14d# Jaarrano.
„DE E EM LAN DER".
Vrijdag 19 November 1915.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
is& isiofti!
T H° 122
Uitgevers: VALKHOFP Co.
Bureau: U TREC HTSCH ESTRAAT
Politiek Overzicht
De nieuwe Fransche oorlogs-
leening.
HociUredactcuri Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG,
ABONNEMENTSPRIJS:
y„ S nuudw root Amersfoort t J-*®*
j Idem frenoo per poet
Per week (met gratie veriekering tegen ongelukken) - 0.1".
A&uiiderlijke nummers
Wekelijks bgroegsel ,<U Eollondichi Hulnrtwf' (onder redsoti»
»»n l'liérèBe ten Horen) per 8 nind. 50 eta.
tentiGn gelieve men liefst vóór II uur, fauiiiie*
advertenties on beriobten vóór 2 uur in te zenden.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PR IJ 3 DER ADVERTENTIE N:
Vso 1—5 regels f 0.50.
Elke regel rueor0.10,
Dienstaanbiodingon 25 conti* bg vooruitbetaling.
Groote lotters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan ree» voordeelige bepalingen
tot hot horhaald adverteoren in dit lilad, bij abonnoiuent.
Eene circulaire, bovattond» de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegozondeu.
Het kabinet-Briand schijnt bij de Kamer in
hooge waardeering te staan. Voor de tweede
maal is aan een zijner leden de eer aange
daan, dat het besluit genomen is, eene door
hem gehouden rede door aanplakking in het
geheele land bekend te maken. De eerste
maal is dat geschied met de redevoering
von den minister-president tot toelichting
van het regeeringsprogramma. Nu is het an
dermaal gebeuïd met de rede, die de minis
ter van financiën gehouden heeft tot verde
diging van de groote leening, die nieuwe
middelen moet verschaffen om den oorlog
verder te voeren.
Inderdaad komt aan deze rede de palm der
welsprekendheid toe. Vooral het slotwoord,
waarin de minister het Fransche volk in al
zijne geledingen op het hart bond, dat het
hun plicht was in de omstandigheden, waar
in het vaderland zich bevindt, hun geld ter
beschikking Van de regeering te stellen. Hij
legde er nadruk op, dat zij niet het recht
hadden hun geld te bewaren en hunne spaar
penningen niet te geven aan de verdediging
van het vaderland. „Het is niet voldoende
zijn plicht te doen met de wapenen in de
hand en bereid te zijn, zijn bloed te storten
op een slagveld of in de loopgraven. Dat is
schoon, dat is heldhaftig. Maar daarmee is
de geheele plicht niet vervuld; men moet
bovendien de reserves aanbrengen, waarover
men beschikt, in plaats van ze naijverig tc
bewaren als een gierigaard. Wat men aan
het land moet zeggen, is dat in dezen tijd
de zelfzucht niet slechts een laaghartigheid
Is, een soort verraad, maar het allerergste
gebrek aan voorzorg. Wat zou er van die re
serves worden, wanneer Frankrijk mocht
worden overwonnen? Zij zouden het los
geld van de nederlaag zijn, in plaats van te
zijn de prijs der overwinning".
Minister Ribot deed een beroep op allen,
die in den kring waarin zij leven een woord
kunnen spreken tot voorlichting van hunne
medeburgers. Die hebben, zeide hij, den
plicht dat te doen. „Laat ons in eene ge
meenschappelijke actie alle krachten, alle
samenwerking, alle inspanning vereenigen.
Ik doe een beroep op de rijken en op de
armen, op de nederigen en op de machtigen.
Mogen zij allen de eenheid van de Fransche
natie voor het gevaar bezegelen en de over
winning van morgen voorbereiden. Laat het
leger van het Fransche spaargeld opstaan!
Evenzeer als het leger, dat strijdt, in het het
lege van Frankrijk of liever het is Frankrijk
zelf. Laat ons dat leger begroeten, mijne hee-
ren, het zal ons helpen te strijden en te over
winnen."
