üaar list M van We
14de Jaargang
„DE E EM LAN DER".
Zaterdag 2 October 1915.1
BUITENLAND.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
i Staten-Generaal.
Iloofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.*
Uitgevers: VALKHOFF Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
ft ipftAndon voor Amersfoort f 1*00«
PRIJS DER AD.VERTENTIËN:
4 Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) 0.1«. j
Afzonderlijke nummers
(Wekelijks bijvoegsel „da HoUandtch* Euisprêtitd' (onder redactie
Van Thérèse van Hoven) per 8 mnd. 50 ets.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie*
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Dienstaanbiedingen 95 ccuts bij vooruitbetaling,
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handol en bedrijf bestaan zoer voordoeligo bepalingen
tot bet herhaald advertoeron in dit Blad, bij abonnement.
Eepe circulaire, bovattonde de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Verspreide Berichten.
V -r
>v~ Op luisterpost
Aan de Berliner Lokalanzeiger is het vol
gende verhaal ontleend:
Dat er luisterposten zijn moeten, daar
over waren wij het allen eens. Maar enkelen
onzer waren de overtuiging toegedaan, dat
het absoluut niet noodig was, dat deze pos
ten zoo ver van de eigen stellingen lagen.
Doch de posten waren er nu eenmaal en
wij moesten ze bezetten. Daar het punt, be
paald als onze luisterpost 800 meter voqt
onze loopgraaf lag en alleen te bereiken
was door draadhindernissen, over weide, veld
en bremstruiken, kwamen wij slechts lang
zaam vooruit. Vooral, omdat de vijand ra
ketten liet opstijgen en wij dan, volgens
voorschrift, onmiddellijk op den grond moes
ten gaan liggen. Niettegenstaande men al
leen maar behoeft te blijven staan in het
schijnsel der raketten, om niet gezien te
worden.
E)e mannen, die wij aflosten, meldden, dat
er niets bijzonders gebeurd was. Wij gingen
in een gat in den grond liggen en begonnen
onzen dienst, die hierin bestaat, dat wij zelf
een geluid geven en letten op vreemde ge
luiden, om dan onmiddellijk handelend op
te treden.
Voor ons luistergat, ongeveer op twintig
meter afstand, liep het M. kanaal. Onze
oever was volkomen kaal, de andere oever,
door den vijandelijken luisterpost bezet, be
groeid met wilgen en hazelnootstruiken.
Over het smalle kanaal liep een primitief
biuggetje, dat vooral in donkero nachten
door de luisterpatrouilles gebruikt werd om
de overzijde te bereiken.
De nacht was buitengewoon stil. De rust
werd niet eens verstoord door het gebruike
lijke kanon-gedonder uit de richting van Y.
Slechts af en toe schreeuwde een vogel of
klonk uit de verte het rollen van een Fran-
schen auto. Langzamerhand wennen oog en
oor aan de duisternis en stilte en zien en
hooren wij tooneelen en geluiden, die te
voren niet waargenomen konden worden.
Aan den overkant schijnt zich een groot dier
te bewegen. Maar een dier kan niet vloe
ken. Heel duidelijk hoor ik: „Sacré nom d un
cfcien". En dan zie ik een schaduw en nog
*en.
De kameraden hebben het ook gehoord
en zonder iets te zeggen, alleen door hand
bewegingen, spreken wij af, wat wij te doen
hebben. Wij grijpen naar de handgranaten
en wachten op den vijand. Wij kunnen wel
raden, wat hij in zijn schild voert. Sedert wij
hier liggen, heeft hij gemerkt, dat het on
schadelijk maken van patrouilles onze spe
cialiteit is. Zijn patrouilles wagen het dus
niet meer over het bruggetje 'ie gaan, doch
trachten in bootjes over het water te komen.
Wij hebben ons luistergat verlaten, het ge
weer om den hals gehangen, in de linker
hand een granaat, in de rechter twee gra
naten genomen en gaan kruipend naar den
oever.
