i r J Beeldende Kunsten te Amsterdam, waar hij onder Allebé, op zijn zeventiende jaar zijn studiën.niet begon, want hij had toen al van den zeeschilder Rust les gehad, maar I voortzette, en tot zijn tweeëntwintigste is ge- j bleven. Na dien ging hij naar Parijs en kwam daar in aanraking met schilders als Vincent v. Gogh. Hier in Frankrijk ondervond hij den invloed van het luminisme, dat hij echter eerst later volkomen zou toepassen. 2. een provisie van ten hoogste 0.90 jper 100 K.G. in gemalen, en van 0.75 In ongemalen toestand. 3. in bijzondere gevallen een extra pro- yisie van ten hoogste 0.80 per 100 K.G, bij afleveringen van minder dan 1000 K.G. dat de monsterneming van het door de com missie af te leveren zwavelzuren ammoniak £al geschieden bij de overlading van af de fabriek of zeeboot. De uitkomsten der analyse van de aldus genomen monsters zijn J)indend ten aanzien van het gehalte der af fe leveren partijen. Hooi voor het leger. De Hoeveelheid hooi, wel1 - voor het leger hier te lande dagelijks benoodigd is, wordt geschat op 60.000 K.G. De Etappen-inspec tie heeft daarom den Burgemeesters te ken nen gegeven, dat de vorderings-commissie al het hooi, dat in de gemeente volgens jhunne ambtelijke overtuiging door de land bouwers kan worden gemist, zal worden op gevorderd, indien het hooi overigens aan de 'door de vorderings-commissie te stellen keu- ringsefschen voldoet v Informati e-b urean Nederl. Roode Kruis. Men meldt ons: Het Informatie-bureau van het Nederland- jhe Roode Kruis te 's Gravenhage, verstrekt nlichtingen -mtrent zieken, gewonden, ge- interneerden en krijgsgevangen militairen, doet nasporingen omtrent vermisten en be last zich met het toezenden van postpakket ten tot een gewicht van 5 K.G. aan krijgsge vangenen in alle oorlogvoerende landen. Die toezending geschiedt kosteloos, voortaan ook wat betreft burger krijgsgevangenen. De pakketten moeten behoorlijk zijn ver pakt, voorzien van inventaris en duidelijk adres en mogen alleen bevatten wat tot voe ding, versnapering en kleeding van den man kan dienen; schrifturen, ontbrandbare en snijdende voorwerpen en dergelijken zijn na tuurlijk uitgesloten. Voor een en ander zich te wenden Paleis Kneuterdijk 20, 's Gravenhage. De werklooze diamantbewerkers. In het weekblad van de A. N. D. B. schrijft H(enri) P(olak) over den toestand en de ver wachtingen der diamantnijverheid: „Nagenoeg de geheele roosjes-branche Staat stil gevolg van het feit, dat de lan- die de voornaamste, bijna de eenige af nemers van roosjes zijn, oorlog voeren en dus weinig of niets koopen. Dat zal stellig zo- blijven gedurende het geheele verloop v- dan oorlog, zoodat ongeveer 2500 men- schen, roosjesbewerkers(sters), zoo goed als permanent werkloos zullen zijn. Met de brillant-branche is het gun steer gesteld. Doch veel beter dan het daarin nu is zal het hoogstwaarschijnlijk niet worden. Kans op eenigzins aanzienlijke verminde ring van werkloosheid schijnt er dus niet te bestaan. Vijf tot zes duizend werkloozen zul len wij dus vermoedelijk den ganschen lan gen winter houden." Opgravingen In de Sf. Servaaskerk te Maastricht. Men heeft, volgens het Vad., belangrijke vondsten gedaan bij de verdere opgravingen in het middenschip en ter zijde daarvan in den zuidelijken zijbeuk van de St. Servaas kerk te Maastricht. Men heeft n.l. fraaie overblijfsels van de gothieke afsluiting van het priesterkoor uit de 14e eeuw (het voor gedeelte bij de westelijke krocht inbegre pen, gevonden tusschen de twee laatste ko lommen ten oosten