Premie voor onze lezeressen. Da Hollandsche Huisvrouw „DE E EM LAN DER". Woensdag 23 Juni 1915. BUITENLAND. FEUILLETON. N° 274 13'* Jaargang. Uitgevers; VALKHOFF 6 Co. Bureau» UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. Kennisgeving. Politiek Overzicht De wei'sltisirijd in het westen. ELI Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO. ABONNEMENTSPRIJS: iftar 8 maanden voor Amersfoort f l.OCN Idem franoo per postJ*®J* Per week (met gratis verzekering tegen ongolukken) O.lO. 'Afzonderlijke nummers 0.05» Lteze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon* en Feestdagen. .f. ^Éudvertentiën gelieve men liefat vóór 11 uur, familie' advertenties en berichten vóór 2 uur in te zonden. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Tan 1—5 regels f 0.50. Elke regel meer 0.10 Dienstaanbiedingen 25 oents b(j vooruitbetaling; Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald advertoeren in dit Blad, bjj abonnoment. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Met 1 Juli a.s. zal voor onze lezeressen als bhvoegsel van het Amerafoortsch Dagblad ver schijnen. onder redactie Yan THÉRESE HOVEN. De prijs van dit wekoljjksoh bijvoegsel van S pagina's redactie en 4 pagina's advertenties, is slechts 50 cants per 3 maanden voor aboné's 75 cents per 3 maanden voor niet aboné's Inhoudsopgave van de jongste aflevering. HoofdartikelZuinigheid dour tante Cornelia. Contrasten. Sandwiches door Théróse Hoven. Feuilleton. Angst op reis door Thérèse Hoven. Hygiëne. Wenken voor de Ziekenkamer H door Zuster Bortha. Opvoedkunde. Eeu keuze doen door Thérèse Hoven. Praatjes van een ouderwet-sche Dienstbode II. Weekkalender. Correspondentie. Oude Vlaamsch'e kant. «py Z\j, die dit Wekelyksch Bijvoegsel wen- schen te ontvangen wordon verzocht de bon, onder do adv. rubriek, vóór 28 Juni aan ons bureau te doen bezorgen. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort doen te weten, dat door den Raad dier I emeente in zijne vergadering van 4 Mei 1915 is vastgesteld de volgende verordening Verordening- tot wijziging der Bouwverorde ning Eenig artikel. Het vierde lid van artkel 49 der Bouwver ordening, vastgesteld bij Raadsbesluit vau 28 Februari 1911, wordt gelezen als volgt: „Burgemeester en Wethouders kunnen van bepaalde in lid 1 en 2 vrijstelling verleenen." Zijnde deze verordening aan de Gedeputeer* L Staten van Utrecht volgens hun bericht van Zen 7/16 Juni 1915, 3e afdeeling, No. 1316/1064 afschrift medegedeeld. Zijnde doze verordening door de Gedeputeer- Steten van Utrecht bij besioit van 7/16 Juni 3e afdeeling, No. 131C/1064, goedgekeurd- 'n is hiervan afkondiging geschied, waar het hoort, den 22. Juni 1915. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, A R. VEENSTRA. v. RANDWUCK. Gemsen£e«financiën en de oorlog. In de Maandag te Deventer gehouden verga dering van de Verceniging van Vrijz. Dera. Gemeenteraadsléden in Nederland, heeft de secretaris der Yereeniging, de heer A. Roest Croilius uil 's Gravenhage ingeleid het onder werp „Gemeentefinanciên en de oorlog". Waar op de agenda van dc Utrechlschen Gemeente raadsvergadering op a. s. Donderdag een voor stel voorkomt van den heer dc Weerd in zalcc de dekking der uitgave van de Gemeente Utrecht, rechtstreeks voortvloeiende uit den oorlogstoestand, is het wellicht niet van be lang ontbloot het verslag van de rede van den heer Roest Crollius hier ter plaatse onder de aandacht onzer lezers tc brengen. Spr. begon met een beschouwing van de wordingsgeschiedenis der Rijksuitkeeringen en concludeerde daaruit dal, hoezeer er ook ge tracht is een afdoende regeling le verkrijgen, men er nog niet in geslaagd is een duurzame,]gegeven, m. a. w. er kan een bijna zui- billijke financiëele verhouding van het Rijk tot <le gemeenten in het leven le roepen; en dat de uitgaven, ten algemeenen nutte van <le gemeenten gevorderd, nog steeds een der eerste