Aan den overkant hoorden wij zacht roe
pen: „Ailons!" Zes man in het kleine bootje,
kwamen zij spookachtig zachtjes nader. Wij
twijielden er geen oogenblik aan, dat zij het
gemunt hadden op onzen luisterpost om
wraak te nemen, omdat wij in den vorigen
nacht een officierspatrouille hadden afge
maakt.
Het spookschip was nog drie meter onge
veer van den oever. Toen floot een der on
zen, drie Duitsche handgranaten suisden in
het bootje, dan nog eens drie en weer drie,
alles bliksemsnel.
De boot vloog niet aan stukken, hetgeen
wij vermoed hadden. In rook en vlammen
gehuld kenterde zij en vijf lichamen dreven
bewegingloos op het water. De zesde was
niet te zien.
Snel kropen wij terug in onzen granaat-
trechter en nauwelijks waren we er aange
komen, of de projectielen van een Fransch
machinegeweer floten over onze hoofden.
Na tien minuten hield het schieten op.
E e n w i c h e 1 r o e d e v o o r
geladen granaten.
Zeer vaak gebeurt het, dat granaten niet,
zooals hun plicht is, uiteenspatten, doch dat
zij diep in den grond dringen en pas later,
wanneer de aarde in hun nabijheid wordt
omgespit ontploffen. Hierdoor ontstaat na
tuurlijk een niet gering te schatten gevaar
voor den landarbeid, wanneer het eenmaal
weer vrede is. Door mannen van de weten
schap is dan ook gezocht naar een mid
del, om zulke granaten op te sporen. Pro
fessor Camille Gunton heeft onlangs in ge
zelschap van een vertegenwoordiger der
Fransche regeering in de nabijheid van
Nancy proeven genomen met een door
hem voor dit doel uitgevonden wichelroede.
Over het resultaat is men zeer tevreden.
Tot op een die'pte van 40 c.M. worden er
granaten mee gevonden.
HetStilfserJochin
oorlogst ij d.
Het Stilfser Joch, de bekende mooie pas,
die van Veltlin naar Tyrol voert en in
vredestijd druk door toeristen be
zocht werdis thans een belang
rijk strategisch punt geworden. On
middellijk in de nabijheid bevindt zich n.l. de
plek, waar Zwitserland, Oostenrijk en Tyrol
aan elkaar grenzen. Een marmeren tafel,
welks blad in drie stukken verdeeld is, geeft
de scheiding aan. „Oesterreich" leest men
op het eene stuk, „Schweiz" en „Italia" op
het andere. Iets verder af verdedigen twee
kleine Oostenrijksche forten den overtocht.
Op één Juni zijn hier de eerste schoten ge
vallen: Een Italiaansché patrouille verscheen
juist aan de grenzen, toen de Oostenrijksche
wacht op de Ferdinandshohe afgelost werd
en in een oogenblik was de plek, waar voor
den oorlog alles vroolijkheid, zorgeloosheid
en weelde was, waar het wemelde van rijke,
buitenlandsche toersten, herschapen in een
somher* bloedig slagveldtooneeL
Bruggededoodestad.
In Fransche en Engelsche bladen wordt
gewag gemaakt van een geheimzinnig drama
in de buurt van Brugge,'dat volgens de „Ti
mes" een licht werpt op het schrikbewind,
hetwelk thans in België onder Duitsch be
heer wordt gevoerd. De woningen van de le
den der aristocratie, die bij de komst van de
Duitschers uit de stad zijn gevlucht, zijn, vol
gens den Parijschen correspondent van de
„Times" ingenomen door Duitsche officie
ren. Alle kostbaarheden en voorwerpen van
waarde zijn er uit geroofd. De inwoners die
gebleven zijn wagen zich niet buiten de deur
De enkele koffiehuizen, die nog open zijn,
worden alleen door Duitschers bezocht,
's Avonds mag men geen licht op hebben
en de straten zijn zwijgend en verlaten. Een
schrikbewind heerscht er oVer de bevolking,
wan. daden van willekeur komen hoe langer
hoe veelvuldiger voor.en de welgestelde lie
den zijn er nooit zeker van of zij, wanneer zij
uitgaan, weer veilig zullen thuis komen. Het
geringste voordeel, dat de geallieerden op
het oorlogsterrein behalen, wordt door de
Duitschers op de brutaalste manier-gewro
ken op de inwoners van de stad.
