe bezigheden.
14. Neem korte, maar talrijke verlofdagen.
15. Beperk uwe verlangens.
16. Onderhoud uwe lichaamsgesteltenis.
17. Wacht u van het water-drinken, van dc
vochtigheid cn van de droogte.
18. Vermijd de dronkenschap die cellen ver
nietigt welke ziekten bestrijden.
Natuurlijk dat wij hier niet voor instaan.
Iedereen kan in volle vrijheid deze 18 geboden
beproeven, en wordt hij honderd jaar hij
kome het ons zeggen?...
Eén ding heeft, dunkt me, de geleerde heer
Sawyer, vergeten, en welH u i s e 1 ij k le
ven en huiselijke gezelligheid.
Een man, die kan trouwen, late het niet na
,,'t Is niet goed dat de mensch alleen zij."
Echte huiselijke gezelligheid bestaat er niet
zonder de vrouw.
Een vrouw is het zegt de Msbd." een
vrouw alleen, die aan het huis licht cn warmte
kan geven, onverschillig of zij een moeder, zus-
Ier, dochter of maar een tante isdikwijls
is ook dc vreugdebrengster een loontrekkende,
een huishoudster, een juffrouw van gezelschap,
een arme bloedverwante.
De vrouw, die een middelpunt is van gezel
lig huiselijk leven, die waar zij verschijnt vreug
de en licht brengt, kon men vinden in iederen
stand, in iederen kringzij draagt het kleed der
dienstbode, of de kroon der Koningin, de kap
der kloosterzuster, het mutsje der grootmoeder
of eenvoudig de blouse der dochter van het
huis, de huisjapon der lieve vrouw. Zónder haar
bestaat geen huiselijk geluk met zijn vreugde,
licht, leven, vrede, gezondheid, de kostbaarste
gaven, die God ons tot troost in dit tranendal
liet.
Al is de omgeving nog zoo bescheiden, het
geld nog zoo schaarsch, dc zorg nog zoo groot,
wanneer zij er is, kan men alles drogen niet al
leen, maar blijde en hoopvol dragen.
De vrouw, die niet weet hoe een vreugde-
brengster te zijn of niet beproeft het te wor
den, is een vrouw, die het beste van het leven
ontbeert, al is zij nog zoo gelukkig en zoo rijk,
al doorvliegt zij in auto's het land, al schittert
zij in diamanten, al is zij gewikkeld in het duur
ste bont, al verwierf zij den doctorsbul of schreef
een beroemd boek.
Het bewustzijn van anderen gelukkig te ma
ken en gelukkig te houden of in ieder geval
gelukkiger dan zij anders zouden zijn is het
beste wut een vrouw ondervinden kan. Er is
niets wat haar ziel zoo bevredigt, wat haar zulk
een kalmte en voldoening geelt.
Dit zijn ware woorden. Wat de laatste zin
sneden betreft, zij gelden niet alleen voor de
vrouw en het meisje, maar voor ieder. Alleen
goed doen, liefhebben, geeft bevrediging.
Een mooien daad van zelfopofferende liefde
las ik dezer dagen
Het gebeurde in 1870. Eene kleine Fransche
patrouille liep over een modderigen weg. In
langen tijd hadden de manschappen niets ge
geten. Een der soldaten, een jonge man van
goeden huize, vertelde daarvan later deze epi
sode „Ik had geduchten honger en voelde in
al mijne zakken of er niet iets eetbaars in was.
Daar vond ik waarlijk een korst brood, maar
zóó droog, zóó hard. dat ik er evenmin iets aan
had als aan een stuk steen. Mismoedig wierp
ik het weg. Mijn kameraad naast mij bukte
zich om het op te Tapen. Hij veegde nvu dl
mouw van zijn jas de modder eraf en begon
knobbelen. Lachend wenschte ik hem smokelij?
etenmaar hij ging volstrekt niet op dezett
schertsenden praat in. Ik heb mijn hcele leven
honger gehad, honger geleden, en mij wel ceni
met minder tevreden moeten stellen dan met
dit." Nu deed hij een verhaal van groot© el
lende, waarvan ik, die altijd onbezorgd had ge
leefd, geen begrip had. Het ontroerde mij cn
ik sprak tot hem: „Laat ons vrienden zijn
voortoan deel ik olies met je."
