0oof de De<i§d. 43 r J'J De Familie Whadon. Een verhaal uit Zuid-Afrika. Naar het Engelsch van C. J. BLAKE. Bewerkt door C. H. HOOFDSTUK XIII. Als inleiding van de met ongeduld verbeide j&tiht'partij diende de aankomst van Charlie Gilkams wagen met de vele ossen. Te midden ■yan de gewone drukte, het schreeuwen van jïen koetsier en den voorlooper, het blaften der honden, Eet knallen van zweepen en het roepen der Kaffers en Hottenrtotten, die het voertuig begeleidden, was het uitspannen Jlaar gekomen. Oharlie Gilham en mijnheer Jan hadden den wagen als verblijfplaats in- J;erkht voor de twee dagen, die zij op Whar- on Kop Farm zouden vertoeven. Bovendien konden zij nog een tent opslaan voor andere 'gasten, die de jachtpartij zouden komen bij lwonen. Hun eigen mannen konden zooals Zij dit gewend waren onder den wagen slapen. Alles was in orde, toen de tijd voor ont bijten aanbrak en de eerste paar uren brach ten tallooze bezoekers aan in allerlei voertui gen, terwijl weer anderen te paard of te voet kwamen. Het huis wemelde weldra van gasten «tevige kolonisten met hun vrouwen, zusters $n dochters. Oom Ed-iiard en tante Alice 'heetten iedereen hartelijk welkom, terwijl £ily en Edith koffie inschonken en broodjes pn. gebak presenteerden, totdart hun armen jbijna lam wTaren. Eindelijk was iedereen veraadigd en ver zamelden allen zich behalve Paul Harvey en twee of drie anderen, düe niet gemist kon den worden vóór het huis, wachtende tot Charlie Gilham zijn bevelen voor dien dag lou geven Qhris stond met Pauls buks over zijn •chouder naast Dick en wachtte met de anderen. Dicks voet was geheel genezen. Hij was blij mee te kunnen doen en wilde Chris graag raad geven. Daar kwamen Charlie Gilham en mijnheer Jan mert hun bedienden aan. De eerste deelde de jagers in groepen in en zei hun, in welke richting zij moesten gaan. Chris en Dldk gingen met twee of drie an deren naar een aangegeven punt en Dick Jegde Chris uil, hoe de jagers de springbok- jcen achtervolgen en zei. dat zij waarschijn lijk spoedig een opgejaagd dier zouden zien. Chris had al een paar malen een spring bok gezien en het mooie, vlugge dier bewon derd, doch toen hij plotseling een heelc kudde yan deze dieren zag,, die den sierlijken sprong maakten, waaraan zij hun naam te danken hebben, wist Ej, dat hij dit schouwspel nim mer vergeten zou, doch zijn bewondering maakte spoedig plaats voor den wensch er één onder schot te krijgen. Hij kwam echter al gauw lot de ontdek king, dat het gemakkelijker is op een schijf te schieten dan op een vluggen springbok, die reeds voorbij was, vóór hij hem onder Schot genomen had. Dien eersten dag moest hij dan ook tevre den zijn met Eet succes van anderengeen enkel schot van hem was raak geweest en toen het gezelschap den avond naar huis ging, beladen met hun buit, vond Chris het heel jammer, dat hij niets geschoten had. Het ergste vond hij nog, de buks aan Paul terug te brengen en dit te moeten bekennen. Doch Paul zei glimlaohend: „Beste jongen, ik heb heelemaal niet ver wacht, dat je den eersten den besten dag al wat zou schieten. Dat gaat zoo gemakkelijk niet. Houd maar goeden moed, morgen zal het wel beter gaan." De zwartjes waren druk bezig het wild te bereiden en een jachlmaal aan te richten. Na dat de jagers uitgerust waren en gegeten hadden, werden