(3oo? de Deügd.
De Familie Wharton.
Een \erhaal uit Zuid-Afrika.
Naar het EngetscE vaat
C. J. BLAKE
Bewerikt door C. H.
HOOFDSTUK X.
Na een heerlijk ritje hielden de jongens stil
foor de farm van oom Pieter Reinhart. Zij
|tapten uil en op het geluid van paardenge
trappel waren een heel regiment kleine Boer
tjes komen aanlooipen, nadat zij hun vader
Van de komst der vreemden hadden verwit
te* Oom Pieter kwam er zelf ook al aan en
Iieelte Dick welkom in het Hollandsch, dat
door de Boeren in Zuid<-Afrika gesproken
^ordL
Dick verstond ieder woord, hoewel hij zelf
'de taal niet sprak. Hij stelde nu Chris aan
Oom Pieter voor en doze slak dadelijk gul zijn
hand uil, waarop hij hen mee naar biinnen
nam en hun verzocht te gaan zitten, terwijl
hij hetzelfde deed. Hij vroeg Chris een me-
pigte dingen, waarop Didk voor hem ant
woorden moest: hoe zijn vader en moeder
fceelten, hoe oud zij waren, de namen en leef
tijden van zijn broertje en zusje en nog hon
derd andere dingen. Hij zelf was zeer mede
deelzaam, vertelde hun, hoe oud hij en tante
Anna waren en riep alle kleine Boertjes, die
hu op een rij gingen staan en om beurten een
handje kwamen geven, waarbij de trolsche
Vader vertelde, wie Jacob, Pieter, Jan en Paul
fras.
Tante Anna scheen haar middagdutje te
doen, doch na een tijdje hoorden de jongens
jware voetstappen en kwam de dikke vrouw
Van den waardiigen oom Pieter de kamer bin-
hen. Zij was vergezeld van haar dochter
écm dikke, stevige meid in een gestreept ka
toenen juitk, die Didk en Chris aanstaarde
én van een Hottentotsch meisje, dat een blad
tnet koffiekopjes droeg.
DIck verlangde er naar de zaak te behan
delen, waarvoor hij gekome-n was, maar hij
Wist bij ondervin doing, dat dit toch niets zou
aMialen, zoolang do koffie niet genuttigd was.
Hij wachtte dus maar geduldig en beant
woordde de vragen naar zijn vader en moe
der en naar zijn zusje, terwijl tante Anna de
koffie inschonk. Deze vragen, die Diok al ver
velend vond, waren dit In nog heviger mate
yoor Chris, die er geen woord van verstond.
Tante Anna's koffie smaakte hem echter
heerlijk.
Zij had dien morgen gebakken en drong er
op aan, dat de jongens van haar brood zouden
proeven, met honing en ossentong er op. Dit
laatste, dat bestond uit stukken gedroogd
vleesch, werd door Chris nu juist nie' als lek
kernij beschouwd.
Eindelijk kon Dick dan toch beginnen over
het paard, dat rijm vader wenschte te koopen,
doch het duurde nog geruimen tijd, eer oom
Pieter tevreden was met de som, welke Dlck
als een moeien prijs voor het dier beschouw
de. Dick wees er op, dat het nog niet gedros-
ceerd was;, terwijl oom Pieter de goede hoe
danigheden van het paard opsomde.
Het was reeds laat geworiien, toen de koop
eindelijk gesloten werd en Chris was niet
wcimig verbaasd, toen Dick voorstelde het
oude paard op de farm van oom Pieter ach
ter te laten en dat den volgenden dag door
een Kaffer te laten halen, terwijl zij met het
jonge, nog ongiedresseerde paard naar huis
zouden rijden.
Oom Pieter had hiertegen geen bezwaar.
Misschien dacht hij wel, dat hel een groote
dwaasheid was, doch hij Het er zich niet over
uit. En hoewel Ohris zich niet gaarne tegen
Dick verzette, voelde hij toch, dat hij spreken
moest en deed hij dit dan ock heel flink.
«Doe het liever niet, Dick!" zed hij. „Ik weet
eeker, dat oom Eduard het niet goed zal vin.
den. Je zei zelf, dat hij den grooten wagen
beier vertrouwt cn met het nieuwe paard
weet je niet, wal er gebeuren kan. Kom, laten
we net zoo naar huis rijden, _als we gekomen
ïijn."
