laar iet land van ielolte 14ü° Jaargang. Zaterdag 6 November 1915. „DE EEMLAN DER". BUITENLAND. FEUILLETON. Verspreids Berichten. ABONNEMENTSPRIJS: P« 8 maanden voor Amersfoort t 1«00. Idem franco per post Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0,1 Afzonderlyke nummers O.Off. Wekelijks by voegsel nd$ Hollandteho Uuitprouuf' (onder redaotie van Thérèse van Hoven) per 8 mnd. 50 ct9. Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie* advertontiea en berichten vóór 2 uur in te zendon. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Vsn 1—6 regelsf O. ff O. Elke rogel meer 0.10. Dienstaanbiedingen 2ff cents by vooruitbetaling. Grooto lotters naar plaatsruimte. Voor handel en bodr(Jf boataari eeot voordoohgo bep.ilfngotl tot het horhaald advertoeron in dit Blad, bij abonnomont* Eone circulaire, bevattondo dw voorwuardon, wordt op aanvraag toegozonden. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. =*==1 De houding van Griekenland. De Grieksche consul-generaal te Amster dam heeft eene verklaring aan de pers ver- stiekt, waarin wordt gezegd: De consul-generaal acht het zijn plicht, met het oog op de onrechtvaardige aanval len tegenover Griekenland in enkele orga nen van de pers, de onrechtvaardigheid dier aanvallen duidelijk te doen uitkomen. Het is inderdaad merkwaardig dat beoordeelaars, zonder eenige bevoegdheid, zich er toe lee- nen te spreken over een tractaat, waarvan zij den inhoud niet kennen, om Griekenland te belasteren, het te beschuldigen zijn pHcht te hebben verzuimd, het te vernederen en het recht te willen ontzeggen zelf over zijn lot te willen beslissen, dat -bij de diensten vergetende, die het nog voortdurend aan Servië en de Entente bewijst, en het te be dreigen het als vijand te zullen behandelen, in 'ien het niet toestemt onmiddellijk deel te nemen aan den oorlog aan de zijde van df Entente. De Grieksche regeering heeft zeer duide lijk uiteengezet, waarom de „Casus Foede ris op dit oogenblik niet van kracht worden --- en het is daarom niet behoorlijk, zonder e_nig bewijs, te verklaren, dat Griekenland zijne tractalen zou hebben geschonden, een bewering waarvoor het bewijs niet te leve- ïen is. Zelfs indien de Bulgaarsche aanval afzonderlijk was gedaan en een zuiver Bal- 1 n-karakter had, zou Griekenland niet ver- "~ht geweest zijn tusschenbeide te komen, omdat Servië in de onmogelijkheid is ge weest, aan de Bulgaarsche grenz de 150,000 man bijeen te brengen, die het volgens de militaire conventie verplicht was er te concentreeren, van het oogenblik af, de vijandelijkheden begonnen. Maar r.f'jrzieri van het bondstractaat kon Grieken land niet tusschenbeide komen, wijl, zooals regeering heeft uiteengezet, zijne mili- ire hulp volkomen onvoldoende zou zijn geweest, en zou hebben bijgedragen om Griekenland tot den ondergang te brengen, •onder hoop Servië te kunnen redden. De goede trouw eischt te erkennen, dat hulp van Griekenland onvoldoende was en blijft, en dat de eenige dienst, dien Gre enland aan zijn vrienden kan bewijzen is, hun voortdurend de welwillendheid te be- iconen, die het geen oogenblik heeft ge aarzeld te hunnen opzichte te volgen en de concentratie van zijne legers voort te zet ten, waardoor Bulgarije genoodzaakt zal zijn een groot gedeelte van zijne strijdmachten aan het front te onttrekken. Het komt den consul-generaal voor, dat aan Griekenland meer te vragen cn het dit te vragen onder bedreiging met de ergste vernederingen, niet alleen onrechtvaardig s, maar bovendien een groote onhandig heid. De eenige houding waardoor op dit oogenblik de