(3oo? de Deügd. De Familie Wharton. Een \erhaal uit Zuid-Afrika. Naar het EngetscE vaat C. J. BLAKE Bewerikt door C. H. HOOFDSTUK X. Na een heerlijk ritje hielden de jongens stil foor de farm van oom Pieter Reinhart. Zij |tapten uil en op het geluid van paardenge trappel waren een heel regiment kleine Boer tjes komen aanlooipen, nadat zij hun vader Van de komst der vreemden hadden verwit te* Oom Pieter kwam er zelf ook al aan en Iieelte Dick welkom in het Hollandsch, dat door de Boeren in Zuid<-Afrika gesproken ^ordL Dick verstond ieder woord, hoewel hij zelf 'de taal niet sprak. Hij stelde nu Chris aan Oom Pieter voor en doze slak dadelijk gul zijn hand uil, waarop hij hen mee naar biinnen nam en hun verzocht te gaan zitten, terwijl hij hetzelfde deed. Hij vroeg Chris een me- pigte dingen, waarop Didk voor hem ant woorden moest: hoe zijn vader en moeder fceelten, hoe oud zij waren, de namen en leef tijden van zijn broertje en zusje en nog hon derd andere dingen. Hij zelf was zeer mede deelzaam, vertelde hun, hoe oud hij en tante Anna waren en riep alle kleine Boertjes, die hu op een rij gingen staan en om beurten een handje kwamen geven, waarbij de trolsche Vader vertelde, wie Jacob, Pieter, Jan en Paul fras. Tante Anna scheen haar middagdutje te doen, doch na een tijdje hoorden de jongens jware voetstappen en kwam de dikke vrouw Van den waardiigen oom Pieter de kamer bin- hen. Zij was vergezeld van haar dochter écm dikke, stevige meid in een gestreept ka toenen juitk, die Didk en Chris aanstaarde én van een Hottentotsch meisje, dat een blad tnet koffiekopjes droeg. DIck verlangde er naar de zaak te behan delen, waarvoor hij gekome-n was, maar hij Wist bij ondervin doing, dat dit toch niets zou aMialen, zoolang do koffie niet genuttigd was. Hij wachtte dus maar geduldig en beant woordde de vragen naar zijn vader en moe der en naar zijn zusje, terwijl tante Anna de koffie inschonk. Deze vragen, die Diok al ver velend vond, waren dit In nog heviger mate yoor Chris, die er geen woord van verstond. Tante Anna's koffie smaakte hem echter heerlijk. Zij had dien morgen gebakken en drong er op aan, dat de jongens van haar brood zouden proeven, met honing en ossentong er op. Dit laatste, dat bestond uit stukken gedroogd vleesch, werd door Chris nu juist nie' als lek kernij beschouwd. Eindelijk kon Dick dan toch beginnen over het paard, dat rijm vader wenschte te koopen, doch het duurde nog geruimen tijd, eer oom Pieter tevreden was met de som, welke Dlck als een moeien prijs voor het dier beschouw de. Dick wees er op, dat het nog niet gedros- ceerd was;, terwijl oom Pieter de goede hoe danigheden van het paard opsomde. Het was reeds laat geworiien, toen de koop eindelijk gesloten werd en Chris was niet wcimig verbaasd, toen Dick voorstelde het oude paard op de farm van oom Pieter ach ter te laten en dat den volgenden dag door een Kaffer te laten halen, terwijl zij met het jonge, nog ongiedresseerde paard naar huis zouden rijden. Oom Pieter had hiertegen geen bezwaar. Misschien dacht hij wel, dat hel een groote dwaasheid was, doch hij Het er zich niet over uit. En hoewel Ohris zich niet gaarne tegen Dick verzette, voelde hij toch, dat hij spreken moest en deed hij dit dan ock heel flink. «Doe het liever niet, Dick!" zed hij. „Ik weet eeker, dat oom Eduard het niet goed zal vin. den. Je zei zelf, dat hij den grooten wagen beier vertrouwt cn met het nieuwe paard weet je niet, wal er gebeuren kan. Kom, laten we net zoo naar huis rijden, _als we gekomen ïijn." Oom Pieter viel nu ook Chris bij en