0OOF de Ueagd. Niemands Lieveling. Naar het Engelsch van A. Dawson. Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK II. Harry's guitenstreken. Twee jaren waren er voorbijgegaan sinds Harry en zijn zusje op Rozenhof gekomen waren. Harry was nu zeven jaar en de trots van zijn tantes, vooral van tante Robina. Hoe hij 't aangelegd had haar hart te veroveren was een geheim, dat niemand behalve zij zelve kon verklaren. Zij alleen wist, dat het zijn vrijmoedigheid was, die haar zoo sterk had aangetrokken. Ieder ander was bang voor haar, zelfs de arme kinderen staken nooit een handje naar haar uit, zij verstop ten zich eerder. En de poes zat liever bij haar zuster op schoot dan bij haar. Dit kind echter had dadelijk blijken gegeven van haar te houden en was haar vol liefde tegemoet gekomen, al waren zijn, wilde, jongensach tige liefkoozingen haar wel eens wat lastig. Op den morgen, nadat de kinderen waren aangekomen, mocht Harry in den tuin spe len, terwijl Minnie haar dutje deed. Tot haar schrik zag tante Robina hem een oogenblik later onder haar geliefkoosden pruimenboom staan waarvan zijn vader indertijd de pit had geplant met een langen stok in zijn hand, waarmee hij de vruchten afsloeg, die als hagelsteenen op zijn hoofd vielen. Juf frouw Robina liep er onmiddellijk heen en riep hem boos toe, dat hij dit oogenblikke- lijk laten moest. Het verbaasde haar niet weinig, dat Harry die heelemaal niet schuldbewust was haar met gloeiende wangen en de handen vol pruimen tegemoet kwam loopen, terwijl hij vroolijk uitriep: „Pruimen, Tante, pruimen! Proef er eens een, Tante Rob, ze zijn zoo lekker; deze mooie heb ik voor u bewaard!" en hij hield haar de mooiste voor. Hoe kwam het, dat de booze woorden niet uitgesproken werden? Juffrouw Robina kon het zelf niet begrijpen en keek weinig op haar gemak naar het raam boven, waar juffrouw Catharien zat. Zij hoopte, dat haar zuster haar „zwakheid", zooals zij het zelf noemde, niet gezien had. En zoo ging het voortaan altijd. Harry's ondeugende streken werden steeds door haar verontschuldigd, totdat zelfs de zachtmoedige juffrouw Catha rien zich verbaasd afvroeg, waardoor haar zuster Robina toch zoo veranderd was. Harry was volgens Lina een echte lastpost; zij had altijd de handen vol aan hem. Toch hield hij dolveel van zijn tantes en deed haar niet graag verdriet. Zoo hadden zij een goudvisschenkom in de gang staan. Op ze keren dag, toen Harry uit verveling niets beters te doen had, ving hij een goud- vischje, dat hij op het tafeltje legde. Het lag daar naar adem te happen juist op het oogenblik, dat juffrouw Catharien door de gang kwam. Zij was erg bedroefd één harer lievelingen in dien deerniswaardigen toe stand aan te treffen en to,en de jongen dit zag, beloofde hij het nooit* weer te zullen doen. Met de arme, kleine Minnie was het ech ter anders gesteld. Zij was even bang voor haar tantes als Harry vrijmoedig was en hoe wel zij op den duur wel wat minder verle gen werd, ging dit toch niet heelemaal over. Juffrouw Robina deed haar best vriendelijk tegen het kleine ding te zijn, maar zij was te streng voor het kind, dat altijd vertroeteld en aangehaald was geweest. Minnie hield dolveel van Harry en deze beantwoordde haar liefde geheel, doch zijn ondeugende streken brachten het kleine zusje dikwijls in moeilijkheden. Juffrouw Robina kon name lijk nooit gelooven, dat