"binnenland.
-
gezonder zou zijn dan die van Engeland.
Het Duitsche financieole plan bestaat in
leenen en nog eens leenen. Dat moet ten
slotte uitloopen op de opslurping van den
gebeelen Duitschen rijkdom in oorlogslee-
ningen. De verlenging van den oorlog maakt
een goeden financieelen afloop voor
'Duitschland steeds meer twijfelachtig. Iedere
.maand oorlogvoeren meer beteekent eene
opslurping van zijn rijkdom in steeds groo-
tere mate. De financieele kracht van Groot-
'Brittannië ligt in het feit, dat het gedurende
'den ganschen tijd inkomsten heeft verkre
gen, door te produceeren voor zich zelf en
'voor vreemde klanten en door ladingen over
de zee te voeren voor een groot aantal
vreemde kooplieden. Door het behoud van
zijne industrieele en commercieele werk
zaamheid gedurende den oorlog heeft Groot-
Brittannië de twee achtereenvolgende ver
hoogingen van zijne belastingen betrekke
lijk gemakkelijk kunnen dragen. Duitschland
'daarentegen durft zijne belastingen in 't ge
heel niet te verhoogen.
Bazel, 31 Oct. (Havas). De Duitsche
militaire overheid laat langs de grens van
Elzas en het kanton Bazel eene twee meters
hooge afsluiting van prikkeldraad aanbren
gen. Deze maatregel is genomen om de
steeds talrijke desertiën tegen te gaan.
P a r ij s, 1 Nov. (R.) Briand heeft bij de
aanvaarding van het regeeringsambt aan Sa-
zonow, Salandra, Sonnino en Broqueville te
legrammen gezonden, gelijkluidend met dat
aan Sir Edward Grey. De antwoorden van
dezen drukken nogmaals de eenstemmige
overtuiging uit, dat de tusschen de bondge-
nooten geslagen banden, versterkt door den
gemeenschappelijken strijd voor het goede
recht en voor de vrijheid, in een zelfde ge
voel de legers, de volken en de regeerïngèn
vereenigen, die slecht bezield zijn door den
wil om de overwinning te verzekeren.
Zurich, 31 Oct. (Havas). De Arbeiter-
zeitung schrijft: „Wij hebben den indruk, dat
men in het kamp der entente tot de erken
ning is gekomen, dat men geene beslissing
zal krijgen en dat iedere dag oorlog voeren
nuttelooze dooden en verliezen meebrengt.
In werkelijkheid zijn wij leden van het zelfde
Europa en van dezelfde cultuur. De oorlog
is niet ver van het einde verwijderd."
Men kan de Arbeiterzeitung slechts raden
'de verklaringen van Briand hierover te her
lezen, maar het is zonderling, dat de Duit-
schers zich nu den gemeenschappelijken
oorsprong en cultuur herinneren, nadat zi*
geduiende vijftien maanden getracht hebben
door het geweld hunne Kultur aan Engeland
e Frankrijk op te leggen en hunne natio
nale barbaarschheid aan geheel Europa.
Engeland.
Londen, 1 Nov. (R.) Koning George is
hedenvond naar Londen teruggekeerd.
Tweede telegram. Het persbureau
deelt mede:
De koning is hedenavond weer in Bucking
ham Palace aangekomen. Ofschoon hij zeer
vermoeid was van de reis, is zijn toestand
bevredigend.
Verspreide Berichten.
Weenen, 30 Oct. (W. B.) De dagbla
den drukken hün voldoening uit over het
verleenen van den Nobel-prijs aan den Wee-
ner arts Barany, die bij zijn collega's in hoog
aanzien staat. De bladen leggen er den na
druk op, het toekennen van den prijs
aan een Oostenrijksch geleerde zeer eervol
is, niet alleen voor hem en de Weener
school, maar ook als treffend antwoord van
onpartijdige zijde gegeven op de bar-
b "chheid, die onze vijanden ons verwij
ten.
Barany, die te Przemysl ingedeeld was bij
een veldhospitaal, vond gedurende den oor
log een methode uit, om hoofdwonden te
behandelen door middel van schedelopera-
tiën en heeft daarmede uitstekende resul
taten bereikt. Sinds de overgave der vesting
bevindt hij zich in Russische gevangen
schap, waar hij, ofschoon hij lijdende is aan
malaria, aan een groot wetenschappelijk
werk arbeidt.
Sfaten-GeneraaL
Kei Cranjeboek.
