0OOF de Ueagd.
Niemands Lieveling.
Naar het Engelsch van A. Dawson.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK II.
Harry's guitenstreken.
Twee jaren waren er voorbijgegaan sinds
Harry en zijn zusje op Rozenhof gekomen
waren. Harry was nu zeven jaar en de trots
van zijn tantes, vooral van tante Robina. Hoe
hij 't aangelegd had haar hart te veroveren
was een geheim, dat niemand behalve zij
zelve kon verklaren. Zij alleen wist, dat het
zijn vrijmoedigheid was, die haar zoo sterk
had aangetrokken. Ieder ander was bang
voor haar, zelfs de arme kinderen staken
nooit een handje naar haar uit, zij verstop
ten zich eerder. En de poes zat liever bij
haar zuster op schoot dan bij haar. Dit kind
echter had dadelijk blijken gegeven van haar
te houden en was haar vol liefde tegemoet
gekomen, al waren zijn, wilde, jongensach
tige liefkoozingen haar wel eens wat lastig.
Op den morgen, nadat de kinderen waren
aangekomen, mocht Harry in den tuin spe
len, terwijl Minnie haar dutje deed. Tot haar
schrik zag tante Robina hem een oogenblik
later onder haar geliefkoosden pruimenboom
staan waarvan zijn vader indertijd de pit
had geplant met een langen stok in zijn
hand, waarmee hij de vruchten afsloeg, die
als hagelsteenen op zijn hoofd vielen. Juf
frouw Robina liep er onmiddellijk heen en
riep hem boos toe, dat hij dit oogenblikke-
lijk laten moest. Het verbaasde haar niet
weinig, dat Harry die heelemaal niet
schuldbewust was haar met gloeiende
wangen en de handen vol pruimen tegemoet
kwam loopen, terwijl hij vroolijk uitriep:
„Pruimen, Tante, pruimen! Proef er eens een,
Tante Rob, ze zijn zoo lekker; deze mooie
heb ik voor u bewaard!" en hij hield haar
de mooiste voor.
Hoe kwam het, dat de booze woorden
niet uitgesproken werden? Juffrouw Robina
kon het zelf niet begrijpen en keek weinig
op haar gemak naar het raam boven, waar
juffrouw Catharien zat. Zij hoopte, dat haar
zuster haar „zwakheid", zooals zij het zelf
noemde, niet gezien had. En zoo ging het
voortaan altijd. Harry's ondeugende streken
werden steeds door haar verontschuldigd,
totdat zelfs de zachtmoedige juffrouw Catha
rien zich verbaasd afvroeg, waardoor haar
zuster Robina toch zoo veranderd was.
Harry was volgens Lina een echte lastpost;
zij had altijd de handen vol aan hem. Toch
hield hij dolveel van zijn tantes en deed
haar niet graag verdriet. Zoo hadden zij een
goudvisschenkom in de gang staan. Op ze
keren dag, toen Harry uit verveling niets
beters te doen had, ving hij een goud-
vischje, dat hij op het tafeltje legde. Het
lag daar naar adem te happen juist op het
oogenblik, dat juffrouw Catharien door de
gang kwam. Zij was erg bedroefd één harer
lievelingen in dien deerniswaardigen toe
stand aan te treffen en to,en de jongen dit
zag, beloofde hij het nooit* weer te zullen
doen.
Met de arme, kleine Minnie was het ech
ter anders gesteld. Zij was even bang voor
haar tantes als Harry vrijmoedig was en hoe
wel zij op den duur wel wat minder verle
gen werd, ging dit toch niet heelemaal over.
Juffrouw Robina deed haar best vriendelijk
tegen het kleine ding te zijn, maar zij was
te streng voor het kind, dat altijd vertroeteld
en aangehaald was geweest. Minnie hield
dolveel van Harry en deze beantwoordde
haar liefde geheel, doch zijn ondeugende
streken brachten het kleine zusje dikwijls in
moeilijkheden. Juffrouw Robina kon name
lijk nooit gelooven, dat Harry de schuldige
was en zag er dan Minnie voor aan. Toen
juffrouw Catharien het eens waagde haar
meening te zeggen, antwoordde zij op een
toon, die geen tegenspraak duldde:
„Ik begrijp je niet, Catharien. Je spreekt
nam aan iedere hand een kind en liep, ter- j den en beschreef ze bij zijn thuiskomst in
kleuren en geuren aan Minnie, die Londen
als een, soort tooverstad beschouwde, waar
naar zij vurig verlangde haar broertje een
maal te mogen vergezellen.