Harry de schuldige was en zag er dan Minnie voor aan. Toen juffrouw Catharien het eens waagde haar meening te zeggen, antwoordde zij op een toon, die geen tegenspraak duldde: „Ik begrijp je niet, Catharien. Je spreekt nam aan iedere hand een kind en liep, ter- j den en beschreef ze bij zijn thuiskomst in kleuren en geuren aan Minnie, die Londen als een, soort tooverstad beschouwde, waar naar zij vurig verlangde haar broertje een maal te mogen vergezellen. Om te beginnen waren er een allerliefste grootmoeder en twee vrooliike tantes, met wie hij dikwijls boven op een omnibus naar den Dierentuin ging. Op een warmen mid dag, toen hij al veertien dagen in Londen was, konden de tantes echter niet met hem uitgaan, zoodat hij bij Emma, het tweede meisje, moest blijven. Dit was op zich zelf volstrekt niet vervelend, want Emma en hij waren de beste vrienden. Zij was bezig haar geborduurde witte schorten te strijken, ter wijl Harry vol bewondering naar haar stond te kijken. Hij had een klein ijzertje, waar mee hij zijn eigen zakdoek glad streek. Emma was echter even uit de mangel kamer weggeroepen en daar zij langer weg bleef dan Harry noodig vond, begon het jongemensch zich te vervelen en naar een nieuwe bezigheid om te zien. Wat zou hij doen? Als hij eens een eindje ging wande len, niet verder dan het plein vóór het huis. Dèt zouden de tantes toch wel goed vinden. Na op deze manier zijn geweten in slaap gesust te hebben, liep hij stilletjes het huis uit, nadat hij nog even zijn stroohoed r.;et het blauwe lint ven den kapstok had geno men. Harry vond het heerlijk eens alleen op straat te ziin en liep al'fluitende en met zijn handen in de zakken voort. Hij was nog niet lang buiten, of hij zag een menigte kinderen en midden tusschen hen in een orgel, iets, waar hij dol op was. Dit was nog eens een buitenkansje en hij stond weldra bij de kin deren. Plotseling vroeg een fijn kinderstemmetje: „Zeg, man, is dat niet het prettigste op de wereld, wat er bestaat?" De orgeldraaier was nog nooit in zijn leven zóó verbaasd geweest. „Ja", antwoordde hij langzaam, alsof hij goed moest nadenken over zijn antwoord. „Er zijn natuurlijk wel prettiger dingen, maar over 't geheel is dit nog zoo verkeerd niet, als het maar niet regent." „Zou ik eens even mogen draaien?" vroeg Harry nu. „Ik zal heel voorzichtig zijn." „Goed, draai jij maar, dan kan ik eens uit rusten." Na een poosje hijgde Harry. „Het is nogal moeilijk en zwaar. fHier", zei de goedhartige man, die schik wijl zij hen beknorde, naar huis. Minnie had nog een ander verdriet dan haar pijn: zij miste Magdalena en snikkend vroeg zij haar tante de pop te zoeken. Tante Robina wilde hiervan echter -niets weten. Sinds dien ongelukkigen eersten avond had zij iets tegen Magdalena. Toen zij haar huis bereikt had, gaf zij Lino de beide kinderen over met het bevel, dat Minnie onmiddellijk naar bed moest; z ij had het meeste schuld. Voor het eerst in zijn leven was riarry boos op zijn tante en na allerlei vruchte- looze pogingen te hebben aangewend om haar te overtuigen, dat zijn zusje niet alleen straf had verdiend, zei hij kwaad: „Vader zei, dat ik van u houden moest, tante Rob, en dat doe ik ook, maar Vader zou nooit goed vinden, dat u Minnie strafte, als ik de schuldige was en als -zij naar béd moet, ga ik ook." En de daad bij het woord voegende, stap te hij regelrecht