laar iet land van ielolte
14ü° Jaargang.
Zaterdag 6 November 1915.
„DE EEMLAN DER".
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Verspreids Berichten.
ABONNEMENTSPRIJS:
P« 8 maanden voor Amersfoort t 1«00.
Idem franco per post
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0,1
Afzonderlyke nummers O.Off.
Wekelijks by voegsel nd$ Hollandteho Uuitprouuf' (onder redaotie
van Thérèse van Hoven) per 8 mnd. 50 ct9.
Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie*
advertontiea en berichten vóór 2 uur in te zendon.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Vsn 1—6 regelsf O. ff O.
Elke rogel meer 0.10.
Dienstaanbiedingen 2ff cents by vooruitbetaling.
Grooto lotters naar plaatsruimte.
Voor handel en bodr(Jf boataari eeot voordoohgo bep.ilfngotl
tot het horhaald advertoeron in dit Blad, bij abonnomont*
Eone circulaire, bevattondo dw voorwuardon, wordt op
aanvraag toegozonden.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
=*==1
De houding van Griekenland.
De Grieksche consul-generaal te Amster
dam heeft eene verklaring aan de pers ver-
stiekt, waarin wordt gezegd:
De consul-generaal acht het zijn plicht,
met het oog op de onrechtvaardige aanval
len tegenover Griekenland in enkele orga
nen van de pers, de onrechtvaardigheid dier
aanvallen duidelijk te doen uitkomen. Het
is inderdaad merkwaardig dat beoordeelaars,
zonder eenige bevoegdheid, zich er toe lee-
nen te spreken over een tractaat, waarvan
zij den inhoud niet kennen, om Griekenland
te belasteren, het te beschuldigen zijn pHcht
te hebben verzuimd, het te vernederen en
het recht te willen ontzeggen zelf over zijn
lot te willen beslissen, dat -bij de diensten
vergetende, die het nog voortdurend aan
Servië en de Entente bewijst, en het te be
dreigen het als vijand te zullen behandelen,
in 'ien het niet toestemt onmiddellijk deel
te nemen aan den oorlog aan de zijde van
df Entente.
De Grieksche regeering heeft zeer duide
lijk uiteengezet, waarom de „Casus Foede
ris op dit oogenblik niet van kracht worden
--- en het is daarom niet behoorlijk, zonder
e_nig bewijs, te verklaren, dat Griekenland
zijne tractalen zou hebben geschonden, een
bewering waarvoor het bewijs niet te leve-
ïen is. Zelfs indien de Bulgaarsche aanval
afzonderlijk was gedaan en een zuiver Bal-
1 n-karakter had, zou Griekenland niet ver-
"~ht geweest zijn tusschenbeide te komen,
omdat Servië in de onmogelijkheid is ge
weest, aan de Bulgaarsche grenz de
150,000 man bijeen te brengen, die het
volgens de militaire conventie verplicht was
er te concentreeren, van het oogenblik af,
de vijandelijkheden begonnen. Maar
r.f'jrzieri van het bondstractaat kon Grieken
land niet tusschenbeide komen, wijl, zooals
regeering heeft uiteengezet, zijne mili-
ire hulp volkomen onvoldoende zou zijn
geweest, en zou hebben bijgedragen om
Griekenland tot den ondergang te brengen,
•onder hoop Servië te kunnen redden.
De goede trouw eischt te erkennen, dat
hulp van Griekenland onvoldoende was
en blijft, en dat de eenige dienst, dien Gre
enland aan zijn vrienden kan bewijzen is,
hun voortdurend de welwillendheid te be-
iconen, die het geen oogenblik heeft ge
aarzeld te hunnen opzichte te volgen en de
concentratie van zijne legers voort te zet
ten, waardoor Bulgarije genoodzaakt zal zijn
een groot gedeelte van zijne strijdmachten
aan het front te onttrekken.
Het komt den consul-generaal voor, dat
aan Griekenland meer te vragen cn het dit
te vragen onder bedreiging met de ergste
vernederingen, niet alleen onrechtvaardig
s, maar bovendien een groote onhandig
heid. De eenige houding waardoor op dit
oogenblik de levensbelangen van Grieken
land kunnen worden gediend, is niet de in
terventie, maar de gewapende neutraliteit
Vergeet het goede dat gij deedt en doe
'ets beters.