De rede van minister Ribot is het begin
van eene propaganda, die met grooten ijver
gevoerd wordt om tot inschrijvingen op de
nieuwe leening op te wekken. Men verzuimt
geen middel om dit nieuwe „beroep op de
Fransche kous" smakelijk in te kleeden. Het
departement van financiën stelt dagelijks
artikelen tot aanbeveling van de leening ter
beschikking van de pers, die het opschrift
dragen: „L'emprunt de la victoire". De mi
nister van onderwijs heeft eene beschikking
laten uitgaan, die aan de onderwijzers in de
hoogere klassen van de lagere scholen en
aan de leeraren der middelbare scholen op
draagt hunne leerlingen te wijzen op de be-
teekenis van deze leening.
Men doet dus zijn best om te zorgen, dai
hetgeen tot aanprijzing van de nieuwe lee
ning is te zeggen, het oor van de natie be
reikt. Maar men bedient zich ook van meer
wezenlijke argumenten en gebruikt als lok
middelen. den rentevoet en den koers van
uitgifte. De titels van de nieuwe leening zul
len 5 pet. rente dragen, en daar ingevolge
het gisteren verschenen besluit de leening
tegen 88 pet. zal worden uitgegeven, is
feitelijk de rentevoet bijna 6 pet. Minister
Ribot putte zich uit in lof over het oude 5
pets. type, dat een vroeger geslacht had ge
kend; hij zeide: „Het 5 pets. is het oude
Fransche fonds, dat men overal vond, in alle
huizen, ik zou haast zeggen in alle hutten,
dat onze vaderen hebben gekend, dat zij
hebben lief gehad, omdat het iets van Frank
rijk was, een souvenir van de dagen, die ge
volgd zijn op de lange oorlogen, die Frank
rijk heeft doorgestaan."
Het is geene onvermengd aangename
herinnering, die hier wordt wakker geroe
pen. Frankrijk heeft voor zijne leeningen het
5 pets. type gekend in de jaren, die onmid
dellijk kwamen na de oorlogstijden van het
eerste keizerrijk. Toen echter in het
vredestijdperk, dat daarop volgde, het land
zich allengst herstelde van de wonden, die
de oorlog het had geslagen, is het gevolg
daarvan geweest, dat de rentestandaard weer
is gedaald. Het 5 pets. fonds is verdwenen en
gedurende eene reeks van jaren is het 3
pets. fonds de grondzuil geweest van het
Fransche nationale vermogen. Nu herleeft
het 5 pets. fonds weder, maar dat is een
ramp voor de houders van de 3 pets. schuld
brieven, die daardoor hun bezit belangrijk in
waarde zien achteruitgaan. De regeering ziet
in, dat het noodig is die houders ten deele
tegemoet te komen. Zij dpet dat, door aan
de houders van 3 pets. schuld, die inschrij
ven op de nieuwe leening, de bevoegdheid
te verleenen, de storting voor een derde te
doen in de 3 pets. titels, die zij bezitten. De
»regeering doet dat, omdat het in het open
baar belang is, in het belang van het staats-
crediet, de fondsen, die in het bezit zijn van
tal van familiën, legen eene buitengewone
koersdaling te beschermen. Maar de schade,
die deze daling teweegbrengt, zal zich niet
temin ernstig doen voelen.
Dit is een bewijs te meer, hoe ontzettend
de verliezen zijn, die de oorlog veroorzaakt
op allerlei gebied, ook daar waar geen direc
te oorlogsschade geleden wordt. De oorlog
moet worden volgehouden tot eiken prijs.
Men moet hem: voeren niet alleen met de
wapenen in. de hand, maar ook met wat de
zenuw van den oorlog is: het geld. Men
sparit zich in om aan geld te komen. En als
gevolg van het beroep, dat daartoe op de
burgers wordt gedaan om geld te geven op
nieuw te creëeren schuldbrieven, ondergaan
de obligatiën van de vroeger door den staat
gesloten leeningen eene groote daling tot
schade van hunne houders.
De oorlog.
B e r 1 ij n, 18 No v. (W. B.) Bericht van
het opperste legerbestuur uit het groo
te hoofdkwartier van heden voormiddag.
