(3oor de Ijeagd.
£en goed plan in 't nieuwe
jaar.
door Hermanua.
(Slot).
J De vrouw van den koetsier stond op den
jBtkijk ori hare dochtertjes op te wachten.
Daar kwamen ze aanl Of ze plezier hadden
'gehad, behoefde moeder niet te vragen. Ze
vlogen naar moeder toe, met strolende ge
dichtjes en hadden zooveel te vertellen 1
„Ja moe, we zijn ook heel netjes geweest;
tee vrouw zei zelf, dat we -lief waren, en moe
der, kijk 's, zoo'n mooi boekl Als 'l uit is, mag
ik er weer een halen ora te lezen."
„En mijn plaatjes, zijn ze niet erg mooi,
jnoekie?"
„Komende week mag ik er weer met de
poppen gaan spelen 1"
Moeder sloeg de handen in elkaar en lei
het boek dadelijk in de la van haar kast; het
mocht anders eens vuil worden. Vanavond,
als de kleintjes naar bed waren, kon Rika 't
terug krijgen, om er een poosje in te lezen.
Marianne keek al even blij als haar gaölen
en verklaarde dien middag aan tafel, dat ze
in lang niet zoo'n pret had gehad.
Toen haar moeder 's avonds nog eens bij
haar kwam, was ze nog klaar wakker en ging
overeind zitten.
„Moeder, 'k heb zoo'n leuk plan! 'k Hoop
maar, dat u het goed zult vinden!"
„Wel, laat 's hooren?"
k Wou een bibliotheek aanleggen
voor Rika en de andere kinderen van 't dorp
Ik heb zooveel boeken en zij haast niet en
ze lezen misschien n zoo graag als Rika. Hoe
zou u 'l vinden, als ze nu 's elke week een
boek bij me mochten halen? Natuurlijk alleen
de kinderen, die er netjes op zijn."
„Dat lijkt me een alleraardigst plan toe,
maar kindje, bezin eer je begint. In *t eerst
zal je er met "hart en ziel bij zijn, maar, als
't nieuwtje er af is, zal 't je dan niet verve
len? Me dur.kt, ik hoor je al ongeduldig uit
roepen: „hè. al weer een kind om een boek?
Kunnen ze me dan nooit met rust laten?"
Marianne glimlachte even.
„Neen," vervolgde moeder, „*t zou voor die
kinderen ten te groote teleurstelling wezen,
als je ar dan op eens mee ophieldt."
„Hè moeder, 'k heb er heusrii goed over
gedacht; 'k zou het zoo graag willen!"
„Er is een heeleboel werk aan verbonden;
eerst moet je een lijst maken van je boeken
en 't dan elke week opschrijven aan wien je
ze leent enz. enz. Zie je daar niet tegen op?"
„Neen, ik heb er best wat moeite voot over;
heusch, moeder!"
„Dan zullen we er morgen nog wel eens
verder over spreken. Je moet nu maar vlug
gaan slapen; 't al laat!"
Met een kus verliet moeder haar.
Marianne droomde den heelen nacht van
haar plan: wel honderden kinderen kwamen
boeken leenen, en 't was zoo'n drukte en la
waai, toen ze met hun allen de titels afriepen,
dat Marianne er met een schrik van wakker
werd.
Zoo gauw de lessen den volgenden morgen
waren afgeloopen, toog ze aan *t werk, om
onder moeders toezicht een lijst van al haar
boeken te maken, 's Middags ging moeder met
haar een dik opschrijfboekje koopen, ook kaft-
papier en een massa etiketjes.
Marianne trok een gewichtig gezicht. Ja, ja
was lang geen kleinigheid een bibliotheek
op te richten, dat begon ze al te begrijpen
en 's avonds, toen al de boeken keurig gekaft
werden en daarna voorzien moesten worden
van een etiket, waarop de titel geschreven
«tond, ja, toen zuchtte Marianne wel eens even
Gelukkig hielpen vader en moeder haar al
lebei en zoo kwam 't werk gauw klaar.