Roman van
IS. "lElRLlNCK.
timivls geweer werd geëischt en de kardoe
zen, weiKe hij bezat, goed onderzocht. Wel
nu, in eenige kardoezen vond men dezelfde
zaden als die, welke den bankier geuood
hadden: groote zaden, nommer 3, om zoo te
zeggen echte balletjes, waarmede men groote
root vogels, wilde ganzen en reigers schiet.
Ja, dit onderzoek bleek zeer bezwarendl Wel
beweerde izmiel, dat hij meer uit nieuwsgie
righeid dan tot gebruik, al de schrootnom-
mers van 00 tot 1G in zijn bezit had en dat
men bij menigen jager misschien gelijke kar
doezen met dezelfde loodkorrels ontdekken
zou! Maar bij hem toch, door sommigen als
schuldig verdacht, vond men, tot zijn onge
luk, zulke schrootnommers.
.Waarom bij anderen gaan zoeken?
Zeker, dit was erg bezwarend!
En toch durfde het gerecht hem niet on
middellijk aanhouden. Meermaals werd hij
ondervraagd. Doch daar Emiel een der meest
met haar karakter van ernstige en waarach
tige welwillendheid tegenover de Entente.
Dat is de ernstige overtuiging van de bevol
king.
De beschieting van
Dedeagatsj.
Dr. Lederer, de Balkan-correspondent van
het Berliner Tageblatt, heeft een bezoek ge
bracht aan het gebombardeerde Dedeagatsj.
Hij vertp't daarvan 4a.n.:
Voorbij de rookende puinhoopen van
het station komen wij in de stad zelf. Een
breede straat, die parallel loopt met de zee,
verdeelt Dedeagatsj m twee helften. Alles
links van ons, alle gebouwen en magazijnen
van waarde, die aan de zee lagen, zijn één
groote smeulende puinhoop. Een kilometer
ver ga ik langs de straat der verwoesting. Het
ergste hebben de Engelschen en Franschen
huis gehouden op den eersten dag van het
bombardement. Juist toen de menschen aan
het middagmaal zaten, zijn zij hun vernieti
gingswerk begonnen.
Onheilspellend vloog om één uur 's mid
dags een vliegmachine over de stad. Van
Thasoso uit waait een bruine, lange rook
wolk over den stralend helderen hemel. Plot
seling, als uit de zee opgedoken, liggen
twintig Fransche en Engelsche oorlogs
schepen voor de stad. Duidelijk zijn alle be
wegingen der menschen op de schepen te
onderscheidn. Als jagers om het wild op
een drijfjacht groepeeren zij zich in een
grooten boog om hun slachtoffer. Honderd
verwoede vuurroode honden springen plot
seling over de blauwe zee op het weerlooze
wild. Te midden van het gebulder van het
geschut hoort men het gekraak van de in
stortende huizen. Met groot geraas valt de
reusachtige Grieksche molen aan den oever
in elkaar. Uit de gevulde maismagazijnen
slaan huishooge gele vlammen in de heete
met rook bezwangerde lucht. Twee wagens
met de post naar Griekenland staan bran
dend op de kade. Door drie granaten getrof
fen valt een gedeelte van de steenen pier
in zee. De heele kade is een vurige rok
kende massa. En slechts de witte vuurtoren,
die met Fransch geld is gebouwd, stijgt on
beschadigd, ongedeerd, dik en zelfgenoeg
zaam, boven de ongelukkige stad omhoog.
Een waanzinnige paniek maakt zich van de
bevolking meester. Schreeuwend in wilden
angst, trachten de overrompelde burgers de
open plaats te verlaten. Tienduizend kinde
ren en ouden, meisjes en vrouwen golven
door het groene land naar de hoogten van
Badoma. Meedoogenloos vuren de kanonnen
van Engelschen en Franschen de vluchtelin
gen achterna. Met een verwoed afsperrings-
vuur sluiten zij den weg naar de hoogten af.
