Naar het land van belofte! 14de Jaargang „DE E EM LAN DER". Woensdag 22 September 1915. BUITENLAND. FEUILLETON. Uitgevers: VALKHOFF Co. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. Troonrede 1915. Politiek Overzicht Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. ABONNEMENTSPRIJS: Per S maanden voor Amersfoort f l.OO. Idem franco per post 1.50. Per week (mot gratis verzekering tegen ongelukkon) - O.IO. Afzonderlijke nummers 0.05. Wekelijks bijvoegsel „de Hollandsche Huisvrouw" (onder redactie ■tan Thérèse van Hoveo) per 8 mnd. 50 ets» Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. PRIJS DER A D VERTENTI ËN: Van 15 regels.. f 0.50. Elke regel moor0.10, Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zoor voordooligo bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnomenfc. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. De Troonrede men zie ons vorig1 num- fïier werd ook dit jaar met meer belang- Btelling tegemoet gezien dan anders, vóór 'den oorlog het geval was. Was de Troonrede In vroegere jaren doorgaans slechts 'n droge Opsomming van reeds algemeen bekende feiten en vage beloften van 'n regeeringspro- gram, waarvan men overtuigd was dat de helft slechts voor parade moest dienen ditmaal, nu men aan elke officieele uiting zooveel waarde hecht, moesten de woorden waarmee de Koningin de vereenigde zitting yan de Staten-Generaal opende, wel van meer dan gewone beteekenis zijn. Bn dat waren zij ook. Die beteekenis valt allereerst reeds af te leiden uit den rustigen toon, in tegenstelling met het nog onzekere geluid van het vorigé jaar. „De betrekkingen met alle mogendheden bleven van vriendschappelijken aard", het stereotype zinnetje waar men vroeger over heen las maar waaraan zich nu 'n zee van gedachten verbinden, gedachten aan de el lende, de smart, de waanzin rondom ons en het onuitsprekelijk geiuk, de betrekkelijke voorspoed van ons kleine vaderlandje] De economische toestand, weliswaar ge drukt door de omstandigheden, geeft in het algemeen reden tot tevredenheid. De werke loosheid aldus wordt, misschien wel wat optimistisch, gezegd is niet onrustbarend. De economische toestand in Indië biedt geen aanleiding tot bezorgdheid. Dat zijn alle wel negatieve uitlatingen, maar in dezen tijd begeert men niet verbete ring doch is reeds dankbaar indien geen ver slechtering intreedt. Met bizondere waardeering wordt gedacht aan de vele mannen, die door de vervulling van hun plicht nu reeds zoo geruimen tijd verstoken zijn van de uitoefening van hun beroep, de behartiging hunner zaken en de samenleving met hunne gezinnen. Of die waardeering ook zoover gaat, dat zij, gezien de grootere zekerheid voor het behoud onzer neutraliteit, de mogelijkheid zoekt om die mannen weer voor eenigen tijd aan hun zaken en gezinnen terug te geven, wordt niet gezegd. Gememoreerd wordt natuurlijk ook, dat de regeering zich genoodzaakt gezien heeft hare tusschenkomst in buitengewone mate te verleenen voor het aanvoeren van levensmiddelen en. het tegengaan van prijs opdrijving. j Werd in de vorige Troonrede gewaagd van de gastvrijheid aan de, toen nog weinig tal rijke, Belgische vluchtelingen geboden, thans wordt er over gezwegen. Ook van Vredesactie geen woord. De uit zending van den gezant naar het Vaticaan, waarmee in. den voorzomer zoon haast ge maakt moest worden, schijnt nog geen vruchten afgeworpen te hebben. Intusschen wordt de binnenlandsche toe stand zóó hoopvol ingezien, dat „zoolang de buitengewone omstandigheden zich niet ten onzen nadeele wijzigen", de gewone, wetge ving weder kan worden ter hand genomen. En dan volgt niet als gewoonlijk 'n lange lijst van wetsvoorstellen, die niet aan de orde zullen komen, doch en dat is 'n be wijs van soberheid en