oorzaken zijn van den nood der ge meenten. Spr. deed uitkomen hoe onverwachts door den oorlog vooral de grooterë gemeenten voor geheel nieuwe uitgaven kwamen te staan door de vele maatregelen die zij binnen korten tijd in het belang der inwoners moesten nemen. Niettegenstaande de pogingen van de ge meenten om door middel van credieten aan groot-, maar vooral aan klein-industrie en -handel de bronnen van volkswelvaart intact le doen blijven, verzwakte algemeen de pro ductiviteit *an het hedrijfs- en haudelsleven, wederom van zeer nadeeligen invloed op de opbrengst der plaatselijke belasting. Spr. schetste, hoe er onder de 1200 gemeen ten ook verscheiden z ij n, waar de oorlog geen drukkende lasten op legt; integendeel, verscheiden streken Yan ons land, met veel zui\el- en landbouwgemeen- len, prospereeren. In Twente en andere in dustriegebieden, waar voor het leger gewerkt wordt, is geenszins gebrek. Uitgezonderd kleine visschersplaatsen heeft over het algemeen het platteland) geen oor logslasten te dragen. Voornamelijk in de steden, vooral de groolere, is het financieel evenwicht, bij de begrooling van 1915 met zoo veel moeite verkregen, onherstelbaar ver stoord. Thans komt hel er voor de gemeenten maar op aan zich voldoende kasgeld te verschaffen wegens vermindering van inkomsten en het doen der gewone en buitengewone, door de tijdsomstandigheden veroorzaakte uitgaven. De tijdelijke financiëele -\oorzienip.gen moe ten ten slotte natuurlijk door een vaste gevolgd worden; zooveel te meer dan voorheen zal het dringend noodzakelijk zijn om de gemeente financiên na afloop van den oorlog in orde te brengen, waarbij rekening moet gehouden worden met het feit dat met den oorlog de crisis nog niet geëindigd is. De quaestie van de verhouding lusschcn Rijks, en gemeente-financiën dringt zich hij die regeling op den voorgrond. De vraag nu, op welke wijze het best tekorten op den dienst 1914/15 en wellicht ook nog van ettelijke vol gende jaren te dekken, bracht reeds vele pen nen van deskundigen en leelcen in beweging. De gemakkelijkste wijze, die werdi aangege ven, is wel het tekort, zoo niet al te groot, uit de gewone middelen deels te dekken, en voor het andere deel, zeker wel het overgroote, den hoofdelijken omslag van hel volgende jaar te verhoogen; het bedenkelijkstc de aflossingen op de reeds beslaande leeningen over de cri sisjaren niet te doen plaats hebben, dus die te verschuiven en de daardoor vrijkomende gelden tot dekking aan te wenden. Aangepre zen werd verder de afschrijving op de bedrij ven na te laten of te verminderen. Dc oplossing lijkt spr. niet zoo ingewikkeld als zij schijnt, wanneer de quaestie maar be schouwd wordt niet van een theoretisch, maar van een practisch standpunt. Bij een goede boekhouding is in juiste cijfers op te maken het totale tekort op de bedrijven, der recog nitiën en zoo meer; anderzijds wat er aan voorzieningen in het algemeen belang is uit- vere splitsing gemaakt worden waardoor het tekort in eigen huis houding blijkt tekort dat ontstaan is door abnormale uitgaven en abnormaal ontbrekende inkom sten. Spr. achtte het den weg voor deze, na het einde van het diestjaar vastgesteld abnormale tekorten in eigen huishouding, telken j a r e een leening aan te gaan, te delgen hoogstensinlOjaar. Spr. wees er daar bij op dat ons nationaal vermogen in normale tijden niet ongeveer 200 millioen per jaar toe neemt. Spr. verwees daarbij naar de Rijkslccning van 1914. Waar het Rijk het voorbeeld geeft, zal aan de gemeenten zeker niet belet worden voor dezelfde doeleind: n te leenen. Rente cn aflossiugen dezer leeningen moeten worden opgebracht door de belastingplichtigen naar draagkracht; spr. noemde den hoofdelijken omslag daartoe hij uitstek geschikt. De ver- hooging daarvan moet echter niet in den crisistijd worden ingevoerd, nu het over groote deel der belastingbetalers beduidend minder