Qooi3 de Deugd.
Nieminds Lieveling.
Naar het Engelsch van A. Dawson.
VriJ naverteld door C. II.
HOOFDSTUK I.
Rozenhof.
Eén dine was zeker: er was iets "bijzonders
gebeurd op Rozenhof. Het theewater stond
hoos puffend te koken, omdat er niemand
was. die er op lette en de reeds gesneden
Joterhammen begrepen niet, waarop zii
Jnoesten wachten om opgegeten te worden.
De twee oude dames, die op Rozenhof woon
den, waren op dit oogenblik te verbaasd en
te zeer uit het veld geslagen om iets anders
te kunnen doen dan elkaar aan te kiiken en
het hoofd, te schudden. De dames Grant had
den hun geheele leven in hetzelfde huis ge
woond en waren nooit buiten hun dorp ge
weest.
Zii waren heel vriendelijk voor de armen
en nooit gelukkiger dan wanneer zii met een
mediciinfleschie of een mandie gewapend een
ziekenbezoek konden afleggen. Van iets
nieuws waren zii echter altiid afkeerig rc-
weest en ze vonden het dan ook allesbehalve
plezierig, toen op zekeren dag het land raast
Rozenhof verkocht was en weldra met een
villa priikte. Toen Veldzicht, zoo werd de
nieuwe villa genoemd, bewoond was. brach
ten de dames Grant er geen bezoek. Zelfs nu
nog. na vijf jaar. wilden zii niets met deze
„nieuwe menschcn". zooals zii ze hardnekkig
bleven noemen, tc maken hebban. Juffrouw
Robina Grant, de oudste der twee. dreef al
tiid haar zin door en juffrouw Catharien. die
veel meegaander was, zou in het besluit van
haar zuster geen verandering hebben kun
nen brengen, ook al vond zii in haar hart.
dat hun handelwijze niet vriendelijk was.
Zii hadden één broer, die veel vriendelijker
was en iaren geleden als officier n^r Indië
was gegaan. Hii schreef echter maar zelden.
Eenmaal in het iaar kwam er op Rozenhof
een brief met een buitenlandschcn postzegel,
die dan met groole plechtigheid door iuf-
frouw Robina geonend en voorgelezen werd
Daarna zuchtte zii meestal en zei:
„Henrv hield altiid zooveel van nieuwe
dingen, hii paste-niet bij ziin oude zusters".
Juffrouw Catharien. die eigenlijk in haar
hart wel eens kon verlangen naar wat meer
afwisseling in haar eentonig beslaan, docb
zoo iets niet durfde uiten, «chudde dan liet
hoofd en herhaalde: ..Hii paste niet bii ziin
oude zusters". Eigenaardig was het. dat hoe
wel iuffrouw Robina dit zelf ongemerkt had
zij dit toch liever niet door een ander hoorde
zeggen. Het klonk dan heel anders en daar
om zei ze boos:
..Hoe dwaas van ie. zulke dingen te zeg
gen. zuster, wii moesten toch goed genoeg
voor hem ziin: en als hii gewild had hier
haperde haar stem echter en vulden haar
oogen zich met tranen, terwijl iuffrouw Ca
tharien. die een vriendelijk hart had. een an
deren kant uitkeek en deed. alsof zii niets be
merkte.
Op den morgen, waarop ons verhaal be
gint. had de brievenbesteller het hekie open
geduwd, dat de villa van den grooten weg
scheidde: hii liep den tuin door en liet een
dikken brief in de bus eliiden. Weinig ver
moedde hii. dat deze brief zulk een gewel
dige beroering in het huishouden de- zusters
zou brengen. Juffrouw Catharien was iuist
bezig dunne sncedics broed tc snijden cn iuf-
fiouw Robina keek naar haar.
..De mail. lieve", zei dc laatste.
..De mail", herhaalde iuffrouw Catharien
Haar zuster was juist op het punt te be
weren. dat het even goed anders zou kunnen
ziin. zooals zii gewoonlijk deed. als men haar
v-oorden herhaalde, toen Marie, het dienst
meisje. een eind aan hrt resnrek maakte
''oor een brief binnen te brengen, waarvan
het adres door kapitein Ifenrv Grant ge-
srhreven was.