voegde er nog aan toe, dat het nieuwe paard gemak kelijk achter aan het kalrrege vastgemaakt kon worden, maar de jonge man zotte koppig zijn plan door. ..Nee, nee, oom Piteler; Jakob za! morgen het oude paard wel halen, dan kan ik dezen baas dadelijk prebeeren. Wees maar niet bang, Chris; nu je gezien hebt hoe ik rijd, heb je toch zeker wel vertrouwen in me?" Chris begreep, dat hij Dark toch niet van zijn plan zou kunnen afbrengen en gaf het Ihaar op. Het paard werd nu naar buiten ge bracht; Dick nam afscheid fcn siprong in het karretje', gevolgd doo Chris, terwijl oom Pie ter en tante Anna, de stevige dochter, hei Hottentotsch meisje en alle kleine Boertjes voor het huis stonden en de bezoekers nake ken. Onder het rijden profeteerde Dïck zijn neefje wat op te beunen. i «Iïet is waar, dat Vader dit wagentje niet goed vertrouwt,begon hij, „maar ik geloof, dat hij dit alleen zegt om mij -tot voorzichtig heid aan te manen. Over 't algemeen laat hij ïne genoeg wij, zooals Je wel gemerkt zult hebben en niemand zal meer in zijn nopjes rijn dan vader, als ik met het nieuwe paard kom aanrijden." „Ik hoop het," zei Chris ,Woes alsjeblieft Voorzichtig, Dick; de weg is hier juist heel slecht." 1 Dit was inderdaad het geval. De weg was bngelijk en vol kuilen. Het jonge paard liep jing.st-aanjagend hard, doch Chris' „Wees als jeblieft voorzichtig," dat hij bij elke bocht her haalde, scheen aan doovemans ooren gezegd. Dick kon of wilde zijn vaart niet vermin- .Ge*en. Het lichte, twee-wieligc karretje schoen bver den weg te vlüegen, toen zij op een punt kwamen, waar de weg vrij steil raar beneden Dep. Chris beet rich op de lippen en bereidde, jdch zwijgend op het ergste voor. 'tLeek wel, alsof er dien dag een geelst van renzet in Dick was .gevaren, want hij was de Onvoorzichtigheid zelve. Hij spoorde het ftaard geheel no odeloos met rijn zweep aan, waardoor het levendige dier die helling af holde met een vaart, waarbij de geringste hindernis een vreeselijk ongeluk zou veroor zaken. In hot volgend oogenblik lagen Dick, Chris en het verbrijzelde karretje Mider aan den heuvel en deed het Paard, dat door een kronkeling van een losgeraakten riem om zijn voorbeencn, tot stilstand was gekomen, wanhopige pogingen om zich van zijn gebro ken tuig te bevrijden. Chris was duizelig door dien schok, doch verloor geen oogenblik zijn bewustzijn. Hij zat spoedig op, keek om zich heen en zag tot zijn verlichting, dat Dick ook in staat was op te staan en- te loopen al was het dan ook hinkende. Dick vatte het paard bij den teugel. Hoewel hij het ongeval kalm scheen op te nemen, gelukte het £em niet zoo gemakkelijk het paard van het ontredderde tuig te bevrij den. Iedere poging mislukte door het voort durend steigeren van het dier en een vertel uik- tfe voet maakt© de zaak niet gemakkelijk voor hem. Dlck ke^k een oogenblik berouwvol naar zijn neefje en het armzalig overschot van zijn geliefd karretje; toen riep hij plotseling uit terwijl hij een ruiter zag naderen: „O, wat een uitkomst! Daar is niijnhieer Jan!" De ruiter hield zijn paard staande en keek naar de jongens. „Wel, Dick, jullie hebt een buiteling gemaakt, hè?" zei hij, alsof een der gelijke val iets heel gewoons was. „Iloud mijn paard maar even vast, don zal ik dien jeug digen spring-in-hel-\eld wel eens lot de orde roepen." Dick deed wat hem gezegd werd cn weldra stond het paard weer op zijn boenen, welis waar nog trillend!?, maar toch geheel in be dwang gehouden en van het hinderlijke tuig bevrijd. „Ja, jongen, paarden moeten in bedwa-ng gehouden worden. Waarom