14-* Jaarcrang.
„DE EEMLAN DER'
Vrijdag 3 December 1915.
BUITEN LAND.
FEUILLETON.
to lit lal va bslifte!
N* 134
Hooldredacteuri Mr. O.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHQFP ft Co.
A BONN EM EN TS PR US:
Pu s BMnd«D voor Amersfoort f 1-99*
Idem franoo per poet
Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) U.l
Afzonderlijke nummers - *9-05.
Wekelgke b^voegael êd« Holland$chHuUvreuw (ondor redaotie
van Thérèae van Hoven) per 8 mnd. 50 ets»
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie'
advertenties en beriohton vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
V.o 1—6 r.R.I.o.n».
Elke regel moerü.lO,
Dionataaubiedingon 25 cents bO vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedryl bestaan eet» voordoeltge bepalingou
tot bet herhaald advertoereu uj dit Blad, bij abonnomont.
Eene oiroulaire, bevattende da voorwaarduu, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kennisgeving.
De Burgemeester van Amersfoort,
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
Gemeente, dat de door den Directeur van
s Rijks directe belastingen, enz. te Utrecht
executoir verklaarde kohieren no. 9/10 van de
Personeel belasting over het dienstjaar
1915 aan den Ontvanger van 's Rijks directe
belastingen alhier zijn ter hand gesteld, aan
wien ieder verplicht is zijnen aanslag op den
bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke
plaatsen aangeplakt te Amersfoort den 3 De
cember 1915.
De Burgemeester voornoemd,
VAN RANDWIJCK.
Politiek Overzicht
De strijd aan de Isonzo.
De algemeene behoefte aan rust, die op
de verschillende oorlogstooneelen geleid
heeft tot een nagenoeg volkomen stilstond
van den strijd, schijnt zich nu eindelijk ook
te doen voelen aan de Oostenrijksch-Itali-
aansche grens. Het is nog slechts eene zeer
betrekkelijke rust, die heerscht aan het Ison-
zo-lront, want op den dag, waarvan in het
Oostenriiksche bulletin gezegd werd, dat hij
f;in het algemeen rustiger verliep", had men
nog op drie punten aanvallen: bij San Mar-
tino, tegen den top van den berg San Mi-
chele en vooral aan het brughoofd van Tol
mein, dat bij herhaling hevig werd aange
vallen. Maar in vergelijking met wat in den
k..usten tijd, weken achtereen, aan dat iront
is gebeurd, genoot men daar eene ongeken
de ïust. Het Italiaansche bulletin van dien-
zeilden dag versterkt dien indruk; het ge-
v igt niet van aanvallen, maar alleen van
1 !.»>aidementen. Ook gisteren waren de
a vullen minder hevig; volgens het bericht
v Rome waren mist en aanhoudende re
gen, die de operatiën belemmerden, daarvan
schuld.
Is deze rust de voorbode van een nieuwen,
met nog grooteren nadruk gevoelden strijd?
Of is zij eene aanwijzing, dat men aan Ita
liaansche zijde eindelijk tot het inzicht is
gekomen van het nuttelooze van dezen
strijd? De toekomst zal op die vragen het ant
woord brengen. De uitkomst van den strijd
tot dusver wordt het best gekenschetst door
te herinneren aan de dagorder, die generaal
Cadorna heeft uitgevaardigd vóór den eer
sten van de vier Isonzo-slagen, die wij heb
ben gehad. Daarin werd kort en bondig ge
zegd: „Morgen geschiedt de bezetting van
de hoogvlakte van Doberdo. In den verde
ren loop van hun opmarsch moeten de co
lonnes Görz en Triest bereiken.'" Sedert is
een half jaar verlcopen; de Italianen hebben
aan den noordelijken rond van het Doberdo-
plateau honderdduizenden soldaten verlo
ren, maar zij s:-*an nog altijd aan dien rand.
De uitvoering van het bevel van den opper
bevelhebber laat steeds op zich wachten;
men is daarmee nog niet verder gekomen
dan tot het begin.
