Zaterdag 20 Maart 1915.
„DE EEMLAN DER".
BINNENLAND.
FEUILLETON.
HERTESTEIN
Bureaus UTRECHTSCHESTRAAT I.
13*" Jaargang.
N° 224 Tweede Blad.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoort f l.OO*
Idem franco per post1.5(>«
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO.
Afzonderlyko nummers 0.05.
Deze Courant verschynt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertonties en berichten vóór 2 uur in Ie zenden.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regelsf 0.50.
Elke regel meerO.IO
Dienstaanbiedingen 25 cents b(j vooruitbetaling.
Groote lettere naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen
tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO.
De Staatscourant van Zaterdag 20 Maart
beval o.a. de volgen-de Koninklijke besluiten
benoemd bij de hersteliingswerkfjlaats dei*
telegrafie tot werkmeester F. C. S. Terborgli,
boekhouder
op verzoek eervol ontslagen als directeur
van hel telegraafkantoor te Maastricht J. P.
Schoonhoven
benoemd en aangesteld tot militair apothe
ker 2c klasse bij het Nederlandsch-Indische
leger de apotheker P Vierhout
De Minister van Koloniën ge
voelt zich heel veel beter en zal zeer spoedig
zijn werkzaamheden aan het departement
kunnen hervatten.
□e nieuwe Duitsche gezant in
den haag.
De Lokal Anzeiger verneemt, dat de Keizer
aan don gezantscüapsraad dr. von Kühlinann,
l nog toe te Konstantinopel, thans aangewe
zen ter vervanging van den heer von Muller
als gezant te 's-Graycnhage, den titel heeft ver
leend van buitengewoon gezant en gevolmach
tigd minister.
7 O e v er j a a r d a g van Mr. W. 11. de
Beaufort. De club van vrij-liberale Ka
merleden zond aan haar medelid, mr. W. II.
de Beaufort, afgevaardigde voor Amersfoort,
-diic gisteren zijn 7(Je verjaardag vierde, met
hare geluk wenschen een lraai oloemsiuk.
De journalisten der pers-tribune van de
Tweede Kanier doden hem een telegram \..n
gelukwensch toekomen.
Bij beschikking van den minister van
justitie is op verzoelk eervol ontslagen dc
rijksklerk Ie klasse ter griiiie van het kan
tongerecht te Arnhem F. N. J. Boesier en is
benoemd lot rijksklerk 2e klasse ter griflie
van het kantongerecht te Arnhem C. A. van
Leeuwen, rijksklerk 3e klasse ter griffie van
de arrondissementsrechtbank te Utrecht.
In huize „Maris Stella" te Scheveningen
is in den ouderdom van bijna 62 jaar overle
den de heer C. P. Consemulder, hi jfucominies
aan de afdcoling comptabiliteit van het depar
tement van Oorlog, oud-wethouder der ge
meente Rijswijk.
Mr. W. cie Pinto.
Een geacht Hagenaar is gisteren, r.a korte
ongesleiuncLd, op ü4-jarigt?a loeilijü ovene
den, mr. M. de Pinto, advocaat en procureur,
en directeur van de 's Gravenhaagsche Hyp.
Bank. De overledene was vooral bekend als
krachtig voorstander der vredesbeweging
Van den Bond „Vrede door Recht" was hij
voorzitter en als zoodanig nam hij een werk
zaam aandeel in de voorbereiding en de werk
zaamheden van het groote internationale Vre
descongres, hetwelk in 1913 hier gehouden
werd.
Voorts nam mr. de Pinto als voorzitter van
de Haagsche afdeeling van den Volksbond,
vereeniging tegen drankmisbruik en als lid
van de commissie voor de Rcin-Leven-bewe-
ging, een werkzaam aandeel aan het streven
Lol verbetering van misstanden op maatschap
pelijk en zedelijk teirrein. Op onderwijsgebied
werden zijne verdiensten, erkend door zijn be
noeming tol voorzatter van de Plaatselijke
Schoolcommissie.