ernst slechts 'n drie tal hoofdpunten, waarvan men verzekerd kan zijn, dat zij niet als paradepaarden dienen doch reeds in gevorderd stadium van voor bereiding verkeeren. Het zijnlo. de vroeger aangekondigde voorstellen tot Grondwetsherziening („tot toekenning van het kiesrecht, behoudens vast te stellen uitsluitingen, aan alle manne lijke Nederlanders van zekeren leeftijd, en tot wegneming der grondwettelijke belemme ring tegen het toekennen van kiesrecht aan vrouwen") 2o. algeheele herziening van het belasting stelsel, (reeds vroeger gewenscht, thans door de crisis noodzakelijk geworden) en in aan sluiting daarmee herziening van de finan- cieele verhouding tusschen Rijk en Gemeen te (al lang urgent, thans onhoudbaar gewor den tores tand) 3o. afwerking van het gebouw der sociale wetgeving. Naar het tweede plan worden verschoven de Vlootwet en (uitgesteld tot het voorjaar, alweer met het noodige voorbehoud van on verhoopt dringende omstandigheden) maat regelen op finantieel gebied tot regeling der vlottende schuld. Het program is niet lang maar van 'n om vang, welke alle krachten van de betrokken departementen, boven alle het Departement van finantiën, vereischen zal. Na de onvrijwillige stagnatie in het gewo ne regeeringsbedrijf, begint de machine, zuchtend nog, weer op dreef te komen. En de machinisten en stokers, die waarachtig niet stil hebben gezeten, hebben, „aanpak ken" gezegd. Want 'n verloren jaar, waarin toch ook weer veel gewonnen is,, moet inge haald worden. Bulgarije mobiliseert. Gisteren heeft de regeering van Bulgarije de olgemeene mobilisatie van de dienst plichtige manschappen bevolen. Wij staan daarmee voor eene nieiuwe uitbreiding van den wereldètrijd. Het geheele Balkangebied zal daarin betrokken worden. Het mobilisa- tiebesluit wordt gemotiveerd met de nood zakelijkheid tot het aannemen van eene ge wapende onzijdigheid. Maar de ondervin ding leert,, dat het mobilisatiebesluit de eer ste stap is tot den- oorlog. Er behoeft maar weinig te. gebeuren om van de gewapende onzijdigheid over te gaan tot den oorlog. Wat Bulgarije beweegt om in den oorlog te gaan, is geen geheim; Bulgarije heeft zich in 1913, door den nood gedrongen, moeten onderwerpen aan de verdeeling van het Bal kangebied, die door den vrede van Buka- rest is tot stand gekomen; maar het heeft dat niet anders gedaan dan onder protest te gen het geweld, dat het daarmee was aan gedaan, en onder het voorbehoud, dat het zoodra mogelijk zou trachten terug te win nen wat het toen, naar zijne meening we derrechtelijk, onthouden was. Thans acht het daartoe het oogenblik gekomen. Derhal ve maakt Bulgarije zich gereed weder het zwaard te trekken, dat den lOen Augustus 1913 was opgestoken. In de dagorder, waarmee den Ilen Augus tus het leger werd gedemobiliseerd, werd gezegd: „Van alle zijden bedrongen, zagen wij ons gedwongen den vrede van Bukarest te onderteekenen, omdat ons vaderland niet in staat was, met al zijne vijf buren te strij den, zonder gevaar te loopen alles te vér liezen. Uitgeput en vernield;, maar niet over wonnen, moesten wij onze roemrijke vaan dels tot betere dagen oprollen." Die betere dagen acht Bulgarije thans ge komen. Het zal dus weder oorlog worden op den Balkan,-want wat Bulgarije opeischt is thans in het bezit van Servië en Grieken land, die dit zeker niet goedschiks zullen af staan, en Rumenië heeft zich als loon voor zijne bemiddelaarsrol bij de onderhandelin gen in Bukarest, ten koste van Bulgarije, eene uitbreiding van zijn gebied in de Do- broedsja bedongen. Aan het verdrag van 10 Augustus 1913 is een kort leven beschoren geweest; op nieuw zal de oorlogsfakkel het Balkangebied in brand steken en wat in dien heksenketel gebrouwen zal worden, weet niemand te zeggen. Als