De ongclukkigen moeten zich in het heuvel
land verspreiden. Kinderen blijven hulpeloos
aan den weg liggen. Een paar vrouwen wor
den gewond. Twee grijsaards bezwijken van
angst en ontzetting. Met vollen stoom tracht
een juist gereed staande trein van de Levani-
Iijn de stad in de richting naar Feredzjik te
welgestelde burgers van het dorp was, ja tot
den gemeenteraad behoorde, waagde men
het niet onmiddellijk tot de aanhouding over
te gaan. Te dikwijls miste het gerecht en
hier stond de eer van een geachlJti jonge
ling op het spel. Eigenlijk klare, voldoende
bewijzen ontbraken. Het gerecht moest wach
ten. Tijd zou dienstig zijn!
Maar de verdenking bleeff
Emiel hield zich sterk, deed alsof het boos
vermoeden tegen hem niet bestond, alhoewel
het in zijn binnenste stormde en woedde.
Recht hief hij het hoofd en wee den persoon,
die hem iets onaangenaams zou durven ver
weten hebben. Dit gebeurde ook niet. Wel
ontwaarde hij hier of daar een nijdigen blik,
een argwanend oog, maar niemand durfde,
in zijn bijzijn, de minste zinspeling over den
moord wagen. Waar Emiel was, zweeg men
over de schrikkelijke gebeurtenis, tenzij hij
zelf, stout en uitdagend, er over begon. Doch
talrijk bleven zijne vrienden, dat moet ge
zegd worden en dèt troostte hem!
Een eigenaardig feest moest in het dorpje
Walmaarde gevierd worden, juist op den
Zondag na den moord. Doch het geheimzin
nige voorval verschoof het voor eenige we
ken; de welvoegelijkheid eischte het.
Nu toch was de gestelde dag aangebroken,
en men ging feestvieren ter eere van den
kreupelen knecht Osmaart.
Welke roemwaardige daad had de arme
dienstbode uitgevoerd
Geene
Maar door toedoen van Emiel had de ge
meenteraad. sedert maanden, voor den n.an
verlaten. Verwoed jagen hem de vurige hon
den van Franschen en Engelschen achterna.
Rechts en links springen de granaten. Don
derend stort de brug, die over het moeras
sige land bij Dedeagatsj ligt, juist achter den
trein, inéén. Vijf uren lang hebben de zee
monsters tegen de open stad gewoed. Sedert
dien wordt de verwoeste plaats dagelijks ten
minste met eenige granaten beschoten of
van uit vliegmachines met bommen bestookt.
Ofschoon er niets meer te verwoesten is.
Ook het tweede station, waar de spoor naar
het westen gaat, ligt in puin.
Blauwe Bulgaarsche marine - infanterie
houdt thans Dedeagatsj bezet, om iedere
landing te verhinderen. Ofschoon men niet
gelooft, dat Franschen en Engelschen zich
aan een zoo onzinnige onderneming zouden
wagen, is men op alles voorbereid. Niemand
mag de wijk aan zee betreden en ook de be
volking wordt niet vergund, om haar achter
gelaten bezittingen te halen, daar de vijand
schiet, zoodra zich maar iemand vertoont. Op
den geheelen weg van Dedeagatsj naar Kon-
stantinopel wonen thans de vluchtelingen
van Dedeagatsj in oude, tijdens den Balkan
oorlog verwoeste huizen of onder den bloo-
ten hemel. Bulgaren, Turken, Spanjolen door
elkaar. Bijna alleen meisjes, vrouwen, kinde
ren en grijsaards, daar de jongere mannen
allen te velde zijn. Hun ellende is groot, of
schoon de Bulgaarsche overheid alles doel
om die te lenigen.
Een staaltje
van persoonlijken moed.
De Engelsche admiraliteit en de legerstaf
hebben de gewoonte, om wanneer de Koning
aan een militair, hetzij het een generaal of
een scheepsjongen is, een onderscheiding
verleent waarmee men in Engeland niet
scheutig is een speciaal rapport te publi-
ceeren betreffende de daad van moed, be
leid of trouw, waarmee de gelukkige zijn
orde verdiep'1 heeft.
Zoo bevatte aldus het N. v. d. D.
de „Londen Gazette", het Engelsche staats
blad, van Vrijdagavond j.l. de vermelding, dat
luitenant ter zee Guy d'Oyly Hughes, reeds
houder van het „Distinguished Service
Cross", benoemd was in de „Distinguished
Service Order", en daaronder volgde de re
den waarom.