Nu schreef Marianne op raad van vader
kleine briefjes, die ze in de twee hoogste klas
sen van de dorpsschool liet verspreiden. Er
stond in:
„Beste jongens en meisjes! Als jullie een
mooi boek wilt lezen, komt dan Woensdag
middag tusschen twee en vier nur bij Marian
ne Elsveldt."
Dit was het begin van Marianne's biblio
theek-plan
Hoe *t verder ging? Wel. dien eersten Woens
dag kwamen er nog niet veel kinderen. Ze
durfden niet goed. Maar d i e verschenen
kregen zulke mooie boeken mee, dat de an
deren. toen ze er van hoorden, wel een beetje
jaloersch werden en zich voornamen een vol
genden keer óók eens te gaan.
En zoo kwamen er al meer en meer op de
Woensdagmiddagen en had Marianne haar
handen vol om allen te helpen.
De kleintjes, die nog niet lezen konden,
werden ook niet vergeten. Voor hen dit was
een bedenksel van zuster Marie zette Ma
rianne eiken Zaterdagmiddag haar speelgoed
kast open en dan mochten ze in de mime
speelkamer naar hartelust pret komen maken
Of de kinderen ook ingenomen waren met
't aardige plan, waarmee Marianne het nieu
we jaar begonnen wasl En de vaders en moe
ders niet minder; de mooie boeken en spel
letjes hielden hun jongens en meisjes tems
van allerlei ondeugende streken, die zc al
licht uit verveling zouden doen, en bovendien
leerden ze ongemerkt heel netjes te zijn. Slor
dige kinderen kregen natuurlijk geen boeken
mee en die er niet zindelijk en proper uitza
gen, werden niet in de prettige speelkamer
toegelaten.
„Pas op, dat de jongejuffrouw van 't Huis
Je niet ziet huilen!" of: „Als je zoo ondeugend
bent, zal ik 't aan jongejuffrouw Mariann
zeggen!" dat waren de gewone bedreigin
gen der vaders en moeders, en waarlijk, ze
bleven niet zonder uitwerking. De kinderen
hielden dol veel van Marianne en beschouw
den haar als hun vooibeeld.
Een prikkel te meer voor dit juffertje om
haar uiterste best te doen, gehoorzaam en lief
te zijn, want, als ze driftig of humeurig was,
moest ze het dadelijk hooren van moeder of
Juf: „o Marianne, als je boeketiklantjea dèt
eens racen!*
Zoo hielpen ze elkaar om aardige, flinke
kinderen te worden en stichtte Marianne's
Wblio*het k nog veel nut.
Helden en Heldinnen.
Boschbrand.
Naar het Engelsch
van
0. D. MICHAEL.
Bewerkt door C. H.
Ia klein houten schoolgebouw van een
afgelegen district in Michigan zijn de onder
wijzeres en de leerlingen in hun werk ver
diept. Het is drie uur in den namiddag en de
kinderen, die geheel in hun werk opgaan,
worden eensklaps opgeschrikt door een ang-
stigen kreet van hun onderwijzeres en het
plotseling ophoud-n der les.
Met een 6tem, die zij te vergeefs tracht te
beheerschen, verklaart zij haar leerlingen de
red.a van haar ongerustheid. De donkere
schaduw van zwarte wol-ken heeft haar ge
waarschuwd voor een naderend gevaar, dat
ernsti genc^g is o*" haar te doen beven voor
haar eigen veiligheid en die dea* kinderen, die
aan haar hoede zijn toevertrouwd. En als de
kinder. nu buiten eensklaps het gevreesde
woord „boschbrand!" hooren roepen, worden
de gezichtjes spierwit, begint er menig hartje
angstig te kloppen. Er is geen kind in de ge-
hcele school, die de macht van den verschrik-
kelijken vijand niet beseft, van den. vijand, die
reeds zoo dicht bij is. Er is dan ook lieele-
maal geen overreding toe noodig om hen in
alle haast het schoolgebouw te doen verlaten
en veiligheid en bescherming in eigen huis te
doen zoeken. Binnen zee minuten is de ge-
heele school verlaten en hebben de leerlingen
zich in alle richtingen verspreid.
