Premie voor onze lezeressen.
Da Hollandsche Huisvrouw
„DE E EM LAN DER".
Woensdag 23 Juni 1915.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
N° 274
13'* Jaargang.
Uitgevers; VALKHOFF 6 Co.
Bureau» UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Kennisgeving.
Politiek Overzicht
De wei'sltisirijd in het
westen.
ELI
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO.
ABONNEMENTSPRIJS:
iftar 8 maanden voor Amersfoort f l.OCN
Idem franoo per postJ*®J*
Per week (met gratis verzekering tegen ongolukken) O.lO.
'Afzonderlijke nummers 0.05»
Lteze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon* en
Feestdagen. .f.
^Éudvertentiën gelieve men liefat vóór 11 uur, familie'
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zonden.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Tan 1—5 regels f 0.50.
Elke regel meer 0.10
Dienstaanbiedingen 25 oents b(j vooruitbetaling;
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen
tot het herhaald advertoeren in dit Blad, bjj abonnoment.
Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Met 1 Juli a.s. zal voor onze lezeressen als
bhvoegsel van het Amerafoortsch Dagblad ver
schijnen.
onder redactie Yan THÉRESE HOVEN.
De prijs van dit wekoljjksoh bijvoegsel van
S pagina's redactie en 4 pagina's advertenties,
is slechts
50 cants per 3 maanden voor aboné's
75 cents per 3 maanden voor niet aboné's
Inhoudsopgave van de jongste aflevering.
HoofdartikelZuinigheid dour tante Cornelia.
Contrasten. Sandwiches door Théróse Hoven.
Feuilleton. Angst op reis door Thérèse Hoven.
Hygiëne. Wenken voor de Ziekenkamer H
door Zuster Bortha. Opvoedkunde. Eeu keuze
doen door Thérèse Hoven. Praatjes van een
ouderwet-sche Dienstbode II. Weekkalender.
Correspondentie. Oude Vlaamsch'e kant.
«py Z\j, die dit Wekelyksch Bijvoegsel wen-
schen te ontvangen wordon verzocht de
bon, onder do adv. rubriek, vóór 28 Juni
aan ons bureau te doen bezorgen.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort doen te weten, dat door den Raad dier
I emeente in zijne vergadering van 4 Mei 1915 is
vastgesteld de volgende verordening
Verordening- tot wijziging der Bouwverorde
ning
Eenig artikel.
Het vierde lid van artkel 49 der Bouwver
ordening, vastgesteld bij Raadsbesluit vau 28
Februari 1911, wordt gelezen als volgt:
„Burgemeester en Wethouders kunnen van
bepaalde in lid 1 en 2 vrijstelling verleenen."
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeer*
L Staten van Utrecht volgens hun bericht van
Zen 7/16 Juni 1915, 3e afdeeling, No. 1316/1064
afschrift medegedeeld.
Zijnde doze verordening door de Gedeputeer-
Steten van Utrecht bij besioit van 7/16 Juni
3e afdeeling, No. 131C/1064, goedgekeurd-
'n is hiervan afkondiging geschied, waar het
hoort, den 22. Juni 1915.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
A R. VEENSTRA. v. RANDWUCK.
Gemsen£e«financiën en de
oorlog.
In de Maandag te Deventer gehouden verga
dering van de Verceniging van Vrijz. Dera.
Gemeenteraadsléden in Nederland, heeft de
secretaris der Yereeniging, de heer A. Roest
Croilius uil 's Gravenhage ingeleid het onder
werp „Gemeentefinanciên en de oorlog". Waar
op de agenda van dc Utrechlschen Gemeente
raadsvergadering op a. s. Donderdag een voor
stel voorkomt van den heer dc Weerd in zalcc
de dekking der uitgave van de Gemeente
Utrecht, rechtstreeks voortvloeiende uit den
oorlogstoestand, is het wellicht niet van be
lang ontbloot het verslag van de rede van den
heer Roest Crollius hier ter plaatse onder de
aandacht onzer lezers tc brengen.