Hieruit blijkt, dat luitenant Hughes, die
dienst doei op een in de Dardanellen ope-
reerenden onderzeeër, op 21 Augustus j.l.
zich vrijwillig had aangeboden om een po
ging te doen een kustspoorweg, de Ismid-
lijn, op te blazen. Zijn commandant rappor
teert ovei deze daad als volgt:
„Wij hadden de boot langzaam naar de
kust laten loopen. Toen wij niet verder durf
den gaan, sprong luitenant Hughes in het
water en duwde het lichte vlot waarop de la
ding ontplofbare stoffen, zijn uitrusting en
kleeren, naar een plaats op ruim 60 meter
aan bakboord van de boot. Zijn wapens be
stonden uit een automatische dienstrevolver
en een scherpe bajonet. Ook had hij een
electrische zaklantaarn en een fluit bij zich.
Bij het punt waar hij het eerst aan land
de landbouwdecoratie aangevraagd en, na
lang aandringen, had het Staatsbestuur ze
eindelijk toegekend.
Gedurende vijftig jaar had Osmaart op de
zelfde hoeve als werkman gediend! Ja, gedu
rende vijftig jaar! Mag zoo iets niet beloond
worden? Duizenden loopen in ons land met
een versierd knoopsgat. O, konden allen bo
gen op de titels van Osmaart! Wat zeg ik?
Konden allen de helft der titels van Osmaart
inroepen, om te bewijzen, dat zij met volle
recht de hun geschonken onderscheiding
verdienen! Konaen zij zeggen: „Ik, die dit
lintje draag, verdien het: ik ben een trouwe
knecht van mijn land geweest gedurende het
vierde eener eeuw!" Konden allen dit zeg
gen I
Osmaart had eene halve eeuw gewerkt, ge
wroet, niet voor zijn land, maar in het land
tusschen de voren, in het zweet zijns aan-
schijns, voor eene arme korste brood,
gewerkt, eerlijk, braaf, moedig, trouw ge
wroet den ganschen dag, zonder geklaag of
gemor, des zomers, door de zonne gebrand,
des winters, met verstijfde vingeren!
Hij had zich krom en kreupel geslaafd op
het Rattenhof en daarom had het Staats
bestuur hem eene medaille gegund en
daarom wilde Walmaarde hem heden vieren.
ik zeg: Walmaarde! Vóór den moord zou
het waarheid geweest zijn: gansch het dorp
zou den knecht hulde bewezen hebben. Nu
echter trokken zich eenige familiën achter
uit. Toch bleven de vierenden talrijk genoeg
om een echt feest in te richten.
Emiel vooral was het, die het feest gewild
had, en de Penninck's, die hunnen ouden
kwam, schenen de rotsen onbeklimbaar. Hij
ging dus weer te water en zwom, steeds zijn
vlot voor zich uit duwende, langs de kust tot
dat hij een wat meer geschikte plek had ge
vonden. Hier wist hij na een stevige klim
partij dan ook op de top van de rots te ko
komen, en een half uur later bereikte hij
den spoorweg. Die volgde hij, om het viaduct
te vinden, dat het eigenlijke doel van zijn
tocht was, en daar zijn dynamiet-lading te
deponeeren.
Toen hij zoo 5 600 M. had afgelegd,
hoorde hij voor zich uit stemmen en kort
daarna zag hij drie mannen, die op zij van de
spoorlijn vrij luid met elkaar zaten te praten.
Na dat een poos te hebben aangezien, be
sloot hij zijn dynamiet-patronen, die zeer
zwaar waren, achter te laten en een omweg
te maken, om het viaduct te onderzoeken.
Dit gelukte; het eenige ongeluk was, dat hij
in het donker op het erf van een boerderij
geraakte en daar het aanwezige gedierte in
opschudding bracht. Gelukkig werden de
menschen niet wakker. Ten slotte kon hij op
een afstand van 300 yards het viaduct ge
makkelijk zien, daar er vlak bij een groot
vuur brandde. Op of bij het viaduct stond
een stoommachine voortdurend te puffen en
er onder waren voortdurend menschen in de
weer.
