i r
J Beeldende Kunsten te Amsterdam, waar hij
onder Allebé, op zijn zeventiende jaar zijn
studiën.niet begon, want hij had toen
al van den zeeschilder Rust les gehad, maar
I voortzette, en tot zijn tweeëntwintigste is ge-
j bleven. Na dien ging hij naar Parijs en kwam
daar in aanraking met schilders als Vincent
v. Gogh. Hier in Frankrijk ondervond
hij den invloed van het luminisme, dat hij
echter eerst later volkomen zou toepassen.
2. een provisie van ten hoogste 0.90
jper 100 K.G. in gemalen, en van 0.75
In ongemalen toestand.
3. in bijzondere gevallen een extra pro-
yisie van ten hoogste 0.80 per 100 K.G,
bij afleveringen van minder dan 1000 K.G.
dat de monsterneming van het door de com
missie af te leveren zwavelzuren ammoniak
£al geschieden bij de overlading van af de
fabriek of zeeboot. De uitkomsten der
analyse van de aldus genomen monsters zijn
J)indend ten aanzien van het gehalte der af
fe leveren partijen.
Hooi voor het leger.
De Hoeveelheid hooi, wel1 - voor het leger
hier te lande dagelijks benoodigd is, wordt
geschat op 60.000 K.G. De Etappen-inspec
tie heeft daarom den Burgemeesters te ken
nen gegeven, dat de vorderings-commissie
al het hooi, dat in de gemeente volgens
jhunne ambtelijke overtuiging door de land
bouwers kan worden gemist, zal worden op
gevorderd, indien het hooi overigens aan de
'door de vorderings-commissie te stellen keu-
ringsefschen voldoet v
Informati e-b urean
Nederl. Roode Kruis.
Men meldt ons:
Het Informatie-bureau van het Nederland-
jhe Roode Kruis te 's Gravenhage, verstrekt
nlichtingen -mtrent zieken, gewonden, ge-
interneerden en krijgsgevangen militairen,
doet nasporingen omtrent vermisten en be
last zich met het toezenden van postpakket
ten tot een gewicht van 5 K.G. aan krijgsge
vangenen in alle oorlogvoerende landen. Die
toezending geschiedt kosteloos, voortaan ook
wat betreft burger krijgsgevangenen.
De pakketten moeten behoorlijk zijn ver
pakt, voorzien van inventaris en duidelijk
adres en mogen alleen bevatten wat tot voe
ding, versnapering en kleeding van den man
kan dienen; schrifturen, ontbrandbare en
snijdende voorwerpen en dergelijken zijn na
tuurlijk uitgesloten.
Voor een en ander zich te wenden Paleis
Kneuterdijk 20, 's Gravenhage.
De werklooze
diamantbewerkers.
In het weekblad van de A. N. D. B. schrijft
H(enri) P(olak) over den toestand en de ver
wachtingen der diamantnijverheid:
„Nagenoeg de geheele roosjes-branche
Staat stil gevolg van het feit, dat de lan-
die de voornaamste, bijna de eenige af
nemers van roosjes zijn, oorlog voeren en
dus weinig of niets koopen. Dat zal stellig
zo- blijven gedurende het geheele verloop
v- dan oorlog, zoodat ongeveer 2500 men-
schen, roosjesbewerkers(sters), zoo goed als
permanent werkloos zullen zijn.
Met de brillant-branche is het gun
steer gesteld. Doch veel beter dan het
daarin nu is zal het hoogstwaarschijnlijk niet
worden.
Kans op eenigzins aanzienlijke verminde
ring van werkloosheid schijnt er dus niet te
bestaan. Vijf tot zes duizend werkloozen zul
len wij dus vermoedelijk den ganschen lan
gen winter houden."
Opgravingen In de Sf.
Servaaskerk te Maastricht.
Men heeft, volgens het Vad., belangrijke
vondsten gedaan bij de verdere opgravingen
in het middenschip en ter zijde daarvan in
den zuidelijken zijbeuk van de St. Servaas
kerk te Maastricht. Men heeft n.l. fraaie
overblijfsels van de gothieke afsluiting van
het priesterkoor uit de 14e eeuw (het voor
gedeelte bij de westelijke krocht inbegre
pen, gevonden tusschen de twee laatste ko
lommen ten oosten in voornoemd midden
schip.