Spr. begon met een beschouwing van de
wordingsgeschiedenis der Rijksuitkeeringen en
concludeerde daaruit dal, hoezeer er ook ge
tracht is een afdoende regeling le verkrijgen,
men er nog niet in geslaagd is een duurzame,]gegeven, m. a. w. er kan een bijna zui-
billijke financiëele verhouding van het Rijk
tot <le gemeenten in het leven le roepen; en
dat de uitgaven, ten algemeenen nutte van <le
gemeenten gevorderd, nog steeds een der
eerste oorzaken zijn van den nood der ge
meenten.
Spr. deed uitkomen hoe onverwachts door
den oorlog vooral de grooterë gemeenten voor
geheel nieuwe uitgaven kwamen te staan door
de vele maatregelen die zij binnen korten tijd
in het belang der inwoners moesten nemen.
Niettegenstaande de pogingen van de ge
meenten om door middel van credieten aan
groot-, maar vooral aan klein-industrie en
-handel de bronnen van volkswelvaart intact
le doen blijven, verzwakte algemeen de pro
ductiviteit *an het hedrijfs- en haudelsleven,
wederom van zeer nadeeligen invloed op de
opbrengst der plaatselijke belasting.
Spr. schetste, hoe er onder de 1200 gemeen
ten ook verscheiden z ij n, waar de
oorlog geen drukkende lasten op
legt; integendeel, verscheiden streken Yan
ons land, met veel zui\el- en landbouwgemeen-
len, prospereeren. In Twente en andere in
dustriegebieden, waar voor het leger gewerkt
wordt, is geenszins gebrek. Uitgezonderd
kleine visschersplaatsen heeft over het
algemeen het platteland) geen oor
logslasten te dragen. Voornamelijk in
de steden, vooral de groolere, is het financieel
evenwicht, bij de begrooling van 1915 met zoo
veel moeite verkregen, onherstelbaar ver
stoord.
Thans komt hel er voor de gemeenten maar
op aan zich voldoende kasgeld te verschaffen
wegens vermindering van inkomsten en het
doen der gewone en buitengewone, door de
tijdsomstandigheden veroorzaakte uitgaven.
De tijdelijke financiëele -\oorzienip.gen moe
ten ten slotte natuurlijk door een vaste gevolgd
worden; zooveel te meer dan voorheen zal het
dringend noodzakelijk zijn om de gemeente
financiên na afloop van den oorlog in orde te
brengen, waarbij rekening moet gehouden
worden met het feit dat met den oorlog de
crisis nog niet geëindigd is.
De quaestie van de verhouding lusschcn
Rijks, en gemeente-financiën dringt zich hij
die regeling op den voorgrond. De vraag nu,
op welke wijze het best tekorten op den dienst
1914/15 en wellicht ook nog van ettelijke vol
gende jaren te dekken, bracht reeds vele pen
nen van deskundigen en leelcen in beweging.
De gemakkelijkste wijze, die werdi aangege
ven, is wel het tekort, zoo niet al te groot, uit
de gewone middelen deels te dekken, en voor
het andere deel, zeker wel het overgroote, den
hoofdelijken omslag van hel volgende jaar te
verhoogen; het bedenkelijkstc de aflossingen
op de reeds beslaande leeningen over de cri
sisjaren niet te doen plaats hebben, dus die
te verschuiven en de daardoor vrijkomende
gelden tot dekking aan te wenden. Aangepre
zen werd verder de afschrijving op de bedrij
ven na te laten of te verminderen.
Dc oplossing lijkt spr. niet zoo ingewikkeld
als zij schijnt, wanneer de quaestie maar be
schouwd wordt niet van een theoretisch, maar
van een practisch standpunt. Bij een goede
boekhouding is in juiste cijfers op te maken
het totale tekort op de bedrijven, der recog
nitiën en zoo meer; anderzijds wat er aan
voorzieningen in het algemeen belang is uit-
vere splitsing gemaakt worden
waardoor het tekort in eigen huis
houding blijkt tekort dat ontstaan
is door abnormale uitgaven en
abnormaal ontbrekende inkom
sten.