Een viertal gar.1 in noordelijke richting. Zij
heetten- Mabel 7 "o ward. een meisje van zes
tien ia en de oudste der school, Guus Boz-
lauL een jc gen van denzelfden leeftijd en
twee broertjes, Tim en Harry Lennox, die elf
en negen jaar zijn. Deze vier wonen in blok
huizen, welke niet ver van elkaar en op onge
veer drie mijlen afstands van de school ge-
leen 'zijn. Het is heel onwaarschijnlijk, dat
het vuur -n huis zal bereiken en daarom
h. -tstcn zij zi niet zóó, als sommigen van
h'.in kameraadje doen. Toch jagen de reus
achtige rookzuilen, w ":e nit het boscli om
hen heen opstijgen, den kinderen schrik aan
en weldra blijkt, dat het vuur met buitenge
wone snelheid nadert, zoodat zij nu ook hard
beginnen te loopen.
Nu komen zij in een dennenbosch, waar
hun weg dwars doorheen leidt Het is een zeer
uitgestrekt woud. De houthakkers zijn er
eenige weken geleden aan het werk geweest
cn de grond ligt ais bezaaid met doode boom
toppen. Het zonnige, warme weer heeft dit
hout zoo droog als as?h gemaakt en als het
vuur het mocht bereiken, zou het in één
oogenblik in lichte laaie staan.
Als? Ach! ar -- vuur reeds! Nauwe
lijks zijn de kinderen van schrik bliïvcn stil
staan, of dikke wolken verstikkende rook ko
men op hen aanrollen en een ontzettend ge
bulder waarschuwt hen. dat een wisse dood
hun wacht, als zij het wagen vc. der te gaan.
„Terug! Gauw terug!" gilt Mabel en terwijl
zij zich omkeert om het gevaar te ontvlieden
volgen jongens h ar. Als zij de open vlakte
weer bereikt hebben, staan zij even stil om
op adem te komen n terwijl zij vol angst over
hun toestand denken, herinnert M-T 1 zich
plotseling, dat er twee kinderen zijn, wier
lot op dit oogenblik waarschijnlijk nóg ern
stiger is dan het hunne.
„Hoe zou het met Gertie en Chris Moore
zijn?" vraagt zc. „Je kent hen immers, Guus?
Zij wonen twee mijlen van hier, vlak bij der
oostelijken rand van het bosch. Als de brand
zich naar dien kant uitbreidt, zal het geheele
huis met den r-ond gelijk worden. Och, die
arme schapen 1 Wat zullen ze doen? Ze zijn
alleen in huis, want ik kwam vanmorgen hun
moeder tegen, die op weg naar Manister was
en zij kan nog onmogelijk terug zijn. Boven
dien vertelde ze mij, dat haar man uit was
om vee te verkoopen. Gertie is pas zeven jaar
en Chris rog geen vijf zulke kleintjes zullen
niet weten, wat te moeten doen en stellig
verbranden. "Kom jongens, we moeten naar
hen toe gnan en hen helpen!"
De jongens k ken elkaar al eens aan en ein
delijk zei Guus:
„Nee hoor! Ik zal mijn leven nic-t op die
manier in de waagschaal stellen. Ik loop langs
dc rivier. Ik weet, dat ik zoo veilig thuis kan
komen en als je verstandig bent, doe je dat
ook. Er zal wel Iemand anders naar die kin
deren omzien; in ieder geval doe ik het niet."
Mabel keek den aard verontwaardigd
aan,, die twee 1 -Ipelooze wezentjes aan hun
lot overliet. Zij was op het punt ten beroep te
doen op de 1 .vee andere jongens, toen Tim
plotseling zei:
„Laat hem - nar gaan, Mabel, Harry en ik
zullen met je mec.vaanl"
Zonder een woord meer te zeggen, ging het
drietal nu in de richting van het blokhuis der
familie Moore, terwijl zij Guus voor zich zelf
lieten zorgen.