Hieronder loten wij de belangrijkste punten
cit het lijvige boekwerk volgen.
Duitsch mijnveld.
Betreffende een Duitsch mijnveld in de Noord
zee ter hoogte van de Doggersbank, wordt me
degedeeld, dat sedert de publicatie van het
Noordzeeboek zich feiten hebben voorgedaan,
die der Nederlandsche regeering aanleiding heb
ben gegeven om bij de Duitsche regeering te
protesteeren tegen het leggen van mijnen in de
Noordzee ter hoogte van de Doggersbank en het
Modderkanaal zonder aan de Nederiendsche
scheepvaart en aan de Nederlandsche regeering
daarvan kennis te geven.
De note verbale van 18 September jl., die Hr.
Ms. gezant te Berlijn te dezer zake aan de Duit-
tfche regeering heeft overhandigd, is, in de Fran-
s>:he taal, in het Oranjeboék opgenomen.
Die note verbale besluit aldus (vertaald):
„Tegenover deze feiten ziet Harer Majesteit's
rr geering zich genoopt op de meest krachtige
wijze te protesteeren tegen de handelwijze der
Duitsche murine-autoriteiten, aangezien zij de
vreedzame visscherij belemmert, Nederlandsche
visschers aan eer» ernstig gevaar heeft blootge
steld en naar alle waarschijnlijkheid den dood
van verschejdenen hunner heeft veroorzaakt".
.en einde zooveel mogelijk het verlies van
Nederlanosrhc menschenlevens en eigendommen
te voorkomen, zoo wordt verder medegedeeld
heeft de hoofdinspecteur der viescherüen, zoo-
dra omtrent de aanwezigheid van mimen ter
aangegeven plaatse de eerste gegevens waren
verkregen, belanghebbenden gewaarschuwd.
t De „Alcor".
m*lCt ver,ies van he.1 stoomschip _Alcor"
1 dot,b'ï het uitbreken van den oorlo^ zich
een aontQi Nederlandsche schenen" in de Russi
sche wateren bevonden, en cfat het stoomschip
Alcor" toebehooraide aan Van Nievelt, Gou-
driaan Co.'s Stoomvaart-Maatschappij te Rot
terdam, door de Russische militaire autoriteiten
in den haveningang van HangÖ tot zinken was
gebracht.
De Nederl. gezant heeft terstond tegen deze
handelwijze bij de Russische regeering geprotes
teerd en zich het recht voorbehouden eene recla
matie in te dienen wegens de door eigenaars, ge
zagvoerder en bemanning geleden schade, daar
bij medewerking verzoekende voor den terug
keer van den kapitein en bemanning naar Ne
derland.
Uit het verdere verloop blijkt, dat, dank zij den
bemoeiingen van den gezant en den consul te
Helsingfors, waarbeen de bemanning zich intus-
schen had begeven, deze spoedig kon repatriee-
ren en door de Russische autoriteiten een bedrag
van 19.500 Finsche marken voor schadeloosstel
ling van kapitein en bemanning werden uitge
keerd en later, aan de reeders de waarde van
het schip, vermeerderd met 6 pet. interest over
8 maanden.
Over een verdere schadevergoeding aan de
reeders wegens winstderving ten gevolge van het
verlies van het schip, zijn nog onderhandelingen
gaande met de Russische regeering, die zich op
het standpunt stelt, dat een zoodanige schade
vergoeding niet kon worden toegekend, omdat
het in Rusland geldend administratief recht deze
niet kent.
Vernietiging Nederlandsche schepen.
Onder het hoofd Vernietiging van aangehou
den Nederlandsche schepen, betoogt de minister
dat in overeenstemming met het geldend volken
recht, ook de Londensche Verklaring, den eisch
stelt, dat een op vermoeden van contrabandever-
voer aangehouden onzijdig schip niet worde ver
nietigd, doch worde opgebracht naar een haven,
waar over de geldigheid van de prijsmaking kan
worden recht gesproken.
De Nederlandsche regeering stelt zich derhalve
overeenkomstig het volkenrecht op het stand
punt dat vernietiging van neutrale schepen niet
geloorloofd is. Zij heeft dan ook geprotesteerd
tegen de vernietiging van de „Maria" en de
„Medea".
Het gebeurde met de „Medea" (25 Maart 1915
door een Duitsche duikboot in den grond ge
boord), heeft aanleiding gegeven tot een uitvoe
rige gedachtenwisseling tusschen Nederland
sche en de Duitsche regeering.