Tot aanvulling van wat vroeger reeds over
dezen strijd is medegedeeld, moge nog die
nen wat een ooggetuige mededeelt over de
wijze van strijdvoeren. Daarover wordt ge
zegd
De Italiaansche aanvalswijze is veranderd
sedert het verblijf van Joffre in het Italiaan
sche hoofdkwartier. De Italianen zijn vooral
zeer hardnekkig in de keuze van het aanvals-
terrein. Telkens weer worden de geduchte
stooten tegen dezelfde stellingen gericht.
Ook werd uit het westen de taktiek van den
massa-aanval van Joffre op dit oorlogstoo-
neel overgebracht. Sedert den derden Ison-
zoslag treden de Italianen niet meer, zoo
als vroeger, in verspreide liniën op, maar
de voorste zwermlinie wordt telkens weer
door nieuwe reserve-liniën vooruit gedre
ven. Vier, vijf malen door verliezen terug
gedreven, wordt zij steeds weer door de na
komende reserven opgenomen, totdat zij
voor de versperringen is gekomen. Deze
aanvalswijze geeft aan den opmarsch onge
twijfeld eene grootere kracht, maar geeft
meestal aanleiding tot vreeselijke verliezen.
De Oostenrijksche troepen moeten in de
zen strijd in de eerste plaats het verschrik
kelijke zware artillerievuur doorstaart, waar
mee de Italianen iederen infanterie-aanval
voorbereiden. Men heeft hier niet, zooals
aan alle andere fronten, voltooide stellingen,
maar slechts met veel moeite opgetrokken,
losse, van schietgaten voorziene steenen
muren, die niet tegen trefschoten bestand
zijn en onder welker neervallende brokken
al te dikwijls de verdedigers bedolven wor
den. Bij het vuur van de zware vijandelijke
artillerie moeten de manschappen zich plat
neerleggen en tusschen zandzakken bergen.
Soms kunnenn zij, oncler steenen bedolven,
niet tijdig uit het gat kruipen en daardoor
is het mogelijk, dat Cadorna nu en dan de
gevangenneming van kleine troepen kan
berichten. Gewoonlijk kunnen de verdedi
gers in den korten tijd tusschen de staking
van het artillerievuur en de aankomst van
de vijandelijke stormcolonnes hunne verster
kingen tijdig naar voren brengen. Dan wordt
meestal de Italiaansche aanval dadelijk af
geslagen, nog voordat hij de versperringen
heeft bereikt. Is dat niet mogelijk, dan sla
gen de Italianen er veelal in, in de Oosten
rijksche stellingen te dringen. Meestal wor
den zij in het dan ontstaande handgemeen
er weer uit geworpen; anders moet er een
tegenaanval gedaan worden om de stellin
gen te heroveren. Hier kleeft aan ieder plek
je zweet en bloed; voor een klein stuk rots
grond worden dikwijls de zwaarste offers ge
bracht.
De verliezen aan Italiaansche zijde zijn
sedert Joffre's aanvalstaktiek werd aan
genomen nog aanmerkelijk verzwaard. Een
enkel regiment telde alleen voor zijne stel
ling 3000 lijken. Voor het front van een divi
sie werden 6000 lijken geteld. Dat waren
slechts de door infanterievuur gevallenen.
Hier komen nog bij de door artillerievuur ge-
dooden in de reservestellingen en in de be
schoten kampen en plaatsen. Zeer dikwijls
worden geheele sectoren, waarin grootere
troepenafdeelingen bijeengebracht zijn, on
der het geconcentreerde vuur van talrijke
battérijen genomen. Ook deze schrijver ge
waagt van den reeds vermelden „Dooden-
heuvel", eene kleine verhevenheid aan de
noordelijke helling van de San Michele dicht
.bij de Isonzo. Daar konden wegens het onaf
gebroken vuur de lijken niet begraven wor
den. Er ontstond in de nog zeer warme Oc-
toberdagen een verschikkelijke lijkenlucht,
die het verblijf in de belendende stellingen
bijna onmogelijk maakte. Daaraan is een ein-
einde gemaakt door met groote spuiten des
nachts van de stellingen uit de hoogte met
een laag ongebluschte kalk te bedekken.
