Zaterdag 20 Maart 1915. „DE EEMLAN DER". BINNENLAND. FEUILLETON. HERTESTEIN Bureaus UTRECHTSCHESTRAAT I. 13*" Jaargang. N° 224 Tweede Blad. Uitgevers: VALKHOFF Co. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoort f l.OO* Idem franco per post1.5(>« Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO. Afzonderlyko nummers 0.05. Deze Courant verschynt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertonties en berichten vóór 2 uur in Ie zenden. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regelsf 0.50. Elke regel meerO.IO Dienstaanbiedingen 25 cents b(j vooruitbetaling. Groote lettere naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO. De Staatscourant van Zaterdag 20 Maart beval o.a. de volgen-de Koninklijke besluiten benoemd bij de hersteliingswerkfjlaats dei* telegrafie tot werkmeester F. C. S. Terborgli, boekhouder op verzoek eervol ontslagen als directeur van hel telegraafkantoor te Maastricht J. P. Schoonhoven benoemd en aangesteld tot militair apothe ker 2c klasse bij het Nederlandsch-Indische leger de apotheker P Vierhout De Minister van Koloniën ge voelt zich heel veel beter en zal zeer spoedig zijn werkzaamheden aan het departement kunnen hervatten. □e nieuwe Duitsche gezant in den haag. De Lokal Anzeiger verneemt, dat de Keizer aan don gezantscüapsraad dr. von Kühlinann, l nog toe te Konstantinopel, thans aangewe zen ter vervanging van den heer von Muller als gezant te 's-Graycnhage, den titel heeft ver leend van buitengewoon gezant en gevolmach tigd minister. 7 O e v er j a a r d a g van Mr. W. 11. de Beaufort. De club van vrij-liberale Ka merleden zond aan haar medelid, mr. W. II. de Beaufort, afgevaardigde voor Amersfoort, -diic gisteren zijn 7(Je verjaardag vierde, met hare geluk wenschen een lraai oloemsiuk. De journalisten der pers-tribune van de Tweede Kanier doden hem een telegram \..n gelukwensch toekomen. Bij beschikking van den minister van justitie is op verzoelk eervol ontslagen dc rijksklerk Ie klasse ter griiiie van het kan tongerecht te Arnhem F. N. J. Boesier en is benoemd lot rijksklerk 2e klasse ter griflie van het kantongerecht te Arnhem C. A. van Leeuwen, rijksklerk 3e klasse ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Utrecht. In huize „Maris Stella" te Scheveningen is in den ouderdom van bijna 62 jaar overle den de heer C. P. Consemulder, hi jfucominies aan de afdcoling comptabiliteit van het depar tement van Oorlog, oud-wethouder der ge meente Rijswijk. Mr. W. cie Pinto. Een geacht Hagenaar is gisteren, r.a korte ongesleiuncLd, op ü4-jarigt?a loeilijü ovene den, mr. M. de Pinto, advocaat en procureur, en directeur van de 's Gravenhaagsche Hyp. Bank. De overledene was vooral bekend als krachtig voorstander der vredesbeweging Van den Bond „Vrede door Recht" was hij voorzitter en als zoodanig nam hij een werk zaam aandeel in de voorbereiding en de werk zaamheden van het groote internationale Vre descongres, hetwelk in 1913 hier gehouden werd. Voorts nam mr. de Pinto als voorzitter van de Haagsche afdeeling van den Volksbond, vereeniging tegen drankmisbruik en als lid van de commissie voor de Rcin-Leven-bewe- ging, een werkzaam aandeel aan het streven Lol verbetering van misstanden op maatschap pelijk en zedelijk teirrein. Op onderwijsgebied werden zijne verdiensten, erkend door zijn be noeming tol voorzatter van de Plaatselijke Schoolcommissie. Als bekwaam jurist gaven zijn collega's mr. dc Pinto eene plaats in het Bureau van Con sultatie in burgerlijke zaken, waarvan hij tol zijn overlijden voorzitter was. Als zoodanig werd hij voor eenigc jaren, toen het Bureau 50 jaren bestond, benoemd tol ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Ook was de ontslapene redacteur van het rechts kundig tijdschrift „Themis". De overledene, die de orthodox-Israëlieti- sche