Luchtaanvallen.
Eenige malen zijn Nederlandsche schepen 't
voorwerp geweest van een aanval van Duitsche
luchtstrijdkrachten.
Daar echter de geworpen bommen geen doel
heb*- n getroffen, zijn er geen menschen door ge
dood of gewond, noch is er moterieele schade
door aangericht. Dit doet intusschen niets tekort
aan het feit, dat door het optreden der betrokken
Duitsche vliegeniers geheel onrechtmatig Ne
derlandsche menschenlevens in gevaar zijn ge
bracht, hetgeen zij hadden kunnen voorkomen,
indien zij de van hen te vergen uiterste zorg
hadden aangewend, om zich van de nationaliteit
van het betrokken vaartuig te vergewissen.
Het gebeurde met de bedoelde schepen heeft
der regeering dan ook aanleiding gegeven te
gen de handelwijze der Duitsche vliegeniers na
drukkelijk te protesteeren. Zij heeft zich daarbij
op het standpunt gesteld dat, aangezien de ver
klaring tot oorlogsgebied door Duitschland van
de wateren om Engeland, Schotland en Ierland,
het Kanaal daarbij inbegrepen, in strijd is met
het Volkenrecht, de Duitsche vliegeniers aan
dien maatregel nimmer het recht zouden kun
nen ontleenen, om onzijdige schepen, die zich
in bedoelde wateren bevinden, aan te vallen
Uit het relaas van de voorgevallen gebeurte
nissen en van de stappen, waartoe zij de regee
ring aanleiding hebben gegeven, blijkt, dat in
zake den aanval den 21en Maart jl. op de „Ze
venbergen" gedaan, de Duitsche luchtschipper
verklaard heeft, dat hij geen bommen, doch knal
signalen (Leuchtsterne) heeft laten vallen, om
met het schip in verbinding te komen en aldus
de nationaliteit er van te kunnen vaststellen. De
kapitein ontkent dit en houdt vol, dat de ont
plofte voorwerpen blijkens de opgeworpen wa
terzuil, den knal en het schudden van het geheele
schip, bommen zijn geweest.
Ook in zake het werpen van bommen op 12
Mei jL, naar het visschersvaartuig „'s-Graven-
hage", waargenomen door de in de nabijheid
visschende „Dolfijn" en „Dordrecht", staan de
verklaringen van de Nederlandsche visschers die
zeggen, dat de „'s-Gravenhage" de Nederland
sche vlag voerde, en van den Duitschen vliege
nier, die de bommen wierp en die het voeren van
die vlag ontkent, tegenover elkaar
Eveneens wijken de Duitsche verklaringen af
van de Nederlandsche in zake he,t; al dan niet
voeren van de Nederlandsche vlag, vóórdat de
aanval geschiedde, door het motorvaartuig „Cor
nelius", waarnaar door een Duitsch. vliegtuig op
29 Juli vier bommen werden geworpen.
Vliegtuigen en luchtschepen boven
Nederland.
De Regeering heeft bij de mededeeling van de
verbodsbepaling betreffende het overschrijden
van de landsgrenzen door luchtvaarders, niet be-
hoorende tot de Nederlandsche land- of zee
macht, aan de oorlogvoerende mogendheden
doen weten, dat zij zich niet aansprakelijk stelt
voor de gevolgen uit overtreding van het verbod
voor de overtreders voortvloeiende.
Zoodanige overtreders zijn dan ook In verschil
lende gevallen door het vuur der Nederlandsche
militairen gedwongen geweest, terwijl hun vear-
tuig tot na den oorlog bij de Nederlandsche over
heid in bewaring blijft.
In de gevallen, waarin vreemde luchtvaarders
de Nederlandsche grens hebben overschreden,
zonder dat zij al of niet gedwongen zijn geland,
is ter zake dier grensoverschrijding bij hunne re
geeringen geprotesteerd.
Deze, die harerzijds aan hare luchtstrijdkrach
ten de striktste bevelen hebben gegeven, zich
nimmer boven onzijdig gebied te begeven, heb
ben daarop here verontschuldigingen aangebo
den. In verschillende gevallen, waarin die regee
ringen ongeveer te gelijkertijd met de Neder
landsche Regeering van de begane overtreding
kennis kregen, had het aanbieden van veront
schuldigingen spontaan plaats.