Om te beginnen waren er een allerliefste
grootmoeder en twee vrooliike tantes, met
wie hij dikwijls boven op een omnibus naar
den Dierentuin ging. Op een warmen mid
dag, toen hij al veertien dagen in Londen
was, konden de tantes echter niet met hem
uitgaan, zoodat hij bij Emma, het tweede
meisje, moest blijven. Dit was op zich zelf
volstrekt niet vervelend, want Emma en hij
waren de beste vrienden. Zij was bezig haar
geborduurde witte schorten te strijken, ter
wijl Harry vol bewondering naar haar stond
te kijken. Hij had een klein ijzertje, waar
mee hij zijn eigen zakdoek glad streek.
Emma was echter even uit de mangel
kamer weggeroepen en daar zij langer weg
bleef dan Harry noodig vond, begon het
jongemensch zich te vervelen en naar een
nieuwe bezigheid om te zien. Wat zou hij
doen? Als hij eens een eindje ging wande
len, niet verder dan het plein vóór het huis.
Dèt zouden de tantes toch wel goed vinden.
Na op deze manier zijn geweten in slaap
gesust te hebben, liep hij stilletjes het huis
uit, nadat hij nog even zijn stroohoed r.;et
het blauwe lint ven den kapstok had geno
men.
Harry vond het heerlijk eens alleen op
straat te ziin en liep al'fluitende en met zijn
handen in de zakken voort. Hij was nog niet
lang buiten, of hij zag een menigte kinderen
en midden tusschen hen in een orgel, iets,
waar hij dol op was. Dit was nog eens een
buitenkansje en hij stond weldra bij de kin
deren.
Plotseling vroeg een fijn kinderstemmetje:
„Zeg, man, is dat niet het prettigste op de
wereld, wat er bestaat?"
De orgeldraaier was nog nooit in zijn
leven zóó verbaasd geweest.
„Ja", antwoordde hij langzaam, alsof hij
goed moest nadenken over zijn antwoord.
„Er zijn natuurlijk wel prettiger dingen,
maar over 't geheel is dit nog zoo verkeerd
niet, als het maar niet regent."
„Zou ik eens even mogen draaien?" vroeg
Harry nu. „Ik zal heel voorzichtig zijn."
„Goed, draai jij maar, dan kan ik eens uit
rusten."
Na een poosje hijgde Harry.
„Het is nogal moeilijk en
zwaar.
fHier", zei de goedhartige man, die schik
wijl zij hen beknorde, naar huis.
Minnie had nog een ander verdriet dan
haar pijn: zij miste Magdalena en snikkend
vroeg zij haar tante de pop te zoeken. Tante
Robina wilde hiervan echter -niets weten.
Sinds dien ongelukkigen eersten avond had
zij iets tegen Magdalena.
Toen zij haar huis bereikt had, gaf zij
Lino de beide kinderen over met het bevel,
dat Minnie onmiddellijk naar bed moest; z ij
had het meeste schuld.
Voor het eerst in zijn leven was riarry
boos op zijn tante en na allerlei vruchte-
looze pogingen te hebben aangewend om
haar te overtuigen, dat zijn zusje niet alleen
straf had verdiend, zei hij kwaad:
„Vader zei, dat ik van u houden moest,
tante Rob, en dat doe ik ook, maar Vader
zou nooit goed vinden, dat u Minnie strafte,
als ik de schuldige was en als -zij naar béd
moet, ga ik ook."
En de daad bij het woord voegende, stap
te hij regelrecht naar de kinderkamer.
Een uur later kwam Lina met een ver
schrikt gezicht bij juffrouw Robina.