Als bekwaam jurist gaven zijn collega's mr.
dc Pinto eene plaats in het Bureau van Con
sultatie in burgerlijke zaken, waarvan hij tol
zijn overlijden voorzitter was. Als zoodanig
werd hij voor eenigc jaren, toen het Bureau
50 jaren bestond, benoemd tol ridder in de
orde van den Nederlandschen Leeuw. Ook
was de ontslapene redacteur van het rechts
kundig tijdschrift „Themis".
De overledene, die de orthodox-Israëlieti-
sche richting was toegedaan, was in de krin
gen zijner gcloofsgenooten zeer gezien en be
mind, ook om zijn groove weldadigheid en
had zitting in tal \an colleges en instellingen
op kerkelijk en pbilantropisch gebied. Hij was
de ziel van het kerk- en armbestuur van dc
Ned. Portugcesch-Israëlietische gemeente en
had zitting in dc besturen van 't Israëlietisch
Oudeliedenhuis te Gouda, het Israëlielisch
Weeshuis te Leiden, het Israëlietisch krank
zinnigengesticht te Apeldoorn, de VcSreeniging
Ier bevordering van dc amba-lilen onder de
Israëlieten en verschillende andere godsdien
slig getinte vereenigingen, als die lol het op
richten en instandhouden van Israëlielischo
bijzondere bewaarscholen, terwijl hij voorzit,
ter was van den Bond Tisjbie, welke beoogde
het joodsche geloofsleven onder de Israëlicli-
sche jongelieden te versterken, alsmede voor
zitter van de Haagschc afdeeling van hot Alg.
Israëlietisch Verbond.
Al deze vercenigingen en instellingen ver
liezen in den heer de Pinto een warm vriend
en een krachligen steun. In 'breed e kringen
zal liet heengaan van dezen bekwamen, hu
manen man diep worden betreurd.
Nederland en de oorlog,
L a n d b o u w verloven voor
arbeiders.
Door het lid der Tweede Kamer J. W. Al-
berda zijn de volgende schriftelijke vragen
gericht tot den Minister van Oorlog:
I. Is het de bedoeling van den Ministefr, dal
de regelen der z.g. landbouwverlovcn voor
gemobiliseerden ook gelden zal voor arbei
ders van industrie en landbouw, ten einde-
dezen in staat te stellen den grond, waarop
zij levensmiddelen voor hun gezinnen verbou
wen. behoorlijk te beweüflcen?
II. Indien (je eerste vraag bevestigend wordt
beantwoord, is Z. Exc. dan bereid, maatregc
len te nemen, waardoor een billijke toepas
sing der regeling ten behoeve der bedoelde
arbeiders zooveel mogelijk wc'rdt verzekerd?
III. Indien de eerste vraag ontkennend
wordt beantwoord, is Z. Exo. dan bereid een
zoodanige uitbreiding der regeling te overwe
gen, dat ook door arbeiders, die levensmid
delen ten eigen gebruike verbouwen, er van
kan worden genoten?
Een Duitech watervliegtuig boven
ons land>
In verband met het feit, dat een Duilsch
watervliegtuig, dat verdwaald was, Zaterdag
1.1. op dc Schelde binnen Nederlandsch' gebied
is neergestreken en na zijn vergissing te heb
ben bemerkt, weder is opgestegen cn wegge
vlogen, heeft de Duitsche regeering aan de
Ncderlandschc jregecring doen weten, dat de
bestuurder van het vliegtuig ter verantwoor
ding zal worden geroepen en dat maatrege
len zullen worden genomen o n herhalingen,
voor zoover mogelijk, te voorkomen.
Van den Hak op den Tak.
(Weekpraatje).
Te Bakhuizen vond het Gemeentebestuur een
radicale oplossing van een netelige kwestie.
Dc lantaarnopstekereen oud man, ging met
groot verlof en niemand wou het baantje over
nemen, omdat de scl.ade aan de lantaarns
on dat is nog al wat, ant er zijn baldadige jon
gens door de Gemeente niet wordt vergoed,
maar op rekening van den opsteker komt.