„Zoo kwamen wij eon onze horteplaots, waai
ons eenige verkwikking werd verschoft en wij
spoedig ir diepen slaap lagen. Na eenige uren
kwam de sergeant, om de namen van eenige
manschappen op le roepen, die ter verkenning
moestende vijand werd in de buurt vermoed.
Ook mijn naam werd gehoord. Maar zoo
heeft men mij later verteld ik lag zóó vast in
dc rust, dat geen geluid tot mij doordrong. Mijn
kameraad, die mijn laatste stuk brood had op
geknabbeld, stond op cn verzocht voor mij te
mogen gaan. Het werd hem toegestaon. Hij
was de eenige van het troepje, die niet levend
wederkeerde. Een kogel had hem doodelijk ga-
troffen."
Het bestaan van den jongen man, die zijn
leven gaf om dat van zijn kameraad te sparen,
was waarschijnlijk zeer hard geweest. Toch had
dit hem niet verbitterd, maar zijn hort misschiaa
nog grooter gemaakt, nog liefdevoller voor
onderen doen kloppen.
Van liefde en edelmoedigheid getuigde ook
het volgende
Een beroemde Fransche zangeres had hoor
medewerking toegezegd voor een liefdadig
heidsinrichting, die honderden wecken onder
haar zorgen hod.
Na afloop zot zij mede aan bij 't souper. Toen
er ten besluite eenige bonbons en sin-prisee
werden rondgedeeld, kreeg zij een ei Ze maakte
het open en er vielen tien goudstukjes uit.
Zij wendde zich tot den Abbé, het hoofd van
het gesticht.
U kent mij nog niet genoeg om precies te
weten waar ik van houd, zeide zij.. Ik ben dol
op eieren, rnaar ik eet alleen het wit, nooit den
dooier. U wilt mij zeker wel toestaan dit voo»
uw arme weesjes te bestemmen.
Die, zangeres begreep blijkbaar ook hoar
roeping als mensch.
„De wereld is een speeltooneel,
Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.
't Is 'n spreekwoord en 'n gulden woord,
Voor elk, die helder ziet en hoort.
En die daarbij ook ernstig denkt,
Aan de werkelijkheid zijn aandacht schenkt.
De mecsteti die in het treurig lot niet deelen,
Zij denken niet, 't kon hun niet schelen.
Komt plotseling de groote strijd,
Dan staan zij voor de werkelijkheid.
De ellende trekt hen don toch aan,
Zij begrijpen niet hoe 'l kan bestaan.
Don voelt men dot 't ons wel kan schelen,
Hoe men de rollen gaat verdeelen.
Wat of het levca ons dan geeft.
Of 't van een drama of een blijspel heeft»
Don hoort men niet't kan mij niet schelen,
In welke rol ik mee moet spelen.
't Is zeker als m«n 't denken laat,
De wreede strijd ook nooit vergaat.
't Geldt voor ons menschen in 't geheel:
Speel van uw rol het beste deel
't Zal dan aan 't menschdom in 't volgend leven
Geen drama, maar een blijspel geven."
KEUVELAAR.
"Waartoe dient een mocielijkheid anders
dan om ons de noodzakelijkheid te leeren
eencr verdubbelde inspanning?
levensbeeld door
JOANNES REDDINGIUS
Bij 't kippenhok mocht hij sinds een week
niet komen, want hij had ou ueii mesthoop
bedorven bessen op brandewijn gevonden en
deze aan de kippen gegeven, die „zat" ge
worden waren, o wat hadden ze raar gedaan,
Vooral de haan, die gulzigaard. Hij kon he*
kippenhok zien, maar wilde er niet bij komen,
't waren domme dieren. Met de blaaspijp van
"Sjang had hij eens in 't fontein geblazen, toen
waren de kippen, die aan 't drinken waren,
van schrik ec-n eindje in de lucht gespron
gen. weer op den grond een tijdje suf blijven
Can kijken met stijve bcenen en schuine
»pen.