Spr. achtte het den weg voor deze, na het
einde van het diestjaar vastgesteld abnormale
tekorten in eigen huishouding, telken j a r e
een leening aan te gaan, te delgen
hoogstensinlOjaar. Spr. wees er daar
bij op dat ons nationaal vermogen in normale
tijden niet ongeveer 200 millioen per jaar toe
neemt.
Spr. verwees daarbij naar de Rijkslccning
van 1914. Waar het Rijk het voorbeeld geeft,
zal aan de gemeenten zeker niet belet worden
voor dezelfde doeleind: n te leenen. Rente cn
aflossiugen dezer leeningen moeten worden
opgebracht door de belastingplichtigen naar
draagkracht; spr. noemde den hoofdelijken
omslag daartoe hij uitstek geschikt. De ver-
hooging daarvan moet echter niet in den
crisistijd worden ingevoerd, nu het over
groote deel der belastingbetalers beduidend
minder inkomsten hebben. Spr. keurde af ver
meerdering der opcenten op de personeele
belasting, die toch reeds zoo ongelijk drukt op
den middenstand.
Spr. behandelde verder de uitgaven, in het
algemeen belang door de gemeenten gedaan
en nog te doen in verband met den oorlogs
tijd, als armenzorg, werkloosheidsfondsen,
herberging van vluchtelingen enz. Op goede
gronden kunnen de gemeenten bij
het Rijk op gedeeltelijke, zooal
niet gchccle vergoeding aanklop-
p e li. Dit ligt geheel in dc lijn van de wor
dingsgeschiedenis der Rijksuitkeeringen aan
de gemeenten. Spr. verwierp dekking
van het deficit op het gemeen tel ij k
budget door een heffing in eens.
Spr. drong aan op spaarzaamheid der
gemeenten.
Spr. was overtuigd dat 'de malaise zich nog
langen tijd na den vrede zal laten gevoelen; de
zorgwekkende financicelc toestand van vele
gemeenten zal er zeker niet op verbeteren.
De financiën der gemeenten zeer ongunstig
inziende, betoogde spr. dat een nieuwe rege
ling der Rijksuitkeeringen niet mag worden
uitgesteld. Beter onderscheiding worde er ge
maakt lusschcn de uilgaven die om met
Thorbecke te spreken onder een welgeor
dend gemeentebestuur behooren te geschie
den, waaronder er zijn, die zonder Rijksdwang
toch zouden zijn geschied, en die welke voor
zaken aan de gemeenten door den wetgever
worden toevertrouwd. Door de laatstgenoem
de uitgaven worden plaatselijk en landsbelang
gediend; de lasten dan ook in evenredigheid
gedragen. Echter blijft de beste verzorger de
direct belanghebbende, de gemeente.
Spr. drong daarbij aan op verruiming van
het belastinggebied der gemeenten, door recht
vaardige heffingen. Als zoodanig noemde spr.
in de eerste plaats als object de waard e-
v er meerde ring van gebouwen en
bouwterreinen, die in een uitbrei
dingsplan z ij n opgenomen, met een
zekere progressie naar gelang der waardever
meerdering en een dcgressic naarmate van
den duur van het bezit, welke dcgressic zich
b.v. over 25 jaren zou kunnen verdcelen. Prac-
tische bezwaren zullen zich ook hier voor
doen, vooral omdat die heffing op periodieke
taxatiën is gebaseerd.
Spr. noemde voorts een overdracht-
recht, op waardevermeerdering
gebaseerd, een mulatierecht dus, zooals de
gemeentelijke Wertzuwachsteuer in Duitsch-
land. Spr. verwees voorts in deze naar Enge
land. Deze belasting zou spr. wenschen op alle
bebouwde en ongebouwde eigendommen.