Hij begreep, dat het onmogelijk was het
vin duet te vernielen. Dus ging hij terug naar
zijn dynamiet, en zocht een andere plaats in
de spoorlijn, waar hij zooveel mogelijk
schade zou kunnen aanrichten. Hij vond een
kleine steenen brug, en plaatste daar zijn
patronen onder. Ongelukkigerwijze zaten
150 meter van hem af, die drie man, maar
er was geen andere plaats waar zooveel
schade kon worden toegebracht. Zoo zacht
mogelijk stak hij de lont van het dynamiet
aan, maar toch had hij nog te veel lawaai
gemankt en de mannen hoorden het en ston
den op. Zij kwamen snel langs de spoorlijn
op hem af, zoodat een haastige terugtocht
geboden was. Na een poosje te hebben ge-
loopen, draaide hij zich om en loste 2 scho
ten, maar hij scheen te hebben gemist en de
achtervolging werd voortgezet. Kort daarop
wer1 er 2 of 3 maal op hem geschoten, maar
zonder te raken.
Dam* er haast bij was om weg te komen,
begreep luitenant D'Oyly Hughes, dat hij
niet op dezelfde plaats, waarlangs hij opge
klommen was, weer langs de rotsen kon
neerdalen. Dus volgde hij den spoorweg in
oos'Mijke richting, ongeveer een mijl ver en
kwam ten slotte bij de kust.
Hij sprong in het water, ongeveer SA mijl
van kleine baai, waar de boot te water
lag. Op het oogen blik, dat hij te water ging,
ontplofte het dynamiet, en de stukken steen
vielen dicht bij de boot in zee, ofschoon de
afstand bijna een halve mijl was.
Na 4 a 500 M. rechtuit zee in te zijn ge
zwommen, blies luitenant Hughes op zijn
fluit, maar wij aan boord van de boot, die
vrijwel ingesloten lag door rotsen, hebben
dat niet gehoord.
De dog brak snel aan. Hij zwom terug
dienaar oprecht liefhadden, wilden er zich
niet tegen verzetten.
Het programma van het feest, door Emiel
opgemaakt, was zeer kort:
Boer Penninck en Osmaart zouden, na de
vroegmis, naar Oudenaarde vertrekken en er
in den Zalm, Remi en Emiel verwachten,
welke, des namiddags per voituur, hen zou
den komen afhalen. De andere vrienden en
dorpelingen, met de eenige maatschappij van
Walmaarde, den bloeienden koorkring, zou
den de terugkeerenden tot aan de Hope van
Vrede tegenrijden of tegengaan, en van deze
herberg, een klein uurtje van het dorp ge
legen, zouden allen, in stoet, triomfantelijk
naar Walmaarde terugkeeren. Hier, in de
welbekende afspanning de Kroon, zou de
burgemeester Vincke, Osmaart welkom
heeten, hem gelukwenschen en hem den wijn
van eere aanbieden. De onderwijzer moest
onmiddellijk daarna een diskoers aflezen.
Vervolgens zou men zich aan tafel zetten,
om de vier gezoden hespen en de tonnen
bier of te drinken. Penninck had het elcn,
Emiel den drank geschonken.
Stipt werd dit programma uitgevoerd.
Van 's morgens vroeg bevonden zich Os
maart en boer Kazakke op de baan naar
Oudenaarde.
Sedert het gebeurde in het Roschbosch
scheen Osmaart r.og meer afgetrokken en
zeldener kwam een woord over zijne lippen.
De man kende een geheim, een schrikke
lijk geheim, dot zijn hart bezwaarde en zijne
ton6 vastketende.
Maar nu, op den feestdag, wou hij zijn hart
ontlasten, zijne tong losmaken, zifn geheim
naar de kust, rustte een poos op dc rotsen
en begon toen in de richting van dc bnni te
zwemmen, waar de boot lag. Gedurende dc*
zen tocht moest hij zijn pistool, bajonet en
electrische lontoarn laten zinken, want het
werd hem te zwaar en hij schoot te lang
zaam op. Pas toen hij de laatste rotspunt van
de baai om zwom en op zijn fluit blies, hoor
den we hem. Maar op hetzelfde oogenblik
hoorde hij stemmen op de rotsen boven
zich, en van de kust werd geschoten op de
boot. Deze moest daardoor achteruit de
baai uit, en daar het mistig was, zag luitenant
Hughes haar voor drie kleine roeischuitjes
aan, n.l. den voorsteven, het kanon en den
stuurtoren, die alleen boven water uitkwa
men. Hij zwom naar de kust, en trachtte dek
king te zoeken onder de rotsen, maar toen
hij aan land kwam bemerkte hij zijn vergis
sing en floot weer..