De zienswijze der Nederlandsche Regeering,
dat het zich begeven van de luchtstrijdkrachten
der oorlogvoerenden, boven Nedcrlandsch ge
bied, or.vereenigbaar is met de eerbiediging van
de Nederlandsche souvereiniteit en neutraliteit,
blijkt derhalve ook die van de oorlogvoerende
regeeringen te zijn.
In de twee gevallen, waarin ten gevolge van
het optreden van vreemde luchtvaarders boven
Nederiandsch grondgebied bovendien schade
word toegebracht, h^eft de betrokken Regeering
zich bereid verklaard, tot vergoeding daarvan.
Het ophouden der Zeppelin-telegrammen.
1 en aanzien van de overbrenging van berich
ten nopens van uit Nederiandsch gebied waar-
i,,.. .can bewegingen van oorlogvoerende strijd
krachten^ w.o. ook behooren oorlogsschepen,
luchtschepen en vliegtuigen, wordt gezegd, dat
de handhaving der onzijdigheid aan de regee
ring den plicht oplegt om daartegen zooveel
mogelijk te waken. Daarom wordt zooveel mo-
gelijk gezorgd, dat de berichten de nieuwsagen-
ten niet dan met 6 uur vertraging bereiken. Het
spreekt vanzelf, dat zoodra schending van Ne
deriandsch rechtsgebied plaats heeft, bekendma
king langs telegrafischen weg volkomen vrij is.
Ook wordt meer uitvoerig mededeeling gedaan
over het bekende standpunt onzer regeering in
zake doorlating over de Wester-Schelde van te
Antwerpen aangehouden Duitsche en Oosten-
rijksche schepen.
Het vergaan van de „Tysla".
De Nederl. regeering heeft zich bereid ver
klaard tot vergoeding zoowel van indirecte als
van directe schade voor het op een Nederland
sche mijn geloopen Noorsche stoomschip „Tys
la". De waarde van het schip kwam hierbij aller
eerst in aanmerking. De reederij vroeg
978.872.46; de taxatie door Nederlandsche
deskundigen, stelde de waarde op 540.000. De
regeering bood laatstgenoemd bedrog aan, waar
mede de reederij ten slotte accoord ging.
Doorvoer van Duitschland naar België.
Krachtens verschillende tractaatsbepalingen
heeft in normale tijden de doorvoer van goede
ren van België naar Duitschland over Neder
iandsch grondgebied vrij en ongehinderd plaats.
Na de bezetting van het grootste gedeelte van
België door de D^uitsche troepen sprak de Duit
sche regeering de verwachting uit, dat dit feit in
den bestaanden toestand geen verandering zoude
brengen er dat met name de in Nederland uit
gevaardigde uitvoerverboden aan dien doorvoer
geen beletselen in den weg zouden leggen.
Naar aanleiding hiervan, is aan de Duitsche
regeering medegedeeld, dat de Nederlandsche
regeering geenszins den bona fide doorvoerhan
del over Nederiandsch grondgebied tusschen
België en Duitschland wenscht te belemmeren en
dat de hier te lande uitgevaardigde uitvoerver
boden dien doorvoer niet raken, doch dai de Ne
derlandsche regeering ter handhaving eener
strikte onzijdigheid, niet kan toestaan, dat mili
taire voorraden en goedeTen, die door een oor
logsdaad zijn verkregen (oorlogsbuit en gere-
quireerde goederen) over Nederiandsch grond
gebied zouden worden doorgevoerd.
Staatsbegrooting voor 1916.
Algemeene beschouwingen.
Het afdeelingsonderzoek heeft aanleiding ge
geven tot de volgende beschouwingen.
Het beleid.
Van verschillende zijden werd der Regeering
hulde gebracht voor hetgeen zij gedaan heeft
en blijft doen voor het behoud onzer onafhan
kelijkheid en voor de strikte handhaving der neu
traliteit. Al is de financieele en economische
toestand zorgwekkend, het is een onschatbaar
geluk, dat ons land tot dusver van de verschrik
kingen van den oorlog bevrijd bleef. De wijze,
waarop de Regeering aan de vele internationale
moeilijkheden, welke de oorlogstoestand mede
brengt, het hoofd heeft weten te bieden, ver
dient hooge waardeering. Enkele leden verklaar
den niet over voldoende gegevens te beschikken
om over het beleid der regeering een oordeel
te vellen. Ook deze leden stemden intusschen
in met den herhaaldelijk door de Regeering ge-
uiten wensch, dat de meest volstrekte onzijdig
heid naar alle zijden in acht genomen zou
worden.