de meubels aan den kant ge zet en alsof zij dien dag nog niets hadden ge daan, begonnen de kolonisten te dansen. Lily danste uitstekend, doch Edith was eerst wat verlegentoen zij echter met mijn heer Jan danste, raakte zij geheel op dreef Lily zei even later tegen haar, dat het een heele eer voor haar was met mijnheer Jan te dansen, want dal hij dit jTijna nooit deed. Na een tijdje verving zij de piano-sp: Ister en daar zij 's middags op raad van tante Alice een tijdje gerust had, bleef zij onvermoeid aan het instrument zitten, totdat zelfs de fongsten van het gezelschap vonden, dat het tijd werd na'ar bed te gaan. Het heele gezelschap zocht nu zijn slaap plaatsen op. Drie jonge meisjes werden in gekwartierd in de kamer van Chris en An ion en verscheidenen anderen werden in de oude schoolkamer ondergebracht. Eenige an dere gasten sliepen in de groote logeerkamer, •terwijl de jongeren een plaatsje kregen op zolder, in de schuren en in de bijgebouwen. Cliris en Anton zouden Paul Harvey's gasten zijn. De la-mp brandde nog in zijn kamer en 'Paul wachtte de jongens op. Zij hadden van allerlei te vertellen, doch weldra Het de slaap jZicli niet langer op de vlucht drijven en gin gen de jongens naar bed, nog na-soezend over den heerlijken dag en zich verheugend op den volgenden. 1 Ditmaal was Ghris gelukkiger. Hij schoot eigenhandig een springbok en Dick, die er Hechts één had helpen schieten, was wel een beetje jaloersch op zijn neef, te meer toen .Charlie Gilham heon een een pluimpje gaf. Chris was echter heel bescheiden en schreef zijn succes grootendeels aan Paul Ilarvey's buks toe. De dag eindigde weer precies als de vorige. „Iloe is het -mogelijk, dat zij niet doodimo-e tijh?" zei tan-te Suzc, maar tante Alice ant woordde lachend, dat niemand ooit moe werd Wan jagen, hetgeen inderdaad waarheid Scheen te zijn. Toen de vrienden echter den volgenden giorgen langzamerhand vertrokken, vonden ce ouderen toch, dat het maar goed was, dat er een eind aan kwam. De jachtpartij was on getwijfeld een heerlijke Instelling, doch zij fisable veel tïjd en bracht, zooals Paul Har- Vey het uitdrukte. Iemand heelemaal uit zijn iewon£ doen-* l Toen Chris Charlie Gilham en mijnheer Jan liet laatst van allen met hun gevolg zag ver trekken, zei hij, dal hij nog nooit in zijn leven zóóveel plezier had gehad, maar ook nog nooit zóó moe was geweest. HOOFDSTUK XIV. Na de jachtpartij brak er een eentonige tijd aan. Bovendien regende het eenige da gen buüengowoon hard, zoodat de meisjes niet konden uitgaan. Op een Zondagmiddag herinnerde Edith Lily aan haar beloftede geschiedenis te ver- lellen van Flossie Estcourt, haar gestorven gouvernante. City, die zat te lezen, doch wie dit juist begon te vervelen zij hield er eigenlijk niot bijzonder van Lily was er dadelijk toe bereid. „Je moet dan welen", begon zij, „dal vader zich langen tijd geleden erg ongerust maakte over mijn opvoeding. Ik weet nog niet, hoe hij aan liet denkbeeld kwam, hoewel ik in het geheim mijnheer Jan er dikwijls van ver dacht heb, dat hij vader op het idee bracht. Hij vond namelijk, dat ik te veel in 't wild opgroeide en veel te weinig wist. Eerst dacht ik, dat hel een grap was; ik kon lezen cn schrijven cn al zeg ik het zelï ik was even handig in de huishouding als een meisje behoort te zijnbovendien kon