Toen de deur weer dicht was begon iuf
frouw Robina tc lezen, maar na de paar eer
ste zinnen, verschrikte zii haar zuster niet
weinig door uit te roepen: Maar dat is ver
schrikkelijk! Wat moeten wc doen?".
Na een liidie drong het nieuws echter tot
beiden door.
Eenige iaren geleden had kapitein Henrv
geschreven, dat hii in Indië getrouwd was.
Ailes scheen even goed en mooi te ziin. doch
nu schreef hij dnt zijn vrouw overleden
was en dat hii onmogelijk zelf ziin twee kin
deren kon opvoeden. Hii zou hen daarom
zii waren nu zelfs al onderweg naar ziin
zusters sturen, wetend, dat zii hen zouden
verzorgen en liefhebben ter wille van hem
..Harrv". schreef hii verder. is een aar
dige baas van viif iaar. Ziin vrooliiké. blauwe
oogen en blonde krullen winnen aller har
ten. Hii is heel bü^hnnd. maar een aan
hankelijk kind- Van miin kleine Minnie, die
nas twee iaar is. zullen iullie ook stellig
houden. Ik smeek ie. zorg voor hen; ie weet
niet. wat het mii kost. van miin lievelingen
afstand te doen."
In een P. S. stond nog: ..Binnen enkele ia
ren hoop ik naar Engeland over te kunnen
komen en ben cn iullie terug te zien. Ik zou
graag willen, dat Harrv elk iaar een maand
oaar de familie van miin vrouw in Londen
ging logeeren; Minnie is daartoe vooreerst
aog te klein. De vrouw, die de kinderen
brengt, moet dadelijk naar haar zieke moe
der doorreizen. Zoek dus een kindermeisje
Voor hen; ik zal alle onkosten ve-goeden."
Dit was het bericht, dat zoo *n geweldige
ftpschudding in den huize Rozenhof had ver
oorzaakt,
HOOFDSTUK II.
De aankomst.
Natuurlijk wist na een paar uur fr* ^een
in het dorp het gewichtige nieuws, dat hét
neefje en nichtje van de d^^^s Grant uit
Indië zouden komen. Marie zei tegen den
bakker, toen deze het brood bracht:
„Ik was heelemaal ontdaan, toen ik zag.
dat iuffrouw Robina doodsbleek was. iuf
frouw Catharien schreide en er twee kleine
kinderen bii ons zouden komen."
Het spreekt van zelf, dat ieder ziin eigen
Inzicht over het onderwerp had. Men had
wel Yecl respect voor de dhmes Grant, maar
juffrouw Robina werd meer gevreesd dan be-
fcilnd en men wist, dat iuffrouw Catharien
Hechts een zwakke echo van haar zuster
was. Men gaf echter toe. dat men Rozenhof
en dc heide bewoonsters der villa liever niet
zou willen missen in het dorp. Hun medi
cijnkastje was beroemd om dc uitstekende
middeltjes cn geen soep was zoo krachtig
als die. welke in iuffrouw Robina's keuken
gekookt was. Bovendien hadden dc ouders
cn dc grootouders der dames Grant reeds in
hetzelfde huis gewoond. Toch begrepen de
méesten. dat dit huis. waarin nooit vroolüke
kinderstemmen gehoord werden, niet juist
een geschikte plaats was om twee kleine kin
deren groot te brengen.
In de hoofdstraat van het dorp stond een
rij aardige ongeregclmalig gebouwde huisies.
De mecslen hadden een klein voortuintje,
waarin men in de lange zomeravon
den de mannen na hun dageliikschcn
arbeid aan het werk kon zien. Niet,
dat zii er allen even goed verzorgd uit
zagen. Misschien verleiden zii met grooter
nauwkeurigheid dan de bewoners zelf wel
vermoedden, hoe hel karakter van hun eige
naar was. De meestcn waren keurig onder
houden en sommigen prijkten met de mooi
ste bloemen, die men zich maar denken kon.
Elk iaar was er een wedstrijd in het dorp
cn de damese Grant gaven dan een priis
voor den mooist aangelcgden cn best onder
houden tuin. Dit was een prikkel voor de
bewoners en er waren er altiid heel wat. die
aan dezen wedstrijd deel namen.