„Neemt u mij niet kwalijk, juffrouw", be
gon zij, „maar ik ben bang, dat Minnie zich
heelemaal van streek maakt; zij huilt zoo
vreeselijk. Magdalena is weg en zij wil zich
niet laten troosten. We moeten de pop zoe
ken."
„Wat een onzin!" antwoordde juffrouw
Robina. „Zeg haar, dat zij onmiddellijk gaat
slapen, 't Is maar goed, dat die oude Magda
lena weg is."
„Maar juffrouw", zei Lina verontwaardigd,
„het kind maakt zich heelemaal overstuur
O, daar is zij!" ging zij voor, terwijl een
vrouw den tuin binnen kwam en Magdalena
bij het hoofd hield, Magdalena, waar het
water van alle kanten uit droop.
Lina nam de pop aan en bracht haar dade
lijk naar Minnie. Het was aardig om te zien,
hoe het kind met de tranen nog op haar
wangen haar handen vol verrukking naar
haar lieveling uitstrekte. Na een uurtje, toen
Magdalena bij de kachel gedroogd was en
Minnie haar weer in de armen had, zei ze j
slaperig:
„Dank u, lieve God, dat Magdalena niet
verdronken is."
Spoedig daarna viel zij in een diepen
slaap.
HOOFDSTUK IV.
Het logeeren in Londen.
Zooals we reeds gezien hebben, was Min-
1*. a*. fcC» UC KUCU11U1 lltc lllCllt, uit ov_iui\
mes leventje met altijd zonnesch.jn Z.j was jn den k]einen bfias b te krii _Ga
aam aennQT\i,aIii(/ bin/i nut no h f DT f O
een zacht, aanhankelijk kind, dat behoefte
had aan liefde, doch instinctmatig voelde,
dat de tantes meer hielden van Harry dan
van haar. Daarom hing zij met groote liefde
Lina aan, die werkelijk heel aardig was voor
het kind.
Lina was echter niet altijd even verstan
dig. Op een morgen praatte zij met Marie
en dacht, dat Minnie haar niet verstond,
maar „kleine potjes hebben groote ooren,"
en Minnie, die de beide meisjes hoorde
fluisteren, spande al haar krachten in om het
gesprek te volgen. Zij begreep al gauw, dat
het over haar ging en Lina zei, dat het
schande was. „Harry is de afgod van zijn
tantes, maar Minnie is niemands lieveling",
ging zij voort.
Het kleine ding dacht ernstig over deze 1
woorden na. „Wat zou een afgod zijn?" j
vroeg zij zich af; „zeker iets aardigs, omdat
Harry er een is. Ik ben niemands lieveling
en dat is erg naar."
Toen Minnie dien avond naar bed ge
bracht werd, vroeg zij Lina wat een afgod
was. Het meisje was heelemaal vergeten,
dat zij dit woord dien morgen gebruikt had
en zei, dat het iets wat, waarvan je heel veel
hield, zooals bij voorbeeld van een pop.
„O," dacht Minnie, „de tantes houden
dus van Harry, zooals ik van Magdalena
houd. Nu begrijp ik het."
De kleine Minnie had een medelijdend
maar op dit kistje staan, dan kun je er ge
makkelijk bij", en hij haalde, een kistje te
voorschijn, dat hij altijd bij zich had om een
en ander in te bergen.
Het was een grappig tooneeltje en lang
zamerhand verzamelde zich een menigte
menschen om den kleinen orgeldraaier.
Menig geldstuk viel er in de pet van den
werkelijken orgeldraaier, die de heele zaak,
zooals hij later zei, een „echt buitenkansje"
vond.
Als tante Rob hem op dat oogenblik eens
had kunnen zien! No een tijdje ging de
menigte uiteen en Harry, wiens arm door
de ongewone beweging pijn begon te doen,
zei dat hij ook weg moest. Voor hij echter
afscheid nam van zijn nieuwen vriend, vroeg
hij diens adres en zei op vertrouwelijken
toon:
„Zie je, misschien wil ik later ook orgel
draaier worden en ik ben bang, dat tante
dat niet goed vindt; zij is nogal zonderling.