levensbelangen van Grieken land kunnen worden gediend, is niet de in terventie, maar de gewapende neutraliteit Vergeet het goede dat gij deedt en doe 'ets beters. Roman van IS. "lElRLlNCK. timivls geweer werd geëischt en de kardoe zen, weiKe hij bezat, goed onderzocht. Wel nu, in eenige kardoezen vond men dezelfde zaden als die, welke den bankier geuood hadden: groote zaden, nommer 3, om zoo te zeggen echte balletjes, waarmede men groote root vogels, wilde ganzen en reigers schiet. Ja, dit onderzoek bleek zeer bezwarendl Wel beweerde izmiel, dat hij meer uit nieuwsgie righeid dan tot gebruik, al de schrootnom- mers van 00 tot 1G in zijn bezit had en dat men bij menigen jager misschien gelijke kar doezen met dezelfde loodkorrels ontdekken zou! Maar bij hem toch, door sommigen als schuldig verdacht, vond men, tot zijn onge luk, zulke schrootnommers. .Waarom bij anderen gaan zoeken? Zeker, dit was erg bezwarend! En toch durfde het gerecht hem niet on middellijk aanhouden. Meermaals werd hij ondervraagd. Doch daar Emiel een der meest met haar karakter van ernstige en waarach tige welwillendheid tegenover de Entente. Dat is de ernstige overtuiging van de bevol king. De beschieting van Dedeagatsj. Dr. Lederer, de Balkan-correspondent van het Berliner Tageblatt, heeft een bezoek ge bracht aan het gebombardeerde Dedeagatsj. Hij vertp't daarvan 4a.n.: Voorbij de rookende puinhoopen van het station komen wij in de stad zelf. Een breede straat, die parallel loopt met de zee, verdeelt Dedeagatsj m twee helften. Alles links van ons, alle gebouwen en magazijnen van waarde, die aan de zee lagen, zijn één groote smeulende puinhoop. Een kilometer ver ga ik langs de straat der verwoesting. Het ergste hebben de Engelschen en Franschen huis gehouden op den eersten dag van het bombardement. Juist toen de menschen aan het middagmaal zaten, zijn zij hun vernieti gingswerk begonnen. Onheilspellend vloog om één uur 's mid dags een vliegmachine over de stad. Van Thasoso uit waait een bruine, lange rook wolk over den stralend helderen hemel. Plot seling, als uit de zee opgedoken, liggen twintig Fransche en Engelsche oorlogs schepen voor de stad. Duidelijk zijn alle be wegingen der menschen op de schepen te onderscheidn. Als jagers om het wild op een drijfjacht groepeeren zij zich in een grooten boog om hun slachtoffer. Honderd verwoede vuurroode honden springen plot seling over de blauwe zee op het weerlooze wild. Te midden van het gebulder van het geschut hoort men het gekraak van de in stortende huizen. Met groot geraas valt de reusachtige Grieksche molen aan den oever in elkaar. Uit de gevulde maismagazijnen slaan huishooge gele vlammen in de heete met rook bezwangerde lucht. Twee wagens met de post naar Griekenland staan bran dend op de kade. Door drie granaten getrof fen valt een gedeelte van de steenen pier in zee. De heele kade is een vurige rok kende massa. En slechts de witte vuurtoren, die met Fransch geld is gebouwd, stijgt on beschadigd, ongedeerd, dik en zelfgenoeg zaam, boven de ongelukkige stad omhoog. Een waanzinnige paniek maakt zich van de bevolking meester. Schreeuwend in wilden angst, trachten de overrompelde burgers de open plaats te verlaten. Tienduizend kinde ren en ouden, meisjes en vrouwen golven door het groene land naar de hoogten van Badoma. Meedoogenloos vuren de kanonnen van Engelschen en Franschen de vluchtelin gen achterna. Met een verwoed afsperrings- vuur sluiten zij den weg naar de hoogten af. De ongclukkigen moeten zich in het heuvel land verspreiden. Kinderen blijven hulpeloos aan den