De emige winkel in het dorp was aan
het einde der straat. De vriendelijke eigena
res. iuffrouw Huntlev. stofid steeds gereed
haar klanten van de meest uiteenloopende
voorwerpen tc bedienen, van af een mooi
stuk varkensvleesch tot een stuiver spelden
toe. Haar mond vertrok zich altijd tot een
glimlach en zii scheen het leven steeds van
den vrooliikstcn kant te bezien. Als er iemand
behoefte had aan een deelnemend woord of
een praatje, dan kon men zeker zijn hij iuf
frouw Huntlev een belangstellend oor te in
den. Het was dus geen wonder dnt er op
den morgen, waarop dc brief uit Indië geko
men was. menigeen den winkel binnenkwam
om een ons thee of een half pond boter te
koopen. maar eigenlijk om het nieuws te be
spreken. dat zii zooeven un den bakker ge
hoord hadden. Zelfs iuffrouw Huntlev. die
altiid heel zacht in haar oordeel was. kon
niet verhelen, dat zii Rozenhof al een heel
weinig geschikte plaats vond om twee kleine
kinderen groot te brengen.
Zooals zii tegen baar vriendin, de vrouw
van den wagenmoker, opmerkte, waren de
dames Grant"altiid vriendelijk en goed. dat
konden de armen en zieken getuigen, maar
wat kinderen betrof! Zii beklaagde de arme
schapen en zii knuffelde haar eisen kleinen
dikken iongen. die het lachende gezicht van
ziin moeder geërfd had. nog eens extra.
Werkelijk, het geheele dorp vas vol ge
spannen verwachting, hoe dc dames Grant
de tijding zouden opnemen. Doch men kon
daar niet gemakkelijk achter komen.
Toen de eerste schrik cn verrassing over
den brief van hun broer voorbij waren, stond
iuffrouw Robina op. Zii verweet juffrouw
Catharien r t*-*.nen en klaagliederen
zette nog doodsbleek haar hoed op en
liep het dorp door. niet let'ende or> de vele
gezichten, die haar vragend aankeken.
Eén of twee vrouwen, die1" haar het best
kenden, trachtten haar aandacht te trekken
door aan hun hekjes te gaan staan en beleefd
te groeten, toen zii voorbii kwam. in de hoon
oen woord van deelneming of gelukwensch
Ie kunnen uitspreken, naar gelang iuffrouw
Robina de zaak opvatte, nr^r zii zag er zóó
ongenaakbaar uit. dat zelfs de moedigste *«»r-
soon haar niet durfde aansnreken. Het was.
/ooals één vrouw opmerkte:
...Tc kon even goed nrobeeren door een do
renhaag heen te breken, als tegen iuffrouw
Rohinn te spreken, als zii dit niet verkoos."
Zii richtte haar schreden naar een huisje,
dat zii goed kende en na er een gesprek van
ongeveer anderhalf uur gevoerd te hebben
met de vrouw en haar dochter, een meisje
van achttien iaar. keerde zii weer huiswaarts
en deelde zii haar zuster mee. dat zii een
meisje voor de kinderen gehuurd had.
..Ja. cen'meisic voor de kinderen", herhaal
de juffrouw Catharien. ik geloof, at ik nu
al van de kleinen houd."
„Wat!?" riep iuffrouw Robina uit. ..fk
verzoek ie. niet zwak te ziin. Catharien. en
hen vooral niet te bederven. Wat den iongen
betr.eft wel. ik denk. dat dat wei gaan
zal en als hii te lastig is. sturen we hem
naar school. Maar het mcisie ik heb nooit
van meisjes gehouden." En zonder af te wach
ten. of haar woorden herhaald werden of
niet. ging zii de kamer uit.
Alles was nu gereed voor dc kinderen. Eén
kamer was in een kinderkamer herschapen
Dit hnd de dames Grant veel hoofdbreken
gekost. Hce zag een kinderkamer er eigen
lijk uit? Zii hadden vaag begrip van ge
kleurde platen aan den muur cn speelgoed
op den grond. Maar Rozenhof bezat geen pla
ten. die kinderen mooi zouden vinden, en cr
was in het geheele dorp geen speelgoedwiii'
kei.