Oom Pieter viel nu ook Chris bij en voegde
er nog aan toe, dat het nieuwe paard gemak
kelijk achter aan het kalrrege vastgemaakt kon
worden, maar de jonge man zotte koppig zijn
plan door.
..Nee, nee, oom Piteler; Jakob za! morgen
het oude paard wel halen, dan kan ik dezen
baas dadelijk prebeeren. Wees maar niet
bang, Chris; nu je gezien hebt hoe ik rijd, heb
je toch zeker wel vertrouwen in me?"
Chris begreep, dat hij Dark toch niet van
zijn plan zou kunnen afbrengen en gaf het
Ihaar op. Het paard werd nu naar buiten ge
bracht; Dick nam afscheid fcn siprong in het
karretje', gevolgd doo Chris, terwijl oom Pie
ter en tante Anna, de stevige dochter, hei
Hottentotsch meisje en alle kleine Boertjes
voor het huis stonden en de bezoekers nake
ken. Onder het rijden profeteerde Dïck zijn
neefje wat op te beunen.
i «Iïet is waar, dat Vader dit wagentje niet
goed vertrouwt,begon hij, „maar ik geloof,
dat hij dit alleen zegt om mij -tot voorzichtig
heid aan te manen. Over 't algemeen laat hij
ïne genoeg wij, zooals Je wel gemerkt zult
hebben en niemand zal meer in zijn nopjes
rijn dan vader, als ik met het nieuwe paard
kom aanrijden."
„Ik hoop het," zei Chris ,Woes alsjeblieft
Voorzichtig, Dick; de weg is hier juist heel
slecht."
1 Dit was inderdaad het geval. De weg was
bngelijk en vol kuilen. Het jonge paard liep
jing.st-aanjagend hard, doch Chris' „Wees als
jeblieft voorzichtig," dat hij bij elke bocht her
haalde, scheen aan doovemans ooren gezegd.
Dick kon of wilde zijn vaart niet vermin-
.Ge*en. Het lichte, twee-wieligc karretje schoen
bver den weg te vlüegen, toen zij op een punt
kwamen, waar de weg vrij steil raar beneden
Dep. Chris beet rich op de lippen en bereidde,
jdch zwijgend op het ergste voor.
'tLeek wel, alsof er dien dag een geelst van
renzet in Dick was .gevaren, want hij was de
Onvoorzichtigheid zelve. Hij spoorde het
ftaard geheel no odeloos met rijn zweep aan,
waardoor het levendige dier die helling af
holde met een vaart, waarbij de geringste
hindernis een vreeselijk ongeluk zou veroor
zaken. In hot volgend oogenblik lagen Dick,
Chris en het verbrijzelde karretje Mider aan
den heuvel en deed het Paard, dat door een
kronkeling van een losgeraakten riem om
zijn voorbeencn, tot stilstand was gekomen,
wanhopige pogingen om zich van zijn gebro
ken tuig te bevrijden.
Chris was duizelig door dien schok, doch
verloor geen oogenblik zijn bewustzijn. Hij
zat spoedig op, keek om zich heen en zag tot
zijn verlichting, dat Dick ook in staat was op
te staan en- te loopen al was het dan ook
hinkende. Dick vatte het paard bij den teugel.
Hoewel hij het ongeval kalm scheen op te
nemen, gelukte het £em niet zoo gemakkelijk
het paard van het ontredderde tuig te bevrij
den. Iedere poging mislukte door het voort
durend steigeren van het dier en een vertel uik-
tfe voet maakt© de zaak niet gemakkelijk voor
hem.
Dlck ke^k een oogenblik berouwvol naar
zijn neefje en het armzalig overschot van zijn
geliefd karretje; toen riep hij plotseling uit
terwijl hij een ruiter zag naderen: „O, wat
een uitkomst! Daar is niijnhieer Jan!"
De ruiter hield zijn paard staande en keek
naar de jongens. „Wel, Dick, jullie hebt een
buiteling gemaakt, hè?" zei hij, alsof een der
gelijke val iets heel gewoons was. „Iloud mijn
paard maar even vast, don zal ik dien jeug
digen spring-in-hel-\eld wel eens lot de orde
roepen."
Dick deed wat hem gezegd werd cn weldra
stond het paard weer op zijn boenen, welis
waar nog trillend!?, maar toch geheel in be
dwang gehouden en van het hinderlijke tuig
bevrijd.