ik toen al goed dansen. Wart moest ik dus nog meer ken nen? Ik zei tegen vader, dat als hij me naar Kaapstad op kostschool stuurde, ik zeker heimwee zou krijgen. Toen vader -zag, hoe vroeselijk is het vond, beloofde hij. dat hij er niet meer over spreken zou, doch dat ik dan een gouvernante zou krijgen. Hierbij moest ik mij dus neerleggen en vader ging onmiddel lijk naar Kaapstad om een gouvernante te zoeken en een piano te koopen. Dit laartsrte ging gemakkelijk genoeg, maar het eerst had nog heel wat voeten in de aarde. Ilij ging naar een kantoor, doch hoewel er heel wat gouvernantes waren, kon hij toch niet naar zijn zin slagen. Eindelijk, toen vader op het punt was on verrichter zake weer naar huis te gaan, hoorde hij van een jonge weduwe, een zekere mevrouw Estcourt, die hem heel geschikt leek. Zij had reeds lang een betrekking ge zocht, doch doar zij een jongetje van zeven jaar had, dat zij niet wilde verlaten, ging dit met zoo gemakkelijk. Vader vond den jongen geen bezwaar; hij sprak met de dame, zag haar zoonijc en kwam met haar overeen, dat ze mijn gouvernante zou worden. Zij zag er zwak en bedroefd uit en was in den rouw. Later merkten wij, dart zij al ecnigen tijd met den kleinen Harry in Kaapstad woonde en er vrij wel armoede had geleden, daar zij geen betrekking kon vinden. Juist toen vader baar leerde kennen, had zij haar laatste geld uitgegeven. Zooals ik je reeds gezegd heb, hielden wij spoedig allemaal heel veel van haar. Ik was nooit zoo gelukkig, als toen Flossie bij ons was. Zij fleurde heelemaal op bij ons en was een geheel andere persoon geworden. Harry was een aardige jongen en wij verwenden hem om het hardst; hij en zijn moeder had den zóóveel ellende doorgestaan, dat wij het hun graag zoo aangenaam mogelijk maakten. Flossie's man namelijk, Jim Estcourt, deugde niethij had haar geld opgemaakt en was er toen van doorgegaan. Later hoorde zij, dat hij gestorven was. Arme Flossie! Toen ze bij ons was, had zij ten minste een onbezorgd leven. Als je toen hier geweest was, Edie, zou je genoten heb ben van onze muziekavondjes. Flossie speel de dan, terwijl mijnheer Jan zong. Deze kwam in die dagen dikwijls bij ons; hij hield veel van den kleinen Harry. Flossie bleef bijna twee jaar bij ons en vader zei, dart i'k goede vorderingen maakte en da-t ik, als me vrouw Estcourt nog één of twee jaar bij ons bleef, een ontwikkelde, wei-opgevoede jonge dame zou worden. Dit denkbeeld deed me even rillen, hoewel ik het niet heel naar vond op de lieve Flossie te gelijken. Doch toen wij er in het minst met op ver dacht waren, bereikte vreemd nieuws onze farm. Het bleek, dat Flossie's man niet dood was. maar zich in de diamantmijnen bij Kïm- berley bevond. Hij eischte, dat Flossie en dc kleine Harry bij hem zouden komen. Flossie dacht, dat haar man berouw had en wilde wat vader en moeder ook zei den naar liem toe. Zij vond, dat ha-ar plaats bij haar man was. Vader zei nog tegen haar, dal men in de diamantmijnen niet licht iemand zon aan treffen, die berouwvol was. Hij had heele maal geen vertrouwen in Jim Escouris plan nen en verheelde dirt Flossie niet. Mijnbeer Jan zei geen woord, doch ieder ander trachtte Flossie te bepraten niet naar Kimberley te gaan. Hert gaf dchter heelemaal niets: Flossie was vast besloten en vertrok. Zij nam Harry- ii at