ging deze er van door? En wie is degeen, die jullie dit ongeluk bezorgde? Ik vermoed, dat het je eigen sohukl is." Ddck nam deze woorden goed op. wamt hij modhit mijnheer Jan graag lijden. Hij zei met een enkel woord, wie Chris was en zweeg toen, want zijn voet was erg pijnlijk. Mijnheer Jan had hem reeds zien hinken, al zei hij dit niet. „Je mag op mijn paard naar huis rijden, als je wilt," ging hij voort. „Ik was juist op weg naar Wharton Kop. Wait mij betreft, ük zal je nieuwen aankoop eens probeeren. We zullen hem wel langzaam lee- ren rijden." Chris dacht een oogenblik, dat hij vergelen werd, doch dit bleek spoedig niet het geval te zijn. „De oude grijze kan er best twee dra gen," zei mijnheer Jan. „Ga mar achter je nc»ef ziftten; we zijn niet zoo heel ver van jullie huis af en kunnen iemand hierheen stu ren om het overschot van het karretje te ha len." Ohris deed wat hem gezegd werd en zoo eindigde dus de ongelukkige tocht naar de farm van oom Pieter. (Wordt vervolgd). - iL5 Voor dierenvrienden. De miracH. Jaren geleden, zoo vertelt een oude heer, had ük een musch ten geschenke gekregen, die zoo tam werd, dat iedereen er plezier in had. Zij werd uit een nest van vier geno men, maar was de eenige, die in 't leven bleef. Toen zij voor 't eerst in mijn winkel ge bracht werd, nam Ik haar uk haar kooitje op mijn hand om te laten zien hoe mak zij was maar zóó lam was zij toch nog niet, want zoo gauw zij zag, dat d~ deur open stond, nam zij de vlucht en vloog de straat op. Het kostte echter weinig moeite haar te rug te krijgen. Na dfien tijd was ik voorzichtiger cn hield haar in haar kooi; alleen als de deuren en de vensters gesloten waren, mocht zij er uit 't Duurde niet lang of 't diertje werd zoo raak en was zoo aan ons gewend, dat de kooi gerust open kon blijven, al stond1 ook 't raam open en zoo kon Diëk, zooals we haar noemden, volop van haar vrijheid genieten. Van zwerven hield zij niet; uTenlang kon rij op een varen zitten, die buiten 't venster stond. ALs 't eten werd binnengebracht vloog Dick echter op de tafel en pikte gauw van alles wat haar aanstond. Zij vloog zelfs al op 't brood aan, nog vóórdat 't op de tafel stond, zoo'n kleine gulzigaardZij ging er bovenop staan en pikte zoo'n groot gat in de korst, dat zij er «elf wel in kon. Aardig was 't haar in den winkel gade te slaan. Zij zat meestal in 't kozijn, maar kwam cr een klant, dan begon zij te tjilpen en vloog op de toonbank om te zien, wat er gekocht werd. Uit dc handen van vreemden nam zij wel voedsel aan en vloog hun ook vertrouwelijk op den schouder; maar voor honden was zij bang; kwam er een hond binnen, dan vloog zij angstig rond. 't Diertje kende mijn stem zóó goed, dat 't me al tegemoet vloog als ik van buiten kwam. Haar lievelingsplaalsje was dan op mijn schouder. Od koude avonden kroop Dick graag in mijn vest of ging naast dem war men trekpot ritten, als 't juist ons theeuurtje was. Zij snoepte dan o zoo graag eens even van de melk of de suiker. Haar nachten bracht zij op den schoor steenmantel door. Als men haar daar in haar slaap stoorde, werd zij o zoo boos, maar ging geen duimbreed op zij. 