„Ja, jongen, paarden moeten in bedwa-ng
gehouden worden. Waarom ging deze er van
door? En wie is degeen, die jullie dit ongeluk
bezorgde? Ik vermoed, dat het je eigen
sohukl is."
Ddck nam deze woorden goed op. wamt hij
modhit mijnheer Jan graag lijden. Hij zei met
een enkel woord, wie Chris was en zweeg
toen, want zijn voet was erg pijnlijk.
Mijnheer Jan had hem reeds zien hinken, al
zei hij dit niet. „Je mag op mijn paard naar
huis rijden, als je wilt," ging hij voort. „Ik
was juist op weg naar Wharton Kop. Wait
mij betreft, ük zal je nieuwen aankoop eens
probeeren. We zullen hem wel langzaam lee-
ren rijden."
Chris dacht een oogenblik, dat hij vergelen
werd, doch dit bleek spoedig niet het geval te
zijn. „De oude grijze kan er best twee dra
gen," zei mijnheer Jan. „Ga mar achter je
nc»ef ziftten; we zijn niet zoo heel ver van
jullie huis af en kunnen iemand hierheen stu
ren om het overschot van het karretje te ha
len."
Ohris deed wat hem gezegd werd en zoo
eindigde dus de ongelukkige tocht naar de
farm van oom Pieter.
(Wordt vervolgd).
- iL5
Voor dierenvrienden.
De miracH.
Jaren geleden, zoo vertelt een oude heer,
had ük een musch ten geschenke gekregen,
die zoo tam werd, dat iedereen er plezier
in had. Zij werd uit een nest van vier geno
men, maar was de eenige, die in 't leven
bleef.
Toen zij voor 't eerst in mijn winkel ge
bracht werd, nam Ik haar uk haar kooitje op
mijn hand om te laten zien hoe mak zij was
maar zóó lam was zij toch nog niet,
want zoo gauw zij zag, dat d~ deur open
stond, nam zij de vlucht en vloog de straat
op. Het kostte echter weinig moeite haar te
rug te krijgen.
Na dfien tijd was ik voorzichtiger cn hield
haar in haar kooi; alleen als de deuren en
de vensters gesloten waren, mocht zij er uit
't Duurde niet lang of 't diertje werd zoo
raak en was zoo aan ons gewend, dat de
kooi gerust open kon blijven, al stond1 ook 't
raam open en zoo kon Diëk, zooals we haar
noemden, volop van haar vrijheid genieten.
Van zwerven hield zij niet; uTenlang kon
rij op een varen zitten, die buiten 't venster
stond. ALs 't eten werd binnengebracht vloog
Dick echter op de tafel en pikte gauw van
alles wat haar aanstond. Zij vloog zelfs al
op 't brood aan, nog vóórdat 't op de tafel
stond, zoo'n kleine gulzigaardZij ging er
bovenop staan en pikte zoo'n groot gat in de
korst, dat zij er «elf wel in kon.
Aardig was 't haar in den winkel gade te
slaan. Zij zat meestal in 't kozijn, maar
kwam cr een klant, dan begon zij te tjilpen
en vloog op de toonbank om te zien, wat er
gekocht werd. Uit dc handen van vreemden
nam zij wel voedsel aan en vloog hun ook
vertrouwelijk op den schouder; maar voor
honden was zij bang; kwam er een hond
binnen, dan vloog zij angstig rond.
't Diertje kende mijn stem zóó goed, dat 't
me al tegemoet vloog als ik van buiten kwam.
Haar lievelingsplaalsje was dan op mijn
schouder. Od koude avonden kroop Dick
graag in mijn vest of ging naast dem war
men trekpot ritten, als 't juist ons theeuurtje
was. Zij snoepte dan o zoo graag eens even
van de melk of de suiker.
Haar nachten bracht zij op den schoor
steenmantel door. Als men haar daar in haar
slaap stoorde, werd zij o zoo boos, maar
ging geen duimbreed op zij. 's Morgens ging
zij, zoo gauw 't dag werd, op mijn hoofd
zitten en begon dan net zoo lan»g te tjilpen,
totdat ik wakker werd.
Op zekeren dag verscheen zij niet aan
tafel. Toen ik echter voor 't open raam ging
slaan en haa-r riep, «zag ik tot mijn verba-
ring, dal zij van een naburig dak kwam aan
vliegen. Dit uitstapje herhaalde zij nu meer
malen, doch kwam er ten laatste helaas bij
om 't leven. Zij werd de prooi - *en poes,
die haar al lang bespied 'had.