uur lijk mee en vader zou haar graag ge bracht hebben, maar Dick wa-S" toen nog jon ger en vader kon dus niet van huis." Lily hield even op met haar verhaal en Ediüh vroeg: „Maar hoe is het met Flossie afgeloopen? Vond zij haar man? En waar zijn zij en Harry nu?" „Dat zal Jk je vertellen", ging Lily voort. „Ik ben nooit in Kimberley geweest, maar vader zegt, dart het een ellendige plaats is, waarheen Flossie nooit had moeten gaan en waar niemand haar wachtte dan haar man, die dirt niet waard was te zijn. Hij was niet eens aan het station, en dat kon hij ook Eet. Het.eerste, wat Flossie zag, toen zij door de stad liep, was Jim Estcourt, dien zij geboeid en mert verschillende anderen onder gewa pend geleide tegenkwam. Zij maakten hun dagelij'ksclie wandeling en zoo zag Flossie dus haar man terug." „Zat hij dan in de gevangenis?" riep Edith verschrikt uit. „Wat had hij gedaan, Lily?" „Hij was oneerlijk geweest met het verkoo- pen der diamanten. Vader zou je dat beter kunnen uitleggen dan ik. Zijn straf duurde nog eenige maanden en Flossie kon hem dus niet eens spreken. Daar was zij nu in Kinderley mot slechts weinig geld en met Harry om voor te zor gen. Zij doorleefde nu een nog veel erger tijd dan in Kaapstad. Eindelijk werd ze heel ziek en schreef er iemand aan vader: het was een arme, doch vriendelijke mijnwer- kersvrouw, bij wie Flossie en Harry in den kost waren. Vader ontstelde hevig, toen hij dit hoorde Het speet hem niet alleen geducht, dat hij Flossie had laten gaan, doch hij verweet zich nu, dart hij hel haar niet belet had. Hij aar zelde dan ook geen oogenblik en ging regel recht naar Kimberley en hoopte Flossie zoo spoedig mogelijk mee te brengen. Je k-adt eens moeten zien, -hoe bedroefd moeder en ilc in die dagen warenwij dach ten voortdurend aan Flossy en Harry en wij lelden de uren, totdat zij terug konden ko men. Dit zou echter niet gebeuren." De beide meisjes hadden den geheelen middag alleen in de eetkamer gezeten, doch toen Lily zoover met haar verbaal gekomen was, kwam oom Edfuard binnen. „Vader", riep zij dadelijk uit, „ik heb Edie van Flossie Estcourt verleid en ik ben juist gebleven, dat u haar in Kimberley ging ha len. Wilt 11 nu verder vertellen?" ..liet is een treurig verhaal voor jeugdige ooreu, lieve kind antwoordde ooin Eduard „Onze eenige troost is. dat dc arme Flossie nu ter ruste is gegaan. Als er ooit een goede, lieve vrouw hceflt beslaan, is zij liet geweest en zij hield tot het laatst van haar man. Zal ik bel einde van haar geschiedenis vertel len?" „Ja o'oni, alsjeblieft," antwoordde Edith, „ik zou zoo graag willen welen, waarom Flossie niet meer terugkwam." {Wordt vervolgd). Mieke. door MLA. „IIé die juf oc-k altijd 1" Vader en Moeder waren al 's middags naar de stad gereden en juf, broertje cn Mieke hadden alleen gegeten. „Zoo echt vervelend, als -cder er ui el is" vond Mieke. Broertje had vreeselijk geteut met zijn tien; juf had hem elk hapje r- Jten voeren. Mieke voelde zich al zóó groot, en kon niet begrijpen hoe iemand zoo langzaam at. Ze had toen op eens met schrik bedacht, dal ze vergelen had pop Roosje in bed te leg gen. Foei, dal kind ging altijd zoo laai naar bed, dart was niets goed voor kleine meisjes. Na tafel was Mieke gauw naar de kinder kamer geloopen cn ja, net zooals ze gedacht had: daar zat