Verder werden gevonden een beeld van
een vorst, staande in een soort badkuip (een
ton), waarvan de duigen duidelijk zichtbaar
zijn met vergulde repen er om heen. Waar
schijnlijk stelt het beeld Hendrik van Beie
ren voor, wiens genezing van lamheid in de
beenen volgens de legende aan St. Serva-
tius wordt toegeschreven. Het beeld is dan
ook met zijn handen omhoog biddend voor
gesteld.
Nog vond men er bij twee kapiteelen met
bladwerk uit één stuk gehouwen met aan
sluitend gedeelte van mergel en tevens twee
halve bogen ook van ongeveer een meter
hoogte met heiligenbeelden er aan, elk met
een draak onder den voet. De heiligen dra
gen priestergewaden, waarop nog overblijf
selen van fraai blauw polichroom op de
plooien van een gewaad te zien zijn.
Ten slotte vond men nog een menigte
stukken mergelsteen, eenige met ornamen
ten. Alles schijnt tot een grooten boog te
behooren, die een afsluiting vormde en rijk
met beeldhouwwerk was versierd.
Voorloopig heeft men met de opgravin
gen opgehouden, maar ze zullen later aan
de andere zijde van de kerk voortgezet wor
den.
De K oningin Emma.
De Nieuwe Bergingsmaatschappij te Maas
sluis is er in geslaagd uit het stoomschip
Koningin Emma, dat, op reis van Java naar
Amsterdam, nabij het Shipwash is gezonken,
tot 12 dezer te bergen 265 kisten thee, 162
kisten rubber, 22 balen kapok, 6 balen hen
nep, 8 kisten kinine, 2 kisten vezels en 1
baal grootnoten.
De directie is van meening, dat er bij goed
weder nog veel van de lading kan worden
geborgen, hoewel het bergen uit een ulat
op zijde liggend passagiers- en vrachtschip
zeer moeilijk is.
De hutten bevinden zich over het alge
meen langs de huid van het schip en daar
om moet men eerst hutten en kajuiten ver
wijderen, de goederen langs de gangen en
gemaakte openingen sjorren en zoo naar
boven.
zijn 98ste vergadering gehouden. Voor het
wetenschappelijk gedeelte der vergadering
traden de volgende heeren nis sprekers op:
de heer Jos. Oidsman uit Rotterdam deed
verschillende mededeelingen uit de practijk
betreffende obturatoren, fracturen, foutieve
diagnose enz. De strijdvraag pulpa-amputa
tie of exterpatie werd door spr. behandeld,
speciaal met het oog op maatschappelijke
toestanden; de heer P. J. J. Coebergh uit
Utrecht bracht verslag uit over een bezoek
aan de Kiefer Stationen in Frankfort en Ber
lijn; de heer G. H. Lind uit Amsterdam be
sprak de behandeling van het melkgebit; de
heer John Grevers, directeur van het Tand
heelkundig Instituut demonstreerde anatomi
sche preparaten. Door een bijzondere tech
niek is het hem gelukt geëxtraheerde tanden
geheel doorzichtig te maken, zoodat de op
gevulde pulpa met al haar ramificaties dui
delijk zichtbaar is; de heer B R. Bakker, lec
tor aan het ta^ "helkundig instituut stelde
door wetenschappelijk onderzoek den in
vloed n toegevoegde zouten op het hard-
worden en de vormveranderingen van gips
vast en deelde mede de vormveranderingen,
die eenige inbed-materialen als S. S. W.
Marcanto, de Vries enz. bij verhitting on
dergaan.
Christel ij k Nationaal Vakver
bond Het bestuur van het Chr. Nat. Vak
verbond heeft te Rotterdam vergaderd, onder
voorzitterschap van den heer H. Diemer. In
de plaats van den heer H. J. Stins, van En
schede, die wegens zijn aanstelling tot gesa
larieerd beambte en propagandist bij den
Duitschen Christelijken Mijnwerkersbond be
dankt had, is de heer H. Amelink, te Ensche
de, secretaris van Unitas, benoemd tot gesa
larieerd bestuurder.
Voorts werd besloten, inzake het tewerk
stellen van geïnterneerden een adres tot den
minister van oorlog te richten.