inkomsten hebben. Spr. keurde af ver meerdering der opcenten op de personeele belasting, die toch reeds zoo ongelijk drukt op den middenstand. Spr. behandelde verder de uitgaven, in het algemeen belang door de gemeenten gedaan en nog te doen in verband met den oorlogs tijd, als armenzorg, werkloosheidsfondsen, herberging van vluchtelingen enz. Op goede gronden kunnen de gemeenten bij het Rijk op gedeeltelijke, zooal niet gchccle vergoeding aanklop- p e li. Dit ligt geheel in dc lijn van de wor dingsgeschiedenis der Rijksuitkeeringen aan de gemeenten. Spr. verwierp dekking van het deficit op het gemeen tel ij k budget door een heffing in eens. Spr. drong aan op spaarzaamheid der gemeenten. Spr. was overtuigd dat 'de malaise zich nog langen tijd na den vrede zal laten gevoelen; de zorgwekkende financicelc toestand van vele gemeenten zal er zeker niet op verbeteren. De financiën der gemeenten zeer ongunstig inziende, betoogde spr. dat een nieuwe rege ling der Rijksuitkeeringen niet mag worden uitgesteld. Beter onderscheiding worde er ge maakt lusschcn de uilgaven die om met Thorbecke te spreken onder een welgeor dend gemeentebestuur behooren te geschie den, waaronder er zijn, die zonder Rijksdwang toch zouden zijn geschied, en die welke voor zaken aan de gemeenten door den wetgever worden toevertrouwd. Door de laatstgenoem de uitgaven worden plaatselijk en landsbelang gediend; de lasten dan ook in evenredigheid gedragen. Echter blijft de beste verzorger de direct belanghebbende, de gemeente. Spr. drong daarbij aan op verruiming van het belastinggebied der gemeenten, door recht vaardige heffingen. Als zoodanig noemde spr. in de eerste plaats als object de waard e- v er meerde ring van gebouwen en bouwterreinen, die in een uitbrei dingsplan z ij n opgenomen, met een zekere progressie naar gelang der waardever meerdering en een dcgressic naarmate van den duur van het bezit, welke dcgressic zich b.v. over 25 jaren zou kunnen verdcelen. Prac- tische bezwaren zullen zich ook hier voor doen, vooral omdat die heffing op periodieke taxatiën is gebaseerd. Spr. noemde voorts een overdracht- recht, op waardevermeerdering gebaseerd, een mulatierecht dus, zooals de gemeentelijke Wertzuwachsteuer in Duitsch- land. Spr. verwees voorts in deze naar Enge land. Deze belasting zou spr. wenschen op alle bebouwde en ongebouwde eigendommen. Ook wilde spr. den hoofdei ij ken om slag zien uitgebreid tot rechts personen; het Rijk treft met de bedrijfsbe lasting die toch ook. Nog beter ware het, in dien het Rijk ten bate van alle gemeenten dien omslag naar een vast percentage hief en hun daarvan naar gelang van den zetel dier rechts personen uitkeerde, welken zetel maatschap pijen immers zoo gemakkelijk naar elders ver plaatsen. Ten slotte betoogde spr. dat de gemeenten de gevolgen van de vermoedelijk langdurige crisis te gemakkelijker te boven zullen komen wanneer de quaestie der financiëele verhou ding tot het Rijk, zoomede de uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied, niet tot later worden uitgesteld. Het is daar voor nu meer dan ooit tijd. Spr. vertrouwt dat ons .tegenwoordig Ministerie en in het bijzonder onze Minister van Financiën den dringenden nood der ge meenten erkent en binnen niet te langen tijd maatregelen zal beramen om daarin te voor zien. Een geanimeerd debat volgde op deze rede. Zoo deelde de heer jhr. mr. dr. Beresteyn, burgemeester van Veendam, mede, dat de door de Verceniging van Nederlandsche ge meenten benoemde commissie, die hetzelfde onderwerp in studie heeft genomen, vragen en lijsten heeft gezonden aan de gemeentebe sturen. Spr. gaf den gemeenten in overweging ten aanzien der crisistekorten te trachten zichzelf te redden, en als dat niet kan, zooals bij groote ge meenten, zal het R ij k moeten b ij- sp ringen, doch dan moet elk geval op zichzelf beoordeeld worden. In den strijd, die in Galicië wordt