Roosje nog op haar stoeltje met groote, ronde oogen uil hel raam te sta ren. „Ja, Roosje, ik kom je gauw in bed stop per. pruttel dus maar niert, je weel, dat het toch niet helpt, 't Is nu al zóó laat, dal ik je maar met jurkje en al er in zal sto-ppen. Zoo, lig je lekker? Je oogjes zijn al toe nu slaap ma-ar goed." En n.. een moederlijk zoentje ging Mieke op haar teenen de kamer uit Ze holde naar beneden de tuinkamer door en den tuin in. „Hè, juf, nu ga ik nog een klein eindje het bosoh in." Maar juf wilde het niet hebben. „Neen, Mieke, 't is nu veel te laat gewor den; we hebben extra lang gegeten, doordat Jantje zoo. geteut heeft en toen moest je je pop nog naar bed brengen, en mi is 't veel te raat. Je weet, dat Moeder boos is, als ze thuis komt, en je ligt nog i^rt in bed." „Hè, juf, als 't u blieft, evenrt'jes!" Maar juf bleef onverbiddelijk. En nn stond Mieke te pruilen bij het hekje, waardoor ze altijd giiig, als ze naar 't bosch liep. Hè, alles roo-k nu zoo lekker, en de bloemen leken van avond zoo extra mooi en Mieke voel de nog heel geen slaap; juf was ook altijd zoo precies! Zoo bromde ze maar door, de stoute Mieke, ln plaats van den tijd, dien ze nog had vóór ze naar bed moest, prettig te besteden. Daar klonk jufs isrtem: „Mieke, ik breng nu gauw eerst broertje naar bed, als i'k dan klaar ben, dan kom ik jou halen." Maar Mieke was zoo boos, dat ze geen ant woord gaf. Het hekje stond half open als ze nu eens eventjes een eindje naar builen ging, een klein eindje maar; ze had toch nog wel een kwartiertje, voordat juf klaar was; ze kon net nog licn minuutjes buiten zijn. Ze was 't hek al uit, terwijl z: zich zoo trachtte te bepraten, da. 't toch besrt kon. En toen ze eenmaal goed en wel buiten was, werd de verleiding te groot en liep ze op een drafje verder en stond weldra in het bosrih. Angstig keek ze om; neen, niemand had haar gezien. Nog even srtond ze besluiteloos 't was toch erg stout van haar, juf had 't haar zoo verboden't zou Moeder zeker yer- d) doen, als ze hoorde, dat Mieke weer stout was geweest. Maar waarom was juf oo-k zoo flauw? Als ze maar een klein eindje ging, kon ze weer thuis zijn, vóórdat juf be neden was; ze zou dan natuurlijk wel ver- lellen, dat ze no.g uit geweest was, maar juf zou dan misschien niert meer zoo boos zijn, omdat ze toch op tijd weer thuis was; 't was zoo heerlijk buiten en Mieke draaide zich weer om en liep verder het bosch in. Daar zag ze een mooie, groorte bloem; hè, die moest ze even plukken; verderop stOD- den nog mooiere, en kijk, daar in de verte zag ze een grooten struik met prachtig bloeiende brem; daarvan moest ze een paar takken hebben 1 En al gauw onder hert gemeten van al dat moois, liep ze al verder en verder van huis, cn vergat zelfs heelemaal, dat ze al lang had moerten omdraaien, "en dat het nu zeker al bedtijd zou zijn! O. wat was het boscn prachtig! De zon stond al laag aan den hemel, zooda-t de stra len schuin door de bladeren vielen, en langs de stammen op cn neer gleden. En Mieke vond alles zóó mooi, en juichte van pleizier, als er een zonnestraal viel juist op den boom, waarbij ze stond. En dan wilde zij hert licht- plekje pakken, of legde haar handje er op, om te voelen, of de stam daar nu extra warm was. De zon was toch een knapperd om alles zoo mooi te maken, «en echte