Inzake eventueele demobilisatie en het niet
mogen uitkeeren door centrale werkloozen-
kassen van landelijke vakbonden aan hun
werklooze leden in plaatsen, waar geen ge
meentelijk werkloosheidsfonds is opgericht,
zal het Vakverbond zich met een voorstel tot
den werkloosheidsraad richten.
Eindelijk is besloten, begin November in
Utrecht een samenkomst te houden met al de
gesalarieerde beambten der Christelijke vak
beweging, ter bespreking van twee zaken: cri
sismaatregelen, en de propaganda.
School- en Kerknieuws.
Het Tandheelkundig Ge
nootschap. Het Ned. Tandheelkundig I
aenootschap heeft heden te 's Gravenhage 1
Bureaucratie. In de gemeente Vel-
sen bestaat, evenals in meerdere gemeenten,
een finantieele commissie uit den gemeen
teraad, die de rekeningen van de armbestu
ren heeft te controleeren.
In de nota van opmerkingen over 1914 le
zen we o.m., dat een verstrekte doodkist bij
bestelling bij het bedrijf van Openbare Wer
ken 75 centen goedkooper had kunnen zijn.
Verder wordt gevraagd „waarvoor door het
armbestuur een ledikant is geleverd", waar
op in een nota van beantwoording wordt ge
antwoord „om in te slapen",
Vergiftiging door vleesch?
Als aanvulling van het bericht over de on
gesteldheid der soldaten van het fort te
Hoofddorp kan de correspondent van het
Hold, nog mededeelen, dat de diarrhee-ver-
scnsjnselen zich met vrij groote tusschen-
poozen driemaal hebben voorgedaan, telken
male na gebruik van vleesch. Een soldaat
van het garnizoen, die in het fort alleen
maar een stukje vleesch nuttigde, is ook den
zelfden nacht als de manschappen van het
fort ongesteld geweest. Israëlieten, die het
eten niet hebben genuttigd, hebben In 't ge
heel geen diarrhee gehad.
De ziekteverschijnselen waren blijkbaar
niet van ernstigen aard, want geen der man
schappen heeft zich 's morgens voor het zie
kenrapport aangemeld. Allen hebben den
gewonen dienst weer meegemaakt.
Het vleesch wat niet via Abcoude, doch
van Amsterdam via Koudekerke naar de
forten te Hoofddorp, Aalsmeer en Kudel-
staart verzonden. Bij de manschappen in de
beide laatsfgeneomde forten hebben zich
blijkbaar na 't gebruik van het vleesch geen
ziekteverschijnselen voorgedaan.
Het vleesch draagt steeds een stempel. De
koeien moeten, naar we vernamen, onder
militair toezicht worden geslacht. De slager
mag |/5 been leveren, zoodat voor 1 pond
vleesch zonder been 51 cent wordt betaald.
Vele soldaten vinden het vleesch van
slechte queliteit en hebben daarover dan
ook reeds geklaagd, echter zonder gevolg.
Door de bevoegde autoriteiten werden de
faecaliën ter onderzoek naar Amsterdam op
gezonden.
Het tramongeluk fe Stam
persgat. Omtrent het tramongeluk
te Stamapersgat vernam de Tel. ter plaatse
de volgende bijzonderheden:
Toen de tram aankwam, was het weer
zeer mistig. De signalen stonden op onvei
lig, daar de brug open was om een bieten
schip door te laten. De manufacturen-han-
delaar P. de Jong, uit Gastel, stond met kar
en wagen ook te wachten. Deze zag de tram
aankomen, doch dacht dat zij wel stoppen
zou. Of nu door het zeer mistige weer de
machinist de onveilige signalen niet be
merkt heeft, of dat de brugwachter nalatig
is geweest voor het geven van bijzondere
seinen, valt tot heden niet te zeggen. De
tram reed mee een tamelijke vaart de brug
op, duwde paard en kar van De Jong de
rivier in, terwijl de machine eveneens in de
rivier stortte. Gelukkig brak de koppeling
tusschen den bagagewagen en de personen
rijtuigen, zoodat dezen op de rails bleven
en ook de inzittenden geen letsel onder
vonden. De machinist en de stoker waren
echter mede in de rivier gestort. De Jong,
uit Gastel, is er zelf zonder letsel afgeko
men.