in voornoemd midden schip. Verder werden gevonden een beeld van een vorst, staande in een soort badkuip (een ton), waarvan de duigen duidelijk zichtbaar zijn met vergulde repen er om heen. Waar schijnlijk stelt het beeld Hendrik van Beie ren voor, wiens genezing van lamheid in de beenen volgens de legende aan St. Serva- tius wordt toegeschreven. Het beeld is dan ook met zijn handen omhoog biddend voor gesteld. Nog vond men er bij twee kapiteelen met bladwerk uit één stuk gehouwen met aan sluitend gedeelte van mergel en tevens twee halve bogen ook van ongeveer een meter hoogte met heiligenbeelden er aan, elk met een draak onder den voet. De heiligen dra gen priestergewaden, waarop nog overblijf selen van fraai blauw polichroom op de plooien van een gewaad te zien zijn. Ten slotte vond men nog een menigte stukken mergelsteen, eenige met ornamen ten. Alles schijnt tot een grooten boog te behooren, die een afsluiting vormde en rijk met beeldhouwwerk was versierd. Voorloopig heeft men met de opgravin gen opgehouden, maar ze zullen later aan de andere zijde van de kerk voortgezet wor den. De K oningin Emma. De Nieuwe Bergingsmaatschappij te Maas sluis is er in geslaagd uit het stoomschip Koningin Emma, dat, op reis van Java naar Amsterdam, nabij het Shipwash is gezonken, tot 12 dezer te bergen 265 kisten thee, 162 kisten rubber, 22 balen kapok, 6 balen hen nep, 8 kisten kinine, 2 kisten vezels en 1 baal grootnoten. De directie is van meening, dat er bij goed weder nog veel van de lading kan worden geborgen, hoewel het bergen uit een ulat op zijde liggend passagiers- en vrachtschip zeer moeilijk is. De hutten bevinden zich over het alge meen langs de huid van het schip en daar om moet men eerst hutten en kajuiten ver wijderen, de goederen langs de gangen en gemaakte openingen sjorren en zoo naar boven. zijn 98ste vergadering gehouden. Voor het wetenschappelijk gedeelte der vergadering traden de volgende heeren nis sprekers op: de heer Jos. Oidsman uit Rotterdam deed verschillende mededeelingen uit de practijk betreffende obturatoren, fracturen, foutieve diagnose enz. De strijdvraag pulpa-amputa tie of exterpatie werd door spr. behandeld, speciaal met het oog op maatschappelijke toestanden; de heer P. J. J. Coebergh uit Utrecht bracht verslag uit over een bezoek aan de Kiefer Stationen in Frankfort en Ber lijn; de heer G. H. Lind uit Amsterdam be sprak de behandeling van het melkgebit; de heer John Grevers, directeur van het Tand heelkundig Instituut demonstreerde anatomi sche preparaten. Door een bijzondere tech niek is het hem gelukt geëxtraheerde tanden geheel doorzichtig te maken, zoodat de op gevulde pulpa met al haar ramificaties dui delijk zichtbaar is; de heer B R. Bakker, lec tor aan het ta^ "helkundig instituut stelde door wetenschappelijk onderzoek den in vloed n toegevoegde zouten op het hard- worden en de vormveranderingen van gips vast en deelde mede de vormveranderingen, die eenige inbed-materialen als S. S. W. Marcanto, de Vries enz. bij verhitting on dergaan. Christel ij k Nationaal Vakver bond Het bestuur van het Chr. Nat. Vak verbond heeft te Rotterdam vergaderd, onder voorzitterschap van den heer H. Diemer. In de plaats van den heer H. J. Stins, van En schede, die wegens zijn aanstelling tot gesa larieerd beambte en propagandist bij den Duitschen Christelijken Mijnwerkersbond be dankt had, is de heer H. Amelink, te Ensche de, secretaris van Unitas, benoemd tot gesa larieerd bestuurder. Voorts werd besloten, inzake het tewerk stellen van