Doch vóór zij halverwege het bewuste huls
waren gekomen, scheen het of de taak, die zij
vrijwillig op zich gcnc.nen hadden, boven hun
krachten ging. Hoewel zij er in slaagden voor
uit te komen, hulde 11 verstikkende rook hen
in een dikken nevel, zoodat de twee jongens
weldra uitgeput op den grond zonken.
Zelfs in dit vreesclijk oogenblik liet Mabels
tegenwoordigheid van geest haar niet in den
steek. Hoewel zij zelf bijna stikte, slaagde zij
er toch in de jongens weer op dc been te hel
pen. Zij herinnerde zich plotseling, dat er op
korten afstand een meer was en bracht nu de
jongens, hen half dragende en half voortslee-
pende, naar den waterkant.
Na daar een minuut gerust cn van hel fris-
sche water gedronken 1c hebben, waren Tim
en Harry weer in staat den tocht te vervolgen
Mabel stond dit echter niet toe; zij voelde zich
verantwoordelijk voor de beide jongens en
nadat zij hun uitgelegd had, hoe zij langs het
water hun huis konden bereiken, ging zij
alken verder.
Na een moeitevollen tocht, waarop zij meer
dan eens op den gror.d moest gaan liggen om
adem te halen, naderde Mabel eindelijk het
huis van John Moore en tot haar groote ge
ruststelling hoorde zij1 Gertie's kinderstemme
tje, dat angstig om hulp riep.
Doch het moeilijkste gedeelte van Mabels
r is lag nog voor haar. Tusschen haar en het
huis, waar de kinderen om hulp riepen, strek
te rich een atoppelveld van eeni-ge honderd
meters uit en wel in het verlengde van
den brand. Er woei een verstikkende rook,
die hel ademhalen bijna onmogelijk maakte.
Maar hel moedige mensje, dat reeds zooveel
op het spel gezet had om haar doel te berei
ken, liet zich ook nu niet uit het veld slaan.
Zij hield haar adem in en trotseerde de on
dragelijke hitte. Eindelijk bereikte zij de deur
van het huis en met een kreet van dankbaar
heid liet zij zich in de keukeu op den grond
vallen naast de beide kinderen, voor wier vei
ligheid zij 'haar eigen leven gewaagd had.
Terwijl Mabel op weg naar het blokhuis
was, had zij bij zich zelf overlegd, wat haar
te doen stond. Lr viel geen tijd te verliezen;
haar plan moest onmiddellijk ten uitvoer wor
den gebracht. Het vuur was nu angstwekkend
dicht bij het 'mis en elke seconde kon nood
lottig worden. Zij nam een doek, dompelde
die in een emmer mei water, welke in de
keuken stond en wikkelde hem om haar
hoofd. Nu holde zij naar builen jaar een put.
die ongeveer vceriig voel diep was en dien zij
wist, dat zich in de onmiddellijke nabijheid
van het huis bevond. Boven den rand van den
put bevond zich een paal en hieraan was een
dik touw bevesliH, waaraan een emmer hing.
Mabel liet den emmer zakken en ontdekte tot
haar vreugde, dat hel water in den put slechts
twee voet hoog stond. Nu gooide zij alles wat
zij maar onder haar bereik had in den put,
zoodal er een stevige bodem in kwam om op
te staan. Daarna holde zij naar het huis te
rug, nam de dekens der kinderbedden en met
deze dn één arm en Chris op den anderen, ter
wijl Gertie aan haar rokken hing, snelde zij
terug naar den put.
Eerst wierp zij de dekens in den put en liet
toen Gertie in den emmer neer; Chris volgde.