Het lijk van den steker is heden gevon
den.
Hulde aan prof. dr. J. K. A. Wertheim
Ealornonson.
De collegezacl van prof. dr. J. K. A. Wertheim
Salomonson in het Binnengasthuis te Amsterdam
j v/as gisterenmorgen, bij den aanvang van de les
sen van den hoogleeraar in den nieuwen cursus
geheel gevuld met een zeer groot aantal leerlin
gen, doktoren en professoren.
Professor Wertheim Salomonson was van zijn
assistenten vergezeld, toen hij de collegezaal
binnentrad. Daverend en zeer langdurig handge
klap klonk op, toen de hooggeleerde binnen
kwam en allen verhievén zich van hunne plaatsen
Zichtbaar ontroerd, bleef de hoogleeraar, die op
deze hartelijke begroeting niet was voorbereid,
bij zijn katheder staan. Aan een verslag in het
Hbld. ontleenen we het volgende
Prof. Wertheim Salomonson werd allereerst
toegesproken door den heer J. Wessel, voorzitter
van de Medische Faculteit van het Amsterdam-
sche Studentenkorps.
Het is niet de gewoonte, zegt spreker, dat het
eerste woord op een college door de studenten
wordt gesproken zulks is de taak van den hoog
leeraar. Maar nu alles, wat in de laatste weken
zich heeft afgespeeld, kan het zeker niet verwon
derlijk aandoen, dat van den kant der leerlingen
hier een blijk van groote sympathie en waardec-
ring wordt gegeven. Er is toch getracht, uw
naam van neuroloog aan te tasten in couranten,
verslagen van zeer recenten datum en dit naar
aanleiding van de vacature van prof. Winkler.
Zoo er menschen zijn, die er over kunnen oor-
deelen, wat prof. Wertheim Salomonson betee-
kent als neuroloog, dan zijn het wel uwe studen
ten. Hoezeer de Amsterdamsche studenten uwe
colleges en uw polikliniek apprecieeren, wen-
schen zij u thans te zeggen, zoo ook, hoe dank
baar zij u zijn voor het vele en goede, dat zij op
neurologisch gebied in uwe zoo duidelijke kli
niek hebben geleerd.
Ten slotte hoopt spreker, dat prof.. Wertheim
Salomonson nog lang voor zijn studenten moge
behouden blijven.
Dr. F. S. Meijers, die zoo'n groot aantal ja
ren samenwerkt met prof. Wertheim Salomon
son, voerde het woord namens de Amsterdam
sche Neurologen-vereeniging, alsmede Dr. N.
Voorhoeve, oud-assistent van prof. Wertheim
Salomonson, die o.a. voorlezing deed van een
telegram, door hem ontvangen van de Gro-
ningsche hoogleeraren Hamburger, Wiersmaen
Hijmans van den Bergh. waarin deze hun leed
wezen betuigden, dat zij niet persoonlijk aan
wezig konden zijn, en hun oprechte hulde
brachten aan den voortreffelijken geleerde en
ambtgenoot.
Prof. Wertheim Salomonson dankte voor de
hartelijke en heerlijke woorden, welke hij had
gehoord. Wat hier was gebeurd, was hem een
groote verrassing. Van verscheidene kanten
had hij in de laatste weken groote sympathie
betuigingen mogen ontvangen.
De aanval op mij gedaan, zegt spreker, was
inderdaad niet heelemaal verdiend, dat heb ik
zelf ook gevoeld, maar er zijn verontschuldi
gingen! Ik geloof niet aan kwade trouw, ik ge
loof aan de eerlijke, objectieve meening der
aanvallers, die zich niet op de gelukkigste
wijze hebben geuit. Het spijt mij, dat ze zich
niet op andere wijze geuit hebben, want dan
zou niet de onvoorzichtigheid zijn begaan,
waardoor velen zich genoopt zagen, om zich
aan mijn zijde te stellen, om mij de hand bo
ven het hoofd te houden.