geïnterneerden een adres tot den minister van oorlog te richten. Inzake eventueele demobilisatie en het niet mogen uitkeeren door centrale werkloozen- kassen van landelijke vakbonden aan hun werklooze leden in plaatsen, waar geen ge meentelijk werkloosheidsfonds is opgericht, zal het Vakverbond zich met een voorstel tot den werkloosheidsraad richten. Eindelijk is besloten, begin November in Utrecht een samenkomst te houden met al de gesalarieerde beambten der Christelijke vak beweging, ter bespreking van twee zaken: cri sismaatregelen, en de propaganda. School- en Kerknieuws. Het Tandheelkundig Ge nootschap. Het Ned. Tandheelkundig I aenootschap heeft heden te 's Gravenhage 1 Bureaucratie. In de gemeente Vel- sen bestaat, evenals in meerdere gemeenten, een finantieele commissie uit den gemeen teraad, die de rekeningen van de armbestu ren heeft te controleeren. In de nota van opmerkingen over 1914 le zen we o.m., dat een verstrekte doodkist bij bestelling bij het bedrijf van Openbare Wer ken 75 centen goedkooper had kunnen zijn. Verder wordt gevraagd „waarvoor door het armbestuur een ledikant is geleverd", waar op in een nota van beantwoording wordt ge antwoord „om in te slapen", Vergiftiging door vleesch? Als aanvulling van het bericht over de on gesteldheid der soldaten van het fort te Hoofddorp kan de correspondent van het Hold, nog mededeelen, dat de diarrhee-ver- scnsjnselen zich met vrij groote tusschen- poozen driemaal hebben voorgedaan, telken male na gebruik van vleesch. Een soldaat van het garnizoen, die in het fort alleen maar een stukje vleesch nuttigde, is ook den zelfden nacht als de manschappen van het fort ongesteld geweest. Israëlieten, die het eten niet hebben genuttigd, hebben In 't ge heel geen diarrhee gehad. De ziekteverschijnselen waren blijkbaar niet van ernstigen aard, want geen der man schappen heeft zich 's morgens voor het zie kenrapport aangemeld. Allen hebben den gewonen dienst weer meegemaakt. Het vleesch wat niet via Abcoude, doch van Amsterdam via Koudekerke naar de forten te Hoofddorp, Aalsmeer en Kudel- staart verzonden. Bij de manschappen in de beide laatsfgeneomde forten hebben zich blijkbaar na 't gebruik van het vleesch geen ziekteverschijnselen voorgedaan. Het vleesch draagt steeds een stempel. De koeien moeten, naar we vernamen, onder militair toezicht worden geslacht. De slager mag |/5 been leveren, zoodat voor 1 pond vleesch zonder been 51 cent wordt betaald. Vele soldaten vinden het vleesch van slechte queliteit en hebben daarover dan ook reeds geklaagd, echter zonder gevolg. Door de bevoegde autoriteiten werden de faecaliën ter onderzoek naar Amsterdam op gezonden. Het tramongeluk fe Stam persgat. Omtrent het tramongeluk te Stamapersgat vernam de Tel. ter plaatse de volgende bijzonderheden: Toen de tram aankwam, was het weer zeer mistig. De signalen stonden op onvei lig, daar de brug open was om een bieten schip door te laten. De manufacturen-han- delaar P. de Jong, uit Gastel, stond met kar en wagen ook te wachten. Deze zag de tram aankomen, doch dacht dat zij wel stoppen zou. Of nu door het zeer mistige weer de machinist de onveilige signalen niet be merkt heeft, of dat de brugwachter nalatig is geweest voor het geven van bijzondere seinen, valt tot heden niet te zeggen. De tram reed mee een tamelijke vaart de brug op, duwde paard en kar van De Jong de rivier in, terwijl de machine eveneens in de rivier stortte. Gelukkig brak de koppeling tusschen den bagagewagen en de personen rijtuigen, zoodat dezen op de rails