gevoerd, is thans het gewichtige feit geschied, dat se dert eenigc dogen werd verwacht en in Ber- liijin. reeds Lot een voorbarig vreugdebetoon aanleid ting had gegeven. Gisteren in den na- indjddag is Lamberg na harden strijd veroverd op de Kussen. De hooldstad van het Oosten- rijiksche kroonland Galicië is weder in bet be zit van de Oostenrijkers. De Dufitsclie keizer heeft nog in den avond van gisteren zijn gclukwensch met dieze over winning aan aartshertog Friiedatich, den Oos- tenrijikschen opperbevelhebber, doen Loeko- konien on heeft hem daarbij benoemd tot Pruisisch veldniaarschalkHet spreekt van zeilf, dat dit njiet hel eenige gevolg van dit wapanfedit zal blijven. De herovering van Lem- berg, dut sadcu'L half September 1914 in Rus sisch bezit was, is eene gebeurtenis, die een keerpunt vormt in. den loop der oorlogsge beurtenissen in het oosten en die zeer waar- 6cliijnLijjk nog veel verder reökendle gevolgen zal hebben. De 'loon van den strijd in het oosten doet wederom tea duidelijkste uitkomen hef groote verschil in de methode van oorlogvoer ring op het westelijke cn het oostelijke oorloca* tooneeL De strijd in het oosten vertoont het typische beeld van den bewegingsstrijd. In een tijdsverloop van eenige wclcen. tc rekenen van begin Mei, heeft het hoofdtoonecl van den strijd zich gaandeweg verplaatst van West* Galicië naar Middcn-Galicië; men ziet hel steeds meer zich verschuiven naar het oosten^ cn de strijd komt meer en meer het doel nabil der verdrijving van de Russen uit het in- het begin van den oorlog door hen bezette Oosten» rijksche gebied. In het westen is liet doei van den strijd hetzelfde. Eerder nog dan in het oosten d® Russen, hebben in Noord- en Oost-Frankrijk de Duitschers vasten voet gevat. Op hunne ver drijving is nu reeds gedurende negen man den alle inspanning yan de verbonden Fransch- Engelsche legers gericht. Telkens op nieuw hebben zij pogingen aangewend om het Duit- sche front door te breken en den vijand tot den terugtocht naar het oosten te dwingen» Maar de uitkomst laat steeds op zich wachten. In verband met den strijd in Galicië, die he| Duitsche legerbestuur noopte alle krachten, die in het westen maar eenigszins konden wor- den gemist, tot versterking van de aanvals- beweging in het oosten aan te voeren, is in de laatste weken wederom een strijd gevoerd om tusschen Rijssci en Atrecht een bres te maken in lieLDuilscke front. Gedurende weken heeft op die beperkte ruimte een strijd gewoed, die in intensiteit zelfs in dezen wcreldstrijd zijns gelijke niet heeft, zoo reusachtig is de i aan menscbcn en munitie. In twee gevechls- dagen heeft de Franschc artillerie 300.000 gra» naten over de Duitsche liniën uitgestort. En wat ls het resultaat, dat met deze geweldige inspanning is bereikt? De miliiaire medewer ker van een Skandinavisch blad. Morgenbla- det, geeft daarop dit antwoord: „De Fransohen hebben gedurende de laatste weken al hunne kracht aangewend op eene streek van weinige Kilometers; zij hebben met eene kracht en volharding er op losgeliamerd. dde bijna aan halsstarrigheid grenst. Zij heb ben duizenden en nog eens duizenden men- schen opgeofferd en munitie verspild op eene wijze, zooals men in vroegere tijden voor on mogelijk zou hebben gehouden. Hunne pogin gen lokken uit tot vergelijking met de wijze, waarop de Russeu de Karpalhenstelling tracht ten te berennen en te nemen. Het verschil is slechts dit, dat de Rassen den stoot met de massa van do Infanterie trachtten te voeren cn hekalomben soldaten opofferden, terwijl de Franschen voornamelijk trachtten tc steu nen op hunne talrijke cn voortreffelijke artil lerie. Hunne methode is, in geld omgezet, da kostbaarste, maar spaart lcycn en bloed. Maar het is zeker, dat zij ook daarin geweldige of fers moesten brengen. De Fransohen hebben nooit cijfers opgegeven, waaruit men kon be rekenen hoe groo-l hunne verliezen aan