*>ok had hij op een keer maïskorrels in een
4*aal gegooid en er toen water bijgeda_an,
brutale zwarte kip kwam aanstaDDen en
^ikte naar een korrel, maai- deinsde terug
yoor 't water, cn meer kippen kwamen er bij.
die 't allen probeerden, maar ze deden allen
•ven mal, de haan pikte ook cn werd gewel-
I dig hoos, hij spreidde zijn vleugels uit, pikt*
naar een kip, maar liep, alsof hij zich bedacht,
een anderen kant uit. Herman hield meer van
de geiten, die plaagde hij nooit. Iiij kreeg
altijd geitenmelk en «daarom vond hij, dat die
dieren met onderscheiding behandeld moes
ten worden. Als 't namiddag was, zou hij ze
buiten zetten in de bleek, 't was nou te heet.
Hij haalde wat wortelenlof uit een mand en
hield het de dieren voor, beurt om beurt kre
gen ze wat. Toen 't voer op was, wilde hij
weer naar buiten. Waar zou Sjang toch blij
ven, die zou hem vandaag den zevenkiap lee
ren met de zweep, net zooals de voerlieden
m kloppen, als ze voor de wagens loopen
Sakkcrjèn, wat zou 't prettig wezen, ais hij
ra kon. Ais de kinderen in school waren, zou
hij builen almaar klappen, dan werden ze
misschien wild en zouden „hoera 1" roepen
en voor 't raam naar hem krken. Hij moest
over eenige maanden ook naar school, als
zijn moeder in Arnhem ging wonen; hij had
er heeleraaal geen zin in. Laatst had bij den
ondermeester een pot met aardbeien gegeven
en gevraagd, of liij bij hem leeren mocht op
school en dat had deze goedgevonden. Nie
mand had geweten waar hij dien morgen had
gezeten, maar 's middags kreeg Jans uit hem
waar hij geweest was. Hij wilde cr niet weer
naar toe, want hij moest stil zitten en
letters nazeggen en dat was akelig vervelend.
Eu dan, de letters kende hij al lang; hij kon
al wat goed lezen, eiken dag van de week
kreeg hij les van meester op „Karelshoeve".
Zijn moeder had hem verteld, dat hij in de
tweede klas zou komen, als hij goed zijn
best deed, dat was nu wel prettig, maar niet
heel erg. Ja, hij kon goed lezen, en kende
zelfs de geschiedenis van Adam en Eva van
buiten, die had tante Annemie, de vrouw van
oom Johannes hem geleerd, toen hij in Fries
land logeerde; als er dominé's op bezoek kwa
men, zei tante: „Nu moet mijn jonkje eens
laten hooien, wal hij kan." Als 'l afgeloopen
was kreeg hii een krukeling. Nu hij dacht aan
dien morgen op school, kreeg hij nog meer
vrees voor den school; als h" den klap kende
zou hij klappen wel zeventig keer, dat zou hij.
In zijn pret pakte hij dc witte geit om haar
hals en begon er mee te dansen, maar hij
moest haar gauw loslaten, want 't dier begon
te stooten.
Toah braaf, zei hij, adjuus, ik ga een
snee mik vragen.
Dc jongen liep weg, nog even wuivend
naar de geiten.
In de voorkamer vond liij Nel, die bezig
was brood tc snijden. Zc hield het «brood met
haar linkerhand tegen haar borst en sneed
met dc rechter breede sneden.
Nel, ik heb zoo'n honger.
Dat is een goed teelten, ge mot maar lek
ker toe tasten.
Mag ik mijn boterham mee nemen naar
dc geiten?
Ge weet wel, dal ge netjes nan tafel moet
zitten, maar alid vandaag zeidc uil.
De jongen was in zijn schik.
Nel, wat heddc toch een mooie muls op
Wacht ik zal oe, mooiprater.
Ik ben voor ouw niet bang» wel voor
rooie Teun, die heeft laatst mijn haar in
brand gestoken, toen hij zijn pijp aanstak, ge
most hem een glas zuur hier geven, als hij
weer komt.
Ge mot nooit kwaad met kwaad vergel-
deu, zegt de pastoor.