Ook wilde spr. den hoofdei ij ken om
slag zien uitgebreid tot rechts
personen; het Rijk treft met de bedrijfsbe
lasting die toch ook. Nog beter ware het, in
dien het Rijk ten bate van alle gemeenten dien
omslag naar een vast percentage hief en hun
daarvan naar gelang van den zetel dier rechts
personen uitkeerde, welken zetel maatschap
pijen immers zoo gemakkelijk naar elders ver
plaatsen.
Ten slotte betoogde spr. dat de gemeenten
de gevolgen van de vermoedelijk langdurige
crisis te gemakkelijker te boven zullen komen
wanneer de quaestie der financiëele verhou
ding tot het Rijk, zoomede de uitbreiding van
het gemeentelijk belastinggebied, niet tot
later worden uitgesteld. Het is daar
voor nu meer dan ooit tijd.
Spr. vertrouwt dat ons .tegenwoordig
Ministerie en in het bijzonder onze Minister
van Financiën den dringenden nood der ge
meenten erkent en binnen niet te langen tijd
maatregelen zal beramen om daarin te voor
zien.
Een geanimeerd debat volgde op deze rede.
Zoo deelde de heer jhr. mr. dr. Beresteyn,
burgemeester van Veendam, mede, dat de
door de Verceniging van Nederlandsche ge
meenten benoemde commissie, die hetzelfde
onderwerp in studie heeft genomen, vragen
en lijsten heeft gezonden aan de gemeentebe
sturen. Spr. gaf den gemeenten in overweging
ten aanzien der crisistekorten te
trachten zichzelf te redden, en als
dat niet kan, zooals bij groote ge
meenten, zal het R ij k moeten b ij-
sp ringen, doch dan moet elk geval op
zichzelf beoordeeld worden.
In den strijd, die in Galicië wordt gevoerd,
is thans het gewichtige feit geschied, dat se
dert eenigc dogen werd verwacht en in Ber-
liijin. reeds Lot een voorbarig vreugdebetoon
aanleid ting had gegeven. Gisteren in den na-
indjddag is Lamberg na harden strijd veroverd
op de Kussen. De hooldstad van het Oosten-
rijiksche kroonland Galicië is weder in bet be
zit van de Oostenrijkers.
De Dufitsclie keizer heeft nog in den avond
van gisteren zijn gclukwensch met dieze over
winning aan aartshertog Friiedatich, den Oos-
tenrijikschen opperbevelhebber, doen Loeko-
konien on heeft hem daarbij benoemd tot
Pruisisch veldniaarschalkHet spreekt van
zeilf, dat dit njiet hel eenige gevolg van dit
wapanfedit zal blijven. De herovering van Lem-
berg, dut sadcu'L half September 1914 in Rus
sisch bezit was, is eene gebeurtenis, die een
keerpunt vormt in. den loop der oorlogsge
beurtenissen in het oosten en die zeer waar-
6cliijnLijjk nog veel verder reökendle gevolgen
zal hebben.
De 'loon van den strijd in het oosten
doet wederom tea duidelijkste uitkomen hef
groote verschil in de methode van oorlogvoer
ring op het westelijke cn het oostelijke oorloca*
tooneeL De strijd in het oosten vertoont het
typische beeld van den bewegingsstrijd. In een
tijdsverloop van eenige wclcen. tc rekenen van
begin Mei, heeft het hoofdtoonecl van den
strijd zich gaandeweg verplaatst van West*
Galicië naar Middcn-Galicië; men ziet hel
steeds meer zich verschuiven naar het oosten^
cn de strijd komt meer en meer het doel nabil
der verdrijving van de Russen uit het in- het
begin van den oorlog door hen bezette Oosten»
rijksche gebied.
In het westen is liet doei van den strijd
hetzelfde. Eerder nog dan in het oosten d®
Russen, hebben in Noord- en Oost-Frankrijk
de Duitschers vasten voet gevat. Op hunne ver
drijving is nu reeds gedurende negen man
den alle inspanning yan de verbonden Fransch-
Engelsche legers gericht. Telkens op nieuw
hebben zij pogingen aangewend om het Duit-
sche front door te breken en den vijand tot
den terugtocht naar het oosten te dwingen»
Maar de uitkomst laat steeds op zich wachten.