De Engelschen beproefden gisterenmor
gen een aanval tegen onze stelling aan den
weg MessinesArmentières; zij werden af
gewezen.
In de Argonne werd het Fransche plan
om een loopgraaf op te blazen, tijdig ont
dekt. De bedreigde loopgraaf werd ontruimd.
P a r ij s, 18 Nov. (Havas). Namiddag
communiqué.
In Artois was eene hevige kanonnade in
het bosch van Givenchy. Wij voerden een
geconcentreerd vuur van loopgraofkanonnen
uit op de Duitsche versterkingen in de steen
groeven van Herbecourt in het Sommedal
en een zeer krachtig bombardement op de
loopgraven van Handrecke aan den noor
delijken oever van de Aisne.
P a r ij s, 18 Nov. (R.) Avondcommuni-
qué.
De Franschen gingen op verschillende
punten voort met het geconcentreerde artil
lerievuur en het mijnwerk tot vernietiging
van de Duitsche werken. Er is niets van be-'
lang gebeurd.
Londen, 18 Nov. (R.) Maarschalk
French seinde, dat in den nacht van 16 op
17 Nov. een kleine afdeeling van onze troe
pen den ingang forceerde van de frontloop
graven zuidwestelijk van Messines. Na van
de bezetting 30 man te hebben afgemaakt,
keerde de troep terug met een verlies van
één doode en één lichtgewonde; hij bracht
30 gevangenen mee.
Dit is een incident, waarvan de vijand
rapporteert, dat een verrassende aanval op
den weg MessinesArmentières is terugge
slagen.
Berlijn, 18 Nov. (W. B.) Bericht van
het opperste legerbestuur uit het groo
te hoofdkwartier ven heden voormiddag.
De toestand is over 't algemeen onveran
derd.
Petersburg, 13 Nov. (Tel.-agent-
sc'nap). Communiqué van den grooten gene-
ralen staf.
Op het geheele front is' in het algemeen
volstrekt geen verandering. In de streek van
den straatweg naar Mitau, ten zuidwesten
van Olai, ondernamen dc Duitschers in den
nacht van den 17en een aanval; zij werden
door ons artillerie- en mitrailleusèvuur te
ruggeslagen.
In de streek van de door de Duitschers bij
het Sventusmeer, ten westen van Dwinsk,
verlaten loopgraven lagen vele Duitsche
lijken.
Op het front van de Drisviaty- en Bo-
ginskoje-meren ontwikkeld de artillerie van
den tegenstander hier cn daar een zeer he
vig vuur.
Op den linkeroever van de Styr, in de
streek van den spoorweg Kov.ci -Sarny, on
dernam de vijand den löen een aanval van
Medregie uit in de richting van Novo
Podtsjrevitsji. De aanval werd door ons vuur
gestuit.
Weenen, 1 8 N o v. (W.B.) Officieel
bericht van heden middag.
De toestand is onveranderd.
Bij het opruimen van het slagveld te
Czariorisk is eerst gebleken, hoe groot het
succes, dat wij behaald hebben, is geweest,
De vijand heelt zware verliezen geleden.
oTt nu toe hebben wij 2500 Russen begra
ven en 400 versch gedolven graven geteld.
Wij hebben verder verscheidene duizenden
geweren en groote hoeveelheden munitie
buitgemaakt, maar deze buit zal waarschijn
lijk nog grooter blijken.
De vijand had op den Westelijken Styr-
oever vier achter elkaar liggende sterke
stellingen met draadversperring, steunpun
ten en versterkingen in de flank. De uitge-
strekten barakken kampen met blokhuizen
en de groote stallingen, bewijzen, dat de vij
and zich reeds voor den winter had inge
richt.
W e e n e n, 18 Nov. (W. B.) Officieel
bericht van heden middag.
Ook gisteren hebben de Italianen in den
loop van den dag geene aanvallen gedaan.
Des nachts deden zij zwakke aanvallen op
Zfifgora, aan den noordelijken heuvel van de
Monte San Michele en op den sector ten
zuidwesten van San-Martino. Al deze aan
vallen zijn aigeslagen. .Van hedenmorgen af
is Göiz weder aan een heftig artillerievuur
blootgesteld. In het eerste uur van het bom
bardement zijn ongeveer 400 projectinelen
op de stad gevallen. Het oude gedeelte van
de stad Riva is gisteren van de Altissimo
uit beschoten.