Als ik dan weet, waar je woont, kun jij me
er een bezorgen en zou ik met je mee kun
nen gaan."
„Ik woon in het Paradijsstraatje, maar je
kunt me altijd in deze buurt vinden en als je
me noodig hebt, jongenheer, ben ik je man."
Harry keek even ernstig en zei toen:
„Ik ben bang, dat ik je misschien niet her
kennen zal. Wacht hier is mijn roode zak-
doei; gelukkig, dat ik dien bij me heb. Neem
zoidon zijn twaalfde jaar en de vos sterft
evenals de kat tussch-cn zijn 14de cn 16de le
vensjaar. Eekhoorntjes en konijntjes worden
zeldien ouder dan 6 of 7 jaar. Onder de vo
gels zijn het de adelaars en valken, die een
leeftijd bereiken van meer dan een eeuw
Men. mag met zekerheid aannemen, dat dc
zwaan wel ouder dan 300 jaar kan worden
Dc schildpad en dc krokodil die beiden ruim
100 jaar kunnen wonden, zijn och twee echte
veteranen in de dierenwereld.
Een lastige huisgenoot.
De Deltshe Crt. vertelt:
Augustus is de maand bij uitstek om va-
cantieg te nemen en van die meening was
ook een familie te Delft. Zij had alle maat
regelen reeds getroffen om op reis te gaan
en de muffe Delftsche stadsgrachten en an
dere luchtjes voor een paar weken te ont
vlieden. Koffers en doozen stonden reeds
klaar, en over enkele uren zou de reis be
ginnen.
De familie had onder haar huidieren een
aapje, de geliefde Jop, die als altijd vol
grappen en aardigheden was; telkens werd
nog eens afscheid genomen van den vier
handige.
Zooals reeds gezegd is, stond alles voor
de afreis gereed. Ma liep nog eens alle
kamers door, de kinderen waren uitgelaten
van pret, totdat Pa opeens de kamer binnen
stormde en zenuwachtig, gejaagd stotterde
dat het kilometerboekje nergens te vinden
was. Kort te voren had hij het nog gezien
en nu was het weg, het kostbare document,
waarop de geheele familie zou reizen.
Iedeer toog er op uit om te zoeken. Van
boven naar beneden en omgekeerd werd
alles nagesnuffeld. De doozen en koffers
werden leeggehaald, in de hoop dat het
boekje daarin bij vergissing was terechtge
komen. Maar het was, en bleef weg. Pa gaf
de schuld aan Ma en deze weer aan Pa. Ten
slotte hadden de kinedren het gedaan. De
reis moest voorloopig worden uitgesteld,
omdat Pa er voor bedankte nog eens kaart
jes te koopen, als anderen het kilometer-
boeke zoek maakten. Met lange gezichten
en belTaande oogen werden de uitgehaalde
koffers en doozen weer ingepakt en het
zoeken opnieuw begonnen, terwijl Pa om
zijn zenuwen wat te bedaren, onder een
lindeboom in den tuin was gezeten.
Plotseling voelde hij een klein tikje op
zijn hoofd en een stukje karton viel voor
zijn voeten op den grond. Pa's oogen volg
den het projectiel. Ze werden al grooter en
grooter en dreigden uit hun kassen te pui
len. Zijn gelaat teekende de uiterste ver
bazing met toorn gemengd, want het stukje
karton was de omslag van het kilometer-
boekje
Boven in den boom zat Jop zich' spottend
achter het oor te krabben en omknelde met
een anderen poot professoraal het boekje.
Een eendengeschiedenSsr^
In het ,.Hbl." vertelt v. H. het volgende
aai'dige verhaal uit de dierenwereld.
'n Mooie zomeravond. Aan den rand der
cracht van een onzer forten zit vreedzaam
en eeuoeueliik een eendenfamilie bijeen, een
moeder met zes kindertjes, die haar bleven
van hel elftal. Vijf kinderen bad zij zich reeds
/ien ontnemen door verraderlijke ratten. De
es. die zii mocht behouden, naderen reeds
den leeftijd, waarop zij zich zeiven tegen de
hun belagende dierlijke vijanden zullen we
ten te verdedigen, maar. beseffende dat de
laatste loodjes het zwaarst we-gen, verdub
belt mama hare waarzaamheid.