aankondiging van den nieuwen oor logstoestand aan den Balkan hebben Oos tenrijk en Duitschland mgt gezamenlijke krachten den strijd tegen Servië hervat, dat zich dus naar twee zijden tegelijk zal heb ben te verweren. De voorlooper van het mobilisatiebesluit is geweest de met Turkije gesloten overeen komst tot herziening van de Turksch-Bul- gaarsche g^ens, waardoor de Toendja tot aan hare samenvloeiing met de Mariiza en van daar tot Enos de Maritza de grens tus schen de beide staten zullen vormen. Én voor den strijd, dien Bulgarije thans tegemoet gaat, is Macedonië het wachtwoord. De schoonzoon van minister-president Radosla- wow, dr. Th. G. Anastasow, die aan het Bul- gaarsche gezantschap te Berlijn is geplaatst, heeft in Augustus 1913 een geschrift uit gegeven, waarin werd gezegd: „Reeds in het jaar 1825 hebben de Bul garen met succes tegen de Grieken om de zelfstandigheid van hunne kerk gestreden. Door de firman van 1870 werd de oprichting van het Bulgaarsche exarchaat bekrachtigd. Destijds bestond de bevolking van Bulgarije uitsluitend uit Bulgaren, hetgeen weten schappelijk bewezen is niet voor betwisting vatbaar te zijn. Macedonië is: in zekeren zin de wieg van de Bulgaarsche cultuur. De Bulgaarsche nationale heiligen Cyrillus en Methodius zijn afkomstig uit Macedonië. Ook in de zoogenaamde betwiste zóne is de Macedonische bevolking van overwegend Bulgaarsche nationaliteit." Wanneer de koning van Bulgarije thans zijne weerbare manschappen andermaal on der de wapenen roept, dan is het duidelijk, dat Macedonië het doel is, waarvoor Bul garije in het strijdperk wil treden. De oorlogo B e r 1 ij n. 21 Sept. fW.-B.). Bericht van het opperste legerbestuur uit liel groote hoofdkwartier van lieden voormiddag. In den sector Souohez-Atrcchl onderhield de Franscüe artillerie bijna onafgebroken een krachtig vuur. In de streek van Ncuville kwam hel lol een handgranalenstrijd. Het gisteren In puin geschoten "shiizenhuis le Sapigneul aan het Aisne-Marnekanaal. ten noordwesten van Reims werd dos nachts, nadat de o\erbliit'sclen waren opgeblazen, vrijwillig door ons ontruimd, zonder dat wii met den vijand in aanraking kwamen. Ten westen van Perthes, in Champagne en in dc Argonne werden met succes mijnen in de vijandelijke stellingen opgeblazen. Verscheidene handgranaat-aanvallen bii Harlmannsweilerkopf werden afgeslagen. P a r ij s, 21 Sept. (Havas). Namiddag communiqué. Het wederkeerige bombardement is steeds hevig ten noorden van Atrecht. ten oosten vaan Noulette en in den sector van Neuville. Fransche batterijen richtten een afdoenden vuurhagel op de Duitsche stel lingen ten oosten van den weg naar Bethu- ne. Eene van de Fransche loopgraven, uitge gane verkenning bracht gevangenen thuis. Voor Beuvraynes was eene levendige fur sillade, vergezeld van een artilleriestrijd en van gevechten van loopgraaf tot loopgraaf met granaten en bommen. Aan het Aisne-Marnekanaal kregen de Franschen voet op den rechterover aan weerszijden vaan den post Sapigneul. De Duitschers deden vruchteloos tegenaanval len; zij moesten teruggaan met achterlating op het terrein van. een twintigtal dooden en een vooixaacf granaten. In Champagne richtte de Fransche nrtif- lerie eene hevige kanonnacie tegen' Mour- melon, waarop krachtig geantwoord werd. De nacht was rustig in de Argonne. Er was eene werkdadige kanonnpde op de Du: _che werken bij Bois Haut, op de Maas< hoogten en op het front van Lotharingen, waar de Franschen op verscheidene wer kende troepen verstrooide door hun vuur. fn de Vogeezen kwamen de Franschen merkbaar vooruit met granaten in de loop graven van Harlmannsweilerkopf. Een Fransch luchtschip bombardeerde in den nacht het spoorwegkruispunt Dabagne Lucquij ten oosten vaan Bethel. P a r ij