weg liggen. Een paar vrouwen wor den gewond. Twee grijsaards bezwijken van angst en ontzetting. Met vollen stoom tracht een juist gereed staande trein van de Levani- Iijn de stad in de richting naar Feredzjik te welgestelde burgers van het dorp was, ja tot den gemeenteraad behoorde, waagde men het niet onmiddellijk tot de aanhouding over te gaan. Te dikwijls miste het gerecht en hier stond de eer van een geachlJti jonge ling op het spel. Eigenlijk klare, voldoende bewijzen ontbraken. Het gerecht moest wach ten. Tijd zou dienstig zijn! Maar de verdenking bleeff Emiel hield zich sterk, deed alsof het boos vermoeden tegen hem niet bestond, alhoewel het in zijn binnenste stormde en woedde. Recht hief hij het hoofd en wee den persoon, die hem iets onaangenaams zou durven ver weten hebben. Dit gebeurde ook niet. Wel ontwaarde hij hier of daar een nijdigen blik, een argwanend oog, maar niemand durfde, in zijn bijzijn, de minste zinspeling over den moord wagen. Waar Emiel was, zweeg men over de schrikkelijke gebeurtenis, tenzij hij zelf, stout en uitdagend, er over begon. Doch talrijk bleven zijne vrienden, dat moet ge zegd worden en dèt troostte hem! Een eigenaardig feest moest in het dorpje Walmaarde gevierd worden, juist op den Zondag na den moord. Doch het geheimzin nige voorval verschoof het voor eenige we ken; de welvoegelijkheid eischte het. Nu toch was de gestelde dag aangebroken, en men ging feestvieren ter eere van den kreupelen knecht Osmaart. Welke roemwaardige daad had de arme dienstbode uitgevoerd Geene Maar door toedoen van Emiel had de ge meenteraad. sedert maanden, voor den n.an verlaten. Verwoed jagen hem de vurige hon den van Franschen en Engelschen achterna. Rechts en links springen de granaten. Don derend stort de brug, die over het moeras sige land bij Dedeagatsj ligt, juist achter den trein, inéén. Vijf uren lang hebben de zee monsters tegen de open stad gewoed. Sedert dien wordt de verwoeste plaats dagelijks ten minste met eenige granaten beschoten of van uit vliegmachines met bommen bestookt. Ofschoon er niets meer te verwoesten is. Ook het tweede station, waar de spoor naar het westen gaat, ligt in puin. Blauwe Bulgaarsche marine - infanterie houdt thans Dedeagatsj bezet, om iedere landing te verhinderen. Ofschoon men niet gelooft, dat Franschen en Engelschen zich aan een zoo onzinnige onderneming zouden wagen, is men op alles voorbereid. Niemand mag de wijk aan zee betreden en ook de be volking wordt niet vergund, om haar achter gelaten bezittingen te halen, daar de vijand schiet, zoodra zich maar iemand vertoont. Op den geheelen weg van Dedeagatsj naar Kon- stantinopel wonen thans de vluchtelingen van Dedeagatsj in oude, tijdens den Balkan oorlog verwoeste huizen of onder den bloo- ten hemel. Bulgaren, Turken, Spanjolen door elkaar. Bijna alleen meisjes, vrouwen, kinde ren en grijsaards, daar de jongere mannen allen te velde zijn. Hun ellende is groot, of schoon de Bulgaarsche overheid alles doel om die te lenigen. Een staaltje van persoonlijken moed. De Engelsche admiraliteit en de legerstaf hebben de gewoonte, om wanneer de Koning aan een militair, hetzij het een generaal of een scheepsjongen is, een onderscheiding verleent waarmee men in Engeland niet scheutig is een speciaal rapport te publi- ceeren betreffende de daad van moed, be leid of trouw, waarmee de gelukkige zijn orde verdiep'1 heeft. Zoo bevatte aldus het N. v. d. D. de „Londen Gazette", het Engelsche staats blad, van Vrijdagavond j.l. de vermelding, dat luitenant ter zee Guy d'Oyly Hughes, reeds houder van het „Distinguished Service Cross", benoemd was in de „Distinguished Service Order", en daaronder volgde de re den waarom. Hieruit blijkt, dat luitenant Hughes, die dienst doei op een in de Dardanellen ope- reerenden onderzeeër, op 21 Augustus j.l. zich vrijwillig had aangeboden om een po ging te doen een kustspoorweg, de Ismid- lijn, op te blazen. Zijn commandant rappor teert ovei deze daad als volgt: „Wij hadden de boot langzaam naar de kust laten loopen. Toen wij niet verder durf den gaan, sprong luitenant Hughes in het water en duwde het lichte vlot waarop de la ding ontplofbare stoffen, zijn uitrusting en kleeren, naar een plaats op ruim 60 meter aan bakboord van de boot. Zijn wapens be stonden uit een automatische dienstrevolver en een scherpe bajonet. Ook had hij een electrische zaklantaarn en een fluit bij zich. Bij het punt waar hij het eerst aan land de landbouwdecoratie aangevraagd en, na lang aandringen, had het Staatsbestuur ze eindelijk toegekend. Gedurende vijftig jaar had Osmaart op de zelfde hoeve als werkman gediend! Ja, gedu rende vijftig jaar! Mag zoo iets niet beloond worden? Duizenden loopen in ons land met een versierd knoopsgat. O, konden allen bo gen op de titels van Osmaart! Wat zeg ik? Konden allen de helft der titels van Osmaart inroepen, om te bewijzen, dat zij met volle recht de hun geschonken onderscheiding verdienen! Konaen zij zeggen: „Ik, die dit lintje draag, verdien het: ik ben een trouwe knecht van mijn land geweest gedurende het vierde eener eeuw!" Konden allen dit zeg gen I Osmaart had eene halve eeuw gewerkt, ge wroet, niet voor zijn land, maar in het land tusschen de voren, in het zweet zijns aan- schijns, voor eene arme korste brood, gewerkt, eerlijk, braaf, moedig, trouw ge wroet den ganschen dag, zonder geklaag of gemor, des zomers, door de zonne gebrand, des winters, met verstijfde vingeren! Hij had zich krom en kreupel geslaafd op het Rattenhof en daarom had het Staats bestuur hem eene medaille gegund en daarom wilde Walmaarde hem heden vieren. ik zeg: Walmaarde! Vóór den moord zou het waarheid geweest zijn: gansch het dorp zou den knecht hulde bewezen hebben. Nu echter trokken zich eenige familiën achter uit. Toch bleven de vierenden talrijk genoeg om een echt feest in te richten. Emiel vooral was het, die het feest gewild had, en de Penninck's, die hunnen ouden kwam, schenen de rotsen onbeklimbaar. Hij ging dus weer te water en zwom, steeds zijn vlot voor zich uit duwende, langs de kust tot dat hij een wat meer geschikte plek had ge vonden. Hier wist hij na een stevige klim partij dan ook op de top van de rots te ko komen, en een half uur later bereikte hij den spoorweg. Die volgde hij, om het viaduct te vinden, dat het eigenlijke doel van zijn tocht was, en daar zijn dynamiet-lading te deponeeren. Toen hij zoo 5 600 M. had afgelegd, hoorde hij voor zich uit stemmen en kort daarna zag hij drie mannen, die op zij van de spoorlijn vrij luid met elkaar zaten te praten. Na dat een poos te hebben aangezien, be sloot hij zijn dynamiet-patronen, die zeer zwaar waren, achter te laten en een omweg te maken, om het viaduct te onderzoeken. Dit gelukte; het eenige ongeluk was, dat hij in het donker op het erf van een boerderij geraakte en daar het aanwezige gedierte in opschudding bracht. Gelukkig werden de menschen niet wakker. Ten slotte kon hij op een afstand van 300 yards het viaduct ge makkelijk zien, daar er vlak bij een groot vuur brandde. Op of bij het viaduct stond een stoommachine voortdurend te puffen en er onder waren voortdurend menschen in de weer. Hij