Geen 'lefhebbers? Goed, zei het Gemeente
bestuur, liet de lantaarns verwijderen en nu
zit men knusjes in 't donker.
Dit was een rad.cale oplossing. Het baantje
van lantaarnopsteker is daar te Bakhuizen geen
zeer begeerlijk baantje. Reen, -dan lijkt liet wel
zoo aardig opvolger t worden van den kellner
in het hiervolgend bericht
In „Het HotelBedrijf", orgaar dar Vereeniging
in Hotel „Restaurant- en Koffiehu'shouders
rm 's Gravenhage en Omstreken, deelt een in
zend hierover het volgende ede
Dezer dagen herdacht in alle stilte een kell
ner in een groote zaak te Amsterdam z'n veer
tigjarig jubilé. Wij kwamen er toevallig achter
en hadden gelegenheid, den ijver gen. beschaaf
den man, die ons zoo menigmaal wat warms ol
•u: frisch heeft gebrecht, geluk te wenschen.
Hii vertelde ons toen dat hij er nu tegen het
voorjaar uit zou scl .-iden.
Hoe oud is u dun wel?
,,Ik wordt pas zestig jaar, en zoo oud ben
ik dus nog niet. Maar waarom zou ik nog lan
ger werken, als dat niet beslist noodig is? Als
kellncrs zuinig zijn, mijnheer, en als ze een
legelijke vrouw hebben, die zuinig huishoudt,
dan kunnen zij heel wat overleggen. Laat ik u
u zeggen, ciui ik ieder jaar gedurende ö.e veer
tig minstens 500 hpb overgelegd. Ik heb we
ken gehad, dat ik 100 verdiende. In die veer
tig jaar heb ik nooit minder dan ƒ35 ontvan
gen. Al ci' stuivers en dubbel ze loopen
op, mijnheer
Die zestiger had du- goed „gekellnerd". Hoe
veel nijgingen, complimenter, tsjebliefjes en
donk u's zou die men gedurende zijn 40 jarigen
diensttijd wel gemu.At hebben? Zeker niet min
der talr"jk als het door hem ontvangen aantal
•c. ui vers.'l Is te hopen, dat de man zijn dienst
baarheid niet te veel gevoeld heeft en deze
niet ontaard is in vleiende gedienstigheid. On-
twi:f ld l ad zijn betrekking ook haar scha
duwzijde.
Niet ieder kan zich in de dienstbaarheid
schikken.
De E \gelsche dienstmeisjes, die geen witte
schortjes en geen mutsjes willen dragen, om/it
zij dit teeke'i der afhankelijkheid verachten, zul
len goed doen niet naar Malta te gaan, want
daar wor 't de „faldette" beschouwd als een
kleedingstuk, dat dienstbaar huispersoneel moet
dragen. De op Malta geboren huisvrouwen staan
daar althans op. De „faldette" is een soort zij
den kapuchon, die het hoofd en dc schouders
geheel* omgeeft en opgezet wordt, zoodra de
meisjes zich op straat begeven, al is het maar
om even de straat over te steken. Het gevolg
is. dat het Maltezer dienstmeisje, in het bijzon
der door vreemdelingen, die het landsgebruik
niet kennen, aangezien wordt voor een lid von
de een of andere nonnenorde.
In Korea is het te dien opzichte nog erger
gesteld. N'et alleen, dat daar de vrouw des hui-
ich b: meelt met het kapsel van haar dienst
meisje, zij schrijft haar ook voor, welk.- kleeding
zij moet drogen als zij uitgaat, evengoed als
wanneer zij thuis haar werk doet. Deze kleeding
bestaat uit niets anders dan een enkel gewaad,
van ruw, wit katoen. Over het onderste gedeelte
wordt in huis bij het werk een schort gedragen.
Gaat het meisje een boodschap doen, dan trekt
zij het schort uit en bevestigt om haar rr! 'del
een soort zijden sjerp, waaraan een zak zit.