Ik heb den laatsten tijd veel doorgestaan en
dat heb ik mij, ik wil het bekennen, wèl aange
trokken. Dóarom ook is, wat hier nu gebeurt,
voor mij een vergoeding voor héél veel; voor
zOóveel, dat ik ervan overtuigd ben, dat er niet
velen zijn, wien dit gebeurt. Van mijn leerlin
gen kreeg ik hier een bewijs van hun sympa
thieke gezindheid jegens mij en dat doet mij
goed. De eerste uiting van mijn assistenten was
een brief, gericht aan den gemeenteraad. En
meer dan anderen waren zij wel in staat critiek
te oefenen.
Niemand is een groot man voor zijn huis
knecht; minder nog is de hoogleeraar een groot
man voor zijn assistenten; hun critiek is heil
zaam voor ons.
Spreker brengt dr. Voorhoeve zijn speclalen
dank voor alles, wat deze gezegd heeft. Hij
heeft daardoor de verzekering gekregen, dat hij
zijn werk niet heelemaal te vergeefs heeft ge-
deer en dat men de eerlijkheid van zij bedoe
lingen heeft begrepen.
Ik dank allen, besluit de hoogleeraar, wel heel,
héél hartelijk. Ge hebt dezen dag voor mij ge
maakt tot een grooten, een mooien dag in mijn
leven, zooals niet veel menschen is beschoren.
Bij deze laatste woorden was spreker zéér aan
gedaan en hij deelde medé, dat de emotie tè
groot wos om thans, na deze ontvangst, col
lege te geven.
Nederl. Israël. Kerk.
Het gouden jubilé der Synagoge te Lochem
is Zaterdag j.l. op plechtige wijze gevierd. \ls
voorzanger voor den feestdienst was door het
kerkbestuur uitgenoodigd de eerw. heer Broun
uit Arnhem. Deze heer kweet zich voortreffelijk
van zijn taak. Zijn schoone muzikale voordracht
der gebeden verhoogde de feestvreugde in niet
geringe mate.
Het glanspunt van den ochtenddienst was de
feestrede van den opperrabbijn van Overijssel,
de eerw. heer Hirsch. Deze begaafde redenaar
schetste op bezielende wijze de hooge beteeke-
nis van het jubilé voor de gemeente. Spr. bracht
in herinnering al wat in deze welvarende ge
meente in een halve eeuw tot stand kwam, zoo
wel met medewerking van hen die nog tot de
levenden behooren, als van hen die reeds zijn
heengegaan en wier nagedachtenis in gezegende
herinnering zal blijven.
Spr. dankte in hartelijke woorden Burgemees
ter en Wethouders, alsmede de geestelijken van
andere gezindten voor hun aanwezigheid, en
smeekte ten slotte den zegen des Allerhoogsten
af voor onze geëerbiedigde Koningin en voor
het Vorstelijk Huis.
Na deze kerkelijke plechtigheid, werd den
volgenden dag een feestvoorstelling in den
schouwburg gegeven.
De herinnering aan het schoone feest zal nog
lang blijven voortbestaan.
Kunsf en Wetenschap.
Hart Nibbrig, de jonggestorvene, beloofde
nog veel. Zijn nooit rustende werkzaamheid,
die helaas zoo vroegtijdig tot rust werd ge-
roepen, heeft zich geuit in een veelzijdig-
heid, die weinige jongeren met hem gemeen
j hadden. Hij is met recht nog onlangs een
van de bekwaamste en beroemdste oud-leen»
lingen genoemd der Rijks-Academie yafl
In zijn eigen land kwam hij eerst onder
invloed van schilders als Albert Neuhuys;
van dien tijd dateeren de krachtig-geschil-
derde koppen van buitenmenschen en zwer
vers.
Voluit Iuministisch aldus schrijft M. V.
in het Hbld. werd hij te Oostvoorne, op
Vlieland, waarvan hij fijne, heldere licht-
studies meebrengt, en op de Zeemvsche
eilanden. Het teer-lichtende Geuldal trèkt
hem aan", ook werkt hij korten tijd in Algiers.
Uit de latere jaren zijn* die helder- en har
monisch gestemde gezichten van het Zeeuw-
sche strand, de zee en de wolken: wijde,
rustig-uitgebouwde verten, waarin het roode
gefonkel van een groep dorpshuisjes te mid
den van een hoogen, bonkigen, Zeeuwschen
toren. Vele dier werken ontstonden te Zou-
telande, dat hij, tot zijn dood, iederen zomer
bezocht en werden tentoongesteld in den
kring der Domburgsche schilders.