naar de kinderkamer. Een uur later kwam Lina met een ver schrikt gezicht bij juffrouw Robina. „Neemt u mij niet kwalijk, juffrouw", be gon zij, „maar ik ben bang, dat Minnie zich heelemaal van streek maakt; zij huilt zoo vreeselijk. Magdalena is weg en zij wil zich niet laten troosten. We moeten de pop zoe ken." „Wat een onzin!" antwoordde juffrouw Robina. „Zeg haar, dat zij onmiddellijk gaat slapen, 't Is maar goed, dat die oude Magda lena weg is." „Maar juffrouw", zei Lina verontwaardigd, „het kind maakt zich heelemaal overstuur O, daar is zij!" ging zij voor, terwijl een vrouw den tuin binnen kwam en Magdalena bij het hoofd hield, Magdalena, waar het water van alle kanten uit droop. Lina nam de pop aan en bracht haar dade lijk naar Minnie. Het was aardig om te zien, hoe het kind met de tranen nog op haar wangen haar handen vol verrukking naar haar lieveling uitstrekte. Na een uurtje, toen Magdalena bij de kachel gedroogd was en Minnie haar weer in de armen had, zei ze j slaperig: „Dank u, lieve God, dat Magdalena niet verdronken is." Spoedig daarna viel zij in een diepen slaap. HOOFDSTUK IV. Het logeeren in Londen. Zooals we reeds gezien hebben, was Min- 1*. a*. fcC» UC KUCU11U1 lltc lllCllt, uit ov_iui\ mes leventje met altijd zonnesch.jn Z.j was jn den k]einen bfias b te krii _Ga aam aennQT\i,aIii(/ bin/i nut no h f DT f O een zacht, aanhankelijk kind, dat behoefte had aan liefde, doch instinctmatig voelde, dat de tantes meer hielden van Harry dan van haar. Daarom hing zij met groote liefde Lina aan, die werkelijk heel aardig was voor het kind. Lina was echter niet altijd even verstan dig. Op een morgen praatte zij met Marie en dacht, dat Minnie haar niet verstond, maar „kleine potjes hebben groote ooren," en Minnie, die de beide meisjes hoorde fluisteren, spande al haar krachten in om het gesprek te volgen. Zij begreep al gauw, dat het over haar ging en Lina zei, dat het schande was. „Harry is de afgod van zijn tantes, maar Minnie is niemands lieveling", ging zij voort. Het kleine ding dacht ernstig over deze 1 woorden na. „Wat zou een afgod zijn?" j vroeg zij zich af; „zeker iets aardigs, omdat Harry er een is. Ik ben niemands lieveling en dat is erg naar." Toen Minnie dien avond naar bed ge bracht werd, vroeg zij Lina wat een afgod was. Het meisje was heelemaal vergeten, dat zij dit woord dien morgen gebruikt had en zei, dat het iets wat, waarvan je heel veel hield, zooals bij voorbeeld van een pop. „O," dacht Minnie, „de tantes houden dus van Harry, zooals ik van Magdalena houd. Nu begrijp ik het." De kleine Minnie had een medelijdend maar op dit kistje staan, dan kun je er ge makkelijk bij", en hij haalde, een kistje te voorschijn, dat hij altijd bij zich had om een en ander in te bergen. Het was een grappig tooneeltje en lang zamerhand verzamelde zich een menigte menschen om den kleinen orgeldraaier. Menig geldstuk viel er in de pet van den werkelijken orgeldraaier, die de heele zaak, zooals hij later zei, een „echt buitenkansje" vond. Als tante Rob hem op dat oogenblik eens had kunnen zien! No een tijdje ging de menigte uiteen en Harry, wiens arm door de ongewone beweging pijn begon te doen, zei dat hij ook weg moest. Voor hij echter afscheid nam van zijn nieuwen vriend, vroeg hij diens adres en zei op vertrouwelijken toon: „Zie je, misschien wil ik later ook orgel draaier worden