begreep, dat het onmogelijk was het vin duet te vernielen. Dus ging hij terug naar zijn dynamiet, en zocht een andere plaats in de spoorlijn, waar hij zooveel mogelijk schade zou kunnen aanrichten. Hij vond een kleine steenen brug, en plaatste daar zijn patronen onder. Ongelukkigerwijze zaten 150 meter van hem af, die drie man, maar er was geen andere plaats waar zooveel schade kon worden toegebracht. Zoo zacht mogelijk stak hij de lont van het dynamiet aan, maar toch had hij nog te veel lawaai gemankt en de mannen hoorden het en ston den op. Zij kwamen snel langs de spoorlijn op hem af, zoodat een haastige terugtocht geboden was. Na een poosje te hebben ge- loopen, draaide hij zich om en loste 2 scho ten, maar hij scheen te hebben gemist en de achtervolging werd voortgezet. Kort daarop wer1 er 2 of 3 maal op hem geschoten, maar zonder te raken. Dam* er haast bij was om weg te komen, begreep luitenant D'Oyly Hughes, dat hij niet op dezelfde plaats, waarlangs hij opge klommen was, weer langs de rotsen kon neerdalen. Dus volgde hij den spoorweg in oos'Mijke richting, ongeveer een mijl ver en kwam ten slotte bij de kust. Hij sprong in het water, ongeveer SA mijl van kleine baai, waar de boot te water lag. Op het oogen blik, dat hij te water ging, ontplofte het dynamiet, en de stukken steen vielen dicht bij de boot in zee, ofschoon de afstand bijna een halve mijl was. Na 4 a 500 M. rechtuit zee in te zijn ge zwommen, blies luitenant Hughes op zijn fluit, maar wij aan boord van de boot, die vrijwel ingesloten lag door rotsen, hebben dat niet gehoord. De dog brak snel aan. Hij zwom terug dienaar oprecht liefhadden, wilden er zich niet tegen verzetten. Het programma van het feest, door Emiel opgemaakt, was zeer kort: Boer Penninck en Osmaart zouden, na de vroegmis, naar Oudenaarde vertrekken en er in den Zalm, Remi en Emiel verwachten, welke, des namiddags per voituur, hen zou den komen afhalen. De andere vrienden en dorpelingen, met de eenige maatschappij van Walmaarde, den bloeienden koorkring, zou den de terugkeerenden tot aan de Hope van Vrede tegenrijden of tegengaan, en van deze herberg, een klein uurtje van het dorp ge legen, zouden allen, in stoet, triomfantelijk naar Walmaarde terugkeeren. Hier, in de welbekende afspanning de Kroon, zou de burgemeester Vincke, Osmaart welkom heeten, hem gelukwenschen en hem den wijn van eere aanbieden. De onderwijzer moest onmiddellijk daarna een diskoers aflezen. Vervolgens zou men zich aan tafel zetten, om de vier gezoden hespen en de tonnen bier of te drinken. Penninck had het elcn, Emiel den drank geschonken. Stipt werd dit programma uitgevoerd. Van 's morgens vroeg bevonden zich Os maart en boer Kazakke op de baan naar Oudenaarde. Sedert het gebeurde in het Roschbosch scheen Osmaart r.og meer afgetrokken en zeldener kwam een woord over zijne lippen. De man kende een geheim, een schrikke lijk geheim, dot zijn hart bezwaarde en zijne ton6 vastketende. Maar nu, op den feestdag, wou hij zijn hart ontlasten, zijne tong losmaken, zifn geheim naar de kust, rustte een poos op dc rotsen en begon toen in de richting van dc bnni te zwemmen, waar de boot lag. Gedurende dc* zen tocht moest hij zijn pistool, bajonet en electrische lontoarn laten zinken, want het werd hem te zwaar en hij schoot te lang zaam op. Pas toen hij de laatste rotspunt van de baai om zwom en op zijn fluit blies, hoor den we hem. Maar op hetzelfde oogenblik hoorde hij stemmen op de rotsen boven zich, en van de kust werd geschoten op de boot. Deze moest daardoor achteruit de baai uit, en daar het mistig