Terwijl nu de kleinen piepend om moede»
heen dribbelen af en toe 'n klein uitstapje v/sA
eend in de fortgracht. niet tc ver. gelijk moe
der hun gebood, blijft deze. de kleinen niet
uit het oog verliezend daarbii. den omtrek
zorgvuldig gadeslaan.
Plotseling heeft dat wakend moederoog
den kater ontdekt, die langs den oever der
foz-lgrachl sluipend nadert.
Kwek! Kwek! Kwek!
Plons! gaan op dit waarschuwend gekwak
zes kleine eendcnlijfjcs te water, blijvend on
der moeders bescherming op korten afstand
van den oever biièén.
Moeder houdt intusschen aan den oever
dc wacht, front makende naar dep steeds
meer naderenden kater.
Dringend klinkt dan haar gekwaak over
het water der forlgracht cn wat is dat? Van
de overrijde der gracht komen in allerijl een
twaalftal tot eene andere familie papaj
mama en een tiental volwassen kinderen
behoorendc eenden aangezwommen, paps
voorop, dan mama en voorts dc kinderen.
't Is als een miniatuurvloot. die daar od
komt dagen, het admiraalschip aan de spits
cn de overige schepen daarachter, elk vol
gende in het kielzog van het voorgaande.
Het laatste gekwaak der moedereend is het
signaal geweest voor de geheele eendenmacht
in de fortgracht om zich tegen den aanran
der te weer te stellen.
Nabij de plaats gekomen waar het gevaar
dreigt, stélt de onlzetvloot zich in het wa
ter evenwijdig aan den kant der gracht op.
En de vijand, op wien deze macht blijkbaar
toch eenigen indruk maakt, sluipt dan zacht-
kens verder.
Maar. men houdt hem in de gaten. De vloot
stelt zich alsvoren in beweging, den oever
volgend, om zoodra poes blijft staan, zich
telkens weder in slagorde langs den gracht-
kant te scharen, aldus den vijand het hoofd
biedend.
Eenige malen herhaalt zich dit eenden-
ma chts ver to on. totdat een welgemikte steen
worp poes noodzaakt het veld te ruimen.
Nog een oogenblik blijven de tot ontzei
aangerukte eenden op de plaats wijlen om
zich te overtuigen, dat het gevaar voor goed
geweken is.
Terwijl dan de vloot weder aftrekt. lokt
de moedereend de door al dit rumoer ver
schrikte kleinen tot zich om ze door een
kleine spelevaart in de gracht weer op hun
verhaal te do-en komen.
De betooverde wandelstok.
Deze geheimzinnige stok blijft, wanneer
hij op den grond gezet wordt, rechtop In
evenwicht staan, zonder dat er iets bijzon
ders bij aangebracht is, zooals b.v. een
zwaar stuk lood aan het ondereind of iets
dergelijks. Neen, het is een heel gewone
stok, de eerste de beste van een van Je
vrienden kan dienst doen.
Hoe het dan komt? Ja, de verklaring is
eigenlijk wel wat kinderachtig, maar voor
degenen, die haar niet kennen, is het kunstje
toch verrassend.
Wie den betooverenden stok vertoont,
heeft n.l. onder zijn knieën een zwarten
draad of een paardenhaar gebonden, lang
genoeg, dat die bij het loopen niet hindert.
Bij het vertoonen van het kunstje gaat hij
zitten, wijdbeens, zoodat de draad of het
haar gespannen is. De stok wordt er In
evenwicht tegen aan gezet en zal niet om
vallen.
Daar de draad, vooral als het kunstje bij
avond vertoond wordt, niet te zien Is,
schijnt het wel of de stok geheel vrij staaf
en begrijpt een niet-ingewijde er niets van.
uv X-i f b* VV*»-* l J
hartje en vanaf dien dag voelde zij in het ^em ajg een hérinnering aan mij mee en
bijzonder voor alles, dat niet bemind was.