Daaiin doet zij haar boodschappen, en om haar
hoofd tegen zon en regen te beschermen, draagt
zij een strooien hoed, die menigmaal zes voet
middellijn heeft.
In vele deeleii van Peru moeten de dienst
meisjes zich de middelste voortanden uit de
bovenkaak laten trekken. Het is nog niet zoo
lang geleden, dat dit gebruik door het geheele
land was verspreidtegenwoordig echter ver
dwijnt het langzamerhand in de steden, die aan
de kust liggen. In het binnenland ziet men
echter zelden een dienstmeisje, dat niet op de
aangegeven wijze verminkt is-
Stei je voor, dat de Hollandschc meesteressen
eens kwamen met het voorstel om onze lieve
gedienstigenIk durf den zin niet te vol
eindigen, 't is te barbaarsch.
In onze bij uitstek beschaafde f eeuw hoort
zoo iets niet meer thuis. Vroeger, ja vroeger,
toen het menschdom nog zoo wreed was (thans
kent men, althans in ons verlicht werelddeel,
geen wreedheid meer), toen dorst men wat be
staan. Men denke maar eens aan de tuchtiging
op de scholen.
Tot de onmisbare attributen van een onder
wijzer van een eeuw terug, hoort stellig de stok,
het gcescl-instrument, waarvoor elke jongen
ontzag had. En niet ten onrechte 1 Er bestaan
nog beschrijvingen van de kastijding, die een
schooljongen destijds te lijden had. Een Zwa-
bisch schoolmeester. Jacob Haberle, uit de 17e
eeuw, heeft zorgvuldig boek gehouden van de
s'.okslagen enz., die hij in zijn 50-jarig onder-
wijzersschcp uitdeelde. En dan komt hij tot de
niet onbelangrijke getallen van: 911,527 stok
slagen, 124,010 rottinghouwen. 20,009 tikken
met de liniaal, 136,715 „rammelingen", 10,230
muilperen, 7905 oorvijgen en 22,763 „notabe-
nes", d. z- klappen met den bijbel, catech/smus,
gezangboek of spraakkunstboek. Verder liet hij
777 maal een jongen op erwten, en 613 maal op
een driehoekige liniaal knielen50,001 jongens
moesten een ezel dragen en 1707 moesten een
roe omhoog houden.
In het jaar 1589 werd een bevel uitgevaardigd,
waarbij den schoolmeesters verboden werd,
hetgeen blijkbaar noodzakelijk was, de jon
gens op barbaursche wijze te behandelen, ze de
haren uit te trekken, gaten in het hoofd te
slaan, het vleesch op him vingers te kwetsen enz.
Een ouderwetsch schoollokaal moet er, vol
gens de beschrijving, meer hebben uitgezien als
een gruwelkamer, dan als een plaats, waar de
jeugd nuttig en aangenaam weid beziggehou
den.
Thans heerscht er op de scholen een andere
geest. Op welke wijze men in Frankrijk thans
de leerlingen bezighoudt, kan blijken uit onder
staand kinderopstel.
De „Temps" publiceert een opstel van een
Fransch meisje van elf jaar. Op school was de
vraag gesteld„Wat zullen we met onze brei
pennen doen, als de oorlog uit is?"
„Wat we doen zullen met onze breipennen
als de oorlog uit is, wel, ik geloof, dat 't
eenige wat we er mee doen kunnen, dat is wol
goedje breien voor de kinderen, die dan geen
pappa meer hebben. En nog een heelen, heelen
tiid daarna zullen we in Frankrijk breien, en
als we dan ons wollen goedje bij arme men
schen brengen en als dan een van de kinderen
dankje zegt, dan zeggen wijKind, je moet ons
niet bedankendat behoeft niet. Wat hebben
we jou eigenlijk gegeven? Een beetje wol, een
beetje vrijen tijd, en jij hebt ons je pappa ge
geven, en dat was toch het liefste wat je op de
wereld had, behalve je moederen hij heeft
ons allemaal willen verdedigen, daarom heeft
hij zijn leven weggegeven. En dan helpen wij
het kind zijn wollen buisje aantrekken, dat wij
voor hem gebreid hebben, en dan zeggen we
tegen hem„Ga gauw naar school, jongen, en
als je in de klas een nieuwe, mooie, groote kaart
van Frankrijk ziet, wees dan maar blij en
trotsch, want dat kemt, omdat jou pappa en
zooveel andere pappa's hun bloed hebben weg
gegeven, daarom is die kaart nu zoo nieuw en
mooi en veel grooter dan vroeger!