De dagbladpers.
Algemeen werd betreurd, dot enkele organen
der pers niet schijnen in te zien, van hoe groot
belang handhaving der neutraliteit voor ons
land is.
Invoering eener censuur zou de Regeering
verantwoordelijk, maken voor de uitingen, wel
ke zij toelaat. Wel behooren wegens artikelen,
welke niet zijn overeen te brengen met de be
palingen der strafwet, vervolgingen ingesteld
te worden.
Demobilisatie.
Over de vraag, of het in de tegenwoordige
omstandigheden nog steeds noodig is het ge
heele leger op de been te houden, had een uit
voerige gedachteniwsseling plaats, waarbij op
den voorgrond werd gesteld, dat deze kwestie
niet enkel de ministers van Oolrg oe van Ma
rine raakt, maar als een punt van algemeen re-
geeringsbeleid is te beschouwen.
Op de bekende gronden werd bepleit vermin
dering van het aantal dienenden, ook met het
oog op de groote financieele offers, terwijl dit
in den huidigen stand van het. wereldconflict
zeer wel mogelijk werd geacht.
Andere leden hielden staande, dat de mobili
satie gehandhaafd dient te blijven.
Dooi sommigen werd nog de vraag gesteld
of vooral nu de oorlogstoestand zoo long
duurt het gezag van de verantwoordelijke
ministers van Oorlog en Marine niet te zeer
wordt verkort door de- groote zelfstandigheid
den opperbevelhebber van zee- en landmacht
toegekend.
De economische maatregelen.
Sommige leden waren van oordeel, dat de
Regeering terecht maximum-prijzen voor ver
schillende benoodigdheden heeft vastgesteld en
uitvoerverboden heeft uitgevaardigd. Zij acht
ten evenwel de door haar ter zake van maat
regelen tot leniging in den nood van vele krin
gen des volks anngëaomen houding halfslach
tig. stelselloos en zwak.
In de eerste plaats wezen zij op de weigering
der Regeering, om ten opzichte van de huur
schulden een behoorlijke regeling te maken.
Ook had de Regeering huns inziens veel ver
der moeten gaan met de uitvaardiging van uit
voerverboden en de vaststelling van maximum
prijzen.
Verder werd betoogd, dat de Regeering ter
voorkoming van onrustbarende prijsstijgingen,
tot inbeslagneming van verschillende levens
middelen in het groot behoort over te gaan.
Hierbij werd gewezen op het maken van woe
kerwinsten, door het verkoopen van waren tegen
maximum-prijzen, ofschoon lagere prijzen een
behoorlijke winst zouden hebben opgeleverd, en
op den handel in uitvoerconsenten.
Voorts loot, naar men meende, de handhaving
der maximum-prijzen veel te wenschen over.
Vele burgemeesters doen hiervoor weinig of
niets.
Men deed een beroep pp den minister van
Binnenlandsche Zaken, ten einde te verkrijgen,
dat de burgemeesters beter voor de naleving
der door de Regeering genomen maatregelen
zouden zorgen.
Vele andere leden meenden dat er veeleer re
den is om op matiging aan te dringen. Erkend
werd, dat het voor de Regeering niet zelden
hoogst moeilijk is uit te maken, hoever zij be
hoort tc gaan en dat men daorom met de uit
oefening van critiek voorzichtig moet zijn.
Intusschen werd opgemerkt, dat de wettelijke
mentrc reien, in Augustus 1914 vastgesteld, ten
einde prijsopdrijving te beletten, een toepas
sing hebben gevonden, welke niemand in die da
gen had kunnen vermoeden. Aan de feitelijke in
stelling van monopolies ten aanzien van den
handel in tarwe en mais- en aan belemmering
van steenkolen-invoer, heeft men toen volstrekt
niet gedacht. Dat maatregelen van zoo verre
gaande strekking genomen zijn, zonder de nor
male samenwerking tusschen Regeering en Par
lement en zonder dat aan de Staten-Generaal
volledige inlichting werd verstrekt keurden som
mige leden af.
Bij andere leden, die 2ich overigens met die
klachten niet konden vereenigen, vond de klacht
over de onvastheid van leiding weerklank.
Zij waren von meening, dat bij het departe
ment van Landbouw, Nijverheid en Handel te
veel wordt gelet op de wenschen en klachten
van belanghebbenden en niet genoeg op de be
langen van het publiek. Ook werd betoogd, dat
onvastheid viel waar te nemen in de maatrege
len ten aanzien van de rogge. Dezelfde grief
werd geuit aen aanzien van het verbod van uit
voer van schapen.