richting was toegedaan, was in de krin gen zijner gcloofsgenooten zeer gezien en be mind, ook om zijn groove weldadigheid en had zitting in tal \an colleges en instellingen op kerkelijk en pbilantropisch gebied. Hij was de ziel van het kerk- en armbestuur van dc Ned. Portugcesch-Israëlietische gemeente en had zitting in dc besturen van 't Israëlietisch Oudeliedenhuis te Gouda, het Israëlielisch Weeshuis te Leiden, het Israëlietisch krank zinnigengesticht te Apeldoorn, de VcSreeniging Ier bevordering van dc amba-lilen onder de Israëlieten en verschillende andere godsdien slig getinte vereenigingen, als die lol het op richten en instandhouden van Israëlielischo bijzondere bewaarscholen, terwijl hij voorzit, ter was van den Bond Tisjbie, welke beoogde het joodsche geloofsleven onder de Israëlicli- sche jongelieden te versterken, alsmede voor zitter van de Haagschc afdeeling van hot Alg. Israëlietisch Verbond. Al deze vercenigingen en instellingen ver liezen in den heer de Pinto een warm vriend en een krachligen steun. In 'breed e kringen zal liet heengaan van dezen bekwamen, hu manen man diep worden betreurd. Nederland en de oorlog, L a n d b o u w verloven voor arbeiders. Door het lid der Tweede Kamer J. W. Al- berda zijn de volgende schriftelijke vragen gericht tot den Minister van Oorlog: I. Is het de bedoeling van den Ministefr, dal de regelen der z.g. landbouwverlovcn voor gemobiliseerden ook gelden zal voor arbei ders van industrie en landbouw, ten einde- dezen in staat te stellen den grond, waarop zij levensmiddelen voor hun gezinnen verbou wen. behoorlijk te beweüflcen? II. Indien (je eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is Z. Exc. dan bereid, maatregc len te nemen, waardoor een billijke toepas sing der regeling ten behoeve der bedoelde arbeiders zooveel mogelijk wc'rdt verzekerd? III. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is Z. Exo. dan bereid een zoodanige uitbreiding der regeling te overwe gen, dat ook door arbeiders, die levensmid delen ten eigen gebruike verbouwen, er van kan worden genoten? Een Duitech watervliegtuig boven ons land> In verband met het feit, dat een Duilsch watervliegtuig, dat verdwaald was, Zaterdag 1.1. op dc Schelde binnen Nederlandsch' gebied is neergestreken en na zijn vergissing te heb ben bemerkt, weder is opgestegen cn wegge vlogen, heeft de Duitsche regeering aan de Ncderlandschc jregecring doen weten, dat de bestuurder van het vliegtuig ter verantwoor ding zal worden geroepen en dat maatrege len zullen worden genomen o n herhalingen, voor zoover mogelijk, te voorkomen. Van den Hak op den Tak. (Weekpraatje). Te Bakhuizen vond het Gemeentebestuur een radicale oplossing van een netelige kwestie. Dc lantaarnopstekereen oud man, ging met groot verlof en niemand wou het baantje over nemen, omdat de scl.ade aan de lantaarns on dat is nog al wat, ant er zijn baldadige jon gens door de Gemeente niet wordt vergoed, maar op rekening van den opsteker komt. Geen 'lefhebbers? Goed, zei het Gemeente bestuur, liet de lantaarns verwijderen en nu zit men knusjes in 't donker. Dit was een rad.cale oplossing. Het baantje van lantaarnopsteker is daar te Bakhuizen geen zeer begeerlijk baantje. Reen, -dan lijkt liet wel zoo aardig opvolger t worden van den kellner in het hiervolgend bericht In „Het HotelBedrijf", orgaar dar Vereeniging in Hotel „Restaurant- en Koffiehu'shouders rm 's Gravenhage en Omstreken, deelt een in zend hierover het volgende ede Dezer dagen herdacht in alle stilte een kell ner in een groote zaak te Amsterdam z'n veer tigjarig jubilé. Wij kwamen er toevallig achter en hadden gelegenheid, den ijver gen. beschaaf den man, die ons zoo menigmaal wat warms ol •u: frisch heeft gebrecht, geluk te wenschen. Hii vertelde ons toen dat hij er nu tegen het voorjaar uit zou scl .