Frisch, krachtig, vol zon en atmosfeer,
ruimte en helderheid, hebben deze land
schappen, ondanks het wat stelselmatig toe
gepaste procédé, een zeer eigene en echte
bekoring.
Tot zijn bekendste werken behooren De
pont, Erfgooiers, de groep gewapend uit
trekkende boeren, de Wilddief, Philemon
en Baucis, Huizer meisjes, de Blaricummer
Eng, de landschappen van Vlieland, de 0e-
zichten op Zoutelande en talrijke portretten.
Van den kansel tot den ezel.
Naar het „Fr. Dbl." verneemt, is de pred.
der Ned. Herv. Gem. te Wier, ds. Hoekstra,
van plan het predikambt neer te leggen en
zich aan de schilderkunst te wijden.
De schilderingen in het ge
bouw van den A. N. D. B. In het N. v. d.
D. leest men
„Met schrik hebben wij geconstateerd, dat
de prachtige muurschilderingen van R. H.
Roland Holst in de groote vergaderzaal van
het gebouw van den A. N. D. B. te Amster
dam een vernielingsproces ondergaan, dat,
voor zoover wij konden zien, wel bezwaarlijk
te stuiten zal zijn. De verf bladdert over groo
te oppervlakte af; groote plekken zijn reeds
totaal verwoest.
„Het is te hopen, dat men een middel zal
vinden om de schilderingen nog te redden,
maar de indruk dien wij kregen was, dat er
weinig aan te doen zal zijn".
Vooral de schildering op den buitenmuur
aan de zijde van den Plantage-schouwburg
heeft, blijkens nadere informatie van het
Hbld., geleden. Deze muur is nog steeds niet
uitgewerkt, en het zal noodig zijn met een
eventueele restauratie te wachten tot alle
vochtuïtslag geheel zal zijn verdwenen.
Natuurlijk is de schade aan hun kostbaar
bezit den bestuurderen van den A. N. D. B.
niet ontgaan, en men kan er zeker van zijn,
dat zij, die als opdrachtgevers een zoo prach
tig initiatief namen, als bewaarders van hun
kunstschat in hunne plichten niet zullen te
kort schieten. Het oordeel, of er al dan niet
iets aan het bederf zal zijn te verhelpen, dient
men over te laten aan den schilder zelf. On
getwijfeld zal de heer Roland Holst liefde ge
noeg voelen voor zijn werk om het de zorg te
geven die het behoeft.
Wij willen er nog even aan herinneren, dat
de belangrijke latere schilderingen op de be
stuurskamer niet op den muur, maar op een
platenbekleeding zijn aangebracht.
Van den Hak op den Tak,
(Weekpraatje).
Het volgende gebeurde volgens „De Maas
bode onlangs in een welvarend landbouw-
dorp van Noord-Brabant.
'n Een-en-tachtig-jarige grijsaard, die als
arbeider van het Pensionaat sinds eenige jaren
de gouden medaille der Willemsorde verwierf
van vijftig jaren trouwen dienst, zat op een
zoelen Septemberavond aan den deurstijl van
zijn woning zich te verdiepen in het oorlogs
nieuws, dat telkens met sensatiewekkendè op
schriften verkondigd wordt in het D. v. N.
De pastoor van het dorp, een gemoedelijk
man, die niemand zonder een praatje voorbij
goat, klopt hem vriendelijk op den schouder en
roept hem in de ooren
.jZoo, Nillis, over den oorlog aan 't lezen?"
„Ja, mijnheer pastoor, daar lees ik gaarne
van."
„Maar Nillis, ik denk dat ge niet verstaat wat
ge leest. Al die vreemde namen, ik durf wed
den, dat ge niet weet, of iets een rivier, «en
dorp, oL een generaal is 1"
De dochter bij wlen vader inwoont en die niet
kon uitstaan, dat vader voor zoo'n lomperd werd
weggezet, antwoordde rap
>rJa, ja, mijnheer pastoor, maar vader verstaat
ook Fransch!"