Zii raadpleegden Lina. het nieuwe kinder
meisje. dat een dag eerder kwam dan de kin
deren verwacht werden. Ilaar uitspraak
was: een pop. Een kinderkamer was niet
denkbaar zonder een pop. Dus ging iuffrouw
Robina er op uit en vroeg iuffrouw Huntlev
haar aan het gewensehte tc helpen.
„Ja. iuffrouw." zei deze. „Lina heeft groot
geliik: een mcisie is altiid gelukkig met een
pop. 't Spijt me alleen maar. dat ik geen
mooie heb," en zij haalde onder uit een 1&
een pop met starende, zwarte oogen. roode
wangen en stijve armen en beenen te voor
schijn.
Juffrouw Robina betwijfelde, of dit wel bet
rechte was. maar voor geen «"M zou zii wil
len bekennen, dat er betere dingen beston
den dan er in den dorpswinkel te krijgen
waren. De pod werd dus ingepakt en door
juffrouw Robina mee naar huis genomen.
Juffrouw Catharien en Lina schenen ech
ter niet heel verrukt van de dop te ziin.
„Lieve", waagde de eerste het op te mer
ken. ..ik geloof, dat onze poppen vroeger
haar hadden en stellig klecren."
„Maar Catharien. wat heb ie toch een
vreemde denkbeelden," zei iuffrouw Robina
nu. „Een dod Is een pod en het kind mag
blii zijn. dat ze er een kriigt."
Haar zuster durfde nu niets meer te zeg
gen en ue dod wer<l op de tafel in de kin
derkamer gelegd.
Het had viif uur geslagen en de beide da
mes /alen in gespannen verwachting. Einde
lijk kwam er ccn rijtuig aanrollen en even
later trad een vreemde vrouw binnen met
een aardigen iongen aan de hand en een bun
deltje op haar arm.
Juffrouw Robina en iuffrouw Catharien
stonden haastig od.
..Ren iii ons neefje?" vroeg iuffrouw Ro-
biina stijf, terwijl zii den iongen een kus op
het voorhoofd gaf. Zul ie van ons houden,
kind?" ging voort.
„Ik houd al van u." antwoordde dc ion
gen. „Vader heeft gezegd: „IIou van ie tantes
Rob cn Kit".
O. de macht van die lang vergelen namenI
Rob cn Kil! In al deze iar^r» hadden zii
ze niet meer gehoord en nu bracht deze
openhartige jongensstem ze weer in hun ge
heugen terug. Het leed geen tw ijfel, of hii
had reeds een plaatsie in hun hart ver
overd.
Toen de tantes echter keken, wat er uit
den bundel te voorschijn kwam. was deze
begroeting minder hartelijk. De arme, kleine
Minnie was plotseling uit haar slaap wakker
geworden en toen zii de twee,vreemde dames
zag. beschouwde ze die als haar vijandinnen
cn begon luid te schreien. Niets kon haar tot
bedaren brengen. Eindelijk in hun wanhoop,
gaven zii haar de nieuwe pop. Zii pakte die
bii de beenen. sloeg haar met het houten
hoofd tegen den grond cn riep: „Toute dop.
toute pop! Geen klecrlies aan. toute dod!"
Eindelijk herinnerde Harrv zich een tasch.
waarin een oude non zat Hii nam die er
uit. drukte haar in Minnie's armen en zei
verlicht:
„Nou zal ze wel zoet zjin. Magdalena
maakt haar altiid zoet." En werkelijk hield
zii nil op met huilen en na wat melk gedron
ken tc hebben, viel zii in haar bedie in slaap,
met Magdalena stijf in haar armen gedrukt.
Het onheil was echter geschied. De beide
dames konden niet over dien indruk heen
komen en zii vonden Minnie een verwend,
lastig kind.
„En zoo ondankbaar", zei iuffrouw Robi
na. ..om dadelijk dc nieuwe dop te breken
en die oude mooier te vinden, 't Is meer dan
erg."
Zoo waren de jeugdige reizigers in hun
nieuw tehuis aangekomen.
Ca'9 vriendinnetje.
door
TRUUS SALOMONS.
„Wat heeft Cootje toch. Juf vroeg mijn
heerheer Donners aan juffrouw Kooiman,
die zijn kleine meisje verzorgde, nu Moeder
voor goed op rei6 was gegaan naar een ver
land, vanwaar zij nooit terug zou keeren. „Ze
is veel opgewekter".