-iden. Hoe oud is u dun wel? ,,Ik wordt pas zestig jaar, en zoo oud ben ik dus nog niet. Maar waarom zou ik nog lan ger werken, als dat niet beslist noodig is? Als kellncrs zuinig zijn, mijnheer, en als ze een legelijke vrouw hebben, die zuinig huishoudt, dan kunnen zij heel wat overleggen. Laat ik u u zeggen, ciui ik ieder jaar gedurende ö.e veer tig minstens 500 hpb overgelegd. Ik heb we ken gehad, dat ik 100 verdiende. In die veer tig jaar heb ik nooit minder dan ƒ35 ontvan gen. Al ci' stuivers en dubbel ze loopen op, mijnheer Die zestiger had du- goed „gekellnerd". Hoe veel nijgingen, complimenter, tsjebliefjes en donk u's zou die men gedurende zijn 40 jarigen diensttijd wel gemu.At hebben? Zeker niet min der talr"jk als het door hem ontvangen aantal •c. ui vers.'l Is te hopen, dat de man zijn dienst baarheid niet te veel gevoeld heeft en deze niet ontaard is in vleiende gedienstigheid. On- twi:f ld l ad zijn betrekking ook haar scha duwzijde. Niet ieder kan zich in de dienstbaarheid schikken. De E \gelsche dienstmeisjes, die geen witte schortjes en geen mutsjes willen dragen, om/it zij dit teeke'i der afhankelijkheid verachten, zul len goed doen niet naar Malta te gaan, want daar wor 't de „faldette" beschouwd als een kleedingstuk, dat dienstbaar huispersoneel moet dragen. De op Malta geboren huisvrouwen staan daar althans op. De „faldette" is een soort zij den kapuchon, die het hoofd en dc schouders geheel* omgeeft en opgezet wordt, zoodra de meisjes zich op straat begeven, al is het maar om even de straat over te steken. Het gevolg is. dat het Maltezer dienstmeisje, in het bijzon der door vreemdelingen, die het landsgebruik niet kennen, aangezien wordt voor een lid von de een of andere nonnenorde. In Korea is het te dien opzichte nog erger gesteld. N'et alleen, dat daar de vrouw des hui- ich b: meelt met het kapsel van haar dienst meisje, zij schrijft haar ook voor, welk.- kleeding zij moet drogen als zij uitgaat, evengoed als wanneer zij thuis haar werk doet. Deze kleeding bestaat uit niets anders dan een enkel gewaad, van ruw, wit katoen. Over het onderste gedeelte wordt in huis bij het werk een schort gedragen. Gaat het meisje een boodschap doen, dan trekt zij het schort uit en bevestigt om haar rr! 'del een soort zijden sjerp, waaraan een zak zit. Daaiin doet zij haar boodschappen, en om haar hoofd tegen zon en regen te beschermen, draagt zij een strooien hoed, die menigmaal zes voet middellijn heeft. In vele deeleii van Peru moeten de dienst meisjes zich de middelste voortanden uit de bovenkaak laten trekken. Het is nog niet zoo lang geleden, dat dit gebruik door het geheele land was verspreidtegenwoordig echter ver dwijnt het langzamerhand in de steden, die aan de kust liggen. In het binnenland ziet men echter zelden een dienstmeisje, dat niet op de aangegeven wijze verminkt is- Stei je voor, dat de Hollandschc meesteressen eens kwamen met het voorstel om onze lieve gedienstigenIk durf den zin niet te vol eindigen, 't is te barbaarsch. In onze bij uitstek beschaafde f eeuw hoort zoo iets niet meer thuis. Vroeger, ja vroeger, toen het menschdom nog zoo wreed was (thans kent men, althans in ons verlicht werelddeel, geen wreedheid meer), toen dorst men wat be staan. Men denke maar eens aan de tuchtiging op de scholen. Tot de onmisbare attributen van een onder wijzer van een eeuw terug, hoort stellig de stok, het gcescl-instrument, waarvoor elke jongen ontzag had. En niet ten onrechte 1 Er bestaan nog beschrijvingen van de kastijding, die een schooljongen destijds te lijden had. Een Zwa- bisch schoolmeester. Jacob Haberle, uit de 17e eeuw, heeft zorgvuldig boek gehouden van de s'.okslagen enz., die hij in zijn 50-jarig onder- wijzersschcp uitdeelde. En dan komt hij tot de niet onbelangrijke getallen van: 911,527 stok slagen, 124,010 rottinghouwen. 