Op zekeren dag in het voorjaar vond zij
o\er dingen, waarvan je geen verstand hebt. een vogeltje dood op den grond liggen; het JJagi''1Jerv"Harry draaide zich om en°liep al
fluitende en met zijn handen in de zakken
I draag hem steeds in je knoopsgat, dan zal ik
je altijd dadelijk herkennen. Nou, goeien
Als Minnie ,nee' had gezegd tegen Harry, i was uit zijn nestje gevallen,
zou hij het nooit gedaan hebben." „Arm vogeltje!" zei ze, terwijl zij het voor-
Juffrouw Catharien mompelde slechts:zichtig in haar schortje legde. „Was jij nie-
,riij zou het nooit gedaan hebben. Jjj weet
het 't best, Ribina".
Wat er gebéurd was?
Niet ver van het hek der dames Grant
stond de dorpspomp. De dorpelingen waren
er trotsch op# en zij hadden daartoe alle
reden. Schilders kwamen dikwijls om deze
pomp na te schilderen. Voor Harry bezat zij
groote aantrekkingskracht. De moeilijkheid"
bestond echter daarin, haar ongemerkt te
bereiken, want hij begreep maar al te goed,
dat zijn tantes hem nooit haar toestemming
zouden geven.
Op een mooien morgen speelde hij alleen J
met Minnie in den tuin. Minnie was bezig
mands lieveling en werd jij uit het nest ge
gooid? Dat is niets, hoor! ik zal wel een
grafje voor je maken." En zij deed dit mid
den in hun eigen tuintje.
Op een Zondag liet Lina de kinderen pla
ten zien uit den grooten platenbijbel. Zij
kwamen aan die, waarop Jezus omringd is
door kinderen. Minnie keek er lang en aan
dachtig naar en verschrikte Lina niet weinig
door plotseling met een heel ernstig ge
zichtje te zeggen:
„Ik ben niemands lieveling, maar denk je,
dat ik Jezus' lieveling zou zijn, als ik ook
op de plaat stond?"
Het was elk jaar een ware beproeving voor
verder.
De man keek het kleine figuurtje nog een
poosje na. Hij haalde den rooden zakdoek
door zijn knoopsgat en mompelde:
„Zoo iets heb ik nog nooit beleefd. Ik wou
dat er meer zoo waren! En hij speelde weer
door.
Hoewel deze twee elkaar slechts éénmaal
ontmoetten, geloof ik toch niet, dat de herin
nering aan den kleinen jongen en zijn helaer
stemmetje ooit uit het geheugen van den
orgeldraaier weggevaagd zal worden. De
roode zakdoek zal hem zeker altijd dierbaar
blijven.
(Slot volgt).
Magdalena in slaap te sussen en Harry j de dames Grant, als de tijd aanbrak van
peinsde op een middel om naar de pomp j Harry's bezoek aan zijn familie in Londen.
te gaan.
Juffrouw Robina vond het veel erger af-
„Minnie", zei hij, „zullen wij met de pomp scheid van den jongen te moeten nemen,
gaan spelen? Ze is vlak bij en het water dan zij wel wilde toonen en zij beschouwde
zal lekker koel zijn."
Minnie bleef even stilstaan en zei:
de reis lang niet zonder gevaren.
,Het is werkelijk roekeloos, zuster
„Nee Harry, Magdalena slaapt bijna en zij op een avond vlak vóór Harry s verfrek,
.nag niet weer wakker gemaakt worden." j „een kind in zoo n afschuwelijken trein te
„Onzin, Minnie!" riep haar broertje uit.1 laten reizen. Waaiom zijn de menschen toch
„Magdalena zou veel liever een frisch bad niet tevreden in de plaats, waar zij eenmaal
nemen dan gaan slapen; kijk eens, hoe vuil i zijn? Als Hèriry het niet zoo uitdrukkelijk
zij is." Dit was inderdaad het geval en Min-verzocht had, zou ik het nooit toestaan.
nie gaf nu toe. Samen liepen zij naar de
pomp.