Onze vliegers hebben bommen geworpen
op de kazernes te Belluna.
In den namiddag heeft een van onze wa
tervliegtuig-eskaders de forten San Nicolo
en Albeioni, het arsenaal, het vliegstation,
hel spoorwegstation en verscheidene kazer
nes van Venetië met succes gebombar
deerd. Het eskader is behouden en voltallig
teruggekeerd, ondanks een hevig afw eery uur
en aanvallen van drie vijandelijke vliegtui
gen.
Rome, 18 Nov. (R.) Officieel commu
niqué.
De nadere berichten toonen het gewicht
aan van ons succes in het dal en tusschen
de heuvels ten noordwesten van Görz. Nadat
wij talrijke loopgraven en versperringen ont
dekt hadden in het dal, begonnen wij den
13en een methodischen aanval. Terwijl eeni-
ge afdeêlingen den vijand op het front aan
vielen, ontwikkelde anderen eene omtrek
kende beweging, die den 17cn voltooid werd.
Slechts weinigen van den vijand ontkwa
men. De grond was bedekt met doode Oos
tenrijkers; in een enkele loopgraaf werden
208 lijken gevonden.
B e r 1 ij n, 18 Nov. (W. B.) Bericht van
het opperste legerbestuur uit het groo-
te hoofdkwartier van heden voormiddag.
De verbonden legers bereikten in hunne
vervolging de olgemeene linie Javor ten
noorden van Raska Kursuinlija Radon
Oruglica.
Onze troepen vonden Kursumlija door de
Serven verloten en uitgeplunderd. Verschei
dene honderden gevangenen en eenige ka
nonnen werden ingeleverd.
W e e n e n, 18 Nov. (W. B.) Officieel
bericht van heden middag.
De vervolging vordert, niettegenstaande
het slechte en ruwe weer. Ten noorden van
Novavorats zijn onze troepen den sector
UwatS genaderd. De plaats Javor is door ons
bezet. Ten zuiden van Iwonjitsa zijn wij
voortgedrongen in de Ireek om de Jonkow-
hoogte en naderden dc passen van de Go-
li jaPlonina.
De Duitsche troepen zijn tot ongeveer hal-
verwegen Ustsje en Raska voortgedrongen,
terwijl de Oostenrijksch-Hongoarsche strijd
macht, die van het oosten naar Ibar oprukt,
de Kapaonik-Planina op weg naar Karadag
zijn overgetrokken.
Troepen van het leger van von Gallwitz
zijn over het door de Serviërs geplunderde
Kursanlje in zuidelijke richting voortgerukt.
De Bulgaren hebben al vechtende de Ra-
damhoogte en het gebied ten zuidoosten
daarvan genomen.
P a r ij s, 18 Nov. (R.) Avondcommuni
qué.
Aan de oevers van de Cerna en de Vardar
deden de Bulgaren den löen en 17en aan
vallen ten noorden van Rabrovo en in de
richting van Korturim. Wij behielden al onze
stellingen.
B e r 1 ij n, T8 Nov. (K N) Het Berl. Tageblatt
verneemt uit Bukarest, dat de Servische re-
g<- maatregelen neemt om haren zetel
naar Montenegro te verplaatsen. Groote hoe
veelheden levensmiddelen zijn reeds raar
Montenegro verzonden ter ve- ,'ng van 't
Servische leger voor het geval, dat dit naar
Montenegro zal moeten uitwijken. De Servië
sche regeering stelt de beslissing zoo lang
uit, ie' 1 Sarrail het offensief tegen de Bul
garen kan beginnen.
Uit Saloniki wordt aan den Lokalanzeiger
geseind, dat de verbinding van Monastir naar
het noorden afgesneden is. Het gevaar voor
het Servische leger wordt dagelijks grooter.
In de laatste gevechten bij Stroemitza heb
ben de Franschen zware verliezen geleden.