In Mei van dit jaar were de heer Dudeken,
die een kasteel bewoonde te Ruddervoorde
op 15 K.M. van Brugge gelegen, door twee
Duitsche officieren aangehouden, die per
auto naar het kasteel kwamen en den bewo
ner aanzegden, dat ziLbelast waren hem naar
de kommandantur te Thielt te geleiden. Hem
wérd gelast in den auto plaats te nemen, die
daarop in de richting van Thielt vertrok.
Sindsdien heeft men den heer Dudeken niet
levend meer teruggezien. Zijn betrekkingen
tot den vijand waren slechts van vreedzamen
aard geweest en toen hij niet terugkeerde
dacht zijn vrouw, dat hij misschien naar
Duitschland was gebracht Er werd onder
zoek naar gedaan, maar zonder gevolg. Op
4 September werd zijn lijR gevonden in het
bosch van Beernem, op enkele kilometers af-
stands van zijn kasteel. Hij bleek door twee
revolverschoten te zijn gedood. De overheid
te Brugge werd van het geval verwittigd en
een onderzoek werd ingesteld. Dienzelfden
avond echter nam de Duitsche militaire over
heid het lijk in beslag en verbood den Bel
gischen magistraat zich verder met de zaak
te bemoeien. Enkele dagen later is de jacht
opziener, die het lijk ontdekt had, eveneens
spoorloos verdwenen.
de heer Dudeken niet te Thielt voor- den
kommandantur was verschenen, en dat hij
moet zijn vermoord door de twee officieren
en beroofd van een aanzienlijke som gelds,
welke hij steeds bij zich had.
Plechtige dienst op den j o n g s t e n
grooten Verzoendag in de
Synagoge te Luik.
De lieer de L. van Amsterdam.- die reeds
sedert jaren fungeert als hulp-voorzanger Ge
durende de Israël, hooge feestdagen te Luik
en wiens reis ten vorigen jarc met zooveel
moeilijkheden en gevaren, gepaai d ging. be
schrijft ook thans zijn indrukken tijdens zijn
verblijf in JSelgiü.
Waren er het vorige jaar veel moeielijk-
heden aan de reis verbonden, ditmaal ging
alles veel gemakkelijker. Van Amsterdam kon
ik per spoor Eijsden bereiken en moest van
daar een uur loopen naar Visé; vervolgens
na een uur sporens kwam ik te Luik aan.
Een onaangenaam bericht trof mij. toen ik
vernam, dat de hoofdvoorzanger, de Eerw.
heer L. ernstig ongesteld was. zoodat het zidh
liet aanzien, dat ik den dienst alleen zou
moeten verrichten. Gelukkig kwam er uit
komst. Ilct volijverig kerkbestuur, dat op
prijzenswaardige manier voor alles gezorgd
had. tclegraphccrde naar den grand-rabbin
te Brussel om een assistent. Een paar uur
voor het intreden van den Verzoendag arri
veerde tot ieders vreugde de heer C. van
Brussel, van geboorte Nederlander, dio zich
oo zeer verdienstelijke wijze van zijn taak
gekweten heeft.
Tot mijn genoegen zag ik in de Synagoge
vele gemeenteleden mij nog van ouds van
voor den oorlog bekend. Vele anderen miste
ik; zij vertoeven thans nog in Holland en el
ders.
Door opheffing van sommige strenge maat
regelen van het Duitsche Touvernement kon
thans het ..Kol nidrei" (hel bekende plechtige
febed bij den aanvang van den grooten Ver
zoendag") op den juisten tiid worden voorge
dragen.
Vermeldenswaardig is het'reit, dat er 120
Duitsche soldalen in de fraaie synagoge aan
wezig waren, waaronder een officier en vele
enderofficieren. Allen waren tijdens den
dienst in zeer devote houding en zonder uit
zondering den morgen van den Verzoendag
reeds vroeg weer aanwezig.