bleven en ook de inzittenden geen letsel onder vonden. De machinist en de stoker waren echter mede in de rivier gestort. De Jong, uit Gastel, is er zelf zonder letsel afgeko men. Het lijk van den steker is heden gevon den. Hulde aan prof. dr. J. K. A. Wertheim Ealornonson. De collegezacl van prof. dr. J. K. A. Wertheim Salomonson in het Binnengasthuis te Amsterdam j v/as gisterenmorgen, bij den aanvang van de les sen van den hoogleeraar in den nieuwen cursus geheel gevuld met een zeer groot aantal leerlin gen, doktoren en professoren. Professor Wertheim Salomonson was van zijn assistenten vergezeld, toen hij de collegezaal binnentrad. Daverend en zeer langdurig handge klap klonk op, toen de hooggeleerde binnen kwam en allen verhievén zich van hunne plaatsen Zichtbaar ontroerd, bleef de hoogleeraar, die op deze hartelijke begroeting niet was voorbereid, bij zijn katheder staan. Aan een verslag in het Hbld. ontleenen we het volgende Prof. Wertheim Salomonson werd allereerst toegesproken door den heer J. Wessel, voorzitter van de Medische Faculteit van het Amsterdam- sche Studentenkorps. Het is niet de gewoonte, zegt spreker, dat het eerste woord op een college door de studenten wordt gesproken zulks is de taak van den hoog leeraar. Maar nu alles, wat in de laatste weken zich heeft afgespeeld, kan het zeker niet verwon derlijk aandoen, dat van den kant der leerlingen hier een blijk van groote sympathie en waardec- ring wordt gegeven. Er is toch getracht, uw naam van neuroloog aan te tasten in couranten, verslagen van zeer recenten datum en dit naar aanleiding van de vacature van prof. Winkler. Zoo er menschen zijn, die er over kunnen oor- deelen, wat prof. Wertheim Salomonson betee- kent als neuroloog, dan zijn het wel uwe studen ten. Hoezeer de Amsterdamsche studenten uwe colleges en uw polikliniek apprecieeren, wen- schen zij u thans te zeggen, zoo ook, hoe dank baar zij u zijn voor het vele en goede, dat zij op neurologisch gebied in uwe zoo duidelijke kli niek hebben geleerd. Ten slotte hoopt spreker, dat prof.. Wertheim Salomonson nog lang voor zijn studenten moge behouden blijven. Dr. F. S. Meijers, die zoo'n groot aantal ja ren samenwerkt met prof. Wertheim Salomon son, voerde het woord namens de Amsterdam sche Neurologen-vereeniging, alsmede Dr. N. Voorhoeve, oud-assistent van prof. Wertheim Salomonson, die o.a. voorlezing deed van een telegram, door hem ontvangen van de Gro- ningsche hoogleeraren Hamburger, Wiersmaen Hijmans van den Bergh. waarin deze hun leed wezen betuigden, dat zij niet persoonlijk aan wezig konden zijn, en hun oprechte hulde brachten aan den voortreffelijken geleerde en ambtgenoot. Prof. Wertheim Salomonson dankte voor de hartelijke en heerlijke woorden, welke hij had gehoord. Wat hier was gebeurd, was hem een groote verrassing. Van verscheidene kanten had hij in de laatste weken groote sympathie betuigingen mogen ontvangen. De aanval op mij gedaan, zegt spreker, was inderdaad niet heelemaal verdiend, dat heb ik zelf ook gevoeld, maar er zijn verontschuldi gingen! Ik geloof niet aan kwade trouw, ik ge loof aan de eerlijke, objectieve meening der aanvallers, die zich niet op de gelukkigste wijze hebben geuit. Het spijt mij, dat ze zich niet op andere wijze geuit hebben, want dan zou niet de onvoorzichtigheid zijn begaan, waardoor velen zich genoopt zagen, om zich aan mijn zijde te stellen, om mij de hand bo ven het hoofd te houden. Ik heb den laatsten tijd veel doorgestaan en dat heb ik mij, ik wil het bekennen, wèl aange