s21 Sept. (R.) Avond-commu niqué. De artillerie-actiën duren met onvermin derde intensiteit voort in Artois tusschen- Roye en de Oise, in Champagne, de Argon ne, de Woëvre en Lotharingen. De vijand wierp zware bommen op dt voorsteden van Atrecht. De omtrek van dt oude citadel werd door ons vuur zwaar be» schadigd. Hernieuwde aanvallen van de Duitscherl op het brughoofd van Sapigneul, aan hoi Aisne-Marnekanaal werden terugg,?slagerw Verscheidene Duitsche batterijen werden t<X zwijgen gebracht en een blokhuis vernield in de Argonne. Ons vernielend vuur in Lotharingen voorn* kwam een Duitsche poging om emplace menten te bouwen voor zware vèr dragend* kanonnen, in staat om de districten Nancy cn Luneville te beschieten. Negentien vliegtuigen wierpen een hon derdtal bommen neer op het spoorwegkruis punt Bensdorf, ten oosten van Morhange, waardoor gebouwen en stilstaande treinen beschadigd werden. B e r 1 ij n, 21 Sept. (W. B.) Bericht van het opperste legerbestuur uit het groote hoofdkwartier van heden voormiddag. Legergroep Hindenburg. De troepen van Eichhorn zijn ten noordwesten en ten zuid westen van Oschmjano in een vooruitgaan- den aanval. De rechtervleugel van de leger groep bereikten onder achterhoedegevech tten de streek ten oosten van Licla tot ten westen van Nowo Grodek. Legergroep Leopold van Beieren. De over gang over de Molczadz werd bij en ten zui den van Dworzec afgedwongen. Verder zui delijk kwamen onze troepen onder vervol gingsgevechten tot in eene linie, loopende zuidoostelijk van de Molczadz over Nowaja Myschl tot een punt ten westen van Ostrow. Legergroep Mackensen. De toestand is onveranderd. Zuidoostelijk oorlogstooneel. Bij de Duit sche troepen is niets gebeurd. W e e n e n, 21 Sept. (W. B.) Officieel bericht vana heden middag. Hernieuwde Russische aanvallen op onze stellingen in de streek ten oosten van Luzk werden afgeslagen. Aan de Ikwa verjoeg het kruisvuur van onze batterijen eenige vij andelijke afdeelingen, die op den westelij- Wie te veel hart hebben worden het slacht offer van hen die te weinig hart hebben. Roman van IS. TEIRLINCK. „Hoe ze niet beschaamd is!" roept Siska, terwijl ze vol verachting beide handen vouwt en met schijnheiligen blik de twee ellendige zondaars beziet. Koben wordt korzelig. „Wat gaat u dat aan?" vraagt hij haar bits, terwijl hij zijn pijp uitklopt en ze in zijne 'tesch bergt. „Bemoei u met uwe zaken, hoort ge!" „Dansen, mijn God!" krijt Siska; „dan sen IEn uwe ziel, menschen, uwe arme 2iel, wat zal ze worden Bertine en Koben halen de schouders op. iVien komt er tusschen: „Siska, Siska ge zijt weer bezig, he?.... Ge vergeet uwen jongen tijd fWat kwaad ligt er in een flikkertje?" Maar Siska snapt: „Wat kwaad? Ongelijke personen mogen niet bijeenkomen, leert de catechismus." »,Och-Heere-toch, daar trekt ze haren catechismus uit." spot Bertine. Maar Vien lacht: «Ongelijke personen, Siaka fgijk eens rond zijn we hier geen ongelijke personen?" „In het werk, Vien-jongen, in het werk!" verbetert zij zoetwoordig. „Welnu, ja, in het werk; waarom ook niet in het plezier, Siska Koben nadert de kwezel en boert: „Gij zoudt hier niet geweest zijn, Siska!" Verwondert beziet zij den jongeling. „Hoe?... Wat?...." „Neen, zeker zoudt gij hier niet geweest zijnen ons niet vervelen met uwen dwa zen praat; zonder uw vader en uw moeder twee ongelijke personen, Siska, twee onge lijke personen!" Allen lachen, uitgenomen Osmaart, die stil en koel toeziet, en de femelaarster, die beschóamd zich omkeert en niets antwoordt. „Ge zult komen, he, Bertine?" vraagt op nieuw Koben, terwijl hij het meisje lichtjes in der arm knijpt. „Zonder twijfel zal ik komenen met u dansen ook, Kobenal ware het maar om die schijnheilige kwezel den duivel aan te