Je kunt je voorstellen, hoe we onze aar
dige Dick misten, die ons zooveel gezellig
heid en nermaak had verschaft!
Gharterbox naverteld door
IIERMANNA.
Van alles wat.
Waarom een Mohammedaan
geen spin doodt.
In de dagen, toen Mohammed nog als ge
woon mensch op de aarde leefde, kwam hij
vaak door zijn wonderlijke gezegden en da
den in strijd met zijn schoonvader. En toen
er, doordat dc oude man het volk tegen zijn
schoonzoon had opgehitst, weldra een zeer
moeielijke tijd voor den profeet aanbrak,
vluchtte op zekeren dag Mohammed uit de
stad, waar hij geboren was. Doch booze lie
den, die hem zagen vluchten, achtervolgden
den armen profeet. Radeloos liep toen Mo
hammed een eenzaam pad op, waar geen
boom stond, noch een huis, waarin hij zich
voor zijn vervolgers kon verbergen. En al
nader en nader kwamen de booze mannen.
Daar zag Mohammed op zijde van het pad
een grot, waarvan de opening zoo nauw was,
dat er nauwelijks een mensch kon doordrin
gen. In die grot nu woonden, behalve nog
een menigte andere insecten, een reuzen-
schorpioen en een kruisspin. En Mohammed,
dit niet wetende, wrong zich om aan zijn
vervolgers te ontkomen, door de nauwe ope
ning en was nu veilig in de grot.
Doch nauwelijks zag de reuzen-schorpioen
Mohammed, of hij werd heel boos en uit boos
heid sloeg hij met zijn puntigen staart zóó
hard tegen den wand der grot, dat het da
verde. Nog boozer werd hij, toen hij zag, dat
Mohammed niet bang was; woedend kroop
hij naar hem toe en trachtte door steken den
indringer te verjagen.
Maar voordat hij Mohammed kon aanval
len, kwam de spin uit haar hoek en hield
den schorpioen tegen. „Wat ga je nu begin
nen?" yroeg ze. „Laat dien mensch toch met
rust. Denk je, dat hij voor zijn genoegen door
die nauwe opening kruipt?"
Nog harder sloeg nu de schorpioen met zijn
staart tegen den wand der grot. „Hij moet er
uit, er uit!" schreeuwdo hij. „Ik duld geen
mensch in mijn woonplaats! Een mensch be
hoort op de aarde, niet in holen en spleten,
zooals wij. Er uit, er uit met hem!" En weer
deed de schorpioen een aanval naar Moham
med.
Nu werd ook de kruisspin boos. Ze plaatste
zich vóór den schorpioen, keek hem boos aan
en sprak: „Raak dien mensch niet aan, of ik
weef een web om je heen, zóó sterk en zóó
dicht, dat je je niet verroeren kunt..."
Terwijl de spin zoo sprak, luisterde Moham
med aan de opening der grot en hoorde tot
zijn ontsteltenis, dat zijn vervolgers hem zoch
ten. De spin, die zijn angstig gelaat zag, vroeg:
„Waarom ben je zoo bang? Je hebt nu im
mers niets meer te vreezon. De schorpioen
zal je nu wel met rust laten/'
,/kWord achtervolgd," antwoordde Mo
hammed. „Reeds zoekt men mij, en weldra
zullen mijn vervolgers ook hier zijn."
JLe sullen je hier niet zoeken," sprak de
spin en toen kroop zo naar de opening, weef
de daar een groot en sterk web en toen dit
gereed was, ging ze er midden in zitten.
Mohammed, die er niet aan dacht, dat de
spin zoo slim kon zijn, luisterde steeds ang
stiger naar het gedruisch buiten de grot
„Hij is hier binnengegaan," sprak een stem,
,,'t kan niet anders, hij moet in deze grot
zijn"
„Domoor!" riep een andere stem, „hoe kan
hij deze grot zijn binnengegaan zonder de,
spin te verjagen en haar web te verscheu
ren. Dat is toch immers onmogelijk!"
„Ali heeft gelijk," sprak een derde stem.
„Kom, laat ons verder gaan. In deze grot kan
Mohammed niet zijn!"
Zoo trokken de mannen verder en Moham
med was gered. En omdat nu een spin het le
ven redde van den profeet, daarom zal nim
mer een goed volgeling van Mohammed een
spin dooden.