trokken. Dóarom ook is, wat hier nu gebeurt, voor mij een vergoeding voor héél veel; voor zOóveel, dat ik ervan overtuigd ben, dat er niet velen zijn, wien dit gebeurt. Van mijn leerlin gen kreeg ik hier een bewijs van hun sympa thieke gezindheid jegens mij en dat doet mij goed. De eerste uiting van mijn assistenten was een brief, gericht aan den gemeenteraad. En meer dan anderen waren zij wel in staat critiek te oefenen. Niemand is een groot man voor zijn huis knecht; minder nog is de hoogleeraar een groot man voor zijn assistenten; hun critiek is heil zaam voor ons. Spreker brengt dr. Voorhoeve zijn speclalen dank voor alles, wat deze gezegd heeft. Hij heeft daardoor de verzekering gekregen, dat hij zijn werk niet heelemaal te vergeefs heeft ge- deer en dat men de eerlijkheid van zij bedoe lingen heeft begrepen. Ik dank allen, besluit de hoogleeraar, wel heel, héél hartelijk. Ge hebt dezen dag voor mij ge maakt tot een grooten, een mooien dag in mijn leven, zooals niet veel menschen is beschoren. Bij deze laatste woorden was spreker zéér aan gedaan en hij deelde medé, dat de emotie tè groot wos om thans, na deze ontvangst, col lege te geven. Nederl. Israël. Kerk. Het gouden jubilé der Synagoge te Lochem is Zaterdag j.l. op plechtige wijze gevierd. \ls voorzanger voor den feestdienst was door het kerkbestuur uitgenoodigd de eerw. heer Broun uit Arnhem. Deze heer kweet zich voortreffelijk van zijn taak. Zijn schoone muzikale voordracht der gebeden verhoogde de feestvreugde in niet geringe mate. Het glanspunt van den ochtenddienst was de feestrede van den opperrabbijn van Overijssel, de eerw. heer Hirsch. Deze begaafde redenaar schetste op bezielende wijze de hooge beteeke- nis van het jubilé voor de gemeente. Spr. bracht in herinnering al wat in deze welvarende ge meente in een halve eeuw tot stand kwam, zoo wel met medewerking van hen die nog tot de levenden behooren, als van hen die reeds zijn heengegaan en wier nagedachtenis in gezegende herinnering zal blijven. Spr. dankte in hartelijke woorden Burgemees ter en Wethouders, alsmede de geestelijken van andere gezindten voor hun aanwezigheid, en smeekte ten slotte den zegen des Allerhoogsten af voor onze geëerbiedigde Koningin en voor het Vorstelijk Huis. Na deze kerkelijke plechtigheid, werd den volgenden dag een feestvoorstelling in den schouwburg gegeven. De herinnering aan het schoone feest zal nog lang blijven voortbestaan. Kunsf en Wetenschap. Hart Nibbrig, de jonggestorvene, beloofde nog veel. Zijn nooit rustende werkzaamheid, die helaas zoo vroegtijdig tot rust werd ge- roepen, heeft zich geuit in een veelzijdig- heid, die weinige jongeren met hem gemeen j hadden. Hij is met recht nog onlangs een van de bekwaamste en beroemdste oud-leen» lingen genoemd der Rijks-Academie yafl In zijn eigen land kwam hij eerst onder invloed van schilders als Albert Neuhuys; van dien tijd dateeren de krachtig-geschil- derde koppen van buitenmenschen en zwer vers. Voluit Iuministisch aldus schrijft M. V. in het Hbld. werd hij te Oostvoorne, op Vlieland, waarvan hij fijne, heldere licht- studies meebrengt, en op de Zeemvsche eilanden. Het teer-lichtende Geuldal trèkt hem aan", ook werkt hij korten tijd in Algiers. Uit de latere jaren zijn* die helder- en har monisch gestemde gezichten van het Zeeuw- sche strand, de zee en de wolken: wijde, rustig-uitgebouwde verten, waarin het roode gefonkel van een groep dorpshuisjes te mid den van een hoogen, bonkigen, Zeeuwschen toren. Vele dier werken ontstonden te Zou- telande, dat