Hierop maakte zij het touw goed vast, zoo
dat do emmer op den bodem bleef en het touw
r pannen was. Nu liet zij zich zelf langs het
touw omlaag glijden, zoodat de drie kinde
ren want Mabel zelf was nog niet veel meer
dhn een groot kind voor het oogenblik ten-
i inste veilig waren
Zij hadden geen minuut te vroeg hun
vreemdsoortige schuilplaats bereikt, want op
het oogenblik, dal Mabel zich in den put had
laten zakken, had zij gezien, dat hel stoppel
veld vlam vatte cn eenige seconden later zag
zij dc vlammen kronkelen over den rand van
den put en den paal verschroeien. Het touw
begon ook te smeulen cn viel weldra in zwarte
stukken aan haar voelen. Indien er geen hulp
kwam opdagen, zouden zij den put dus niet
kunnen verlaten!
Eenige minuien daarna zagen de kinderen
aan den fel-rossen gloed, dat hun huis in
brand stond. Gelukkig was de put diep genoeg
om h^n te beschermen tegen de verschroeien
de hitte en daar het water niet opkwam, kon
den zij in betrekkelijke veiligheid verdere
hulp afwachten. Zij hadden echter niets te
eten
Langzaam kroop de avond voorbij; de vuur
gloed verflauwde en eindelijk werd het ge
heel donker en moest het drietal den nacht in
hun vreemdsoortig verblijf doorbrengen. De
put had een flinken omvang, zoodat zij er in
konden liggen en moe en uitgeput als zij wa
ren door het gevaar cn de opwinding der
laatste uren, sliepen zij tot den volgenden
morgen.
Nauwelijks was de dag aangebroken, of de
arme moeder, die half waanzinnig was van
angst over haar kinderen, bereikte de plek,
v«-r den vorigen dag haar huis nog had ge
staan. To**n zii de vreesclijke verwoesting zag.
welke de brand had aangericht, begon zij luid
keels te gillen. Panden wringend riep zij om
haar kinderen, wier ontzettend lot maar al
te duidelijk scheen.
Maar, wat is dat?
In de stilte van den morgen meent zij een
zwak antwoord op haar roepen te hooren. Zij
roept nog eens; het antwoord herhaalt zich
en dezen keer hoort zij vanwaar het geluid
komt. Zij holt naar den put, kijkt over den
r_nd naar beneden en daar in de duisternis
ontwaart zij drie figuren. Mabel roept:
„Ik ben hel, Mabel Howard, en uw kinde
ren zijn hier ongedeerd!"
Met een kr.et van dankbaarheid valt de
arme moeder naast den put op de knieën.
Dan kijkt zij rond, 'of zii ook iets vindt, waar
mee zij de gevangenen kan verlossen. Tot
haar schrik ziet zij, dat het touw verbrand
is. Mabel, di- onmiddellijk begrijpt, wat haar
bedoeling is, roept naar boven: „Hier is hel
touw!" en de moeder ziet nu een uitweg. On
der de inkoonen, welke zij te Manister ge
daan heeft, bevindt zich ook een stuk dril.
Zij scheurt dit aan reepen en bindt die aan
elkaar, waarop zij ze in den pul neerlaat.
Mabel maakt het touw er aan vast, zoodat het
opgehaald en aan een haak in den muurvast-
gemaakt kan worden.
Daarop zet Mabel het kleinsite kind in den
emmer en na hem gezegd te hebben ..het heng
sel vooral stevig vart te houden en niet bang
tc zijn, wordt het toeken gegeven en twee
minuten later ligt Chris veilig in de armen
zijner moeder. Hetzelfde wordt nu met Gertie
gedaan en daaroo wordt de emmer opnieuw
omlaag gelalen om de dekens op te halen.
Nu is het Mabels beurt. Zij is te zwaar om
als de kleintjes omhoog gehaald te worden;
daarom vraagt zij de moeder der kleinen den
emmer Jieor Ie laten en haar zelf te laten pro-
beeren uil den put te komen. Zij grijpt hel
touw en trekt zich omhoog, haar voeten te
gen de stecnen zeilend. Na Yeel inspanning
gelukt het haar boven te komen en zoo staal
zij dan eindelijk naast de dankbare moeder
en de twee kleine jongens, wier leven zij op
zoo heldhaftige wijze eered heefl.