men* schenlevens zijn bij het offensief in Vlaande* ren. Maar wanneer Engeland, zrne verliezen gedurende de laatste maanden officieel opgeeft als ruim 100.000 man, zonder dat zij met zulk eene strijdmacht cn met zulk eene onsluimig heid ziin opgetreden als de Franschen, dan kan men daaruit afleiden, dal dezen nog "\rcc- sëlijlcer verliezen moeten hebben geleden. Roman uil het Noorsck van 11U LD A GAR BORG door A. M. VAN DER LINDEN-VAN EDEN. 12 ,,Nu, neem me niet kwalijk, maar wél is het zeker, dat ailes toeneemt behalve hel gvld, dat minder wordt. Het is er i.:tJl ons Jiiel op vooruitgegaan na. den tijd, waarin wij op handen en voeten liepen en nog een goeden pels droegen. Er zijn geen grenzen aan dc RÜ'glisligliodcn, waarmede wij tc hebbenDuizend jaren lang hebben doktoren öq pi rs op chiiizc lichamen c-n zi-clen gc- kwa-kznmrd cn wij werden erger en erger. Zij gaan in hun. labyriivtkoii met een kleine flikkerende vlam en blijven er binnen. Zij bomen nooit meer in de zon; maai" zij knagen als kkïpje muizen en lonuipeiti door de pyra mids van Cheops. Je weet niet ho-e ik dokter Hald en al zijn. zalfjes haat." ,,Dat is niet waar, grootvader, u houdt wel van Hakt." ,,Ja zeker, bij is goed genoeg om moe te whisten, maar een poot genezen, dat kan hij voor don drommel, niet." ,,'Maar, grootvader!" ,,Och, Heoregod! schrik je zoo van mijn Uitvallen? 't Is niet gevaarlijk, meisjelief, niet gevaarlijk; het 13 sleohl9 een vlag, die men Nétoteekl als de gei overloopt." „U is onmogelijk, grootvader. Wat denkt 11 dat uw vriend, de proost, en wat de andere brave burgers wel zouden zeggen, wanneer zij u hoorden?" „Voor den duivel, ik bekommer mij niet om de brave burgers, ik wil een mensch zijn en mij vermaken op mijn eigene wijze. „Au!" liet zieke been deed hem pijn. Eli hield zich stil, zij wist, er was niets aan le doen. Toen de aanval over was, richtte hij zich cn haalde diep adem. „Och, reik mij die wille hyacinth eens toe. Dank ah als je eens wist hoc zoo'n been een mensch ergeren kan." Hij rook begeerig aan de bloem en ging voort. „Toen je klein was. hield je zooveel van bloemen, weel je het nog?" Dat had je van mij •le bent heelemaal je vader overgesprongen. Ik zie nog. hoe je een bloempot op den grond kon zeilen en hoe je er in je óéntje omheen liep te zingen." Eli knikte, zij herinnerde het zich goed. En zij legde zich weer neer met gesloten oogen en luisterde naar den ouden man. die verder sprak. „Ik houd van hyacinlhen, vooral van wille. In mijn jeugd dweepte ik mot de Linneusbloem er waren er zooveel thuis; maar nu vervelen ze mij, ze zijn zoo geraffineerd coquet, en trotsch, zoo zachtaardig lichtrood van bin nen en zoo in 't oog loopend nederig en toch Iegelijk vol aanmatiging. Neen, zon. klare bac- lericnvriie harslueht en blauwe hemel en jonk vrouwelijke aarde. Neen, de hyacinth is krach tig, zij bloeit tusschen vier vochtige muren bij een ouden, jichtigen soldaat. En hun kel ken zijn enkelvoudig en zich zelf genoeg, ze zitten niet zoo sentimenteel twee aan twee!" „Och, grootvader ,ik vind de Linneusbloem het mooiste van alles, het is juist zooals het hoort, twee aan twee, wanneer zij samen zijn is er geen gevaar. Het is heerlijk verliefd en licht en nederig te wezen och als men het maar mocht zijn!" „Zeker, zeker kind, dit is volkomen waar Jij bent jong. Maar zie je, ten slolte hlijfl iedereen alleen „Och neen, grootvader!" „Ja, allen, op een of andere wijze. Men doet verstandig zich dit helder voor oogen te stel len. Maar zij die jong zijn moeten leven en liefhebben en zoo min mogelijk bespiegelingen houden. Ja. ja. ja!" Hij zuchtte diep en zijn blik zocht hel por tret van zijn vrouw, dat aan den wand hing Eli ging naar hem toe, zijn forsch, wit hoofd boog zich voorover als in smart. „U denkt altijd aan grootmoeder!" Zij legde haar arm om zijn hals en streek hem over hel witte haar. ...Ta, ik kan niet