Ik ibeu niet roomsch, maar oom Johan
nes zegt 't ook, en die is dominé; ik zal 'm
dan maar niks terug doen cn enkel zwart
naar 'm kijken als Ik 'm zie-
Daar hedde de mik, ge gooit het bordje
wel niet stuk, war? en gauw weer komen, als
't op is.
lierman knikte cn ging met zijn schal de
deur uit naar <lcn stal, waar hij dc geilen liet
proeven. Toen 't op was. ging hij wat cike-
blarcn plukken, daar waren ze fel op. Wat
was 't warm in den hof, zijn hcele gezicht
was heel, hij zou maar langzaam loopen. Toen
hij ze gevoerd had, ging hij achter 't gras
veld door een opening in de haag in den tuin
van „Karelshoeve'' kijken; wat stonden daar
een hoornen, je had cr noteboomen en pere-
boomen en appclboomcn en kastanjes en abri
kozen cn perziken cn morellen; hij verlangde
er naar, weer eens lusschen de frambozen te
zitten en weg tc duiken, als cr iemand kwam
Zou oom Gerrit al weg zijn, dat was een lee-
lijke man; als „Karelshoeve" van lieiu was,
zou hij 't hek op slot doen, dan kon oom
Gerrit cr niet in.
De jongen liep langs dc liaag, glurend lus
schen de blaren, nol of hij naar iels zocht,
zijn oom was al weer uit zijn gedachten.
Och ja, er waren geen junikevers meer, dat
waren v->n die kleine beesten, net meikever-
tjes, hij had cr altijd zoo'n plezier in, ze in dc
lucht te gooien, zc vielen dan even cn vlogen
weer weg. maar meikevers waren toch leu
ker, die konden zoo brommen. Als hij in Arn
hem op school ging, zou hij 't volgend jaar
meikevers zien te krijgen, wat zouden die dan
lekker brommen en gonzen. Hij brak een lan
gen grashalm, bij een knoop door. kauwde er
op en slenterde door den Doelen, kijkend
naar de schijf, die vol ronde gaten zat. Als de
heeren aan 't schieten waren, vond hij 't zoo
leuk te kijken, opeens zat er een pijl in dc
schijf. Hii moest altijd op zij blijven staan,
zoo'n pijl had kracht. Ze hadden een* een
dronken boer door zijn neus gescholen» Als
hij groot was, zou hij ook met den boog schie
ten; hij wou dal i maar Zaterdag was, oan
kwamen de heeren hier schieten, hij mocut
dan altijd bijlen aangeven of hoera! roepen
als 't schot in ue roos was, maar T wai
Woensdag en oan werd de „Doelen" van „de
Zwaan" gebruikt, en naar „dc Zwaan" gaan
durfde hu niet goed, want hij had Bertha met
modder gegooid.
Wat stonden er een mooie pioenrozen langs
de laan en wal rooken de anjelieren lekker,
die Mina had geplant. Waar zou Sjang toch
bijven? Hu zou maar eens gaan kijken. Hij
liep wat vlugger aan en riep onder 't loopen;
Sjang! Sjuug! maar kreeg geen antwoord.
Op den straatweg kwam dc brouwer me»
zijn bierwagen aanrijden; hij hield weldra
voor dc herberg stil.
Brouwer heb je lekker bier?
Dc brouwer knikle, genoegclijk kauwende
op zijn pruim.
Val maar niet in dc kuip, brouwer.
Jonge, né hoor, ik zal wel oppassen, zeï
de man, die daarop zijn vaten begon af te
laden. Er was eens een groot ongeluk ge
beurd in een naburig dorp, waarover men
uog niet uitgepraat was, er was namelijk een
brouwer geweest, die zijn kuip wou schoon
maken, maar hij boog le ver voorover en viel
in de bierkuip, niemand hoorde hem cn door
een kraan werd die kuip in den middag ge
vuld, zoodal de man in ziin bier jammerlijk
verdronk, niemand wist waar de brouwer
gebleven was, maar zijn bier werd kort daar*
op bekroond op een tentoonstelling met den
eersten prijs.
Wordt virvolgd'