Na hun honger gestild te hebben met den
voorraad, die ue moeder had meegebrach!
gingen allen naar Mabels huis. De weg dooi
hel bosch was nu weer begaanbaar en toen
zij een eind geloopen hadden, kwamen zii
Mabels ouders tegien, die in doodelijkc onge-
ru_thcid verkeerden omtrent het lot hunner
dochter. Het verhaal van haar edelmoedig
1 ogen om de twee kleinen te redden, was
hun door Tm en Harry verteld. Dezen had
den Mabels aanwijzingen slipt opgevolgd en
waren ^ngedeerd thuis gekomen. Ook Guus
Bozlau w s in veiligheid, maar hij schaamde
zich diep, dat hij alleen voor zich zelf ge
zorgd had en Mabel niet ter zijde had ge
staan. Hij keek verlegen voor zich, toen de
vragen van zijn schoolkameraden hem ten
laatst* zijn lafheid en zelfzucht deden beken
nen.
Er ging nog een week voorbij, eer John
Moore bij zijn gezin terugkeerde. Zijn dank
baarheid over de redding zijner kinderen is
niet te beschrijven. Hij had zijn vee zóó goed
verkocht, dat hij in staat was dadelijk een
nieuw huis te bouwen en het duurde niet
lang, of het gezin had weer een eigen huis.
Hoe oud zij ook worden mogen, nooit zul
len de ouders het ontzettende gevaar verge
ten, waardoor hun kinderen bijna om het le
ven kwamen, noch buitengewonen moed
en de volharding van het meisje, dat hen mei
gevaar van haar eigen leven gered had.
Iets uit de geschiedenis
den klokken.
Reeds in den ouden tijd vond men klok
ken en schellen, die tot verscheiden doelein
den gebruikt werden. Aan den tempel te Je
ruzalem, door Salomo gebouwd, bevond zich
een koperen schelklinkend voorwerp, dat wel
is waar een geheel ander doeleinde had dan
onze hedendaagsche klokken, maar toch ook
een soort van klokkenspel was.
Bij de Romeinen waren de klokken ook
bekend en volgens de overlevering heeft Kei
zer Augustus een klok ln den tempel van Ju
piter laten ophangen.
Het eigenlijke vaderland der groote klok
ken is Italië, en de thans geheel verwoeste
stad Nola wordt voor de eigenlijke uitvin
dingsplaats der klokken gehouden. Aanvan
kelijk vervaardigde men in den omtrek groote
schellen en daar deze bijval en aftrek vonden,
begon men de klokken steeds grooter te ma-
kon en tot velerlei gebruik in te richten. De
klokkengieters te Nola waren spoedig zoo al
gemeen bekend, dat daar ter plaatse een jaar
markt gehouden werd van klokken, welke
naar alle oorden verzonden werden.