Uit do volksmond opgeschreven door
Tante Joh.
Anecdote*
De Fransche generaal Gilly was in 1815 een
slachtoffer der partijschap geworden. Hij
trachtte zich te redden door de vlucht. Een
boer uit Toberargue, niet name Perrier, nam
hem hoewel hij slechts een daglooner was
en van zijn handenarbeid moest leven in
zijn woning op.
Men vroeg niet eens naar den naam van
den vluchteling, zoozeer had de druk der tij
den de menschen gewend, vervolgden en
hulpbehoevenden te zien. Men sprak af, dal
de. generaal zich verkleeden zou en voor een
neef van Perrier doorgaan. Op deze wijze
leefde hij verscheiden maanden in Toberar
gue. evenwel niet zonder angst, daar de ge
wapende patrouilles strenge, onverwachte
huiszoeking deden. De generaal ondervond
het piinliike van dezen toestand zeer en be
klaagde zich daar nu en don over.
Dit was weer het geval geweest, toen Per
rier op zekeren dag uit het naburige stadje
Anduze terugkwam. Deze zei om hem te
troosten: „Goede vriend, gij hebt nog geen
reden om u te beklagen en zijt, in vergelijking
met de ongelukkigen, op wier hoofden ik
heden, als op koopwaar, prijzen hoorde stel
len. nog gelukkig. Op den predikant Brière
2100 fr.. op den gewezen maire (burgemeester)
Bresse 2400 fr.. op den generaal Gilly 10.000 fr.
..Wat?!" riep deze ontzet uit.
..Ja. 10.000 fr.", herhaalde Perrier.
Men kan zich de gewaarwording van den
generaal bij deze woorden voorstellen! Hij
Lvachtte echter zijn aandoening te verbergen
en peinsde over een list. waardoor hij zijn
goeden gastheer zou kunnen misleiden. Na
dat hii eenigen tijd had nagedacht, zei hij:
..Ik ben deze levenswiize moede en wil er
een einde aan maken. Luister eens! Gij zijt
arm en zult gaarne geld willen verdienen.
Ik ken generaal Gilly en weet. waar hii zich
schuil houdt; wij zullen hem verraden. Ik be
geer daarvoor niets anders dan mijn vrijheid
cn gii kunt de 10.000 fr. behouden."
Bij deze woorden bleef Perrier sprakeloos
en als versteend staan; doch ziin zoon. die
vroeger als soldaat gediend had en tot nu
toe rustig bij het vuur gezeten had. sprong
plotseling op. ging vóór den generaal staan
cn zei op dreigenden toon:
..Mijnheer! we hebben u voor een eerlijk
man gehouden, maar nu blijkt, dat ni< één
dier schandelijke verklikkers zijt» die hun
medemenschen in het verderf storten. Daar is
de deur! Maak. dat gij er spoedig uit komt.
anders gooi ik u het venster uit!"
Gilly wilde niet gaan en zich nader ver
klaren. doch het baatte niet; de soldaat pakte
hem aan. zoodat dc generaal, door dezen
edelen trek getroffen, uitriep:
Luister naar mij! Ik zelf ben generaal Gil
ly. op wiens hoofd 10.000 fr. gesteld zijn."
Thans iuichte het heele gezin van vreugde;
de soldaat drukte eerbiedig de uitgestoken
hand en de kinderen liefkoosden hem. Zii be
loofden hem veiligheid en smeekten hem toch
bij hen te bliiven; ja, zij wilden zelfs met hun
leven voor hem instaan. Gilly bleef Inderdaad
nog geruimen tijd bij hen verborgen en toen
hij hen eindelijk verliet, was het hem niet
mogeliik hun een belooning voor hun gast
vrijheid op te dringen. Eerst geruimen tijd
daarna slaagde hij er in hun zijn erkentelijk
heid eenigermate door weldaden te kunnen
bewijzen.