en ik ben bang, dat tante dat niet goed vindt; zij is nogal zonderling. Als ik dan weet, waar je woont, kun jij me er een bezorgen en zou ik met je mee kun nen gaan." „Ik woon in het Paradijsstraatje, maar je kunt me altijd in deze buurt vinden en als je me noodig hebt, jongenheer, ben ik je man." Harry keek even ernstig en zei toen: „Ik ben bang, dat ik je misschien niet her kennen zal. Wacht hier is mijn roode zak- doei; gelukkig, dat ik dien bij me heb. Neem zoidon zijn twaalfde jaar en de vos sterft evenals de kat tussch-cn zijn 14de cn 16de le vensjaar. Eekhoorntjes en konijntjes worden zeldien ouder dan 6 of 7 jaar. Onder de vo gels zijn het de adelaars en valken, die een leeftijd bereiken van meer dan een eeuw Men. mag met zekerheid aannemen, dat dc zwaan wel ouder dan 300 jaar kan worden Dc schildpad en dc krokodil die beiden ruim 100 jaar kunnen wonden, zijn och twee echte veteranen in de dierenwereld. Een lastige huisgenoot. De Deltshe Crt. vertelt: Augustus is de maand bij uitstek om va- cantieg te nemen en van die meening was ook een familie te Delft. Zij had alle maat regelen reeds getroffen om op reis te gaan en de muffe Delftsche stadsgrachten en an dere luchtjes voor een paar weken te ont vlieden. Koffers en doozen stonden reeds klaar, en over enkele uren zou de reis be ginnen. De familie had onder haar huidieren een aapje, de geliefde Jop, die als altijd vol grappen en aardigheden was; telkens werd nog eens afscheid genomen van den vier handige. Zooals reeds gezegd is, stond alles voor de afreis gereed. Ma liep nog eens alle kamers door, de kinderen waren uitgelaten van pret, totdat Pa opeens de kamer binnen stormde en zenuwachtig, gejaagd stotterde dat het kilometerboekje nergens te vinden was. Kort te voren had hij het nog gezien en nu was het weg, het kostbare document, waarop de geheele familie zou reizen. Iedeer toog er op uit om te zoeken. Van boven naar beneden en omgekeerd werd alles nagesnuffeld. De doozen en koffers werden leeggehaald, in de hoop dat het boekje daarin bij vergissing was terechtge komen. Maar het was, en bleef weg. Pa gaf de schuld aan Ma en deze weer aan Pa. Ten slotte hadden de kinedren het gedaan. De reis moest voorloopig worden uitgesteld, omdat Pa er voor bedankte nog eens kaart jes te koopen, als anderen het kilometer- boeke zoek maakten. Met lange gezichten en belTaande oogen werden de uitgehaalde koffers en doozen weer ingepakt en het zoeken opnieuw begonnen, terwijl Pa om zijn zenuwen wat te bedaren, onder een lindeboom in den tuin was gezeten. Plotseling voelde hij een klein tikje op zijn hoofd en een stukje karton viel voor zijn voeten op den grond. Pa's oogen volg den het projectiel. Ze werden al grooter en grooter en dreigden uit hun kassen te pui len. Zijn gelaat teekende de uiterste ver bazing met toorn gemengd, want het stukje karton was de omslag van het kilometer- boekje Boven in den boom zat Jop zich' spottend achter het oor te krabben en omknelde met een anderen poot professoraal het boekje. Een eendengeschiedenSsr^ In het ,.Hbl." vertelt v. H. het volgende aai'dige verhaal uit de dierenwereld. 