toovenaar was zijoveral schilderde hij kleuren op de dennesrtammen leken soms wel heelemaal rood; op de beukeboomen looverde hij gou den tientjes en als er soms een atuk glas op den grond lag, dan kon hij er een vuur- slraallie uirt laten schieten; alles was veel en veel mooier, als de zon er op scheenen wal rook 't bosch dan lekJkerl Mieke haalde eens diep adem cn liet zich met een zucht van plezier op 't molligd, dikke mos onder een ouden eik glijden. Met haar korte, bloote armpjes om de opgetrokken knietjes geslagen, keek ze opgeruimd rond. Kijk, dde muggen eens een pret hebben! Ze hadden elkaar een poot gegeven en dansten in een vroolijk kringetje rond, cn maakten de gekste sprongen en buitelingen, zoodat Mieke wel hardop had kunnen lachen van pret. Vlak bij haar zat een groorte vlieg op een paddestoel, doodbedaard haar toilet voor den nacht in orde te maken. Telkens spreidde ze haar vleugeltjes half uit om te zien, hoe mooi ze toch wel glans den in de zonnestralen. O, en kijk, daar kwam een klein konijntje tusschen de varens doorgluren; „die moest net als ik al lang in bed liggen,",- dachft' Mieke, „zou het ook van zijn juf weggeloopen zijn?" Het konijntje wipte nog een paar sprongetjes naar voren en ging toen dood bedaard o,p zijn wilt kussentje zitten. Daar, plotseling, kwam een groote wolk voor de zon. Het konijntje schrikte, hupte me' kussenije en ai naar zijn holletje terug; moeder vlieg merkte, dat het lijd werd, om haar kindertjes naar bed te brengen; en Mieke .begon een heel, heel klein beetje slaap te krijgen Vlug sprong ze op om naar huis te gaanzou juf erg boos zijn, en zou ze het aan Moeder vertellen, dat Mieke weggeloo pen was? Ze moest maar 'heel gauw maken dat ze thuis kwam. En ze liep en liep maar door, totdaB ze op e merkte, dal ze den weg niet meer wist. O, o, wat een schrik! Angstig keek ze rondhoornen, overal boomen, nergens zag ze eenig tceken, waaruit ze zou kunnen op maken, welke richting ze moest inslaan. Arme Mieke. wart een schrik Op goed geluk liep ze verder, af cn toe struikelend over de takken of stronkjes, want 't begon nu al schemerig in het bosch te wor den. Daar op eens stond ze weer voor den eik, waaronder ze zoo'n poos gezeten had ze was dus in een kring rondgeloopen. Ze had wel kunnen huilen van verdriet, ma-^r ze wilde zich goed houden. Vader sprak altijd van zijn flinke meid, maar even moest ze toch gaan zi-lrten ze was zoo moe ge worden. O, was ze nu maar niet zoo stout geweest, dan lag ze heerlijk in haar bedje, terwijl ze nu zeker den heelen nacht hier moest blijven. Een paar dikke traantjes rolden naar be neden één bleef net aan 't puntje van haar neus hangen. O, ze kreeg zoo n slaap, ze kon baar oogen bijna met meer openhouden; heel eventjes zou ze gaan ligen, een oogen- blikje maarwat was het srtil om -haar heen ze lag zoo lekkerVoordat twee minu ten voorbij waren, was Mieke al gerust inge slapen. En toen had ze een droom, o zoo'n mooien droom: 't Is nacht en de maan schijnt helder. Ze is in een bosoh. maar het ziet er heel anders uit dan alle bosschen, waar ze ooit geweest is. De boomen zijn heel, heel oud cn hebben allerlei wonderlijke vormen; en kele lijken nert oude mannetjes, die op kTuk- ken steunen. En de bloemen, die zijn zoo mooi, veel mooier cn grooter dan ze ooit gezien heeft. Terwijl ze