Juf, die eigenlijk alleen maar om Cootje's
jurkjes en schortjes dacht en aan lekker
eten voor mijnheer. Juf wist niet, waarom
stil Cootje zoo blij was en Vader, druk als
hij het altijd had, ook Vader vond heel wei
nig tijd om een praatje met zijn kleine meis
je te maken.
Maar 't moest iets geweldigs zijn, dat
Cootje zóó veranderd had. Hij wilde het "haar
zelf laten vertellen en het kleine stille kind
wachtte juist, tot Paatje het heerlijke zou
vragen. Zij kon er niet goed toe komen, het
uit zichzelf te vertellen. En zoo wisten bei
den niet, dat ze telkens naar elkaar wilden
toekomen en toch op elkaar wachtten.
Eindelijk was het toch zóó blij in Cootje,
dat ze op een avond bij Vader ging staan
en haar handje in zijn groote zware hand
legde.
Ze was een beetje bang; Pappie keek zoo
ernstig, nu Moedér weg was. Eindelijk zei I
ze fluisterend „Vader, Cootje heeft een
nieuwtje". En de groote man in den leuning- I
stoel was zoo blij, dat er iets was om over te i
praten met het kleintje, iets dat niet met het I
groote verdriet van Moeders weggaan te
maken had; hij nam Cootje op schoot.
Toen ging Juf weg. Zij vond het zoo mal,
zoo'n groot kind op schoot en dan, dat wa- j
ren kunsten. Paatje bleef dus met het kind I
alleen in de kamer, die al maar donkerder
werd, al maar donkerder, tot Paatje alleen
het warme gezichtje voelde van het kindje
tegen zich aan en Cootje Vaders zachfen
baard voelde kriebelen.
„O, Pappie, Pappie, ik heb een vriendin
netje, een echt vriendinnetje heb ik", fluis
terde ze nauwelijks hoorbaar.
„Was dat dus het heerlijks, dat het kleine
ding geheel in beslag nam
Nu moest Vader er meer van weten en
vroeg„Hoe kan dat zoo Je gaat niet naar
school en Juf is altijd bij je, als je wandelt".
„Nee, Paatje, dat is ze niet", vertelde de
kleuter, als ik in het park met haar wandel,
zit ze altijd met anderen te praten en ik kan
dan alleen met mijn poppen, 'Mientje en
Liesje, op en neer rijden. Dat vindt Juf ge
zellig en ik ook. Voor een tijdje ging ik op
een ander bankje zitten, heelemaal alleen.
Ja Pappie, en toen gebeurde het, er kwam
nog een meisje met een pop op de bank zit
ten en die pop had geen haar. Toen zei ik:
„Wat een* leelijkerd is jouw pop I" En
toen werd ze niet kwaad, maar ze begon te
huilen. Nou, toen speet het me, toen heb ik
het goedgemaakt met een zoen en toen
kwam Juf en kreeg ik een standje. Dat had ik
toch niet verdiend, wel Pappie
Mijnheer Donners lachte even.
*„En waar is nu je vriendinnetje, Puck
vroeg hij belangstellend.
„Bij haar Moeder in de Meidoomstraat".
Mijnheer Donners schrikte en vroeg:
„Maar kindje, zag zij er wel netjes uit?"
„Heel netjes. Ze had een bont schortje
aan, maar geen mantel zooals ik. Ze mag
niet naar school van den dokter, zegt ze, en
nu wandelt en speelt ze in het park en zoekt
mij op, als Juf met anderen gaat praten en
dan vertelt ze van haar Moesje en zegt, dat
ik maar eens bij haar moet komen".
(We zullen Zondag samen gaan, hoor
kleintje".
„O, Vader, meent u dat echt, heel echt
vroeg het kind blij.