Als het kind dan hcusch naar school gaat, zit
het warmpjes in zijn wolletje. Op school ziet
het andere kinderen die niet hun pappa verloren
hebben en die daarom met hun moeder naar
een grooten winkel zijn kunnen gaan, en daar
allemaal wolletjes hebben gekocht met erge
mooie kleuren en met gestreepte kraagjes en
manchetjes. Maar het kleine jongetje zal heele-
maal niet jaloersch zijn, hij zal een hooge borst
zetten met zijn wolletjeal zit het buisje mis
schien niet zoo heel erg mooi, als dat van de
andere kinderen. Hij zal het gevoel hebben ill
zijn hartje, dat hij dat buisje heeft gekregen, ter
herinnering aan zijn pappa, dat het eigenlijk net
is of zijn pappa zelf hem het wolletje heeft ge
stuurd zijn pappa, die een held wasen zie je,
als je een pappa hebt die iedereen bewondert, dan
kun je niet de laatste van je klas zijn, dan moet
je hard werken. En dan zal de kleine jongen
leeren totdat hij roode ooren heeft. En daarom,
net zoolang als de kindertjes van de soldaten,
die in den oorlog zijn gesneuveld, klein zijn,
net zoo lang zullen onze breipennen aan den
gang zijn I"
Dat is zeker een nuttig werk, waardoor dank»
baarheid en vaderliefde worden gewekt. Dank
baarheid vervult ook het hart van duizender
vluchtelingen in ons land.
Twee 12-jarige Vlaamsche vluchtelingetje^
Melanieke Boete en Georgine Croch, te Utrecht,
hebben, naar aan het V a d e r 1. wordt gemeld,
het volgende versje gemaakt, op de wijze van*
It's long, long way to Tipperary
Weggevlucht uit België zijn wij allen, nrro
en rijk
Door d'ellende nu als arme broederen gelijk,
Weenend om het leed. dat trof ons dierbr#
Vaderland.
Zoo vluchtten wij vol wanhoop naar het gast»
vrij Nederland.
Refrein I.
't Was een lange weg naar 'l goede Holland,
't Was een lange weg, te voet,
Zoo de liefde en 't medelijden
Ons niet kwamen tegemoet.
Vaarwel ons lief België I
Vaarwel ook dierbaar huis I
Dankbaar keeren wij vast na den oorlog
Naar ons eigen thuis.
Refrein ü-
Mochten wij straks uw land verlaten,
't Zal met blijdschap vast zijn,
Doch dankbaarheid aan u zal wonen
In het hort van groot en klein.
Voorwei vriend'lijk Holland
God zi[ steeds met U1
Voor uw goedheid voor ons arme Belgen
Dankt heel België nu.
KEUVELAAR.
door
SOPHUS BAUDITZ.
Urt het Deensck vertaald.
16 -
ILL
Op de Luusebro weilanden viel schot op
jchot. De beek slingerde door het groene dal,
4al besloten lag tusschen een rij heuvels en
waar de beek bi ceder werd waren dichte
plekken met rietpluimen, daarin werkte
Diana plassend en proestend, nu en dan aan
slaand; dan sloeg een oude eend op en tracht
te met een ionge volwassen eend, die zijn vleu
gels nog niet vertrouwde, over een nabijzijnd
riotcilandje te sluipen. Maar de kapitein was
er vlug bij met zijn buks en ieder oogenblik
klonk het: „Diana apportl" Aan den overkant
V/ as de ingenieur Kongsted, gevolgd door een
knecht, aan het waterpassen. Hij had water
laarzen aan, maar overigens zag^ liij er in
lijn elegant wandelpak uit alsof hij regelrecht
Uit Oslergade kwam.