hij, tot zijn dood, iederen zomer bezocht en werden tentoongesteld in den kring der Domburgsche schilders. Frisch, krachtig, vol zon en atmosfeer, ruimte en helderheid, hebben deze land schappen, ondanks het wat stelselmatig toe gepaste procédé, een zeer eigene en echte bekoring. Tot zijn bekendste werken behooren De pont, Erfgooiers, de groep gewapend uit trekkende boeren, de Wilddief, Philemon en Baucis, Huizer meisjes, de Blaricummer Eng, de landschappen van Vlieland, de 0e- zichten op Zoutelande en talrijke portretten. Van den kansel tot den ezel. Naar het „Fr. Dbl." verneemt, is de pred. der Ned. Herv. Gem. te Wier, ds. Hoekstra, van plan het predikambt neer te leggen en zich aan de schilderkunst te wijden. De schilderingen in het ge bouw van den A. N. D. B. In het N. v. d. D. leest men „Met schrik hebben wij geconstateerd, dat de prachtige muurschilderingen van R. H. Roland Holst in de groote vergaderzaal van het gebouw van den A. N. D. B. te Amster dam een vernielingsproces ondergaan, dat, voor zoover wij konden zien, wel bezwaarlijk te stuiten zal zijn. De verf bladdert over groo te oppervlakte af; groote plekken zijn reeds totaal verwoest. „Het is te hopen, dat men een middel zal vinden om de schilderingen nog te redden, maar de indruk dien wij kregen was, dat er weinig aan te doen zal zijn". Vooral de schildering op den buitenmuur aan de zijde van den Plantage-schouwburg heeft, blijkens nadere informatie van het Hbld., geleden. Deze muur is nog steeds niet uitgewerkt, en het zal noodig zijn met een eventueele restauratie te wachten tot alle vochtuïtslag geheel zal zijn verdwenen. Natuurlijk is de schade aan hun kostbaar bezit den bestuurderen van den A. N. D. B. niet ontgaan, en men kan er zeker van zijn, dat zij, die als opdrachtgevers een zoo prach tig initiatief namen, als bewaarders van hun kunstschat in hunne plichten niet zullen te kort schieten. Het oordeel, of er al dan niet iets aan het bederf zal zijn te verhelpen, dient men over te laten aan den schilder zelf. On getwijfeld zal de heer Roland Holst liefde ge noeg voelen voor zijn werk om het de zorg te geven die het behoeft. Wij willen er nog even aan herinneren, dat de belangrijke latere schilderingen op de be stuurskamer niet op den muur, maar op een platenbekleeding zijn aangebracht. Van den Hak op den Tak, (Weekpraatje). Het volgende gebeurde volgens „De Maas bode onlangs in een welvarend landbouw- dorp van Noord-Brabant. 'n Een-en-tachtig-jarige grijsaard, die als arbeider van het Pensionaat sinds eenige jaren de gouden medaille der Willemsorde verwierf van vijftig jaren trouwen dienst, zat op een zoelen Septemberavond aan den deurstijl van zijn woning zich te verdiepen in het oorlogs nieuws, dat telkens met sensatiewekkendè op schriften verkondigd wordt in het D. v. N. De pastoor van het dorp, een gemoedelijk man, die niemand zonder een praatje voorbij goat, klopt hem vriendelijk op den schouder en roept hem in de ooren .jZoo, Nillis, over den oorlog aan 't lezen?" „Ja, mijnheer pastoor, daar lees ik gaarne van." „Maar Nillis, ik denk dat ge niet verstaat wat ge leest. Al die vreemde namen, ik durf wed den, dat ge niet weet, of iets een rivier, «en dorp, oL een generaal is 1" De dochter bij wlen vader inwoont en die niet kon uitstaan, dat vader voor zoo'n lomperd werd weggezet, antwoordde rap >rJa, ja, mijnheer pastoor, maar vader verstaat ook Fransch!" „ZooZeker privaatles gehad hier vön de zus ters. toen hij nog arbeider wasl" Neen, neen, mijnheer pastoor, maar hij heeft bijna