„Jij moet pompen, Minnie!" riep Harry uit
en het kleine ding deed al haar best den
zwengel in beweging te brengen. Zij werd
daarbij drijfnat. Plotseling gleed zij uit en
viel op den grond, terwijl Magdalena in het
water terecht kwam, zonder dat Minnie dit
tag.
Op dit oogenblik kwam Tante Robina er
aan, die de vluchtelingen kwam halen. Zij
Zij laten hem toch halen", waagde juf
frouw Catharien het op te merken, „hij is
dus veilig."
„Maar Catharien, hoe kan dit nu een
spoorweg-ongel uk voorkomen? Je praat over
dingen, waarvan je geen verstand hebt en
zooals gewoonlijk zweeg juffrouw Catharien,
wel wetend, dat zij toch het onderspit moest
delven, als zij met haar zuster van meening
durfde verschillen.
ttait alles wat.
De leeftijden van dieren.
Uit den aard der zaak is het vrij moeilijk
om van in het wild levende dieren te bepa
len, hoe oud zij kunnen worden; en de leef-
tijd van gevangen exemplaren kan natuur
lek niet als maatstaf worden aangenomen.
Men zegt, dat dc walvisch wel 1000 jaar oud
kon worden en (kit onder dc viervoeters
dloor de olifant den MeUiusolem-leellijd be
reikt kan worden van 400 >aar. Het Engel-
sche tijdschrift „Out dumb animals" wijdt
aan dit onderwerp een artikel, waarin o.a
herinnerd wordt aan den Indischen olifant
van Alexander den Groote, die in een veld
slag zoo bijzonder had uitgemunt, dat de
bonir het dier den naam Ajax goi en hem
oen metalen band om den hals liet hangen
met do inscriptie: „Alexander de zoon van
Zeus, wiidt Ajax aan de zon." 3i0 jaar later
was deze olifant nog in het leven, en ver
heugde zich zelfs in de best© gezondheid.
Overigens schijnt de levensduur evenredig te
zijn met de lichaamsgrootte. Po leeuw heet
60 jaar te kunnen werden. Het naard 25 tot
o/i r-it. i.oe«rd.ina On rlzx wolf rwvftrli'fft
Als 't korenveld is leeggemaaid,
d'oogst in de schuur geborgen,
dan gaat het vroolijk elvenvolk,
eens voor een pretje zorgen.
Als de oogst binnen Ie.
De dageraad brengt 't tot een eind;
de maan zegt: „tot genoegen;
„ik ben heel blij, dat jullie mij
„op je partijtje vroegen."
Harrv genoot van ziin uitstapjes naar Lon- 30. De beer hoogstens 20, de wolf overleeft
Zij hebben heel den zomer door
gewerkt, gezwoegd met ijver
en enkel in den nacht gerust,
in 't boschje bij den vijver.
Onzichtbaar voor de boeren steeds,
maar toch hun beste krachten,
zoo mag hun, nu het najaar is,
wel wat ontspanning wachten.
Een danspartij bij maneschijn,
dèt zal het glanspunt geven;
't veldmuisorkest zorgt voor muziek
het is hun lust en leven.
In lucht'ge kleedjes, vlug en vrij,
springt, huppelt 't elvenvolkje,
beschenen door het licht der maan
er is geen enkel wolkje. tiiaV
Het feest gaat veel te gauw voorbij,
voor hen, niet voor de muizen, -€ =-
d i e worden moe en zien daardoor
soms mollen aan y.oor kruisen
De muizen trekken slap'rig af
de elfjes zijn nog monter,
en maken in hun feestkleedij
de bloemenwei nog bonter.
Ze drinken dauw uit kelkjes fijn
en nippen van den honing,
totdat ten laatste klinkt 't appèl
van d'ouden elvenkoning.
Gehoorzaam vliegen allen Keen,
onzichtbaar als te voren,
en ook hun zangerig gesnap
is nergens meer te hooren.
Maar weet je wat hen nog verraadt?
ga mee naar 't veldsst zoetjes
dan wijs ik jullie daar heel stil,
de sporen van hun voetjes.
HERMANNS,