Dc tijd, waarin de klokken bij de Christe
lijke godsdienstige bijeenkomsten gebezigd
werden, is niet met zekerheid te noemen. Men
houdt het er voor, dat zekere Paulinus, die
in den aanvang der XVe eeuw bisschop te
Nola was, de klokken het eerst in de kerken
Invoerde. In plaats van het gewone blazen, gaf
men het teeken door het luiden der klok. Deze
kloosterklokken hingen destijds niet in torens
maar waren op dc daken der kerken, aan een
daartoe geschikten paal opgehangen. Uit de
kloosters gingen de klokken van lieverlede
ook op andere gemeenten over en aanzienlij
ke steden wedijverden met elkander om lici
bezit der grootste klokken. Bij begrafenissen
werden do klokken sedert de XVe eeuw ge
bruikt. Later zag men de alarm- en storm
klokken, de eer- en schandklokken *en vele
andere
In de Middeleeuwen, toen er nog geen
schooTsteenen waren, vond men overal de zoo
genaamde burgeridokken. Toen lag het vuur
midden i het huis in een kuil, onder een ln
het daV *emaakle opening, die, wanneer hel
vuur uL sdoofd was of wanneer men naar
bed ging, met een houten schuif werd geslo
ten. Hei. was een vaste wet, dat het vuur
's avonL» op een bestemden tijd uitgedoofd en
de schuif gesloten werd; de tijd werd door
hel gelui eener klok aangekondigd. Willem
de Veroveraar gaf in het jaar 1068 in Enge
land het. bevel, dat het vuur des avonds ten
zeven ure uitgedoofd moest worden; vandaar
wellicht, dat men van sommige menschen "op
het platteland, die vroeg naar bed gaan, zegt:
.Hij houdt het met het burgerklokje." Dit
klokgelui werd ook gebezigd als het zooge
naamde bidklekje. Paus Johan XXII veror
dende. dat, ter afwending der vele ongeval
len. die hem het leven bitter maakten, eiken
avond na het vuur-dooven, drie Ave-Maria's
voor hem gebeden zouden worden. In late-
ren tijd vermeerderde Calixtus III deze gebe
den en liet ook des middags het bidklokje
Een andere paus, Johan XXII, zou reeds in
de I4e eeuw den klokkendoop ingevoerd heb
ben, in de meening verkeerende, dat de klok
ken daardoor een heiliger aanzien verkregen
De eerste klok zou door den paus zelf in dc
kerk te Rome ingezegend en gedoopt zijn.
We willen van dit onderwerp niet afstap
pen, zonder nog even iets over het klokken
spel in jc te deelen. Het is een uilvinding var
de Middeleeuwen, en naar men meent zou he'
eerste klokkenspel in 1487 te Aelst, in de
Belgische provincie Oost-Vlaanderen, vervaar
digd zijn.
Van alles wat.
Een oolijke tuinman.
Toen de beroemde Fransche natuuronder
zoeker De Buffon eens een aantal geleerden
te zijnen huize vereenigd had, stelde hij na
het diner voor, een kleine wandeling in den
tuin te gaan doen. Allen stemden toe en dc
hooge geleerde hoofden verloren allengs hun
professorale rimpels in de verkwikkende stra
len der avondzon, tot opeens een der der hee-
ren al die rimpels weer te voorschijn rié
door op het onverklaarbare verschijnsel
wijzen, dat van een grooten glazen bol, vyA.
bij wijze van sieraad op z'n standaard prijkte
de van de zon afgekeerde helft wanner was
dan de aan de zonnestralen blootgesteld^
helft. Dat was lets ongeloofelijks. Men bevoeh.
de en betaste den bol van alle kanten, ma af
jawel. De eerste opmeriier had gelijk De scha;
duwzijde was het warmst. Daarvoor begon
men' verklaringen te zoeken. Diepzinnige
theorieën werden in een oogenblik opge
bouwd, maar even spoedig weder door and©;
ren afgebroken; de een bracht er reflectie bij
te pas, een tweede sprak over warmtevoort.
planting, een derde verklaarde alles door eer
chemische werking in het glas, maar nie
mand was ln staat, zijn tegenstander te over
tuigen.
Het vriendschappelijk begonnen gesprek,
dreigde in een heftige woordenwisseling u
zullen ontaarden, toen de Buffon voorstelde,
eerst nog eens den tuinman te raadplegen.
„Praktijk gaat boven theorie," zoide hij. „du.
man gaat dagelijks met het ding om. want hij
moet het schoon houden en zal dus het zon.
derlinge verschijnsel ook wel opgemerkt heb
ben."
Dat vonden de hoeren goed en fn optocht
begaf men zich naar den tuinman. -
„Zeg e'neis vrindje," begon er een, „waarom
zou de glazen bol daar ginds wanner zijn aan
de schaduwzijde dan aan den zonnckant?"
Bij deze zonderlinge vraag, gedaan door zoo
een geleerd gezelschap, lachte de tuinman'
eens witjes, nam toen eerbiedig zijn pijpje uit
den mond en antwoordde:
„Ik was bang, dat hij zou kunnen berstci
door de warmte, cn daarom heb ik hem om
gekeerd. Dat doe ik altijd, als de zon 70-» M
schijnt.