Voorts werd aangevoerd, dat bij het depar
tement van Landbouw, Nijverheid en Handel de
neiging bestaat, om steeds dieper in het econo
mische leven in te grijpen, hetgeen, naar men
meende, in lijnrechten strijd is met de vrijzin
nige beginselen van het kabinet.
De tin-affaire.
Door eenige leden werd opgemerkt, dat bij
de uitvoerverboden en de dispensaties daarvan
ook rekening behoort gehouden te worden met
de bemoeilijking, die de invoer van sommige
artikelen, zooals steenkolen, ijzer, verfstoffen,
ondervindt. Intusschen dient dit met beleid te
geschieden en, waar het pas geeft, na overleg
tusschen de verschillende ministers. De ruiling
van tin tegen aniline, welke van den minister
van Koloniën uitging, levert, naar men meende
ee bewijs, dat deze wenk niet overbodig is te
achten.
Uitvoerverbod arbeiders.
Gewezen werd op het gevaar van onttrekking
van geschoolde arbeiders, die hier niet gemist
kunnen worden, aan ons land door het sluiten
van arbeidsovereenkomsten voor het buitenland.
Ten behoeve van den ammunitie-aanmoak in het
buitenland zijn reeds bekwame arbeiders in de
mctaelvakkcn aangeworven, tegen een loon van
50 a 60 per week. In Nijmegen schijnt hier
voor een agent werkzaam te zijn en de uittocht
drejgt grooten omvang te zullen verkrijg'en. Men
achtte het te meer noodig hiertegen maatrege
len te nemen, omdat deze arbeiders bij het slui
ten van den vrede op straat gezet zullen worden
en hun niet de voordeelen verzekerd worden,
welke ten deel vallen aan de arbeiders uit het
land zelf, die zich tijdelijk voor ammimitie-oan-
maak beschikbaar stellen. Anderen waren van
meening, dat in den laatsten tijd de uitotcht van
arbeiders is belet op eene wijze, die geene goed
keuring verdient en met de wt niet is overeen
te brengen.^
De N. O. T.
Voorts werd door sommige leden de aan
dacht gevestigd op de groote macht, welke de
Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij
thans hier te .lande uitoefent.
De Kamer te weinig ingelicht.
Opnieuw werd de klacht geuit, dat de Regee
ring der Kamer niet de inlichtingen verschaft,
welke zij behoeft om hare taak te vervullen.
Eenige leden bespraken deze vraag in ver
band met het buitenlandsch beleid der Regee
ring. Zij merkten op, dat in deze tijden het bin-
nenlandsch beleid in niet geringe mate door het
buitenlandsch beleid wordt beheerscht.
Men was van oordeel, dat bet doen van on-
dubbelzinige en openhartige mededeelingen aan
de Kamer weinig gevaar oplevert. Daarbij zou
men ook gaarne vernemen of het bevel is gege
ven op zich over ons land bewegende vliegtui
gen van vreemde nationaliteit te schieten.
Het oorlogsgevaar minder?
In de Troonrede werd gezegd, dat, zoolang de
buitengewone omstandigheden zich niet ten on
zen nadeele wijzigen, de gewone wetgeving we
der kan worden ter hand genomen. Ofschoon
hier het voortbestaan der buitengewone omstan
digheden wordt erkend, doet de mededeeling,
dat wederopvatting van dë gewone wetgeving
thans mogelijk is, toch onderstellen, dat er in
die omstandigheden wijziging is gekomen. Men
zou gaarne vernemen, welke dan naar het oor
deel der Regeering die wijziging is. Of bedoelt
de Regeering alleen te kennen te geven, dat
thans haar tijd niet meer zoozeer als tot dusver
in beslag genomen wordt door de zorg voor
bijzondere uit den oorlogstoestand voortvloeien
de maatregelen? Eenige leden waren niet over
tuigd, dat de gevaren, wdleke in verbond met
den oorlokstoestand dreigen, geringer zijn ge
worden.
Het bestand.