20,009 tikken met de liniaal, 136,715 „rammelingen", 10,230 muilperen, 7905 oorvijgen en 22,763 „notabe- nes", d. z- klappen met den bijbel, catech/smus, gezangboek of spraakkunstboek. Verder liet hij 777 maal een jongen op erwten, en 613 maal op een driehoekige liniaal knielen50,001 jongens moesten een ezel dragen en 1707 moesten een roe omhoog houden. In het jaar 1589 werd een bevel uitgevaardigd, waarbij den schoolmeesters verboden werd, hetgeen blijkbaar noodzakelijk was, de jon gens op barbaursche wijze te behandelen, ze de haren uit te trekken, gaten in het hoofd te slaan, het vleesch op him vingers te kwetsen enz. Een ouderwetsch schoollokaal moet er, vol gens de beschrijving, meer hebben uitgezien als een gruwelkamer, dan als een plaats, waar de jeugd nuttig en aangenaam weid beziggehou den. Thans heerscht er op de scholen een andere geest. Op welke wijze men in Frankrijk thans de leerlingen bezighoudt, kan blijken uit onder staand kinderopstel. De „Temps" publiceert een opstel van een Fransch meisje van elf jaar. Op school was de vraag gesteld„Wat zullen we met onze brei pennen doen, als de oorlog uit is?" „Wat we doen zullen met onze breipennen als de oorlog uit is, wel, ik geloof, dat 't eenige wat we er mee doen kunnen, dat is wol goedje breien voor de kinderen, die dan geen pappa meer hebben. En nog een heelen, heelen tiid daarna zullen we in Frankrijk breien, en als we dan ons wollen goedje bij arme men schen brengen en als dan een van de kinderen dankje zegt, dan zeggen wijKind, je moet ons niet bedankendat behoeft niet. Wat hebben we jou eigenlijk gegeven? Een beetje wol, een beetje vrijen tijd, en jij hebt ons je pappa ge geven, en dat was toch het liefste wat je op de wereld had, behalve je moederen hij heeft ons allemaal willen verdedigen, daarom heeft hij zijn leven weggegeven. En dan helpen wij het kind zijn wollen buisje aantrekken, dat wij voor hem gebreid hebben, en dan zeggen we tegen hem„Ga gauw naar school, jongen, en als je in de klas een nieuwe, mooie, groote kaart van Frankrijk ziet, wees dan maar blij en trotsch, want dat kemt, omdat jou pappa en zooveel andere pappa's hun bloed hebben weg gegeven, daarom is die kaart nu zoo nieuw en mooi en veel grooter dan vroeger! Als het kind dan hcusch naar school gaat, zit het warmpjes in zijn wolletje. Op school ziet het andere kinderen die niet hun pappa verloren hebben en die daarom met hun moeder naar een grooten winkel zijn kunnen gaan, en daar allemaal wolletjes hebben gekocht met erge mooie kleuren en met gestreepte kraagjes en manchetjes. Maar het kleine jongetje zal heele- maal niet jaloersch zijn, hij zal een hooge borst zetten met zijn wolletjeal zit het buisje mis schien niet zoo heel erg mooi, als dat van de andere kinderen. Hij zal het gevoel hebben ill zijn hartje, dat hij dat buisje heeft gekregen, ter herinnering aan zijn pappa, dat het eigenlijk net is of zijn pappa zelf hem het wolletje heeft ge stuurd zijn pappa, die een held wasen zie je, als je een pappa hebt die iedereen bewondert, dan kun je niet de laatste van je klas zijn, dan moet je hard werken. En dan zal de kleine jongen leeren totdat hij roode ooren heeft. En daarom, net zoolang als de kindertjes van de soldaten, die in den oorlog zijn gesneuveld, klein zijn, net zoo lang zullen onze breipennen aan den gang zijn I" Dat is zeker een nuttig werk, waardoor dank» baarheid en vaderliefde worden gewekt. Dank baarheid vervult ook het hart van duizender vluchtelingen in ons land. Twee 12-jarige Vlaamsche vluchtelingetje^ Melanieke Boete en Georgine Croch, te Utrecht, hebben, naar aan het V a d e r 1. wordt gemeld, het volgende versje gemaakt, op de wijze van* It's long, long way to Tipperary Weggevlucht uit België zijn wij allen, nrro en rijk Door d'ellende nu als arme broederen gelijk, Weenend om het leed. dat trof ons dierbr# Vaderland. Zoo vluchtten wij vol wanhoop naar het gast» vrij Nederland. Refrein I. 