tot zijn twintigste jaarmisdienaar geweest 1" Meer intellect don deze 81-jarige grijsaard had de „krankzinnige medewerker" van den pas gestorven beroemden taalkundige James Mur ray, den vervaardiger van het nieuwe Engelsche woordenboek. Bedoelde medewerker heette W. C. Minor. De Keer Murray placht zich bij zijn v/erk steeds te bedienen van een schare vrijwil lige medewerkers. Het was hem herhaaldelijk opgevallen, dat, wanneer hij alles omtrent een of ander moeilijk woord wilde weten, hij de beste inlichtingen ontving van een zekeren W. C. Minor, die in een klein dorp in Berkshire v/oonde. Murray kende dezen dokter Minor m Ket ge heel niet en het geval interesseerde hem meer en meer. Ten slotte vond Murray het noodza kelijk om aan den onbekende den dank van i de universiteit te Ox(.9ïd Oyer te brengen eD dokter Minor ontving een formeele uitnoodiging om gedurende een week de gast te zijn van de aloude OrcfordscKè universiteit. Tot zijn groote verbazing ontving Murray een hoffelijk bedankje; dokter Minor was licha melijk verhinderd van de invitatie gebruik te maken, zoo schreef hij, maar als Murray hem wi de bezoeken, zou hem dit zeer aangenaam zijn. Murray besloot h:eraan gevolg te geven, vertrok naar Berkshire, maar wie schetst zijn j verbazing, toen hij den wagen die hem aan het j kleine dorpsstat on wachtte, den weg zag in- j slaan naar Broadmoor, de bekende inrichting voor krankzinnige misdadigers. Toch was het zoo - de geleerde, die hem 5 tot 8000 belangrijke bijdragen had verschaft voor het groote Engelsche woordenboek, was gevangene in deze inrichting, waar hij zich ech ter naar believen van de groote bibliotheek kon bedienen. Murray vernam dat zijn vreemdsoorti ge correspondent Amerikaan van geboorte was en dat hij indertijd een stoker van een naburig'e brouwerij had doodgeschoten. Aan de Engelsche bloedverwanten gelukte het, het proces langen tijd te rekken en te be wijzen dat de dokter reeds van zijn prille jeug< af lijdende was geweest aan vervolg'ngsv/aan- zin. Hij werd als gevaarlijk krankzinnige in het gesticht Broadmoor opgesloten, waar hij een van de verdienstelijkste medewerkers van het beroemde woordenboek is geworden.. Van een gevangene en een gevangenis spre kende, denk ik aan een anecdote, wc'kc ik dezer dagen tegenkwam. Jonge, door gloeienden her*. zielde mannen waren in vergader!" men en weer eenstemmig tot de c raakt, dat de wereld er voortdurend slechter o. wordt en dat zij van voren af aan grondig her vormd diende te worden, wilde zij bewoonboar blijven voor zoo weldenkende lieden, als de hiei in vergadering bijeenzijnde .jongeren". Maar onder de vergaderden bevond zich een bejaard man met een somber gelaat, en do" stond, toen de motie, welke de bovengenoemde „beginselen" uitdrukte, was aangenomen, van zijn zetel op en zeide Als ik mij niet vergis, jongelieden, wenscht gij jongelieden, een wereld, waarin iedereen ge hoorzamen moet aan de wet, waarin iedereen zijn kleeding en zijn spijs krijgt toebedeeld, zon der er zelf voor te hoeven zorg te drageneen wereld, waarin geen geld bestaatwaar alles overeenkomstig vastgestelde regels marcheert, zonder de geringste wanorde en zonder opwin denden concurrentiestrijd. Is het niet zoo? Ja, natuurlijk, zoo is het, riepen de jonge lieden. Welnu, ik kom juist van een plaa*s' waai het precies zoo is, als gij het hebben wilt. Heusch? Bestaat er zulk een plaats op d> wereld? Waar is zij? Kunnen wij er ook heen gaan? O. zeker, antwoordde de bejaarde man, die plaats isde gevangenis. Dit antwoord