was, zag luitenant Hughes haar voor drie kleine roeischuitjes aan, n.l. den voorsteven, het kanon en den stuurtoren, die alleen boven water uitkwa men. Hij zwom naar de kust, en trachtte dek king te zoeken onder de rotsen, maar toen hij aan land kwam bemerkte hij zijn vergis sing en floot weer.. Wij pikten hem daarna in zeer uitgepittten toestand op. Hij had toen vrijwel een mijl in zijn kleeren gezwommen. Kerkklokken als materiaal voor oorlogstuig. Dc Köln. Zeitung meldt uit Boedapest: De vorst-aartsbisschop van Gran, tevens vorst-Primas van Hongarije, kardinaal dr. Czernoch, verklaarde onn een vertegenwoor diger van de pers, dat het gebruik van kerkklokken onvoorwaardelijk goedgekeurd moest worden. Bij het begin van den oorlog had hij reeds verklaard, dat de Hongoar- sche Kerk bereid was in het belang van den oorlog aan de regeering en het legerbestuur de beschikking over de kerkklokken aan te bieden. Van deze verklaring was door de re geering kennis genomen en nu werd de voorraad opgenomen. De Roomsch-Katho- lieke Kerk zou niet eens willen wachten, tol de klokken afgehaald werden, maar ze vrij- willig afstaan. De stadsklokken zouden het eersl aan df beurt komen, dan de dorpsklokken. In elke kerk zou één klok blijven. Ook olie klokken*, die kunstwaarde hadden, zouden gespaard blijven. Een treffende brief. De Vorwarts drukt een treffenden blief al van een arme vrouw te Polsnitz met twee kinderen, wier man te velde staat. Zij klaagt dat zij in veertien dagen 16>j mk. onder steuning trekt en daar onmogelijk mee kan rond komen, zoodat zij nu een huurschuld van 44 mk. heeft. Een jaar lang heeft het gezin het zonder boter, vleesch en melk ge steld. Haar jongste kind is weggekwijnd en gestorven. Zij zelve is te zwak om er iets bij te verdienen. „Het is zoo hard als de kinde- ïen zoo achteruitgaan, want die moeten toch' ook eens hun brood verdienen" enz. De Vorwarts teekent bij den brief aan: „In dien geest schrijft de vrouw nog verder, een voudig en oprecht. Men ziet dat zij ondanks haar wanhoop al te krachtige uitdrukkingen vermijdt, wat doet vermoeden dat zij een lijdzaam karakter heeft. En toch, welk een leed en een verontwaardiging over het haar opgedwong.en, onverdiende lot spreken er aan zijnen meester toevertrouwen. Hij ha6 iets gehoord over de vermoedens, welke tegen Emiel ontstaan waren en immer ver grootten. Hij wilde niet, dat men langer Manda's verliefde beschuldigde. Hij zou de waarheid aan het licht brengen. Het was een schoone, zonnige Septem berdag. Boer Kazakke en Osmaart waren geene praatzieke menschen en dikwijls stapten zij sprakeloos over den breeden weg nevens elkander. Deze was long en immer konden zij niet zwijgen; doch wat zij zeiden, be langde den boerenstiel. Het „loof" was reeds gezaaid en kwamen zij aan een veld, dat malsche rapen beloof de, of aan een ander, dat door aardvlooien en slakken kaal gevreten scheen het werd gezeid. Stonden ergens leeds de aardappels rijp, of verspreidden zij, door de ziekte aange tast, den vuilsten der geuren het werd gezeid. Ontmoetten zij akkeis, arme, magere, aan welke de boer karig de mest toedeelde het werd gezeid. Vonden zij, in eene weide, vette, prachtige koeien, of ellendige, knokelige, of een hoog- pootig, levenslustig veulentje, zuigend aan te tepels der merrie het werd gezeid. Blonken, op eenen boomgaard, halfblozen- de appelen, of ontwaarden zij, nevens een „ovenbuur", een perelaar, wiens takken on der den zwaren vruchtenlast dregden te scheu het werd gezeid. Wordt vervolgd%

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 5