Gefrouw aan de gebruiken*
De groote Fransche schrijver Dumas greep
iedere gelegenheid aan. om zich vroolijk te
maken ten koste van de Engelschen, zoo
schrijft E. H. in Jong Vaderland. Hij lach
te steeds om hun stijfheid en terughouden-
heid en kon met zijn verhalen daarover
iemand een uur lang amuseqren. Eén van die
avonturen luidde als volg:
Victor Hugo en ik waren eens te dinecren
gevraagd bij den Hertog van Decazes. Onder
de gasten bevond zich ook lord en lady Pal-
merstond. Midden in den nacht ik meen dat
het twaalf uur was, werd er thee gepresen
teerd. Victor Hugo en Ik zaten naast elkaar,
heel gezellig te praten. Lord en lady Pai-
merston waren zeer laat gekomen en dien
tengevolge was er geen gelegenheid geweest,
om ons vóór het diner aan elkander voor te
stellen; en n& het diner scheen onze gast
heer het vergeten. Volgens de Engelsche
gebruiken was het dus nietgeoorloofd, dat het
aanzienlijke echtpaar het woord tot ons
richtte. Plotseling kwam de jonge Decazes
naar ons toe en zei» „Beste Dumas. lord Pal-
merston verzoekt mij, n te vragen, een stoel
te plaatsen tusschen Victor Hugo en u."
Ik haastte mij, aan ziin verlangen te vol
doen. We schoven van elkaar af en men zette
een fauteuil tusschen ons in.
Lord Palmerston geleidde zijn vrouw nu
bij de hand en kwam zoo naar ons toe. of
schoon hii geen woord tot ons sprak, maar
wel zijn echtgenoot© verzocht, op den ledigen
stoel plaats te nemen, waarna hij haar vroeg:
..Hoe laat hebt gij het oü uw horloge, me
vrouw?"
Zii haalde haar uurwerk te voorschijn en
antwoordde»
Vijf minuten over half een."
„Onthoud dan goed, dat ge Heden.... om
vijf minuten over half een tusschen Alex
ander Dumas en Victor Hugo hebt gezeten,
een eer, die u waarschijnlijk wel geen tweede
maal in het leven zal te beurt vallen 1"
Toen bood hij zijn vrouw den arm weer.
en bracht haar naar haar vorig© zitplaats
terug, zonder een enkel woord tot ons ge
richt te hebben. omdat we niet aan hem
voorgesteld waren!...."
De drie Vorsten.
De volgende anecdote wordif van k'e&er
Wilhelm I verfraaid.
Hij jaagde met den groothertog van Mevk-
leüburg en den koning van Saksen; d© be
jaarde keizer stelde voor, om te voet naar het
slot terug te keeren, maar weldra werd liij
t© vermoeid om verder te gaan. Gelukkig
werden zjj ingehaald door een boerenwagen
Den boer, die er in zat, werd gevraagd, of
men mocht meêrijden.
Dat was goed; men nam in den eenvoudl-
gen wagen plaats, en de gemoedelijke land
man, een welnigje nieuwsgierig uitgevallen,
vroeg wie zij waren.
„Ik ben de groothertog van Mecklenburg",
zei nummer één.
„Hahal" riep de boer; en toen tegen num
mer twee: „Wie is u?"
„Ik ben de koning van Saksen".
„Jawel, jawel! en u, mijnheer wie Is
u, als 'k vragen mag.''
„Ik ben de keizer."
„Moq; zo°. vrienden", grijnsde de man; ..en
nu zul je wel willen weten, wie ik ben? Nu,
ik ben de Shah van Perziêl.Als 't op
grappenmaken aankomt, dan kan k óók meè
doen, dat hoor je!"
De drie vorsten barstten in een gullen lacK
uit. maar de boer trok een lang gezicht, toen
hij bij slot van rekening vernemen moest,
dat hij de éénige grappenmaker geweest was.
Vraag*
Hoe kun je uit deze 6 rijen, elk bestaand©
uit G nullen, cr 6 wegnemen, zoodat in dl? 4
buitenste rijen slechts 4 nullen overblijven?
OOOOOO
OOOOOO
OOOOOO
OOOOOO
OOOOOO
OOOOOO
Aardigheid.
Als men fn 'een glas een stuk brandend pa-4
pier doet, zoodat het goed warm wordt, kart
men het glas op een plat bord met water om-»
keeren en men zal al het water in het glaé
«ien klimmen.
Het papleren huishouden.