Het traditioneele gebed voor het koninklijk
huis werd in de Fransche taal uilgesproken
er. in adcmlooze stille door allen aange
hoord.
Toen aan het einde van den dienst het
plechtig aangrijpend gebed weerklonk (het
schemang Israël, dat ook bii een stervende
wordt uitgesproken") lieten velen hun tranen
den vrijen, loop.
V'ederom was een plechtige dienst in een
veel bewogen tijd volbracht.
Dat bii alle aanwezigen, niet het minst bii
de militairen dc innige wenscli naar vrede
bestond, blijkt wel liet best toen men bii het
mrlaten der synagoge elkander de band tot
afscheid drukte, men in dc hebreeuwsche taal
daaraan toevoegde: „Het volgend, jaar vrede
op dc geheele aarde."
Onbemande vliegmachines.
Henrv Ford, de bekende Amerikaanschc
automobielfabrikant, die sedert eenigen tiid
op verzoek zijner regeering lid is van den
Raad. van advies, welke uitvindingen ten
dienste der verdediging des lands moet on
derzoeken. heeft in een onderhoud met Da
niels, den minister van marine, verklaard dat
hij kans zag, om door middel van electrische
golven onbemande vliegmachines Ic besturen.
Op deze wijze zou het mogelijk zijn, bommen
op bepaalde punten te laten vallen, zonder
dal hierbij het leven van vliegers op het spel
gezet wordt.
#5* Vragen van dén heer
Duymaer van Twist.
De heer Duymaer van Twist heeft dc volgende
vragen tot den minister van Oorlog gericht:
1. In de vergadering der Tweede Kamer van
15 Juli 1915 heeft de minister van Oorlog ver
klaard te willen overwegen, of hel binnen toe
laatbare grenzen mogelijk zal zijn, hier en daar
iets te doen met betrekking tot het verleencn
van subsidie aan de militaire tehuizen.
Heeft deze overweging reeds tot eenig resul
taat geleid?
2. Is het onderzoek naar de juistheid der be
weerde ongenoegzaamheid van de geestelijke
verzorging der gemobiliseerde troepen, waarvan
in de Memorie van Antwoord op het wetsont
werp tot het langer in dienst houden van inge-
lijfden bij de militie, ingezonden bij brief van
10 Juli 1915, sprake is, reeds afgelpopen?
En zoo ja, welk resultaat heeft dit onderzoek
opgeleverd?
3. Is de minister van Oorlog bereid, zijner
zijds te bevorderen de totstandkoming van een
Koninklijk besluit, waarbij vrijdom van port ten
behoeve van dc militairen wordt verleend, zco-
als dit was geregeld bij Koninklijk besluit van
28 Augustus 1914, no. 60?
Berichten,
De Staatscourant van Zaterdag 2 Oct.
bevat o. a. de volgende Koninklijke beslui
ten:
eervol ontslagen wegens gezondheidsre
denen P. H. J. Neskens, van het vrijwillig
automobielkorps;
benoemd bij den. staf der artillerie tot Te
luitenant-magazijnmeester de 2e luitenant
magazijnmeester J. Tack vair den staf; tot
2e idem de adspirant magazijnmeester der
artillerie F. M. J. Vermeulen, adjudant-on
derofficier-titulair bij het le regiment ves
ting-artillerie;
op verzoek eervol ontslagen met dank J.
Muijsken, als lid-voorzitter van den Raad
van Toezicht op de artillerie-inrichtingen en
benoemd als zoodanig J. van Vollenhoven,
lid der Tweede Kamer;
op aanvrage eervol ontslagen als tijdelijk
officier van gezondheid 2e klasse J. A. v. d.
Starp;
tijdelijk benoemd tot reserve-officier van,
gezondheid 2e klasse G. B. J. Keiner, arts;
bevorderd tot adjunct-commies aan het
departement van financiën C. Meines, thans
klerk;
benoemd tot adjunct-commies aan het de
partement van buitenlandsche zaken mr. dr,
P. C. Witte;
op verzoek eervol ontslagen met 1 Januari
onder dankbetuiging voor de langdurige en
gewichtige diensten A. Belinfante Jr., admi
nistrateur aan het departement van binnen
landsche zaken>
benoemd tot burgemeester van Koeken-
gen en Laagnieuwkoop B. Calissendorff.