„ZooZeker privaatles gehad hier vön de zus
ters. toen hij nog arbeider wasl"
Neen, neen, mijnheer pastoor, maar hij heeft
bijna tot zijn twintigste jaarmisdienaar
geweest 1"
Meer intellect don deze 81-jarige grijsaard
had de „krankzinnige medewerker" van den pas
gestorven beroemden taalkundige James Mur
ray, den vervaardiger van het nieuwe Engelsche
woordenboek. Bedoelde medewerker heette W.
C. Minor. De Keer Murray placht zich bij zijn
v/erk steeds te bedienen van een schare vrijwil
lige medewerkers. Het was hem herhaaldelijk
opgevallen, dat, wanneer hij alles omtrent een
of ander moeilijk woord wilde weten, hij de
beste inlichtingen ontving van een zekeren W.
C. Minor, die in een klein dorp in Berkshire
v/oonde.
Murray kende dezen dokter Minor m Ket ge
heel niet en het geval interesseerde hem meer
en meer. Ten slotte vond Murray het noodza
kelijk om aan den onbekende den dank van
i de universiteit te Ox(.9ïd Oyer te brengen eD
dokter Minor ontving een formeele uitnoodiging
om gedurende een week de gast te zijn van de
aloude OrcfordscKè universiteit.
Tot zijn groote verbazing ontving Murray
een hoffelijk bedankje; dokter Minor was licha
melijk verhinderd van de invitatie gebruik te
maken, zoo schreef hij, maar als Murray hem
wi de bezoeken, zou hem dit zeer aangenaam
zijn. Murray besloot h:eraan gevolg te geven,
vertrok naar Berkshire, maar wie schetst zijn
j verbazing, toen hij den wagen die hem aan het
j kleine dorpsstat on wachtte, den weg zag in-
j slaan naar Broadmoor, de bekende inrichting
voor krankzinnige misdadigers.
Toch was het zoo - de geleerde, die hem 5
tot 8000 belangrijke bijdragen had verschaft
voor het groote Engelsche woordenboek, was
gevangene in deze inrichting, waar hij zich ech
ter naar believen van de groote bibliotheek kon
bedienen. Murray vernam dat zijn vreemdsoorti
ge correspondent Amerikaan van geboorte was
en dat hij indertijd een stoker van een naburig'e
brouwerij had doodgeschoten.
Aan de Engelsche bloedverwanten gelukte
het, het proces langen tijd te rekken en te be
wijzen dat de dokter reeds van zijn prille jeug<
af lijdende was geweest aan vervolg'ngsv/aan-
zin.
Hij werd als gevaarlijk krankzinnige in het
gesticht Broadmoor opgesloten, waar hij een
van de verdienstelijkste medewerkers van het
beroemde woordenboek is geworden..
Van een gevangene en een gevangenis spre
kende, denk ik aan een anecdote, wc'kc ik dezer
dagen tegenkwam.
Jonge, door gloeienden her*.
zielde mannen waren in vergader!"
men en weer eenstemmig tot de c
raakt, dat de wereld er voortdurend slechter o.
wordt en dat zij van voren af aan grondig her
vormd diende te worden, wilde zij bewoonboar
blijven voor zoo weldenkende lieden, als de hiei
in vergadering bijeenzijnde .jongeren".
Maar onder de vergaderden bevond zich
een bejaard man met een somber gelaat, en do"
stond, toen de motie, welke de bovengenoemde
„beginselen" uitdrukte, was aangenomen, van
zijn zetel op en zeide
Als ik mij niet vergis, jongelieden, wenscht
gij jongelieden, een wereld, waarin iedereen ge
hoorzamen moet aan de wet, waarin iedereen
zijn kleeding en zijn spijs krijgt toebedeeld, zon
der er zelf voor te hoeven zorg te drageneen
wereld, waarin geen geld bestaatwaar alles
overeenkomstig vastgestelde regels marcheert,
zonder de geringste wanorde en zonder opwin
denden concurrentiestrijd. Is het niet zoo?
Ja, natuurlijk, zoo is het, riepen de jonge
lieden.
Welnu, ik kom juist van een plaa*s' waai
het precies zoo is, als gij het hebben wilt.
Heusch? Bestaat er zulk een plaats op d>
wereld? Waar is zij? Kunnen wij er ook heen
gaan?
O. zeker, antwoordde de bejaarde man,
die plaats isde gevangenis.