En den volgenden Zondag ging de deftige
mijnheer Donners met zijn kleine meid aan
de hand uit. Hij voncT het heerlijk en hij ver
gat voor een oogenblik zijn verdriet, doordat
zijn meisje zoo gezellig babbelde en toen
ze in de Meidoornstraat kwamen, zoo'n arm
straatje met kleine huisjes, en Vader zoo vei
lig naast haar liep in de vreemde buurt,
vond Co zichzelf net een prinsesje, dot met
haar prins ging wandelen. Toen ze eindelijk
bij het huisje kwamen, vonden ze, dat ze nog
maar vaak samen moesten uitgaan. Wat keek
de Moeder van het zieke kindje blij. Dit lag
in haar bedje en Co keek naar de pop met
het rare haar, die naast haar lag.
Eindelijk na lang stilzwijgen zei ze„Ik
heb Liesje meegebracht voor je. Je zult wel
prettig met haar spelen, want ze is mijn lie
velingspop, maar jij bent ziek".
Vader, wist, hoe dol zijn kind op Liesje ge
steld was en zacht kuste hij zijn krullekopje,
dat gelukkig had leeren begrijpen, dat men
zooveel mogelijk andere menschen plezier
moet doen.
Toen werd het heel anders in het huis van
Cootje.
De juffrouw, die 's morgens altijd kwam
om haar les te geven, hoefde niet meer te
komen. Kleine Co moest gewoon naar school
en toen Rietje zoo heette het nieuwe
vriendinnetje beter werd, omdat mijnheer
Donners zorgde voor allerlei wat haar Moes
je niet kon koopen en eindelijk heelemaal
gezond was, toen stuurde mijnheer Donners
haar ook naar school.
En Juf Kooiman, die alleen maar dacht
aan schoone jurken en schorten en nooit
wist, waarom Cootje blij of verdrietig was,
Juf Kooiman ging ook weg en de Moeder
van Riekje, die heel goed koken en bakken
kon, zorgde voor 't eten.
Toen waren ze allemaal veel gelukiger
dan vroeger, want Riekje's Moeder had vroe
ger altijd zoo goed voor haar kindje kunnen
zorgen, maar doordat haar man een ongeluk
had gekregen, was ze heel arm geworden
en nu was dat gelukkig voorbij en kreeg haar
dochtertje weer net als vroeger alles wat ze
noodig had.
En onze kleine Co had zoo lang ze leefde
een. vriendin in de Moeder van het kleine
meisje.
Voor dierenvrienden.
Een muis cn een kanarEevogelkool
Een Duitsch natuuronderzoeker deelt in
een tijdschrift van vele jaren geleden 't vol
gende aardige staaltje van dierenslimheid
mee:
Op zekeren dag, zoo vertelt hij, zat ik in
schemerdonker op de canapé, toen mijn oog
op een oude aloëplant viel, die sinds tijden
links van 't zijraam stond en al een hoogte
van pl.m. 3% voet bereikt had.
Ik meende iets levends op een der blade
ren te zien en kwam al spoedig tot de ont
dekking, dat er een donker voorwerpje aan
't klimmen was; 't had al twee derde van de
hoogte der plant bereikt.
Even meende ik een vogeltje te zien, maar
toen bedacht ik me, dat er muizen In huis
waren.
Ik stond op en liep naar het zijraam. De
beweging hield op een donker dingetje
zat als een levenloos klompje tegen den
stam aangedrukt. Eerst toen ik daar gerui-
men tijd doodstil gestaan had, kroop 't
diertje verder naar boven, 't Was een muls,
data zag ik nu duidelijk.
Voor 't midden van 't raam hing een
kooitje aan een koord; daar huisde ons ka
narievogeltje in.
Nu duurde 't niet lang, of ik zag de kooi
heen en weer schommelen. De aloëplant
was zóó hoog, dat één van de bladeren
tot aan de kooi reikte en zelfs even door de
tralies stak.
Dadelijk klom ik op een stoel. Wat zag
ik? Bij ons kanarietje in 't kooitje zat een
groote muis, die zich te goed deed aan 't
vogelvoer; 't aloëblad was de brug, waar
langs de indringster haar doel had weten
te bereiken.
't Was aan alles te bemerken, dat dit be
zoek al vaker had plaats gehad, want Pietje*
was volstrekt niet bang en keek rustig naaij
zijn visite. Ook de muis was geheel op haai^.
gemak; ze zag mij aan zonder zich in haar
maaltijd te laten storen.