De Secoio bevat berichten van haren cor
respondent Magrini uit Oud-Servië, volgens
welke groote menigten vluchtelingen den
weg RaskaMitrowitzaPrisjtina vullen of
bij stroomenden regen in het open veld kam
peeren. Voor hen ontbreekt brood ten eenen-
mole; zij voeden zich met vleesch en aard
appelen. Ook moet de verpleging van hef
leger te wenschen overlaten. De vluchtend^
bevolking trekt ten deele naar Montenegro,
Groote gedachten hebben geen groote
woorden noodig, edele handelingen geen
opvallende gebaren.
Roman van
IS. TEIRLINCK.
47
„Wat moet ik doen wat moet ik doen?"
Hoe dikwijls had boer Kazakke zich niet
die vraag gesteld? Neen, de toestand kon
zóó niet blijven duren Emiel moest vrij!...
Sedert Osmaart hem zijn geheim had be-
kenci gemaakt, sliep Penninck schier niet
meer. Des nachts dacht hij aan den moord
of droomde er van des morgens vroe»
joegen diezelfde gedachten hem uit het bed.!
gedurende den dag lieten zij hem rust noch
Vrede.
„Wat moet ik doen?" herhaalde hij.
In eens trok hij zijne hand uit zijne tesch
besiott™'15'' liet krachtdadig 'vallen en
„Ik zal sprekenl"
..Boer Penninck!" klonk het nevens hem-
h'Jjondzag, or.;,,aarde-hij de bami
petter, met de opgezwollen wangen en grooJ
te. boloogen, met de roodbandige muis en
de roodgestreepte broek, met het stukje pijp
tusschen de lachende lippen en hetgeen
wonder was! met een geweer op den
schouder.
„Boer Penninck!" groette de veldwachter
„lk ben met een boodschap van den burge
meester naar het kasteel geweest en Mr.
Henri
Mijnheer Henri? Die naam deed Penninck
rillen. Waarom moest de Sampetter hem van
den bankierszoon spreken? Was zijn geest er
nog niet genoeg mede getergd?
„Mijnheer Henri heeft mij naar u gezon
den om u te zeggen, dat hij u dezen voor
noen op het kasteel verwacht."
„Dezen voornoen?"
„Ja, boerHij moet u spreken."
„Mij spreken? Waarover?"
„Dat heeft hij mij niet gezeid, boer."
.fcn daar boer Kazakke geen verdere vra
gen stelde en denkend vóór zich staarde,
kittelde de klapiust den veldwachter. Alle
nieuwtjes waren de zijne en hij sprak:
„Weet ge 't al, boer?Er loopt hier een
razende hond.
„Een razende hond?" Penninck schoot op.
„Ja, een razende hond!Men heeft
hern gezien te Sint-Kornelis en te Schoo-
risse Het is een groot beest het
schuim spurst uit zijnen mond en hij loopt
met den steert tusschen de pooten!Te
Schoorisse heeft hij een kind gebeten Hij
ioopt nu zeker al op Waïmaardémaar...."
En moeaig wees hij zijn geweer.
„Ma, ge zoekt er raar?
„Je* Lij moet er aan... Moeste hij eens
iemand van het dorp bijten, boer!Ra
zend zijn het is te wreed
„Zijt ge niet bang, Sampetter?"
„Wat zegt ge? Bang?Ik zal hem vin
den en hem nen goedendag zenden, die
hem niet zal doen lachen!Bang
bang?... Ge spreekt van bang zijn?....
Boer-toch!"
En recht als een korporaal, met het ge
weer op den schouder, schijnbaar in zijne
waardigheid gekrenkt, verliet hij het Ratten-
hof, terwijl hij groote tabakwolken uit zijn
pijpken trok en vóór zich in de lucht blies.
Bang de Sampetter bang?... Wel-wel-
toch
In dezelfde plaats, waar wij vroeger den
bankier, reeds berouwhebbend, met de diep
gevallen vrouw van den laveier zagen, zit nu
Henri, de eenige meester van het kasteel
van Walmaarde en van het aanzienlijk for
tuin van den vermoorde.