Met het oog op het oorlogsgevaar meenden
verscheidene leden dat handhaving van het be
stand gewenscht te achten is. Is dit ook het ge
voelen der Regeering, dan verklaarden zij zich
gaarne bereid haar daarbij zooveel mogelijk te
steunen. Men voegde daaraan toe, dat de behan
deling van voorstellen tot grondwetsherziening
en tot belostingvervorming en -verhooging niet
noodzakelijkerwijze in strijd behoeft te zijn met
het bestand. Anders staat het evenwel met de in
de Troonrede aangekondigde herziening der so
ciale verzekeringswetten, althans wanneer de
daaromtrent door den minister van Financiën
aan de pers gedane mededeeling juist is, waaruit
is af te leiden dat het de bedoeling is de invoe-
ving van Staatspensioen door te zetten.
Andere leden meenden, dat het bestand geens
zins medebrengt, dat de Regeering van de uit
voering van haar programma zou moeten afzien.
Voorts werd opgemerkt, dat de regeering
geen pogingen behoort te doen om op grond
van de buitengewone omstandigheden stem
men te verkrijgen, welke haar, bestonden die
omstandigheden niet, zouden worden onthou
den.
Nu en dan scheen het ook alsof de deferentie
voor de volksvertegenwoordiging bij de regee
ring te wenschen overliet. Met name werd ge
wezen op de verklaring van den minister ven
Financiën, dat, hij alleen tegenover het land,
maar niet tegenover de volksvertegenwoordi
ging verantwoordelijk was voor hetgeen hij
had gezegd bij de installatie van bet Kon. Nat.
Steuncomité, waarbij hij als particulier persoon
tegenwoordig zou zijn geweest
Enkele léden ontleenden aan de buitengewo
ne tijdsomstandigheden een argument voor de
invoering van algemeen kiesrecht. Het was
immers thans gebleken, hoezeer men op het
volk kan rekenen.
Tegen de laatste redeneering werd van ver
schillende zijden opgemerkt, dat de gronden
voor algemeen kierecht niet kunnen ontleend
worden aan de houding van een deel des volks.
Voorts werd de meening geuit, dat samen
werking voor de Grondwetsherziening met de
rechterzijde alleen verkregen zou kunnen wor
den, indien wijziging van art 192 in de herzie
ning werd opgenomen.
De belastingplannen.
Van verschillende zijden werd betoogd, dal
met het oog op de tekorten op den gewonen'
dienst en de crisis-uitgaven spoedige verster
king der middelen noodig is. Sommige leden
betoogden, dot met dc tegenwoordig# belas
ting-politiek niet kan worden voortgegaan.
Omtrent de (na het afdeelings-onderzoek in
gekomen) belasting-plannen der regeering,
werden verschillende' opmerkingen gemaakt"*
Men begreep bet nut niet van een ontwerp vani
wet, bevattende de grondslagen voor het stel
sel ven 's Rijks belastingen en vreesde dat dit
een struikelblok zal worden voor h®t welslagen
der beoogde financieele voorzieningen.
In de tweede plaats hoopten verscheidene
leden, dat de minister niet zal trachten alle
benoodigde gelden te vinden uit directe hef
fingen, maar het voorbeeld van Engeland zal
volgen, waar de regeering tijdelijke heffing
van hooge invoerrechten voorstelde, mede ten
aanzien van artikelen, die ook in Engeland
worden vervaardigd, zoodat de heffing in an
dere omstandigheden geacht zoude worden een
protectionistisch karakter te hebben.
Verder werd door eenige leden de vrees ge
uit, dat bet dekken van het toekomstige op een
hoog bedrag becijferd deficit door nieuwe hef
fingen voor dezen doortastenden minister te
veel bekoring zou hebben ontstaan om andere
middelen tot dekking van het tekort zonder
voldoende reden af te wijzen.
Voorts werd gevraagd oF het rijk, vooral in
de tegenwoordige omstandigheden, niet meei
voordeel behoort te trekken uit de bij de uni
versiteiten geheven college-gelden en uit de
schoolgelden der rijks hoogere burgerscholen.
Er waren overigens, zoowel van rechts als
links, leden, die verklaarden, dat zij den minis
ter van Financiën gaarne zouden steunen in de
uitvoering van zijn moeilijke taak. Zij waren
bereid daarbij over vele bezwaren, aan eigen
opvatting ontleend, heen te stappen, omdat zij
in den minister een der weinige mannen zagen,
in staat om orde te brengen in ons financie
wezen.
Regeeringsbrood.
Van zuinigheid getuigt niet de regeling der
verstrekking van regeeringsbrood. Zij heeft ten
gevolge gehad, dat vele vermogenden op kos
ten van de schatkist goedkoop brood eten.