's Morgens ging zij, zoo gauw 't dag werd, op mijn hoofd zitten en begon dan net zoo lan»g te tjilpen, totdat ik wakker werd. Op zekeren dag verscheen zij niet aan tafel. Toen ik echter voor 't open raam ging slaan en haa-r riep, «zag ik tot mijn verba- ring, dal zij van een naburig dak kwam aan vliegen. Dit uitstapje herhaalde zij nu meer malen, doch kwam er ten laatste helaas bij om 't leven. Zij werd de prooi - *en poes, die haar al lang bespied 'had. Je kunt je voorstellen, hoe we onze aar dige Dick misten, die ons zooveel gezellig heid en nermaak had verschaft! Gharterbox naverteld door IIERMANNA. Van alles wat. Waarom een Mohammedaan geen spin doodt. In de dagen, toen Mohammed nog als ge woon mensch op de aarde leefde, kwam hij vaak door zijn wonderlijke gezegden en da den in strijd met zijn schoonvader. En toen er, doordat dc oude man het volk tegen zijn schoonzoon had opgehitst, weldra een zeer moeielijke tijd voor den profeet aanbrak, vluchtte op zekeren dag Mohammed uit de stad, waar hij geboren was. Doch booze lie den, die hem zagen vluchten, achtervolgden den armen profeet. Radeloos liep toen Mo hammed een eenzaam pad op, waar geen boom stond, noch een huis, waarin hij zich voor zijn vervolgers kon verbergen. En al nader en nader kwamen de booze mannen. Daar zag Mohammed op zijde van het pad een grot, waarvan de opening zoo nauw was, dat er nauwelijks een mensch kon doordrin gen. In die grot nu woonden, behalve nog een menigte andere insecten, een reuzen- schorpioen en een kruisspin. En Mohammed, dit niet wetende, wrong zich om aan zijn vervolgers te ontkomen, door de nauwe ope ning en was nu veilig in de grot. Doch nauwelijks zag de reuzen-schorpioen Mohammed, of hij werd heel boos en uit boos heid sloeg hij met zijn puntigen staart zóó hard tegen den wand der grot, dat het da verde. Nog boozer werd hij, toen hij zag, dat Mohammed niet bang was; woedend kroop hij naar hem toe en trachtte door steken den indringer te verjagen. Maar voordat hij Mohammed kon aanval len, kwam de spin uit haar hoek en hield den schorpioen tegen. „Wat ga je nu begin nen?" yroeg ze. „Laat dien mensch toch met rust. Denk je, dat hij voor zijn genoegen door die nauwe opening kruipt?" Nog harder sloeg nu de schorpioen met zijn staart tegen den wand der grot. „Hij moet er uit, er uit!" schreeuwdo hij. „Ik duld geen mensch in mijn woonplaats! Een mensch be hoort op de aarde, niet in holen en spleten, zooals wij. Er uit, er uit met hem!" En weer deed de schorpioen een aanval naar Moham med. Nu werd ook de kruisspin boos. Ze plaatste zich vóór den schorpioen, keek hem boos aan en sprak: „Raak dien mensch niet aan, of ik weef een web om je heen, zóó sterk en zóó dicht, dat je je niet verroeren kunt..." Terwijl de spin zoo sprak, luisterde Moham med aan de opening der grot en hoorde tot zijn ontsteltenis, dat zijn vervolgers hem zoch ten. De spin, die zijn angstig gelaat zag, vroeg: „Waarom ben je zoo bang? Je hebt nu im mers niets meer te vreezon. De schorpioen zal je nu wel met rust laten/' ,/kWord achtervolgd," antwoordde Mo hammed. „Reeds zoekt men mij, en weldra zullen mijn vervolgers ook hier zijn." JLe sullen je hier niet zoeken," sprak de spin en toen kroop zo naar de opening, weef de daar een groot en sterk web en toen dit gereed was, ging ze er midden in zitten. Mohammed, die er niet aan dacht, dat de spin zoo slim kon zijn, luisterde steeds ang stiger naar het gedruisch buiten de grot „Hij is hier binnengegaan," sprak een stem, ,,'t kan niet anders, hij moet in deze grot zijn" „Domoor!" riep een andere stem, „hoe kan hij deze grot zijn binnengegaan zonder de, spin te verjagen en haar web te verscheu ren. Dat is toch immers onmogelijk!" „Ali heeft gelijk," sprak een derde stem. „Kom, laat ons verder gaan. In deze grot kan Mohammed niet zijn!" Zoo trokken de mannen verder en Moham med was gered. En omdat nu een spin het le ven redde van den profeet, daarom zal nim mer een goed volgeling van Mohammed een spin