„Goeden dag. ingenieur!" riep de kapitein
hem toe.
„Goeden dag. kapiteinI"
Pantoffelparade in Kopenhagen. (Vert.)
„"Wacht even. k kom bij u. ginds achter de
gl*£Siruik«io is «lu padr»
Een oogenblik later zag men den kapitein
over de wiegelende plank balanceercn, tcr-
svijl Diana verkoos de beek over te zwemmen,
instinctmatig rekening houdend met den
stroom.
„Nu, hoe bevalt u het logement?" vroeg
de kapitein.
„Och, dank u, als men niet al te groote
eischen stelt, dan
„Ja, dat kan ik begriipent Maar waarom
blijft ge daar! Zijt ge in Pinds molen ge
weest?"
„Neen, ik heb dien op een afstand gezien!"
„Goed, Ge moet bij den molenaar Sörensen
wonen, dat zijn uitstekende menschen!"
„Maar ik ken ze volstrekt niet."
„Maar ik wel, en ik zal het voor u in orde
maken als ik Sörensen zie over eenige dagen.
Hii is een beste man en zii de zindelijkheid
in persoon. Drommels," viel de kapitein zich-
?elf in de rede. terwijl hij Kongsted oplettend
aankeek.
„Wat is er?"
„Gaat ge altijd uit waterpassen met man
chetten aan?"
„Men kan toch niet ongekleed uitgaan 1'
„Zoo, nu ieder zijn smaak I Zijt ge ergens
ui de buurt geweest?"
„Ja, ik bracht Zondag een bezoek op Her-
testein."
„Zoo waarlijk! Vindt ge tante Rosa niet
uitstekend? Een hart van goud en verstan
diger dan iemand aan deze zijde van den
Fjord, ik kan wel zeggen aan den overkant
ook. En flink. Zij heeft verstand van hoornen
en zou kunnen dienst doen als bouwknecht
of pachtster. -waar ook. De kantonrechter ook
zegt dat zij de wet en de profeten evengoed
kent als eenig praktizijn; zij kan natuurlijk
niet »oovecl i'omciiisch recht citceren. maar
dat zou zij spoedig genoeg kunnen leeren.
Is zij niet uitstekend?"
„Zij is in elk geval origineel en zij zeide
mij iels. dat mij trof en waaraan ik later
meermalen heb gedacht."
„Wal was dat?"
„Zij troefde mij. omdat ik er iets van zeide.
dat men met boeren niet kon spreken en zij
voegde er bij dat als men waarlijk beschaafd
is, het juist een voorrecht moet zijn dat men
zijn woorden weet in te richten naar het
voorstelliugs-vermogen van minder ontwik
kelden; het trof mij, want het is'waar."
„Ja, zij is uitstekend en oom Heinrich mijn
oude vriend, hij is de beste mensch, die iu
een paar slobkousen steekt!"
„Maar is dc jonker niet een beetje, hoe
zal ik het noemen, zwak van hersens?"
„Heinrich? Zwak van hersens? Daar heb ik
eigenlijk nooit over gedacht!" Nu ja. als men
zijn versland cn dat van tante Rosa samen
telt en dan door twee deelt, is het misschien
niet meer dan genoeg voor twee gewone
menschen, dat kan wel zijn. Maar hii is ook
.tiet altijd zoo geweest. Zeer begaafd was hij
niet cn in zijn jeugd bracht hij eenige jaren
floor te Kopenhagen ;hij leefde sterk, daar
kon hij niet testen."
„Wat mij het meest verbaast," zeide Kong
sted, „dat is de overtuiging, waarmede hij
van de grijze dame spreekt!"