Verhooging jaarwedden.
Sommige leden wenschten geen algemeene
verhooging der jaarwedden, maar meenden, dat
een duurte-toeslag de voorkeur zou verdienen.
Rijkshulp aan gemeenten.
Enkele leden meenden, dat de financieele
toestand niet behoort in den weg te staan ann
het verieene-» von riikshuln aan gemeenten, die
door de tijdsomstandigheden zwaar gedrukt
worden, zooals Zaandam en Rotterdam. Instem
ming vond dit denkbeeld niet.
Na den oorlog.
Verscheidene leden meenden ook beschou
wingen te moeten houden betrekking hebbende
op den tijd, welke na de beëindiging van den
oorlog zal aanbreken. Er waren leden, die in
dezen oorlog zagen het bankroet van de Wes-
tersche beschaving, den wereldbrand, welke,
door het kapitalisme en zijn product, het im
perialisme, aangetrokken, tegelijkertijd deze
beide zal vernietigen. Wordt deze voorspelling
niet verwezenlijkt, dan kan, naar men meende,
ook onder de heerschappij van een kapitalis
tisch stelsel veel gedaan worden om oorlogen
te voorkomen en te beperken. Daarop behoort
in alle landen na den oorlog de aandacht ge
richt te zijn.
Deze leden, bij wien zich anderen voegden,
die omtrent de oorzaken van den huidigen
oorlog anders dachten, achtten het in het be
lang van den vrede gewenscht, dat aan de de
mocratie meer macht werd gegeventen aan
zien van dc regeling en de beoordeeling van
buitenlandsche aangelegenheden, en dat aan de
geheimzinnigheid; welke thans ten opzichte van
het VvöUi»! bestaat, een einde
keve. -
In de tweede plaats betoogden sommigen,
dat de oorlog heeft doen zien, hoezeer het pro-
tectónische stelsel aan de onderlinge verstand
houding der volken ofbreuk heeft gedqan en
hoe, tot schade van de algemeene veiligheid,
de neiging tot het verwerven van koloniën ter
uitsluiting van mededingers is toegenomen.
In de derde plaats werd door sommigen be
toogd, dat na den oorlog krachtige bevordering
van de welvaart en van verbetering der sociale
toestanden noodig zal zijn. Ten aanzien van
het onderwijs, de sociale verzekeringen en den
aanleg van groote werken zal met dubbele
kracht gewerkt moeten worden. Daarvoor zal
het, naar men meende, noodig zijn, een groot
deel der crisisuitgaven te dekken door eene
heffing in eens. Men hoopte, dat de regee
ring zich hiertegen niet tot het uiterste zaJ
verzetten
Ned. Fabrikaat.
Gevraagd werd of de regeering zorgt, dat in
alle takken van dienst zooveel mogelijk NeA
fabrikaten worden gebezigd.
De vlag.
In overweging werd gegeven, de kleuren dei
Nederlandsche vlag te vervangen door oronja
wit en lichtblauw.
Berichten.
De Staatscourant van Dinsdag 2 No
vember bevat o.8. de volgende Koninklijke
besluiten:
op verzoek eervol ontslagen met dankbe
tuiging P. d'Arnaud, hoofdcommies, en W.
F. van Helsdingen, commies bij de groot»
boeken der Nationale Schuld;
benoemd tot reserve-officier van gezond*
heid 2e klasse de arts J. Wijnbrans;
benoemd tot reserve-2e luitenant bij zifil
tegenwoordig korps: bij de artillerie dd
vaandrig F. Hordijk, van het Ie reg. ves*
ting-artillerie;
op verzoek eervol ontslagen uit s Rijks
dienst de administratieve ambtenaar bii dd
arbeids-ïnspectie 3e klasse F. C. H. Hul*
scher te Deventer;
benoemd tot directeur van bet post- ert
telegraafkantoor te Llden G F. H. van Heb
lenberg Hubar, thans te Oosterhout.
H. M. de Koningin zal bij baar bezoel
aan Friesland en Groningen vergezeld zijn
van de hofdame jonkvrouwe Six, den eer*
sten adjudant generaal majoor baron van
Tuyll van Serooskerken en den kamerhee*
baron van Geen, particulier secretaris valt
Hare Majesteit.
H. M. de Koningin naar bet
Noorden. Maandagavond beeft H. M.
Koningin voor baar voorgenomen bex~
aan de provinciën Friesland en Groningen