In verband met den strijd in Galicië, die he|
Duitsche legerbestuur noopte alle krachten,
die in het westen maar eenigszins konden wor-
den gemist, tot versterking van de aanvals-
beweging in het oosten aan te voeren, is in de
laatste weken wederom een strijd gevoerd om
tusschen Rijssci en Atrecht een bres te maken
in lieLDuilscke front. Gedurende weken heeft
op die beperkte ruimte een strijd gewoed, die
in intensiteit zelfs in dezen wcreldstrijd zijns
gelijke niet heeft, zoo reusachtig is de i
aan menscbcn en munitie. In twee gevechls-
dagen heeft de Franschc artillerie 300.000 gra»
naten over de Duitsche liniën uitgestort. En
wat ls het resultaat, dat met deze geweldige
inspanning is bereikt? De miliiaire medewer
ker van een Skandinavisch blad. Morgenbla-
det, geeft daarop dit antwoord:
„De Fransohen hebben gedurende de laatste
weken al hunne kracht aangewend op eene
streek van weinige Kilometers; zij hebben met
eene kracht en volharding er op losgeliamerd.
dde bijna aan halsstarrigheid grenst. Zij heb
ben duizenden en nog eens duizenden men-
schen opgeofferd en munitie verspild op eene
wijze, zooals men in vroegere tijden voor on
mogelijk zou hebben gehouden. Hunne pogin
gen lokken uit tot vergelijking met de wijze,
waarop de Russeu de Karpalhenstelling tracht
ten te berennen en te nemen. Het verschil is
slechts dit, dat de Rassen den stoot met de
massa van do Infanterie trachtten te voeren
cn hekalomben soldaten opofferden, terwijl
de Franschen voornamelijk trachtten tc steu
nen op hunne talrijke cn voortreffelijke artil
lerie. Hunne methode is, in geld omgezet, da
kostbaarste, maar spaart lcycn en bloed. Maar
het is zeker, dat zij ook daarin geweldige of
fers moesten brengen. De Fransohen hebben
nooit cijfers opgegeven, waaruit men kon be
rekenen hoe groo-l hunne verliezen aan men*
schenlevens zijn bij het offensief in Vlaande*
ren. Maar wanneer Engeland, zrne verliezen
gedurende de laatste maanden officieel opgeeft
als ruim 100.000 man, zonder dat zij met zulk
eene strijdmacht cn met zulk eene onsluimig
heid ziin opgetreden als de Franschen, dan
kan men daaruit afleiden, dal dezen nog "\rcc-
sëlijlcer verliezen moeten hebben geleden.
Roman uil het Noorsck van
11U LD A GAR BORG
door
A. M. VAN DER LINDEN-VAN EDEN.
12
,,Nu, neem me niet kwalijk, maar wél is
het zeker, dat ailes toeneemt behalve hel gvld,
dat minder wordt. Het is er i.:tJl ons Jiiel op
vooruitgegaan na. den tijd, waarin wij op
handen en voeten liepen en nog een goeden
pels droegen. Er zijn geen grenzen aan dc
RÜ'glisligliodcn, waarmede wij tc
hebbenDuizend jaren lang hebben doktoren
öq pi rs op chiiizc lichamen c-n zi-clen gc-
kwa-kznmrd cn wij werden erger en erger.
Zij gaan in hun. labyriivtkoii met een kleine
flikkerende vlam en blijven er binnen. Zij
bomen nooit meer in de zon; maai" zij knagen
als kkïpje muizen en lonuipeiti door de pyra
mids van Cheops. Je weet niet ho-e ik dokter
Hald en al zijn. zalfjes haat."
,,Dat is niet waar, grootvader, u houdt
wel van Hakt."
,,Ja zeker, bij is goed genoeg om moe te
whisten, maar een poot genezen, dat kan hij
voor don drommel, niet."
,,'Maar, grootvader!"