Er bestaat bijna geen voorwerp, dat nflet
vah papier is na to maken. Dat drinkbekers
en sigarenpijpjes van papier gemaakt zijn;
is ouid nieuws. Meer ven-wonderen zat het. tó
vernemen, dat de moderne papier-goochelaar
geheele costuums, keukengereedschap, zelfs
machilnc>-offvderdjejelc>n enz. vaïi papier weel
te vervaardigen. De aMeeding „Wat kan meii
vam papder allemaal makenpp de bekend©
boekindustrie-tentoonsteJling te Leipzig, heeft
een. Dudtsch zonderling op het denkbeeld gei
bracht een geheel papieren huishouding op
te zetten. Hij heeft al zijn plannen echteij
nog nfiJeft kunnen ver wezenlijke n. Zoo lis hij
thans nog wachtende op de papieren lichte
kronen, die door den oorlogstoestand niet o
tijd geleverd kooiden worden. Zijn huis ,nai
dert echter de voltooiing. De papieren gorj
dijn eb. hangen reeds aan papieren roedexj
met papieren rinpan en worden silerlijk vt
plooi! gehouden door papieren ombras se s,
De papieren vloerideeden doen in molliglieiikJ
«n artistieke uitvoering niet onder voor hef
beste Smyrna-tapijt. In het -apiereti ledikant
met papieren dekens kan de bewoner zidfl
reeds uitstrekken zonder gevaar te loopeifc
door de onderlagen te zakken, want de boei
U stevig: -van papier. De .linnen''-kasft bevat
stapels papieren sloopen en lakens, papieren
handdoeken en servetten. Die in het buffet
een blik werpt, ontdekt eenige rijen papieren
champagne-glazen, papieren tumblers groot
en klein en het papieren eetservies zal ook
stellig zijn be wondering weikken. Een! wan*
deQing naar de keuken is ook zeer loonehd.
Daar doet zelfs een papieren koffiemolen zijn
ptilcht De bewoner van het huis. een man
van vleesch en bloed, heeft echter veel mofeite
gehad met het engageeren van een goede
leewloenmeid. Niemand kon met dat fornuis
terecht. Ten slotte heeft hij todh iemand met
voldoend aanpassingsvermogen kunnen vin-
da. Dat .meneer" uitsluitend papieren boor
den en manchetten draagt zal ieder lezer
begrijpen. Een waschvrouw houdt hij er niet
op rta. Zijn vuile „linnen"- goed kent uitslui
tend dien weg naar hei vu/iluisivat; ook va?
papier natuurlijk.
Vergissing.
Een heer. die bijzonder veel van snuiveBj
hield, droeg altijd twee snuifdoozen bij zich",
één van goud en één van verlakt hout. Toen
hij op zekeren avond in den schouwburg zat,
walde hij een snuifje nemen, doch mist©
verlakte doos. Meenende. dat hij die doos od'
zijn lessenaar had laten liggen, greep hij naar
rijn gouden en nam een snuifje. Na verlootJ
van eenigen tijd wilde hii dit herhalen, docti
nu miste hij rijn gouden snuifdoos en vond
in plaats daarvan zijn verlakte doos. „Onver
klaarbaar!" mompelt hij in zich zelf, doch
toen hii de doos opende, zag hij een klelri
briefje daar in met de woorden: „Neem mij
niet kwalijk, mijnheer, ik had mij vergiste
We hebben zelf een schip gemaakt -
zie j'ons wel in de mand?
daar varen met geheschen zeil
wij nu mee over 't ©brand.
Eén Is kap'tein, één stuurman ja,
't gaat alles naar den eisch;
ook is er nog een loods aan boord
dat 's noodiig op zoo'n reisl
Flik en Flok.
Draaf jullie nu maar vroolijk mee
of wou Je soms naar stad?
verbeeld je, dat je bij dit weer
op 't bovenhuis nog zatl
„Waf, waf", blaft Flik, „Ja, 't is hier leuk",
„maar laat ons wat meer vrij;
„'t is anders toch maar half plezier
„voor vriendje Flok en mij
W ij hebben pret, maar Flik en Flok
gaat 't lang niet naar den zin;
ze durven niet goed buiten 't schip,
en minder nog e r i nl
We lachen die twee bangerds uit
het zal wel wennen, hoor!
zij hebben ook zoo erg gejankt,
op weg hierheen, in 't spoor.
Hoera, daar luidt de etensbel
en roept ons in 't hotel;
nu Flik en Flok, dat tref je, zeg,
uit is meteen ons spell
„Wij spelen graag op onz' ma niét
„en liefst niet aan een touw
„ik denk, (lat jij oo(k pruttTen gin£
„als men zoo deed met jouP
Ja, Flik, 't is waar, je hebt gelijk!
'k doe jullie 't touw gauw af
„hoera, ik dank j© wel", blaft Flik
en Flok keft blij: „waf, wall"
HERMANNA -