Een kostbare bibliotheek.
Den avond voor zijn vertrek voor den zoo
noodlottig afgeloopen tocht naar Rusland,liet
Napoleon een zijner vertrouwden, Lavalelte,
bij zich komen en gaf hem last zich naar den
grootmaarschalk tc begeven, die hem een aan
wijzing voor 1,600,000 frank zou ter hand
stellen. Deze moest hij heimelijk te gelde ma-
ken en 's Keizers verdere bevelen afwachten.
Het duurde evenwel nog al lang voordat die
bevelen kwamen en al dien tijd had Lavalelte
de zorg voor die massa geld, welke geheel uit
goudstukken bestond. Op raad van, een artil
lerie-officier liet hij, voor de berging-van dat
goud doozen maken, welke er uitzagen als
ingebonden kwarto-boekdeelen. In eiken band
werden ongeveer 10.000 francs geborgen en
deze daarna, te midden van andere boekwer
ken, in Lavalette's bibliotheek geplaatst.
Napoleon keerde uit Rusland 'terug en ging
weder naar Duitschland zonder over die gel
den te disponeeren. Toen daarna de oorlog
op Frankrijk's grondgebied werd overge
bracht en de vijand al meer op Parijs aan
trok, drong Lavalelte er bij den Keizer op aan
om van de zorg voor zulk een groot© geld
som ontheven te worden. „Zoo gij die te Pa
rijs niet vcdlig acht, verberg ze dan op uw
landgoed", antwoordde Napoleon. Dit land
goed lag op den grooten weg van Versailles
naar Rr.mbouillet. Lavalelte was met de zaak
verlegen, maar hij moest gehoorzamen.
Hij bracht het geld gelukkig over; in een
der vertrekken werd onder den vloer een gat
gegraven on de vier-en-vijftig banden, welke
met den titel „Histoire ancienne et nouvelle"
prijkten, werden daarin geborgen.
Parijs werd ingenomen, 300 Pruisen wer
den op Lavalette's landgoed ingekwartierd en
vijftien hunner sliepen in de kamer, waar
zich de kostbare bibliotheek bevond. Wat zou
den zij daarin ijverig gestudeerd hebben, als
zij slechts een flauw vermoeden hadden ge
had van haar aanwezigheid!
Twee maanden lung waren zij, zonder het
te weten, bezitters van dezen schat Zij trok
ken af zonder te weten, dat slechts twee plan.
ken hen van een berg goud scheidden.
De kat van Mohammed.
De Profeet Mohammed hield bijzonder veel
van katten. Eén kat echter was er, die hem
overal vergezelde. Eens, terwijl Mohammed
wat zat uit te rusten met de boernoes dat
is een groote witte mantel aan, had zijn
lievelingskat zich op de slippen er van te
slapen gelegd. Juist kwam er een afgezant om
hem te spreken, en toen Mohammed zag, dat
hij de kat zou wakker maken, als hij opstond,
nam hij bedaard zijn scherp zwaard, dat hij
steeds bij zich had en sneed de sl: van de
boernoes af. De kat kon dus blijven slapen
en Mohammed verliet met het gehavende
kleed het vertrek om den afgezant te woord
te staan.
Bij oen
Zvg, v:\ iui-i-i wel 's bij den kapper ge
weest,
om netjes tc worden gemaakt voor een feest?
en was je toen flauw en erg bang voor wat
pijn?--
je weet wel, dat sommige kind'ren
zoo zijn,
die bibberen, als ze den kapper maar zien
en hebben de tranen gauw klaar bovendien.
kapper.
De zusjes op 't plan Ij <1 la.M-.i m-©
met moeder; het haar 111-c-i «- punt van
twee
ze waren zoo bang voor do heel grootl
•chaarj
en maakten, 't is laf hè? een wee
misbaar
maar thuis wat vergeten, hun mod
stond niet stil. 'j
en v k 1 7? t voordoen aan
UtraaAoiki