nog zoo rond kijkt, ziet ze op eens dat een groote blauwe bloem zich zachtkens beweegt, de blaadjes gaan open en langzaam komit een heel fijn wezentje te voorschijn Eerst ziet Mieke het kleine hoofdje met oogen even 'blauw als haar bloemenbuisje, en lange krullen, goudgeel als 't stuifmeel binnen in het klokje en heel fijne vleugeltjes heeft ze. „O, zeker een elfje", denkrt Mieke. Ze heeft al -zooveel sprookjes gelezen, dat ze er zeker van is zich niet te vergissen. En alsof ze op dit elfje gewacht hebben, openen zich nu alle bloemen, en uit elke komt een klein wezentje te voorschijn, teer en fijntjes, maar geen een zoo mooi als het elfje, dart Mieke liet eerst gezien heeft. „Zeker de koningin" denkt ze. „Hè, wal wild-e ilc er graag eens eenrtje in mijn hand ebben maar ze durft zich zelfs niet tc be wegen uit angst ze te verschrikken. „Kijk, nu gaan ze verstoppertje spelen." Eén heeft haar handjes voor haar ge zichtje gedrukt en wacht geduldig, tot de an deren klaar zijn met zich te verstoppen. O, wat een drukte, voordat ieder een plaatsje ge vonden heeft. Mieke kijkt erg nieuwsgierig, waar ze heen zullen kruipen. Eén staat ach ter een dikken paddenstoel en heeft zich heel 'kleintjes gemaakt uit angst van gezien te worden; maar ze wordt toch gauw ge vonden, want haar vleugeltjes steken boven hert hoedje van den paddenstoel uit. Een an dere is in een bloempje gewipt; af en toe ziet Mieke, hoe haar oogjes over den rand der blaadjes gluren; een paar anderen zijn lang uit op den grond gaan liggen en tusschen het tamelijk hooge gras zijn ze prachtig ver stopt. Daar zit er werkelijk één achter Mieke's rokken; ze schijnt heel niet bang te zijn; ze vreet zeker wel, dat Mieke haar zoo mooi vindt wart heeft ze fijne vleugeltjes. Nu kijkt ze Mieke aan en lacht en 't is net, of er een klein zilver klokje luidt. Mieke buigt zich voorover om nog beter te kunnen zien, maar wip, wip, weg is het elfje. Nu hebben ze genoeg van het verstoppertje spelen; ze moeten zich veel te stil houden. Daar zweven ze de lucht in, geven elkaar een hand en doen een heerlijk rondedansje j In den maneschijn, haar voetjes een srteun vinden», op stralenbundels. O, wat een pret en wat een geladhl Kijk ze eens draaien en j zwieren, haar lichaampjes buigen en wicge- j len en haar lnngc haren zweven als een manteltje achter haar aan. Daar op eens is de kring verbroken en rrrt stuift het kleine volkje uit elkaar. Ze moeten wat uitrusten, ze zijn moe en warm geworden van het dansje. Eén srtaat op een klimopblad, het lichaampje tegen een takje gevlijd en waait zich met haar vleugel tjes koelte toe; een andere schommelt op een kamperfoeliecranfc en slingert haar beentjes heen en weer. Daar staat een elfje bij een klokje, houdt mpt haar. handjes de hjaadjea cj> drinkt den dauw uit het kelkje. Maas wippen ze allen op en verbergen s-clien dc bladeren van een rw—j Mieke begrijpt er niets van cn kfjfct rond. En daar ziet ze. va&ros Ar k'.edne elfj«§ 200 geschrokken zijn. Ëew klein eindje vtft haar vandaan zl.t warempel een allerpotel^ lijkst mannetje op een grooten paddenstoA ..O. dat is een kabouter", denk/t Mücist Wat ziet hij er grappig uit: een groort hoofd met een mooie, roode puntmuts, een hoor nen bril op den neus en een baard! Neen maar, zoo lang dat Mieke niet begrijpt, dat hij er niet