Wij pikten hem daarna in zeer uitgepittten
toestand op. Hij had toen vrijwel een mijl in
zijn kleeren gezwommen.
Kerkklokken als
materiaal voor oorlogstuig.
Dc Köln. Zeitung meldt uit Boedapest:
De vorst-aartsbisschop van Gran, tevens
vorst-Primas van Hongarije, kardinaal dr.
Czernoch, verklaarde onn een vertegenwoor
diger van de pers, dat het gebruik van
kerkklokken onvoorwaardelijk goedgekeurd
moest worden. Bij het begin van den oorlog
had hij reeds verklaard, dat de Hongoar-
sche Kerk bereid was in het belang van den
oorlog aan de regeering en het legerbestuur
de beschikking over de kerkklokken aan te
bieden. Van deze verklaring was door de re
geering kennis genomen en nu werd de
voorraad opgenomen. De Roomsch-Katho-
lieke Kerk zou niet eens willen wachten, tol
de klokken afgehaald werden, maar ze vrij-
willig afstaan.
De stadsklokken zouden het eersl aan df
beurt komen, dan de dorpsklokken. In elke
kerk zou één klok blijven. Ook olie klokken*,
die kunstwaarde hadden, zouden gespaard
blijven.
Een treffende brief.
De Vorwarts drukt een treffenden blief al
van een arme vrouw te Polsnitz met twee
kinderen, wier man te velde staat. Zij klaagt
dat zij in veertien dagen 16>j mk. onder
steuning trekt en daar onmogelijk mee kan
rond komen, zoodat zij nu een huurschuld
van 44 mk. heeft. Een jaar lang heeft het
gezin het zonder boter, vleesch en melk ge
steld. Haar jongste kind is weggekwijnd en
gestorven. Zij zelve is te zwak om er iets bij
te verdienen. „Het is zoo hard als de kinde-
ïen zoo achteruitgaan, want die moeten toch'
ook eens hun brood verdienen" enz.
De Vorwarts teekent bij den brief aan: „In
dien geest schrijft de vrouw nog verder, een
voudig en oprecht. Men ziet dat zij ondanks
haar wanhoop al te krachtige uitdrukkingen
vermijdt, wat doet vermoeden dat zij een
lijdzaam karakter heeft. En toch, welk een
leed en een verontwaardiging over het haar
opgedwong.en, onverdiende lot spreken er
aan zijnen meester toevertrouwen. Hij ha6
iets gehoord over de vermoedens, welke
tegen Emiel ontstaan waren en immer ver
grootten. Hij wilde niet, dat men langer
Manda's verliefde beschuldigde. Hij zou de
waarheid aan het licht brengen.
Het was een schoone, zonnige Septem
berdag.
Boer Kazakke en Osmaart waren geene
praatzieke menschen en dikwijls stapten zij
sprakeloos over den breeden weg nevens
elkander. Deze was long en immer konden
zij niet zwijgen; doch wat zij zeiden, be
langde den boerenstiel.
Het „loof" was reeds gezaaid en kwamen
zij aan een veld, dat malsche rapen beloof
de, of aan een ander, dat door aardvlooien
en slakken kaal gevreten scheen het werd
gezeid.
Stonden ergens leeds de aardappels rijp,
of verspreidden zij, door de ziekte aange
tast, den vuilsten der geuren het werd
gezeid.
Ontmoetten zij akkeis, arme, magere, aan
welke de boer karig de mest toedeelde
het werd gezeid.
Vonden zij, in eene weide, vette, prachtige
koeien, of ellendige, knokelige, of een hoog-
pootig, levenslustig veulentje, zuigend aan
te tepels der merrie het werd gezeid.
Blonken, op eenen boomgaard, halfblozen-
de appelen, of ontwaarden zij, nevens een
„ovenbuur", een perelaar, wiens takken on
der den zwaren vruchtenlast dregden te
scheu het werd gezeid.
Wordt vervolgd%