Generaal Bühlmann, com
mandant van het veldleger, die sedert ver
scheidene weken wegens ziekte verhinderd
Waarheden, levend water voor de sterken,
kunnen vergift zijn voor de zwakkendezen
laatsten moeten zij verdund worden toege
diend.
Roman van
IS. TEIRLINCK.
IV.
Een kloeke vrouw.
„Ja,sprak de weduwe Moereels, terwijl
zij herhaalde malen het hoofd schudde;
„mijn kop is nog goed, kind; mijn lijf en
mijne armen ookmijn hert is nog ge
jond maar mijne beenen dit laten veel
te wenschenik geloof, dat ze heele-
gansch lam zijn i"
„Och, moeder," klonk een frissche stem,
„wie weet het? Alles kan nog goed worden."
Zoo troostte de dochter Melanie, die be
zig was met de melk te roeren de dikke
middagpap, welke in een grooten ijzeren pot
bobbelde en dreigde o\er boord te koken.
„Neen, kind," antwoordde bedaard de
moeder, met een lichten zweem van droef
heid in den toon, „neen ik zal nooit meer
buiten gerakenik zal nooit meer naar
onze kerk gaan, nooit meerZij wij
zigde onmiddellijk: „Ja .welik zal er nog
eens komenliever: men zal er mij naar
toe dragen om er op het kerkhof te rusten
nevens vader!"
„Moeder-toch!" ontviel het Melanie, die
liefderijk naar de oude vrouw zag en vergat
te roeren. Onstuimig zwol de melk en eenige
bobbels verspatt'en op de buisplaat der
stoof.
„Ge vergeet te roeren, Melanie," waar
schuwde moeder Moereels. En daarna ging
ze verder: „Zeker, zóó zal het zijn, kind,...
en misschien eerder dan gij wel denkt."
En daar de dochter eesi langen zucht liet,
verzachtte de lamme weduwe half glim
lachend, even ernstig toch:
i „En peis daarom toch niet, Melanie, dat
die gedachten van sten en mij bedroeven en
mij altijd bezighouden Zij vertroosten mij,
want, gij weet het ook, genezen zal ik niet
meerWat; kan ik dus beter doen dan mij
te onderwerpen en geduldig naar het einde
te wachten? Zou ik daarom knorren en mor
ren van den morgen tot den avond? Waar
toe zou het helpen? Mijne beenen zou'het
niet gezond maken en u zou het vervelen.
Geef mij mijnen brei, kind; het is niet goed;
dat handen, die werken kunnen, leeg blij
ven
Het meisje legde_jden houten pollepel over
den boord van den pot, schoof dezen op de
stoofbuis en zette de schijf over het kolen
vuur; vervolgens nam zij het breiwerk, dat
öp de vensterrichel lag, en gaf het aan
vrouw Moereels.
„Daar, moeder!Zoudt gij niet liever
aan het venster zitten?" vroeg zij.
„Dat wil ik wel, kind," was het antwoord.
„Dc zie geerne, wat op het hof gebeurt; ik zie
geerne de hennen in de mest de maaien
zoeken, de eenden op den poel zwemmen,
de duiven op het dak achter elkander loo
pen ik zie geerne de zwaluwen in de
lucht kronkelen en strijkenen langs de
openstaande deuren en vensters van de stal
ling, zie ik toch nog den kop van een peerd
of den rug van een koedat houdt mij
bezig en doet mij goed!"
Moeder Moereels zat op eën kussen, in
eenen rolstoel. Over haren schoot en hare
beenen lag een groote wollen doek gespreid.
Sedert een paar jaren waren hare beide bee
nen verlamd; vooral gedurende de laatste
maanden was deze verlamming toegenomen,
zoodat de vrouw het onderdeel van haar li
chaam niet meer verroeren kon. De ziekte
overmeesterde haar gestel zonder moeite,
want de weduwe was van de jongste niet
meer: tot zesmaal tien klom haar ouderdom.