zal de jongeren wel niet bevre digd hebbenmisschien ook hebben zij er har telijk om gelachen. Jonge en oude menschen bezien de dingen in den regel van verschillend standpunt. „Als gij oud zijt", zegt de wijze Black friar in Punch, „en een jonkman redeneert zoo» dat p; er niet tegen op kunt, zeg dan: „Ik dacht oo zoo toen ik van uw jaren was. Op 20-jarig--n leeftijd denkt iemand, dat hij alles weet. A's 30-jarige man begint hij te twijfelen en als hij 40 jaar is, dan weet hij dat hij niets weet." „En als gij jong zijt, zeg dan tot den bejaarde, die aldus tot u spreektOp twintigjarigen leef tijd weet iemand iets. Als man van dertig jaren begint hij te vergeten, en als hij veertig is, weet hij niets meer." Bij al deze gekheid, die we hier verkoopen, moeten wij toch den ernst bewaren en zeggen, dat het de plicht Is der jongeren om de grijsheid te eeren. De grijsheid 1 Be bedoel de ouden van dagen. Niet altoos zijn ze grijs. Al lang vóór de haren den tijd hadden om te grijzen, zijn ze dikw'jls verdwenen. De kaalhoofdigheid wordt meer en meer een algemeen verschijnsel. Een bewijs var. toenemende beschaving, van ontwikkeling. Ge looft ge het niet? Laat ik dan even meedeelen, wat in een Duitsch blad Christian Bouchholtz daarover o. a. schrijft „'t Is waarlijk treurig. Wie een kaal hoofd heeft, moet, inplaats dat hij zich op zijn gen over zijn kaalheid kan verheugen, van alle ten aanmerkingen hooren. 't Is nijd, niets nijd. Dezelfde nijd, waarmee de eenvou-' e mensch b.v. de welverzorgde nagels van den gentleman aanziet met een onverdiende min achting. Kaalheid is het kenmerk van den be schaafden mensch. De Londensche geneesheer Steep is tot de conclusie gekomen, dat onze achterkleinkinderen allen kaalhoofdig zullen zijn. Kaalhoofdigheid is geen kenteeken van ouder dom, evenmin als een monocle een teeken is van zwakke oogen. Wel hebben veel menschen veel tijd noodig om verstandig te worden en komen eerst op zestigjarigen leeftijd tot de gewenschte kaalhoofdigheid. Maar dat zijn niet de meest beschaafden. De beschaafden zijn met twintig jaar kaal, een schedel, schitterend als een boog lamp, en wit als ivoor. Het zijn hersennvT- schen, de grootsteedsche lui van onzen tijd 1 n hun kaalheid bewijst hun hersenwerkzaamhev.. Wij zijn niet meer de gevoelsmenschen vr.n. vroeger met lange haren als de Bohémiens Musici, schilders, vergeetmijniet-dichters, en groot aantal natuurmenschen dragen lang h ook de vrouwen, die over t algemeen niet ken. Hoe verder men zich van het apenras c- wijdert, des te kaler wordt de schedel. Een be schaafd mensch draagt het hoofd kaal, wcor/sn een glans uitgaat, als een aureool. Maar een Boschjesman of een neger kan men zich zeils niet denken met eèn kaal hoofd Kaalheid op Jeugdigen leeftijd is iets prach tigs, En wat doet 't niet onaangenaam aan, te zien hoe zij huichelend verdonkeremaand wordt door kunstmatige haarverdeeling^ of zelfs wel door een pruik! Dan ziet men immers direct dat de persoon niet door zijn denken en zijn hersenarbeid kaal is geworden, maar door een weerzinwekkende haarziekte. Ze Julius Cesar eens aan. Hij droeg in zi]n leven meest een lauwerkrans om zijn kaalheid te verbergen. Hij wist nog niet, hoe schoon een kale schedel is. Hij schaamde zich er voor. Alweer een klein gebrek van een groot man. De schrijver Bouchholtz heeft er slag van, niet waar, om wat een gemis heet als een winst, een voordeel te beschouwen. Hij be hoort tot de blijmoedigen van hart. KEViVELAAg,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 6