„Dat wil ik wel geloovenl" riep de kapi
tein uit. „De grijze dame, dat is eigenlijk de
godsdienst van oom Heinrich, of ten minste
een groot gedeelte er van."
„Maar de jonge freule freule Fanny,"
ging Kongsted voort, „zij is eigenlijk een
zonderling mengelmoes: als zij van haar „fa
miliegevoel" cn haar „rechtsgevoel" spreekt,
dan is zii zoo aristocratisch het een lust
is, maar op andere punten is zij een roode
iacobijn. Zij doel mij, om de w aarheid te zeg
gen, denken aan Ue Fransche aristocratie,
die in den voormaiigen fin de siècle coquet-
leerde met de literatuur der revolutie."
„Och wal, rood. haar gesprek is gewoon
lijk voor mij als lichte aangename dansmu
ziek, verder luister is er niet naar cn ben ik
er soms toe verplicht, als zij aankomt met
tiaar moderne theorieën, dan heb ik hetzelfde
gevoel als wanneer ik een kind leclijkc woor
den hoor zeggen in een taal, die het niet ver
slaat Gc moet ook bedenken, dat alles anders
lijkt van den wilden plas uitgezien, vanwaar
z ij de wereld beschouwt, dan van dichtbij.
Maar is zii niet bekoorlijk! De duivel zelf
7ou tien jaar jonger worden, door dat meisje
aan te kijken."
„Mooi is zij, maar koud als Undinet"
„Hartstochtelijk is zij niet, ik heb altijd een
gevoel alsof haar geheele persoon koel is als
een bovenarm. Maar nu wii over Fanny spre
ken wil ik u een aardige geschiedenis vertel
len. Zü had van iets dat zich dc vredesver-
eeniging noemt een tooverlantaarn laten ko
men, die
„Ja, dat weet ik!"
„Wel nu, luister. Eergisteren had zij al de
kinderen uit den omtrek bijeen getrommeld
om hun dc bloedige slagvelden in de school
van Stamp te vertoonen cn daardoor de jeugd
den noodigen afschuw in te prenten voor de
gruwelen van den oorlog. De vreemde veld
slagen, Duitsch, Fransche en Russische, be
keek men stilzwijgend, maar toen de beurt
kwam aan de vaderlandsche, Ban cn Isted.
Sankelmark en Vorbassc, toen hadt ge het
gejuich eens moeten hooren. Hoe meer ge
sneuvelden en gewonden er waren, hoe meer I
de bajonet en de sabel gebruikt werd, des te
harder schreeuwden de kleinen van verruk
king, klapten in de handen en stampten met
de klompen. Het ging liier precies als in liet
bekende verbad, waar een moeder haar
kinderen een stuitende plaat het zien van
christen martelaars die voor de wilde beesten
worden gegooid, het kleinste kind roept dan
uit: moeder kijk eens, daar is een stumper
van een leeuw die geen christen heelt ge
kregen! Ik denk ook niet dat Fanny op deze
manier propaganda zal maken voor den
eeuwigen vrede maar een lief meisje is zij1
lochl"
„Zeg mij eens, kapitein," begon Kong
sted kort daarop, „gc kent immers iedereen
ui deze streek?"
„Ja, ik ken iedereenl
„Dan moet ge mij ook kunnen zeggen wio
ik verleden op eenigen afstand heb gezien
in het Tvisbosch. Eerst zag ik een jonge dame
op een schimmel."
„Dat is Fanny geweest!"
„Freule Hóibro?"
„Ja, er is geen andere dame aan dezen
kant van den Fjord, die een schimmel rijdt.'*
„Zij ontmoette een ruiter."
„Kwam hij van de noordzijde?"
„Ja, dat geloof ik wel, maar...'*
„Reed hij een vosruin met bles?"
„Daar heb ik niet op gelet."
„Lieve hemel, man, waarvoor gebruikt gft
uw oogen dan! Maar het kan toch niemand
anders zijn geweest dan graaf Christiaan^
graai* Christiaan Porse.
Wordt vorvoty'd»