Het lang en mager wezen, de scherpe uit
gerekte arendneus, de fijne lippen vol even
wijdige rimpeltjes, de diep gelegen blauwe
oogen, het groote gegroefde voorhoofd on
der de halfgrijze haarbaarden en de wit-tullen
bekjesmuts getuigden van kloekmoedigheid,
verstand en beradenheid.
Wat het uiterlijk voorkomen betrof, ge
leek de dochter zeer aan de moeder: zij had
dezelfde hemelsblauwe oogen, denzelfden
kleinen mond, dezelfde lippen; doch het fris
sche, een weinig bleeke gelaat was minder
lang, de neus minder gebogen, regelmatiger.
en het dikke, blonde, e enigszins kroe-
zelig haar van voren in twee golvende
strepen gedeeld, van boven en van achter
gevlochten en opgerold kwam lager op
het voorhoofd, dat er smaller uitzag. In ha
ren blik lag minder vrouwensterkte, minder
kloekheid; hij sprak van uitnemende goed
heid, van zachtheid van aard, van medelijden
en erbarming voor al wat leed en zuchtte.
En wat zeer verwonderlijk scheen, was dat
hare handen, welke nochtans vele uren van
den dag werkten ,klein, wit en schoon ble
ven als die eener prinses.
Het meisje ging achter den zetel en met
de grootste voorzorg, rolde zij hem naar het
venster, dat wijd open stond.
Het was voormiddag. Buiten scheen helder
de zon en ze wierp juist hare warmste stra
len in de groote boerenkeuken. Melanie
schoof den stoel in het lommer.
„Echt hooiweer!" riep de weduwe uit.
„Ja, moeder," bevestigde de dochter, ter
wijl zij naar de stoof ging en eenen ketel
met water opzette. „Het hooi zal dit jaar ge
lukt zijn," voegde zij er bij. Zij greep eene
marmiet, met geschilde aardappelen gevuld,
en goot deze in den ketel. Dit alles deed zij
wakker en vlug, en het joeg de warmte
der stoof en der zon hadden er hun aandeel
aan een lichten blos over hare wangen,
welke er gewoonlijk licht rozig uit zagen.
„Hooien!" sprak de moeder vol begeeste
ring; „kon ik gaan hooien! In het hooi wer
ken dèt is er een echt plezier!... ik ken
geen fijneren reuk dan dien van het drogen
de gras, MelanieZie, met de vork het
hooi draaien en keeren, omhoog ei\ pmleee
smijten, het met de raak bijeentrekken en in
oppers zetten dat is er het grootste plei-
zierf... En dat alles, in de volle zon, die
heet op u schijnt en u doet zweeten, doet
zweeten; Ja, kind, dat heet ik een lust en
een leven!Ik weet het, gij blijft liever
binnen, in keuken, in kelder of in spinde,
en het werk in huis moet ook gedaan wor
den maar ik?Ik was liever buiten,
in de volle lucht, op den boomgaard of in de
lochting, op het veld of in de meerschen
Daar asemt men, kind, daar asemt men wijd
en diep!"
Hare oogen glansden, zij hijgde als naar
lucht. Melanie werkte stil voort en zorgde
voor het middageten; daar greep zij juist, uit
den vierkanten zoutbak, onder de schouw,
eene handvol grof zout, hief het deksel van
den ketel en wreef de krakelende kruiderij
over de aardappelen uit.
En moeder Moereels vervolgde:
„Dat was er een leven!En ik kon nog
alles nazienzien hoe het werk gedaan
werd, goed of slechtDe oogen van den
meester, kind, maken het peerd vet."
Zij liet eenen langen zucht, staakte haren
arbeid en leunde lichtjes met het 'schoone
denkend voorhoofd op eene breinaald.
„Moeder, moeder," berispte de dochter;
„waarom houdt gij u met al die dingen be
zig? Vervangt Emiel u niet? Gaat het nu
slechter?"
Wordt vervolgd