dooden. Uit do volksmond opgeschreven door Tante Joh. Anecdote* De Fransche generaal Gilly was in 1815 een slachtoffer der partijschap geworden. Hij trachtte zich te redden door de vlucht. Een boer uit Toberargue, niet name Perrier, nam hem hoewel hij slechts een daglooner was en van zijn handenarbeid moest leven in zijn woning op. Men vroeg niet eens naar den naam van den vluchteling, zoozeer had de druk der tij den de menschen gewend, vervolgden en hulpbehoevenden te zien. Men sprak af, dal de. generaal zich verkleeden zou en voor een neef van Perrier doorgaan. Op deze wijze leefde hij verscheiden maanden in Toberar gue. evenwel niet zonder angst, daar de ge wapende patrouilles strenge, onverwachte huiszoeking deden. De generaal ondervond het piinliike van dezen toestand zeer en be klaagde zich daar nu en don over. Dit was weer het geval geweest, toen Per rier op zekeren dag uit het naburige stadje Anduze terugkwam. Deze zei om hem te troosten: „Goede vriend, gij hebt nog geen reden om u te beklagen en zijt, in vergelijking met de ongelukkigen, op wier hoofden ik heden, als op koopwaar, prijzen hoorde stel len. nog gelukkig. Op den predikant Brière 2100 fr.. op den gewezen maire (burgemeester) Bresse 2400 fr.. op den generaal Gilly 10.000 fr. ..Wat?!" riep deze ontzet uit. ..Ja. 10.000 fr.", herhaalde Perrier. Men kan zich de gewaarwording van den generaal bij deze woorden voorstellen! Hij Lvachtte echter zijn aandoening te verbergen en peinsde over een list. waardoor hij zijn goeden gastheer zou kunnen misleiden. Na dat hii eenigen tijd had nagedacht, zei hij: ..Ik ben deze levenswiize moede en wil er een einde aan maken. Luister eens! Gij zijt arm en zult gaarne geld willen verdienen. Ik ken generaal Gilly en weet. waar hii zich schuil houdt; wij zullen hem verraden. Ik be geer daarvoor niets anders dan mijn vrijheid cn gii kunt de 10.000 fr. behouden." Bij deze woorden bleef Perrier sprakeloos en als versteend staan; doch ziin zoon. die vroeger als soldaat gediend had en tot nu toe rustig bij het vuur gezeten had. sprong plotseling op. ging vóór den generaal staan cn zei op dreigenden toon: ..Mijnheer! we hebben u voor een eerlijk man gehouden, maar nu blijkt, dat ni< één dier schandelijke verklikkers zijt» die hun medemenschen in het verderf storten. Daar is de deur! Maak. dat gij er spoedig uit komt. anders gooi ik u het venster uit!" Gilly wilde niet gaan en zich nader ver klaren. doch het baatte niet; de soldaat pakte hem aan. zoodat dc generaal, door dezen edelen trek getroffen, uitriep: Luister naar mij! Ik zelf ben generaal Gil ly. op wiens hoofd 10.000 fr. gesteld zijn." Thans iuichte het heele gezin van vreugde; de soldaat drukte eerbiedig de uitgestoken hand en de kinderen liefkoosden hem. Zii be loofden hem veiligheid en smeekten hem toch bij hen te bliiven; ja, zij wilden zelfs met hun leven voor hem instaan. Gilly bleef Inderdaad nog geruimen tijd bij hen verborgen en toen hij hen eindelijk verliet, was het hem niet mogeliik hun een belooning voor hun gast vrijheid op te dringen. Eerst geruimen tijd daarna slaagde hij er in hun zijn erkentelijk heid eenigermate door weldaden te kunnen bewijzen. Gefrouw aan de gebruiken* De groote Fransche schrijver Dumas greep iedere gelegenheid aan. om zich vroolijk te maken ten koste van de Engelschen, zoo schrijft E. H. in Jong Vaderland. Hij lach te steeds om hun stijfheid en terughouden- heid en kon met zijn verhalen daarover iemand een uur lang amuseqren. Eén van die avonturen luidde als volg: Victor Hugo en ik waren eens te dinecren