,,Och, Heoregod! schrik je zoo van mijn
Uitvallen? 't Is niet gevaarlijk, meisjelief, niet
gevaarlijk; het 13 sleohl9 een vlag, die men
Nétoteekl als de gei overloopt."
„U is onmogelijk, grootvader. Wat denkt 11
dat uw vriend, de proost, en wat de andere
brave burgers wel zouden zeggen, wanneer
zij u hoorden?"
„Voor den duivel, ik bekommer mij niet om
de brave burgers, ik wil een mensch zijn en
mij vermaken op mijn eigene wijze. „Au!"
liet zieke been deed hem pijn. Eli hield zich
stil, zij wist, er was niets aan le doen.
Toen de aanval over was, richtte hij zich
cn haalde diep adem.
„Och, reik mij die wille hyacinth eens toe.
Dank ah als je eens wist hoc zoo'n been
een mensch ergeren kan."
Hij rook begeerig aan de bloem en ging
voort. „Toen je klein was. hield je zooveel van
bloemen, weel je het nog?" Dat had je van mij
•le bent heelemaal je vader overgesprongen.
Ik zie nog. hoe je een bloempot op den grond
kon zeilen en hoe je er in je óéntje omheen
liep te zingen."
Eli knikte, zij herinnerde het zich goed. En
zij legde zich weer neer met gesloten oogen
en luisterde naar den ouden man. die verder
sprak.
„Ik houd van hyacinlhen, vooral van wille.
In mijn jeugd dweepte ik mot de Linneusbloem
er waren er zooveel thuis; maar nu vervelen
ze mij, ze zijn zoo geraffineerd coquet, en
trotsch, zoo zachtaardig lichtrood van bin
nen en zoo in 't oog loopend nederig en toch
Iegelijk vol aanmatiging. Neen, zon. klare bac-
lericnvriie harslueht en blauwe hemel en jonk
vrouwelijke aarde. Neen, de hyacinth is krach
tig, zij bloeit tusschen vier vochtige muren bij
een ouden, jichtigen soldaat. En hun kel
ken zijn enkelvoudig en zich zelf genoeg, ze
zitten niet zoo sentimenteel twee aan twee!"
„Och, grootvader ,ik vind de Linneusbloem
het mooiste van alles, het is juist zooals het
hoort, twee aan twee, wanneer zij samen
zijn is er geen gevaar. Het is heerlijk verliefd
en licht en nederig te wezen och als men
het maar mocht zijn!"
„Zeker, zeker kind, dit is volkomen waar
Jij bent jong. Maar zie je, ten slolte hlijfl
iedereen alleen
„Och neen, grootvader!"
„Ja, allen, op een of andere wijze. Men doet
verstandig zich dit helder voor oogen te stel
len. Maar zij die jong zijn moeten leven en
liefhebben en zoo min mogelijk bespiegelingen
houden. Ja. ja. ja!"
Hij zuchtte diep en zijn blik zocht hel por
tret van zijn vrouw, dat aan den wand hing
Eli ging naar hem toe, zijn forsch, wit hoofd
boog zich voorover als in smart.
„U denkt altijd aan grootmoeder!" Zij legde
haar arm om zijn hals en streek hem over hel
witte haar.
...Ta, ik kan niet meer tieren, ik was zoc
gewend aan Hclene. Maar laten wij er niet
meer over spreken. Het zal zoo heel lang niel
meer duren, het hart is versleten."
„Spreek zoo niet,* grootvader! Spoedig komt
vader; vader is een knappe dokter, niet waar?
„Ja, Jörgen begint goed te worden, hij leert
de zon waarde eren, maar voor mij is het te
laat; er is geen helpen meer aan. "Wil ie ij
even op de sofa helpen, ik gevoel mij op eens
zoo vermoeid!"
Zij hielp hem op de sofa en zette zich naas!
hem neer. Toen greep hij haar hand en zaj
haar met zijn verstandigen blik aan.