meer tieren, ik was zoc gewend aan Hclene. Maar laten wij er niet meer over spreken. Het zal zoo heel lang niel meer duren, het hart is versleten." „Spreek zoo niet,* grootvader! Spoedig komt vader; vader is een knappe dokter, niet waar? „Ja, Jörgen begint goed te worden, hij leert de zon waarde eren, maar voor mij is het te laat; er is geen helpen meer aan. "Wil ie ij even op de sofa helpen, ik gevoel mij op eens zoo vermoeid!" Zij hielp hem op de sofa en zette zich naas! hem neer. Toen greep hij haar hand en zaj haar met zijn verstandigen blik aan. „Maar jij. kind, maar jij? Je ligt 's nachts te denken en nog moest het overal vol Lin- neusbloemen voor je zijnt Geloof mij, lief kind. er is geen echte vreugde, voordat er eeu kind isL Het is niet goed om voor zichzelven te leven." Eli wendde zich af en zei heel zacht: „Runge wil het niet. Hij wil rust en stilte in huis heb ben om te kunnen werken en hoe dal alles meer heet en voor 'l een en het ander hebben wc geen middelen genoeg, ziet u." Zij glimlachte even: „Wij moeten sparen om over tien jaar een kind te kunnen jienben." Nu vergat dc oude overste alle voorzichtig heid en hij liep uil: „Dab. Wat is dai voor een leven van jelui, moderne meusohen! Je vergeet God en de wet en alle profeten alles wat ons voor deze verdorven wereld bewaart, en, wanneer dc menschcn God vergelen, dan wor den zij arm aan vreugde, ongezond en diep ongelukkig. Zonde legen God ol tegen de natuur, zooals je hel noemen wilt, die zich zelve slral'l. kindlief." „Och. grootvader, u hebt gelijk, groot gelijk." De tranen waren op liet punt te voorschijn tc komen, maar mei groote wilskracht bedwong zij zich. „Uw God begrijp ik, Hij vraagt ons geheel en at." De oude man zag voor zich uit. en ziin blik richtte zich omhoog, helder en kalm, terwijl hij voortging: „Ja, mijn God vraagt alles en geeft alles, wanneer wii Hem eerst gevonden hebben. Hij is geen God voor ons eigen gebruik, dien wij kunnen aanroepen om onze vijanden te ver slaan. Hij licht over allen, verwarmt allen, vertroost allen in alle deelen der wereld. Hij verwarmt de kiem in liet ei cn het zaad in de aarde en zoekt het leven op in den afgrond." Toen zweeg hij een oogenblik. Eli zat heel stil, zij meende, dat hij op hr punt was om in slaap te vallen: zijn oogen waren halfdicht en er lag een wondervolle rust over zijn gelaat. Maar even daarna sprak hij weer met een zwakke stem: „Hij is geen volksheilige en ik roem er niet in, dat hü mijn eigen secretaris is, die eeu protocol opmaakt van mijne verdiensten en van de zonden mijner vijanden. Hij geeft ons hel leven en zegt: Groei totdat gij volmaakt zijt. dat wil zeggen, dat gij zonder vreeze mij in de oogen kunt zien cn zeggen; dit alles wal ik in het duister vond, droeg ik uit 111 het licht. Nu kunnen mijne handen niet meer dragen en mijne voelen kunnen den weg niet meer vinden; G11 verlangt de kracht terug, die Gij mij leendeL" Een zucht steeg op uit zijn borst en EU fluisterde angstig: „Grootvader." Maar hij ging voort: .Zie hier ben ik. Ik ben zoo vermoeid; ik weet zooveel van het leven, nu ben ik nieuwsgierig naar den dood." .Lieve .lieve grootvader „Maar liet léven was toch heerlijk, heerlijk.-* Hij lag opnieuw een poos stil en Eli durfde nauwelijks ademhalen. Maar opeens ontwaakte hii cn drukte hare handen. „Ja, ia. Eli een mensch moet leven, een licht en stralend leven, een leven waardoor allen, die je nader komen, blij cn moedig wordenj zóó leven dal boven al ons doen en laten zich een tempel welft; leven-met de ziel gekeerd naar de zon Eli, je bent jong. jou leven moet ook glinsteren van kleuren .moet lachen en zingen 0111 ie heen, waar je ook bent. Blijf niet in de schaduw zitten en laat God niet los. kind. Ga uit in de zon, zelfs al moet je alleen gaan. En vóór alles .tracht iets levends tus schen de handen te krijgen." Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 1