gevraagd bij den Hertog van Decazes. Onder de gasten bevond zich ook lord en lady Pal- merstond. Midden in den nacht ik meen dat het twaalf uur was, werd er thee gepresen teerd. Victor Hugo en Ik zaten naast elkaar, heel gezellig te praten. Lord en lady Pai- merston waren zeer laat gekomen en dien tengevolge was er geen gelegenheid geweest, om ons vóór het diner aan elkander voor te stellen; en n& het diner scheen onze gast heer het vergeten. Volgens de Engelsche gebruiken was het dus nietgeoorloofd, dat het aanzienlijke echtpaar het woord tot ons richtte. Plotseling kwam de jonge Decazes naar ons toe en zei» „Beste Dumas. lord Pal- merston verzoekt mij, n te vragen, een stoel te plaatsen tusschen Victor Hugo en u." Ik haastte mij, aan ziin verlangen te vol doen. We schoven van elkaar af en men zette een fauteuil tusschen ons in. Lord Palmerston geleidde zijn vrouw nu bij de hand en kwam zoo naar ons toe. of schoon hii geen woord tot ons sprak, maar wel zijn echtgenoot© verzocht, op den ledigen stoel plaats te nemen, waarna hij haar vroeg: ..Hoe laat hebt gij het oü uw horloge, me vrouw?" Zii haalde haar uurwerk te voorschijn en antwoordde» Vijf minuten over half een." „Onthoud dan goed, dat ge Heden.... om vijf minuten over half een tusschen Alex ander Dumas en Victor Hugo hebt gezeten, een eer, die u waarschijnlijk wel geen tweede maal in het leven zal te beurt vallen 1" Toen bood hij zijn vrouw den arm weer. en bracht haar naar haar vorig© zitplaats terug, zonder een enkel woord tot ons ge richt te hebben. omdat we niet aan hem voorgesteld waren!...." De drie Vorsten. De volgende anecdote wordif van k'e&er Wilhelm I verfraaid. Hij jaagde met den groothertog van Mevk- leüburg en den koning van Saksen; d© be jaarde keizer stelde voor, om te voet naar het slot terug te keeren, maar weldra werd liij t© vermoeid om verder te gaan. Gelukkig werden zjj ingehaald door een boerenwagen Den boer, die er in zat, werd gevraagd, of men mocht meêrijden. Dat was goed; men nam in den eenvoudl- gen wagen plaats, en de gemoedelijke land man, een welnigje nieuwsgierig uitgevallen, vroeg wie zij waren. „Ik ben de groothertog van Mecklenburg", zei nummer één. „Hahal" riep de boer; en toen tegen num mer twee: „Wie is u?" „Ik ben de koning van Saksen". „Jawel, jawel! en u, mijnheer wie Is u, als 'k vragen mag.'' „Ik ben de keizer." „Moq; zo°. vrienden", grijnsde de man; ..en nu zul je wel willen weten, wie ik ben? Nu, ik ben de Shah van Perziêl.Als 't op grappenmaken aankomt, dan kan k óók meè doen, dat hoor je!" De drie vorsten barstten in een gullen lacK uit. maar de boer trok een lang gezicht, toen hij bij slot van rekening vernemen moest, dat hij de éénige grappenmaker geweest was. Vraag* Hoe kun je uit deze 6 rijen, elk bestaand© uit G nullen, cr 6 wegnemen, zoodat in dl? 4 buitenste rijen slechts 4 nullen overblijven? OOOOOO OOOOOO OOOOOO OOOOOO OOOOOO OOOOOO Aardigheid. Als men fn 'een glas een stuk brandend pa-4 pier doet, zoodat het goed warm wordt, kart men het glas op een plat bord met water om-» keeren en men zal al het water in het glaé «ien klimmen. Het papleren huishouden. Er bestaat bijna geen voorwerp, dat nflet vah papier is na to maken. Dat drinkbekers en sigarenpijpjes van papier gemaakt zijn; is ouid nieuws. Meer ven-wonderen zat het. tó vernemen, dat de moderne papier-goochelaar geheele costuums, keukengereedschap, zelfs machilnc>-offvderdjejelc>n enz. vaïi papier weel te vervaardigen. De aMeeding „Wat kan meii vam papder allemaal makenpp de bekend© boekindustrie-tentoonsteJling te