„Maar jij. kind, maar jij? Je ligt 's nachts
te denken en nog moest het overal vol Lin-
neusbloemen voor je zijnt Geloof mij, lief kind.
er is geen echte vreugde, voordat er eeu kind
isL Het is niet goed om voor zichzelven te
leven."
Eli wendde zich af en zei heel zacht: „Runge
wil het niet. Hij wil rust en stilte in huis heb
ben om te kunnen werken en hoe dal alles
meer heet en voor 'l een en het ander hebben
wc geen middelen genoeg, ziet u."
Zij glimlachte even: „Wij moeten sparen
om over tien jaar een kind te kunnen jienben."
Nu vergat dc oude overste alle voorzichtig
heid en hij liep uil: „Dab. Wat is dai voor een
leven van jelui, moderne meusohen! Je vergeet
God en de wet en alle profeten alles wat ons
voor deze verdorven wereld bewaart, en,
wanneer dc menschcn God vergelen, dan wor
den zij arm aan vreugde, ongezond en diep
ongelukkig. Zonde legen God ol tegen de
natuur, zooals je hel noemen wilt, die zich
zelve slral'l. kindlief."
„Och. grootvader, u hebt gelijk, groot gelijk."
De tranen waren op liet punt te voorschijn tc
komen, maar mei groote wilskracht bedwong
zij zich. „Uw God begrijp ik, Hij vraagt ons
geheel en at."
De oude man zag voor zich uit. en ziin blik
richtte zich omhoog, helder en kalm, terwijl
hij voortging:
„Ja, mijn God vraagt alles en geeft alles,
wanneer wii Hem eerst gevonden hebben. Hij
is geen God voor ons eigen gebruik, dien wij
kunnen aanroepen om onze vijanden te ver
slaan. Hij licht over allen, verwarmt allen,
vertroost allen in alle deelen der wereld. Hij
verwarmt de kiem in liet ei cn het zaad in
de aarde en zoekt het leven op in den afgrond."
Toen zweeg hij een oogenblik.
Eli zat heel stil, zij meende, dat hij op hr
punt was om in slaap te vallen: zijn oogen
waren halfdicht en er lag een wondervolle
rust over zijn gelaat. Maar even daarna sprak
hij weer met een zwakke stem:
„Hij is geen volksheilige en ik roem er niet
in, dat hü mijn eigen secretaris is, die eeu
protocol opmaakt van mijne verdiensten en
van de zonden mijner vijanden.
Hij geeft ons hel leven en zegt: Groei totdat
gij volmaakt zijt. dat wil zeggen, dat gij zonder
vreeze mij in de oogen kunt zien cn zeggen;
dit alles wal ik in het duister vond, droeg ik
uit 111 het licht. Nu kunnen mijne handen niet
meer dragen en mijne voelen kunnen den weg
niet meer vinden; G11 verlangt de kracht terug,
die Gij mij leendeL"
Een zucht steeg op uit zijn borst en EU
fluisterde angstig:
„Grootvader."
Maar hij ging voort: .Zie hier ben ik. Ik
ben zoo vermoeid; ik weet zooveel van het
leven, nu ben ik nieuwsgierig naar den dood."
.Lieve .lieve grootvader
„Maar liet léven was toch heerlijk, heerlijk.-*
Hij lag opnieuw een poos stil en Eli durfde
nauwelijks ademhalen. Maar opeens ontwaakte
hii cn drukte hare handen.
„Ja, ia. Eli een mensch moet leven, een licht
en stralend leven, een leven waardoor allen,
die je nader komen, blij cn moedig wordenj
zóó leven dal boven al ons doen en laten zich
een tempel welft; leven-met de ziel gekeerd
naar de zon Eli, je bent jong. jou leven moet
ook glinsteren van kleuren .moet lachen en
zingen 0111 ie heen, waar je ook bent. Blijf niet
in de schaduw zitten en laat God niet los.
kind. Ga uit in de zon, zelfs al moet je alleen
gaan. En vóór alles .tracht iets levends tus
schen de handen te krijgen."
Wordt vervolgd.