Eerst liet ik haar begaan ik had schilc^
in 't geval maar toen bedacht ik me, da®,
't toch wel een beetje veel van ons Pietje
gevergd was, zoo'n brutaliteit maar her*
haaldelijk te dulden en ik probeerde de
muis aan 't schrikken te maken. Dit gelukte
mij echter niet en ten slotte moest ik haan
met een stokje prikken om haar tot heen^
gaan te dwingen.
Hoe zou de muis er wel toe gekomen zijn,'
hier haar maaltje te zoeken? Zouden uit de
kooi gevallen zaadjes haar misschien op
dit denkbeeld hebben gebracht?
Maar dan nog, wat een moeielijkheden
waren daarbij te overwinnen geweest! Eerst
had ze tegen den poot van een stoel moe
ten opklauteren om 't kozijn te bereiken en
vandaar tegen den gladden kant van den
pot, waarin de aloë stond. Hadt je zooveel
overleg wel van een muis verewacht?
Chatterbox naverteld door H.
Van ailes wat.
Een vos blijft toch altijd een vos.
Een boer had een tammen vos 's nachts
aan een ketting liggen, terwijl hij over dag
vrij over het erf rondliep. De listige vos be
merkte echter spoedig, dat hij den halsband,
waaraan hij vastlag, over het hoofd kon strijd
ken. Op een nacht maakte hij zich op deze
manier vrij, bezocht bij de boeren in de
buurt de kippenhokken, keerde vóór de dag
aanbrak weer naar huis terug en stak zijn
kop door den halsband, zoodat er niet de
minste verdenking op hem viel. De aankla
gers, die den volgenden dag bij zijn baas
kwamen, overtuigden zich, dat hij aan deni
ketting lag en daar hij het kippenhok van'
zijn baas onaangeroerd liet, bevestigde hij
de oude spreekwijze, dat Reintje nooit opt
eigen erf jaagt.
Eindelij' werd hij toch op heeterdaad be
trapt en d„ar de boer de aangerichte schade
itiopcf vergoeden, liet hij den vos maar weer
vrij. Tc Denk, dat Reintje in zijn vuistje lach
te, 'toen hij weer vrij in het bosch rond
doolde.
Het dansspel-
Er zou eens een groot bal zijn. Dertig
dames waren er gevraagd en ook dertig
heeren, maar van de heeren bedankten er
vijftien.
Dus moesten er vijftien heeren met dertig
dames dansen. Dat was niet erg naar den zift
der dames. De jongedames van de kostschool
van mevrouw Dansgraag hadden er vooral
veel op tegen en nu kwamen zij op de ge
dachte om de vijftien andere dames niet te
laten meedoen. Zij zeiven waren ook mei
hun vijftienen.
„Laat het maar eens aan mij over", zei de
oudste van de meisjes en zij noodigde allert
uit om zich in een kring te scharen. Dit de
den zij.
„Nu zullen we telkens de negende dame
laten uitvallen", zei de dansgrage juffrouw
en zij begon te tellen bij zich zelve. Toerï
zij op die manier de helft der dames ver
wijderd had, bleek het, dat al de kostschool-
leerlingen van mevrouw Dansgraag waren'
overgebleven.
Hoe deed zij dat?
Om het gemakkelijk te maken, moef jé
maar eens dertig schijven nemen, vijftien
zwarte en vijftien witte en die in een kring}
plaatsen. De witte schijven stellen nu dn
dames Dansgraag voor, de zwarte de anderet
dames en plaatst ze dan zoo, dat telkens dé
negende een zwarte schijf is.
Probeer maar eens of het lukt, en als hef
niet gaat zal ik jullie de volgende week
middel aan de hand doen.
Zaferdaga vond.
Truusje zit in 't bad
ze is een lekk're schat,
haar moeders lieve snoesje; t
het kleine, zwarte poesje,
dat wil niet graag in 't bad
want 't Is bang voor nat
Jopie' is al klaar
met vlechtjes in het baar;
zij houdlt ook veel van plassen;
het poesje gaat zich wa^schen,
maar is zoo gauw niet Haar --
nee, dat denk je 'maar!
Jo en Truusje-mijn
zijn beiden Slank en rein
dat komt van al het plassen;
maar poes moet zich nog wasschen,
foei, pikzwart is het vel
van klein-poesjenel 1