'n Mooie zomeravond. Aan den rand der cracht van een onzer forten zit vreedzaam en eeuoeueliik een eendenfamilie bijeen, een moeder met zes kindertjes, die haar bleven van hel elftal. Vijf kinderen bad zij zich reeds /ien ontnemen door verraderlijke ratten. De es. die zii mocht behouden, naderen reeds den leeftijd, waarop zij zich zeiven tegen de hun belagende dierlijke vijanden zullen we ten te verdedigen, maar. beseffende dat de laatste loodjes het zwaarst we-gen, verdub belt mama hare waarzaamheid. Terwijl nu de kleinen piepend om moede» heen dribbelen af en toe 'n klein uitstapje v/sA eend in de fortgracht. niet tc ver. gelijk moe der hun gebood, blijft deze. de kleinen niet uit het oog verliezend daarbii. den omtrek zorgvuldig gadeslaan. Plotseling heeft dat wakend moederoog den kater ontdekt, die langs den oever der foz-lgrachl sluipend nadert. Kwek! Kwek! Kwek! Plons! gaan op dit waarschuwend gekwak zes kleine eendcnlijfjcs te water, blijvend on der moeders bescherming op korten afstand van den oever biièén. Moeder houdt intusschen aan den oever dc wacht, front makende naar dep steeds meer naderenden kater. Dringend klinkt dan haar gekwaak over het water der forlgracht cn wat is dat? Van de overrijde der gracht komen in allerijl een twaalftal tot eene andere familie papaj mama en een tiental volwassen kinderen behoorendc eenden aangezwommen, paps voorop, dan mama en voorts dc kinderen. 't Is als een miniatuurvloot. die daar od komt dagen, het admiraalschip aan de spits cn de overige schepen daarachter, elk vol gende in het kielzog van het voorgaande. Het laatste gekwaak der moedereend is het signaal geweest voor de geheele eendenmacht in de fortgracht om zich tegen den aanran der te weer te stellen. Nabij de plaats gekomen waar het gevaar dreigt, stélt de onlzetvloot zich in het wa ter evenwijdig aan den kant der gracht op. En de vijand, op wien deze macht blijkbaar toch eenigen indruk maakt, sluipt dan zacht- kens verder. Maar. men houdt hem in de gaten. De vloot stelt zich alsvoren in beweging, den oever volgend, om zoodra poes blijft staan, zich telkens weder in slagorde langs den gracht- kant te scharen, aldus den vijand het hoofd biedend. Eenige malen herhaalt zich dit eenden- ma chts ver to on. totdat een welgemikte steen worp poes noodzaakt het veld te ruimen. Nog een oogenblik blijven de tot ontzei aangerukte eenden op de plaats wijlen om zich te overtuigen, dat het gevaar voor goed geweken is. Terwijl dan de vloot weder aftrekt. lokt de moedereend de door al dit rumoer ver schrikte kleinen tot zich om ze door een kleine spelevaart in de gracht weer op hun verhaal te do-en komen. De betooverde wandelstok. Deze geheimzinnige stok blijft, wanneer hij op den grond gezet wordt, rechtop In evenwicht staan, zonder dat er iets bijzon ders bij aangebracht is, zooals b.v. een zwaar stuk lood aan het ondereind of iets dergelijks. Neen, het is een heel gewone stok, de eerste de beste van een van Je vrienden kan dienst doen. Hoe het dan komt? Ja, de verklaring is eigenlijk wel wat kinderachtig, maar voor degenen, die haar niet kennen, is het kunstje toch verrassend. Wie den betooverenden stok vertoont, heeft n.l. onder zijn knieën een zwarten draad of een paardenhaar gebonden, lang genoeg, dat die bij het loopen niet hindert. Bij het vertoonen van het kunstje gaat hij zitten, wijdbeens, zoodat de draad of het haar gespannen is. De stok wordt er In evenwicht tegen aan gezet en zal niet om vallen. Daar de draad, vooral als het kunstje bij avond vertoond wordt, niet te zien Is, schijnt het wel of de stok geheel vrij staaf en begrijpt