Dit antwoord zal de jongeren wel niet bevre
digd hebbenmisschien ook hebben zij er har
telijk om gelachen. Jonge en oude menschen
bezien de dingen in den regel van verschillend
standpunt.
„Als gij oud zijt", zegt de wijze Black friar in
Punch, „en een jonkman redeneert zoo» dat p;
er niet tegen op kunt, zeg dan: „Ik dacht oo
zoo toen ik van uw jaren was. Op 20-jarig--n
leeftijd denkt iemand, dat hij alles weet. A's
30-jarige man begint hij te twijfelen en als hij
40 jaar is, dan weet hij dat hij niets weet."
„En als gij jong zijt, zeg dan tot den bejaarde,
die aldus tot u spreektOp twintigjarigen leef
tijd weet iemand iets. Als man van dertig jaren
begint hij te vergeten, en als hij veertig is, weet
hij niets meer."
Bij al deze gekheid, die we hier verkoopen,
moeten wij toch den ernst bewaren en zeggen,
dat het de plicht Is der jongeren om de grijsheid
te eeren.
De grijsheid 1 Be bedoel de ouden van dagen.
Niet altoos zijn ze grijs. Al lang vóór de haren
den tijd hadden om te grijzen, zijn ze dikw'jls
verdwenen. De kaalhoofdigheid wordt meer en
meer een algemeen verschijnsel. Een bewijs var.
toenemende beschaving, van ontwikkeling. Ge
looft ge het niet? Laat ik dan even meedeelen,
wat in een Duitsch blad Christian Bouchholtz
daarover o. a. schrijft
„'t Is waarlijk treurig. Wie een kaal hoofd
heeft, moet, inplaats dat hij zich op zijn gen
over zijn kaalheid kan verheugen, van alle
ten aanmerkingen hooren. 't Is nijd, niets
nijd. Dezelfde nijd, waarmee de eenvou-' e
mensch b.v. de welverzorgde nagels van den
gentleman aanziet met een onverdiende min
achting. Kaalheid is het kenmerk van den be
schaafden mensch. De Londensche geneesheer
Steep is tot de conclusie gekomen, dat onze
achterkleinkinderen allen kaalhoofdig zullen zijn.
Kaalhoofdigheid is geen kenteeken van ouder
dom, evenmin als een monocle een teeken is van
zwakke oogen. Wel hebben veel menschen veel
tijd noodig om verstandig te worden en komen
eerst op zestigjarigen leeftijd tot de gewenschte
kaalhoofdigheid. Maar dat zijn niet de meest
beschaafden. De beschaafden zijn met twintig
jaar kaal, een schedel, schitterend als een boog
lamp, en wit als ivoor. Het zijn hersennvT-
schen, de grootsteedsche lui van onzen tijd 1 n
hun kaalheid bewijst hun hersenwerkzaamhev..
Wij zijn niet meer de gevoelsmenschen vr.n.
vroeger met lange haren als de Bohémiens
Musici, schilders, vergeetmijniet-dichters, en
groot aantal natuurmenschen dragen lang h
ook de vrouwen, die over t algemeen niet
ken. Hoe verder men zich van het apenras c-
wijdert, des te kaler wordt de schedel. Een be
schaafd mensch draagt het hoofd kaal, wcor/sn
een glans uitgaat, als een aureool. Maar een
Boschjesman of een neger kan men zich zeils
niet denken met eèn kaal hoofd
Kaalheid op Jeugdigen leeftijd is iets prach
tigs, En wat doet 't niet onaangenaam aan, te
zien hoe zij huichelend verdonkeremaand wordt
door kunstmatige haarverdeeling^ of zelfs wel
door een pruik! Dan ziet men immers direct
dat de persoon niet door zijn denken en zijn
hersenarbeid kaal is geworden, maar door een
weerzinwekkende haarziekte.
Ze Julius Cesar eens aan. Hij droeg in zi]n
leven meest een lauwerkrans om zijn kaalheid te
verbergen. Hij wist nog niet, hoe schoon een
kale schedel is. Hij schaamde zich er voor.
Alweer een klein gebrek van een groot man.
De schrijver Bouchholtz heeft er slag van,
niet waar, om wat een gemis heet als een
winst, een voordeel te beschouwen. Hij be
hoort tot de blijmoedigen van hart.
KEViVELAAg,