doenF" roept luid Bertine. In eens steekt- ze luisterend den vinger op: een lied stijgt uit den naburigen beemd en zweeft tot hier. „Hoor ze maar zingen!" zegt ze tot haren vrijer. „Maar gij kunt beter!" yoegt zij er lachend bij. „Ja, Koben kan beter!" bevestigen de andere hooiers, die nu den jongen maaier tot zingen pramen. Deze trekt naar de smoe- lende Siska en vraagt schertsend: „Van Kwezelke, willen wij dansen, Siska?" Zonder antwoorden schuift de vrome hooister knorrend weg en zet het op een woelig hooien, Al die versteende menschen. denkt ze, zondigen tegen den H. Geest: zij luisteren naar geenen goeden raad, den raad van Siska, en blijven hardnekkig in de boos heid. „Laat zë maar gaan, de belachelijke trun- te," besluit Vien. „Waarom is ze zoo hard tegen het vrijen en het dansen? Jongens- jongens-toch! omdat zij er nooit eenen ge kregen heeftKwezelke, bij gebrek aan ezelke!Ik heb ze jong gekend en het was iemand!Of het iemand was! Een hond met nen hoed op, of een marteko met nen bril 't was voor haar al goed!" Iedereen schokt om het gezegde van den ouden Vien; enkel Osmaart blijft onaandoen lijk. Zoo stijf en zwijgend, was hij overigens altijd. „Toe, Koben, begin, zegt Bertine. „Komen, zulle?" fluistert nog eens de jongen. Zij knikt goedkeurend. En Koben begint te zingen, met klare, volle mannenstem. Ja, waarachtig de jonge maaier zingt goed. Zijn lied luidt: Te Kieldrecht, te Kieldrecht, Daar zijn 'de meisjes koene; Ze vrijen tot den middernacht En slapen tot den noene. fk maai, Is dat niet fraai? En slapen tot den noene: Hij geeft een teeken met beide handen en al de hooiers herhalen in koor: Ik maai, ïs dat niet fraai? En slapen tot den noenet „Bravo!" roept Vien; „dat is het schoone maaierslied." Bertine laat met genoegen hare zwarte oogen op Koben rusten: men* bemerkt, dat zij fier over haren jongen is. Deze gaat verder: Als ze opstaan, als ze opstaan, Dan kijken ze in de wolken, Ze zegger: „wel, hoe laat is 't al? Mijn koe staat ongemolken l Ik- maai, Is dat niet fraai? Mijn koe staat ongemolken?" Wilder, luider wordt het refrein herhaald. Zelfs de hooiers der nabijgelegen beemden voegen hunne stem bij die der knechten van boer Penninck. En Koben wenkt schertsend de rijvende kwezel: „Kom ook eens meezingen, Siskaatje-lief!" Maar Siska hooit dapper door en gewaar- digt zich niet een enkelen oogslag naar die zondigende wulpschaards te werpen. Ze be weegt snel hare lippen op en neer en schijnt te bidden voor de bedorven ziel diei^ ellen delingen. Inzonderheid voor die van Bertine, wier oogen glinsteren. Koben vervolgt: Als ze uitgaan, als ze uitgaan, Komt haar de koster tegen: „Wel, koster, zeg, hoe laat is 't al? Wat uur is 't daar geslagen? Ik maai, Is dat niet fraai? Wat uur is 't daar geslagen?" Osmaart blijft, met Siska, de eenige, die niet het refrein zingt. Zwijgend, met goedï- gen, doch ernstigen blik staart hij naar den lustigen rei. Hij hoort noch ziet, wat rond hem gebeurt. „En de koster antwoordt aan de fijne meiskens van Kieldrecht," lacht Koben, die voortzingt: „Het uur, dat daar geslegen is, Dat kunt gij wel bemerken; De hoogmis is al lang gedaan En 't volk komt van der kerken! Ik maai-, Is dat niet fraai? En 't volk komt van de kerken!" Als een echo zweeft het gezang over hel schoone landschap. „Het laatste koepiet!" roept Koben; ea hij springt woest naar Bertine, grijpt ze oio; de lenden zij biedt geen wederstand zwaait ze rond, terwijl hij luider zingt: En als zij komen in de wei, Ze zeggen: „KoeikenBlare, lie ben"hier met mijn lieveken, En zal u dat niet varen? Ik maai, Is dat niet fraai? En zal u dat niet varen?" De werklieden hebben den tijd nief h'e$ refrein te herhalen. Wordt vervolg^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 1