een niet-ingewijde er niets van. uv X-i f b* VV*»-* l J hartje en vanaf dien dag voelde zij in het ^em ajg een hérinnering aan mij mee en bijzonder voor alles, dat niet bemind was. Op zekeren dag in het voorjaar vond zij o\er dingen, waarvan je geen verstand hebt. een vogeltje dood op den grond liggen; het JJagi''1Jerv"Harry draaide zich om en°liep al fluitende en met zijn handen in de zakken I draag hem steeds in je knoopsgat, dan zal ik je altijd dadelijk herkennen. Nou, goeien Als Minnie ,nee' had gezegd tegen Harry, i was uit zijn nestje gevallen, zou hij het nooit gedaan hebben." „Arm vogeltje!" zei ze, terwijl zij het voor- Juffrouw Catharien mompelde slechts:zichtig in haar schortje legde. „Was jij nie- ,riij zou het nooit gedaan hebben. Jjj weet het 't best, Ribina". Wat er gebéurd was? Niet ver van het hek der dames Grant stond de dorpspomp. De dorpelingen waren er trotsch op# en zij hadden daartoe alle reden. Schilders kwamen dikwijls om deze pomp na te schilderen. Voor Harry bezat zij groote aantrekkingskracht. De moeilijkheid" bestond echter daarin, haar ongemerkt te bereiken, want hij begreep maar al te goed, dat zijn tantes hem nooit haar toestemming zouden geven. Op een mooien morgen speelde hij alleen J met Minnie in den tuin. Minnie was bezig mands lieveling en werd jij uit het nest ge gooid? Dat is niets, hoor! ik zal wel een grafje voor je maken." En zij deed dit mid den in hun eigen tuintje. Op een Zondag liet Lina de kinderen pla ten zien uit den grooten platenbijbel. Zij kwamen aan die, waarop Jezus omringd is door kinderen. Minnie keek er lang en aan dachtig naar en verschrikte Lina niet weinig door plotseling met een heel ernstig ge zichtje te zeggen: „Ik ben niemands lieveling, maar denk je, dat ik Jezus' lieveling zou zijn, als ik ook op de plaat stond?" Het was elk jaar een ware beproeving voor verder. De man keek het kleine figuurtje nog een poosje na. Hij haalde den rooden zakdoek door zijn knoopsgat en mompelde: „Zoo iets heb ik nog nooit beleefd. Ik wou dat er meer zoo waren! En hij speelde weer door. Hoewel deze twee elkaar slechts éénmaal ontmoetten, geloof ik toch niet, dat de herin nering aan den kleinen jongen en zijn helaer stemmetje ooit uit het geheugen van den orgeldraaier weggevaagd zal worden. De roode zakdoek zal hem zeker altijd dierbaar blijven. (Slot volgt). Magdalena in slaap te sussen en Harry j de dames Grant, als de tijd aanbrak van peinsde op een middel om naar de pomp j Harry's bezoek aan zijn familie in Londen. te gaan. Juffrouw Robina vond het veel erger af- „Minnie", zei hij, „zullen wij met de pomp scheid van den jongen te moeten nemen, gaan spelen? Ze is vlak bij en het water dan zij wel wilde toonen en zij beschouwde zal lekker koel zijn." Minnie bleef even stilstaan en zei: de reis lang niet zonder gevaren. ,Het is werkelijk roekeloos, zuster „Nee Harry, Magdalena slaapt bijna en zij op een avond vlak vóór Harry s verfrek, .nag niet weer wakker gemaakt worden." j „een kind in zoo n afschuwelijken trein te „Onzin, Minnie!" riep haar broertje uit.1 laten reizen. Waaiom zijn de menschen toch „Magdalena zou veel liever een frisch bad niet tevreden in de plaats, waar zij eenmaal nemen dan gaan slapen; kijk eens, hoe vuil i zijn? Als Hèriry het niet zoo uitdrukkelijk zij is." Dit was inderdaad het geval en Min-verzocht had, zou ik het nooit