over valt, als hij loopten ondefr den baard komen een paar dunne beentjes met groote schoenen uitpiepen. Hij heeft de elfjes gezien en trekt leelijke gedichten te* gen haar. O, wat ziet hij er dan grappig uit. Mieke moet schateren van pret. Daar komen nog andere kabouters aan van alle kanten ziet ze de roode puntmutsjes opduiken. Ze komen naar liaar toe en roe* pen: „Miöke, waar ben je?" Ze hoort hert heel duidelijk: „Mieke! Miekei" Ze begrijpt er niets van, waarom ze haai roepen, ze maken zoo'n leven dat Mieke plotseling wakker schrikte en daar hoor de ze hef nog steeds: „Mieke, Mieke, waai ben je?" O, nu 'begreep ze bet, zeker kwam iemand van thuis om haar te zoeken. En vlug sprong ze op en zag ook al tus schen de boomen een lichtje, dat heen en weer bewogen werd. Vlug liep ze er heon en wat was ze blij, toen ze bemerkte, dat het haar Vader was, die zoele, lieve Pappie, met een brandende lantaarn in de hand. En Mieke's vader zag zijn kleine meid aan komen hollen en was zóó 'blij, dart hij haar gevonden had, dart hij heelemaal vergat le knorren en haar in zijn armen nam en een Hinken kus gaf. „Maar Mieke, wat heb je ons eon schrik aangejaagd. Kom nu maar vlug mee, want Moeder is natuurlijk erg ongerust. En Mieke was zóó blij, dat ze nu niet meer alleen in dat groote, donkere bosch was, dat ze Vader een handje gaf, en haar korie beentjes dap per gebruikte om toch maar gauw naar huis te komen. Maar ze werd spoedig moe, en toen Vader dat merkte, nam hij haar op den arm en Mieke legde haar hoofdje Legen zijn schou der en pakte met haar handje Vaders mooien, langen baard vast. Zoo kwamen ze snel voo-ruil, en na een poosje zagen ze de verlichte ramen van him huis al. Mieke was nu toch wel een beetje bang. Zou juf erg 'knorren? En Moeder kon zoo bedroefd kijken, als ze erg ongehoor zaam geweesit was. Maar toen ze eindelijk in de gang stonden, was Moeder al even blij als Vader. Nadat de eerste drukte een beetje voorbij was, nam Moeder Mieke op den schoot en keek haar eens heel ernstig aan, dart kon Moeder soms zoo doen en als je wart stouts gedaan had. kreeg je er dadelijk spijt van. En Mieke sloeg haar armpjes om Moeder* hals en snikte: „O, ik ben zoo stout geweest, wilt u me vergeven, ik zal 't nooirt weer doen!" Nu, Moeders vergeven maar al te graag en Mieke's Moesje was geen uitzon-dering. Maar eerst moest Mieke nog naar juf toe; en ze ging met gebogen hoofdje en haar rech- lerpootje uitgestoken, heel langzaam naar haar to? want, juf ws Moeder niet en ze was toch wel een beetje bang. Maar het werd haar niet moeilijk gemaakt en Mieke drukte met veel voldoening, die lastige taak volbracht te hebben, haar natte snoetje tegen juüs wang. „Zoo, kindje, en nu vlug je bedje in." En toen Mieke een poosje daarna tusschen de dekens lag, en Moeke haar nog eens lek ker had" ingestopt, dacht ze mert een rülinkje aan 't bosch wat was het er toch donker geweest, maar maar ze wilde toch nog wel eens zoo'n mooien droom bobben! Mieke was zóó moe. dat ze binnen een paar minuten al vast in slaap was en wie weet, misschien Seef-t ze wei van de elfjes ge droomd I Antwoord op de vraag uit 'n vorig nummer» O O o o O O O O O O O O O O O O O O O O 0 0 0 0 0 0 O O O O Op weg naar *t strand In Foesenland. />W\ "L 5 L- 4, \i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 7