Leipzig, heeft een. Dudtsch zonderling op het denkbeeld gei bracht een geheel papieren huishouding op te zetten. Hij heeft al zijn plannen echteij nog nfiJeft kunnen ver wezenlijke n. Zoo lis hij thans nog wachtende op de papieren lichte kronen, die door den oorlogstoestand niet o tijd geleverd kooiden worden. Zijn huis ,nai dert echter de voltooiing. De papieren gorj dijn eb. hangen reeds aan papieren roedexj met papieren rinpan en worden silerlijk vt plooi! gehouden door papieren ombras se s, De papieren vloerideeden doen in molliglieiikJ «n artistieke uitvoering niet onder voor hef beste Smyrna-tapijt. In het -apiereti ledikant met papieren dekens kan de bewoner zidfl reeds uitstrekken zonder gevaar te loopeifc door de onderlagen te zakken, want de boei U stevig: -van papier. De .linnen''-kasft bevat stapels papieren sloopen en lakens, papieren handdoeken en servetten. Die in het buffet een blik werpt, ontdekt eenige rijen papieren champagne-glazen, papieren tumblers groot en klein en het papieren eetservies zal ook stellig zijn be wondering weikken. Een! wan* deQing naar de keuken is ook zeer loonehd. Daar doet zelfs een papieren koffiemolen zijn ptilcht De bewoner van het huis. een man van vleesch en bloed, heeft echter veel mofeite gehad met het engageeren van een goede leewloenmeid. Niemand kon met dat fornuis terecht. Ten slotte heeft hij todh iemand met voldoend aanpassingsvermogen kunnen vin- da. Dat .meneer" uitsluitend papieren boor den en manchetten draagt zal ieder lezer begrijpen. Een waschvrouw houdt hij er niet op rta. Zijn vuile „linnen"- goed kent uitslui tend dien weg naar hei vu/iluisivat; ook va? papier natuurlijk. Vergissing. Een heer. die bijzonder veel van snuiveBj hield, droeg altijd twee snuifdoozen bij zich", één van goud en één van verlakt hout. Toen hij op zekeren avond in den schouwburg zat, walde hij een snuifje nemen, doch mist© verlakte doos. Meenende. dat hij die doos od' zijn lessenaar had laten liggen, greep hij naar rijn gouden en nam een snuifje. Na verlootJ van eenigen tijd wilde hii dit herhalen, docti nu miste hij rijn gouden snuifdoos en vond in plaats daarvan zijn verlakte doos. „Onver klaarbaar!" mompelt hij in zich zelf, doch toen hii de doos opende, zag hij een klelri briefje daar in met de woorden: „Neem mij niet kwalijk, mijnheer, ik had mij vergiste We hebben zelf een schip gemaakt - zie j'ons wel in de mand? daar varen met geheschen zeil wij nu mee over 't ©brand. Eén Is kap'tein, één stuurman ja, 't gaat alles naar den eisch; ook is er nog een loods aan boord dat 's noodiig op zoo'n reisl Flik en Flok. Draaf jullie nu maar vroolijk mee of wou Je soms naar stad? verbeeld je, dat je bij dit weer op 't bovenhuis nog zatl „Waf, waf", blaft Flik, „Ja, 't is hier leuk", „maar laat ons wat meer vrij; „'t is anders toch maar half plezier „voor vriendje Flok en mij W ij hebben pret, maar Flik en Flok gaat 't lang niet naar den zin; ze durven niet goed buiten 't schip, en minder nog e r i nl We lachen die twee bangerds uit het zal wel wennen, hoor! zij hebben ook zoo erg gejankt, op weg hierheen, in 't spoor. Hoera, daar luidt de etensbel en roept ons in 't hotel; nu Flik en Flok, dat tref je, zeg, uit is meteen ons spell „Wij spelen graag op onz' ma niét „en liefst niet aan een touw „ik denk, (lat jij oo(k pruttTen gin£ „als men zoo deed met jouP Ja, Flik, 't is waar, je hebt gelijk! 'k doe jullie 't touw gauw af „hoera, ik dank j© wel", blaft Flik en Flok keft blij: „waf, wall" HERMANNA -

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 7