toestaan. nie gaf nu toe. Samen liepen zij naar de pomp. „Jij moet pompen, Minnie!" riep Harry uit en het kleine ding deed al haar best den zwengel in beweging te brengen. Zij werd daarbij drijfnat. Plotseling gleed zij uit en viel op den grond, terwijl Magdalena in het water terecht kwam, zonder dat Minnie dit tag. Op dit oogenblik kwam Tante Robina er aan, die de vluchtelingen kwam halen. Zij Zij laten hem toch halen", waagde juf frouw Catharien het op te merken, „hij is dus veilig." „Maar Catharien, hoe kan dit nu een spoorweg-ongel uk voorkomen? Je praat over dingen, waarvan je geen verstand hebt en zooals gewoonlijk zweeg juffrouw Catharien, wel wetend, dat zij toch het onderspit moest delven, als zij met haar zuster van meening durfde verschillen. ttait alles wat. De leeftijden van dieren. Uit den aard der zaak is het vrij moeilijk om van in het wild levende dieren te bepa len, hoe oud zij kunnen worden; en de leef- tijd van gevangen exemplaren kan natuur lek niet als maatstaf worden aangenomen. Men zegt, dat dc walvisch wel 1000 jaar oud kon worden en (kit onder dc viervoeters dloor de olifant den MeUiusolem-leellijd be reikt kan worden van 400 >aar. Het Engel- sche tijdschrift „Out dumb animals" wijdt aan dit onderwerp een artikel, waarin o.a herinnerd wordt aan den Indischen olifant van Alexander den Groote, die in een veld slag zoo bijzonder had uitgemunt, dat de bonir het dier den naam Ajax goi en hem oen metalen band om den hals liet hangen met do inscriptie: „Alexander de zoon van Zeus, wiidt Ajax aan de zon." 3i0 jaar later was deze olifant nog in het leven, en ver heugde zich zelfs in de best© gezondheid. Overigens schijnt de levensduur evenredig te zijn met de lichaamsgrootte. Po leeuw heet 60 jaar te kunnen werden. Het naard 25 tot o/i r-it. i.oe«rd.ina On rlzx wolf rwvftrli'fft Als 't korenveld is leeggemaaid, d'oogst in de schuur geborgen, dan gaat het vroolijk elvenvolk, eens voor een pretje zorgen. Als de oogst binnen Ie. De dageraad brengt 't tot een eind; de maan zegt: „tot genoegen; „ik ben heel blij, dat jullie mij „op je partijtje vroegen." Harrv genoot van ziin uitstapjes naar Lon- 30. De beer hoogstens 20, de wolf overleeft Zij hebben heel den zomer door gewerkt, gezwoegd met ijver en enkel in den nacht gerust, in 't boschje bij den vijver. Onzichtbaar voor de boeren steeds, maar toch hun beste krachten, zoo mag hun, nu het najaar is, wel wat ontspanning wachten. Een danspartij bij maneschijn, dèt zal het glanspunt geven; 't veldmuisorkest zorgt voor muziek het is hun lust en leven. In lucht'ge kleedjes, vlug en vrij, springt, huppelt 't elvenvolkje, beschenen door het licht der maan er is geen enkel wolkje. tiiaV Het feest gaat veel te gauw voorbij, voor hen, niet voor de muizen, -€ =- d i e worden moe en zien daardoor soms mollen aan y.oor kruisen De muizen trekken slap'rig af de elfjes zijn nog monter, en maken in hun feestkleedij de bloemenwei nog bonter. Ze drinken dauw uit kelkjes fijn en nippen van den honing, totdat ten laatste klinkt 't appèl van d'ouden elvenkoning. Gehoorzaam vliegen allen Keen, onzichtbaar als te voren, en ook hun zangerig gesnap is nergens meer te hooren. Maar weet je wat hen nog verraadt? ga mee naar 't veldsst zoetjes dan wijs ik jullie daar heel stil, de sporen van hun voetjes. HERMANNS,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 7