't Was een lange weg naar 'l goede Holland, 't Was een lange weg, te voet, Zoo de liefde en 't medelijden Ons niet kwamen tegemoet. Vaarwel ons lief België I Vaarwel ook dierbaar huis I Dankbaar keeren wij vast na den oorlog Naar ons eigen thuis. Refrein ü- Mochten wij straks uw land verlaten, 't Zal met blijdschap vast zijn, Doch dankbaarheid aan u zal wonen In het hort van groot en klein. Voorwei vriend'lijk Holland God zi[ steeds met U1 Voor uw goedheid voor ons arme Belgen Dankt heel België nu. KEUVELAAR. door SOPHUS BAUDITZ. Urt het Deensck vertaald. 16 - ILL Op de Luusebro weilanden viel schot op jchot. De beek slingerde door het groene dal, 4al besloten lag tusschen een rij heuvels en waar de beek bi ceder werd waren dichte plekken met rietpluimen, daarin werkte Diana plassend en proestend, nu en dan aan slaand; dan sloeg een oude eend op en tracht te met een ionge volwassen eend, die zijn vleu gels nog niet vertrouwde, over een nabijzijnd riotcilandje te sluipen. Maar de kapitein was er vlug bij met zijn buks en ieder oogenblik klonk het: „Diana apportl" Aan den overkant V/ as de ingenieur Kongsted, gevolgd door een knecht, aan het waterpassen. Hij had water laarzen aan, maar overigens zag^ liij er in lijn elegant wandelpak uit alsof hij regelrecht Uit Oslergade kwam. „Goeden dag. ingenieur!" riep de kapitein hem toe. „Goeden dag. kapiteinI" Pantoffelparade in Kopenhagen. (Vert.) „"Wacht even. k kom bij u. ginds achter de gl*£Siruik«io is «lu padr» Een oogenblik later zag men den kapitein over de wiegelende plank balanceercn, tcr- svijl Diana verkoos de beek over te zwemmen, instinctmatig rekening houdend met den stroom. „Nu, hoe bevalt u het logement?" vroeg de kapitein. „Och, dank u, als men niet al te groote eischen stelt, dan „Ja, dat kan ik begriipent Maar waarom blijft ge daar! Zijt ge in Pinds molen ge weest?" „Neen, ik heb dien op een afstand gezien!" „Goed, Ge moet bij den molenaar Sörensen wonen, dat zijn uitstekende menschen!" „Maar ik ken ze volstrekt niet." „Maar ik wel, en ik zal het voor u in orde maken als ik Sörensen zie over eenige dagen. Hii is een beste man en zii de zindelijkheid in persoon. Drommels," viel de kapitein zich- ?elf in de rede. terwijl hij Kongsted oplettend aankeek. „Wat is er?" „Gaat ge altijd uit waterpassen met man chetten aan?" „Men kan toch niet ongekleed uitgaan 1' „Zoo, nu ieder zijn smaak I Zijt ge ergens ui de buurt geweest?" „Ja, ik bracht Zondag een bezoek op Her- testein." „Zoo waarlijk! Vindt ge tante Rosa niet uitstekend? Een hart van goud en verstan diger dan iemand aan deze zijde van den Fjord, ik kan wel zeggen aan den overkant ook. En flink. Zij heeft verstand van hoornen en zou kunnen dienst doen als bouwknecht of pachtster. -waar ook. De kantonrechter ook zegt dat zij de wet en de profeten evengoed kent als eenig praktizijn; zij kan natuurlijk niet »oovecl i'omciiisch recht citceren. maar dat zou zij spoedig genoeg kunnen leeren. Is zij niet uitstekend?" „Zij is in elk geval origineel en zij zeide mij iels. dat mij trof en waaraan ik later meermalen heb gedacht." „Wal was dat?" „Zij troefde mij. omdat ik er iets van zeide. dat men met boeren niet kon spreken en zij voegde er bij dat als men waarlijk beschaafd is, het juist een voorrecht moet zijn dat men zijn woorden weet in te richten naar het voorstelliugs-vermogen van minder ontwik kelden; het trof mij, want het is'waar." „Ja, zij is uitstekend en oom Heinrich mijn oude vriend, hij is de beste mensch, die iu een paar slobkousen steekt!" „Maar is dc jonker niet een beetje, hoe zal ik het noemen, zwak van hersens?" „Heinrich? Zwak van hersens? Daar