Hij is, in schijn, nog dezelfde jonker; Half
kaal, met haarlooze kruin en glanzend voor
hoofd, met het opgeblazen gelaat, met het
onzeker, glimmend, bruin oog van eenen
schier waanzinnigen zuiplap. Toch is zijn
persoon goed verzorgd: zijn zwarte jas past
hem wel, zijn zijden halsdoek en zijn recht
staand halsbandje zijn zindelijk en fijn, zijn
zwarie knevel baard is effen en juist in het
midden opengekama.
Ja, hij ziet er nog dezelfde uit, misschien
wat beter! Schijn, enkel schijn!Kijk! zijne
wenkbrauwen komen dichter bij elkaar, dich
ter ook nijpt hij de lippen opeen, en in zijn
'oog ligt de schrik de schrik, die vorschend
rondgluurt en- elk naderend gevaar tracht af
te weren, herti belet stil te blijven zitten of
de vingers rustig te houden.
Het geweten van dien man is niet rein en
toch is het berouw voor hem nog niet ge
komen. Bijna twee maanden ligt zijn vader
in het graf en tot nu toe heeft hij de stem
van zijn geweten kunnen verdooven. Hij be
klaagt nog niet, hij voelt nog geen berouw
maar hij schrikt!
Hij schrikt!
Hij gaat nog in het Fluwijntje op de mooie
Vina af, doch minder dan vroeger. Hij heeft
geen vertrouwen in zich zelf, hij vreest den
drank, die hem zou kunnen verraden. Toch
komt hij er nog, in de week, des avonds, en
ontmoet er Desmet, die hem meer geld af
speelt en niet meer naar zijne winst wachten
moet. Ook heeft de jonge boer altijd de
tesch vol, drinkt en zwelgt hij als een ver
ken!
Vóór een uur vroeg Henri, aarzelend, aan
den Sampetter, wat men op het dorp von
den moord vertelde," wien men er aanwees
als den moordenaar zijns vaders. De nieuws
gierigheid, welke zoovele booswichten naar
het schavot voert, kwelde hem dezen mor
gen: hij wilde, hij moest over den moord met
den veldwachter spreken. En de praatzieke
Sampetter vertelde hem alles, wat hij wist.
Het was niet veel; want; in zake van moord
zijn de buitenmenschen voorzichtig; zij heb
ben schrik van het gerecht, zelfs als getuige
verlangen zij niet op te treden. Toch bleek
het uit des veldwachters woorden, dat schier
niemand aan de schuld van Emiel Moereels
geloof hechtte.
„Niemand?" vroeg Henri.
„Bijkans niemand!" herhaalde de Sam
petter.
„En gij ook niet?"
De Sampetter talmde, sprak toch eindelijk:
„Welnu, ik ook niet.... Emiel is niet in
staat zoo n wreede daad te doen!" j
„En zijn er geene bewijzen tegen hem?"
„Geene, mijnheer Henri."
„En zijne tegenwoordigheid in de dreef.,
zijne ontroeringde kardoezen?Voor
de kardoezen?.,. Dat telt gij ollemaal niet;
Sampetter?"
,,'t Is maar schijn, mijnheer HenriE*
ge zult zien, dat ze Emiel zullen moeten los
laten!"
En nu de Sampetter weg is, bekent Henri
het zich ook
Ze zullen Emiel Moereels moeten los
laten
Vóór den ellendeling liggen, op het bu
reau, eenige papieren. Sedert eenige dagen
doorsnuffelt Henri alles, wat met zijnen
rijkdom in verband staat. Dat geeft hem
een onuitsprekelijk genot. Heer en meestee
hij is heer en meesterl Niemand heeft hem'
iets te gebieden, niemand heeft hem iets te
weigeren!
De stukken, welke hij op dit oogenblik on*
derzoekt, zijn voor de bewoners van het Rat-
tenhof, van het grootste gewicht. Hij heeff
ze op het bureau gelegd, dewijl hij Penninck
verwacht.
Waarom fronst hij de wenkbrauwen?
Het beeld van Manda schiet voor zijnen
geest. j
B orde vervolgde