heb ik eigenlijk nooit over gedacht!" Nu ja. als men zijn versland cn dat van tante Rosa samen telt en dan door twee deelt, is het misschien niet meer dan genoeg voor twee gewone menschen, dat kan wel zijn. Maar hii is ook .tiet altijd zoo geweest. Zeer begaafd was hij niet cn in zijn jeugd bracht hij eenige jaren floor te Kopenhagen ;hij leefde sterk, daar kon hij niet testen." „Wat mij het meest verbaast," zeide Kong sted, „dat is de overtuiging, waarmede hij van de grijze dame spreekt!" „Dat wil ik wel geloovenl" riep de kapi tein uit. „De grijze dame, dat is eigenlijk de godsdienst van oom Heinrich, of ten minste een groot gedeelte er van." „Maar de jonge freule freule Fanny," ging Kongsted voort, „zij is eigenlijk een zonderling mengelmoes: als zij van haar „fa miliegevoel" cn haar „rechtsgevoel" spreekt, dan is zii zoo aristocratisch het een lust is, maar op andere punten is zij een roode iacobijn. Zij doel mij, om de w aarheid te zeg gen, denken aan Ue Fransche aristocratie, die in den voormaiigen fin de siècle coquet- leerde met de literatuur der revolutie." „Och wal, rood. haar gesprek is gewoon lijk voor mij als lichte aangename dansmu ziek, verder luister is er niet naar cn ben ik er soms toe verplicht, als zij aankomt met tiaar moderne theorieën, dan heb ik hetzelfde gevoel als wanneer ik een kind leclijkc woor den hoor zeggen in een taal, die het niet ver slaat Gc moet ook bedenken, dat alles anders lijkt van den wilden plas uitgezien, vanwaar z ij de wereld beschouwt, dan van dichtbij. Maar is zii niet bekoorlijk! De duivel zelf 7ou tien jaar jonger worden, door dat meisje aan te kijken." „Mooi is zij, maar koud als Undinet" „Hartstochtelijk is zij niet, ik heb altijd een gevoel alsof haar geheele persoon koel is als een bovenarm. Maar nu wii over Fanny spre ken wil ik u een aardige geschiedenis vertel len. Zü had van iets dat zich dc vredesver- eeniging noemt een tooverlantaarn laten ko men, die „Ja, dat weet ik!" „Wel nu, luister. Eergisteren had zij al de kinderen uit den omtrek bijeen getrommeld om hun dc bloedige slagvelden in de school van Stamp te vertoonen cn daardoor de jeugd den noodigen afschuw in te prenten voor de gruwelen van den oorlog. De vreemde veld slagen, Duitsch, Fransche en Russische, be keek men stilzwijgend, maar toen de beurt kwam aan de vaderlandsche, Ban cn Isted. Sankelmark en Vorbassc, toen hadt ge het gejuich eens moeten hooren. Hoe meer ge sneuvelden en gewonden er waren, hoe meer I de bajonet en de sabel gebruikt werd, des te harder schreeuwden de kleinen van verruk king, klapten in de handen en stampten met de klompen. Het ging liier precies als in liet bekende verbad, waar een moeder haar kinderen een stuitende plaat het zien van christen martelaars die voor de wilde beesten worden gegooid, het kleinste kind roept dan uit: moeder kijk eens, daar is een stumper van een leeuw die geen christen heelt ge kregen! Ik denk ook niet dat Fanny op deze manier propaganda zal maken voor den eeuwigen vrede maar een lief meisje is zij1 lochl" „Zeg mij eens, kapitein," begon Kong sted kort daarop, „gc kent immers iedereen ui deze streek?" „Ja, ik ken iedereenl „Dan moet ge mij ook kunnen zeggen wio ik verleden op eenigen afstand heb gezien in het Tvisbosch. Eerst zag ik een jonge dame op een schimmel." „Dat is Fanny geweest!" „Freule Hóibro?" „Ja, er is geen andere dame aan dezen kant van den Fjord, die een schimmel rijdt.'* „Zij ontmoette een ruiter." „Kwam hij van de noordzijde?" „Ja, dat geloof ik wel, maar...'* „Reed hij een vosruin met bles?" „Daar heb ik niet op gelet." „Lieve hemel, man, waarvoor gebruikt gft uw oogen dan! Maar het kan toch niemand anders zijn geweest dan graaf Christiaan^ graai* Christiaan Porse. Wordt vorvoty'd»

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 5