Tot zoover deze schrijver. Zijn mededee-
li.ngen leveren eene nieuwe bijdage, waaruit
men kan zien hoezeer de oorlog hier eischen
stelt, die buitengewoon zijn, zelfs in vergelij
king met wat op de andere oorlogstooneelen
van de deelnemers van den strijd wordt ge
vergd.
De oorlog.
B e r I ij n 2 D e c. (\V. B.) Bericht van het
opperste legerbestuur uit het groote hoofd
kwartier van heden voormiddag.
Op het westelijke oorlogstooneel zijn
geene bijzondere gebeurtenissen voorgeko
men, behalve artillerie- en mijngevechten op
verschillende plaatsen van het front.
Ten noordwesten van Saint-Quentin viel
een tweedekker, die wegens een gebrek aan
den motor moest neerkomen, met twee En-
gelsche officieren in onze handen.
P a r ij s, 2 Dec. (Havas). Namiddag-com
muniqué.
In den loop van den nacht werd de artille-
riestrijd voortgezet met minder hevigheid in
verschillende sectoren met name in Artois
(streek Brettaincourt), in de streken van
Frisc en van Frey (Sommedal) en in Cham
pagne bij Tohure.
P a r ij s, 2 Dec. (R.) Avond-communiqué.
Het artillerieducl werd met grooter hevig
heid voortgezet. Er werden luchttorpedo's
gebruikt in Artois. De Duitschers beschoten
Atrecht met granaten. Er was mijnenstrijd
ten zuiden van de Somme en bij Les Epar-
ges.
Londen, 2 Dec. (R.) Bericht van het
Britsche hoofdkwartier in Frankrijk.
Wij bombardeerden in de laatste vier da
gen met succes vijandelijke loopgraven, ver
sterkte punten en kanonstellingen en brach
ten daarmee belangrijk nadeel toe. Het ant
woord van de vijandelijke artillerie was zwak.
Berlijn,2Dec. (W. B.) Bericht van het
opperste legerbestuur uit het groote hoofd
kwartier van heden voormiddag.
Op het oostelijke oorlogstooneel is de
toestand onveranderd. De beschrijving in het
Russische dagbulletin van 29 November van
gevechten bij Illuxt—Kasimirski is geheel
verzonnen.
Bij het leger van graaf Bothmer zijn zwak
ke Russische afdeelingen, die offensief op
traden, door de voorposten afgewezen.
Peter «.burg, 2 Dec. (Tel.-agent-
schap.) Communiqué van den grooten gene-
ralen staf.
Een op 1 dezer gesignaleerd kamp van den
vijand op den linkeroever van de Dwina, bij
de hoeve Sonnenhof tusschen Friedrich-
stodt en Jacobstadt, werd plotseling door
onze artillerie onder vuur genomen. De Duit
schers vluchtten met achterlating van bijna
100 dooden en gewonden. Op den linker
oever van de Styr is de vijand in de richting
ten zuidwesten van Chriask teruggedreven.
Overigens zijn er geene veranderingen
aan het front.
W e e n e n, 2 Dec. (W. B.) Officieel be
richt van heden middag.
Van het Russische oorlogstooneel is niets
nieuws te vermelden.
Bazel, 2 Dec. (Havas.) Ten gevolge
van de zware verliezen, die de Duitschers op
het front bij Riga geleden hebben, hebben
zij de laatste dagen in groote haast nieuwe
contingenten ongeoefenden landstorm uit
Pruisen naar de streek van Riga gedirigeerd.
Weenen, 2 Dec. (W. B.) Officieel be
richt van heden middag.
De Italianen hernieuwden hunne aanvallen
op het brughoofd van Tolmein en op onze
bergstellingen ten noorden daarvan. Voor
den Mrzli Vrh mislukten drie, en voor den
bergrug, ten Noorden van Dolje, twee aan
vallen van den vijand. In het bekken van
Tolmein vernielde de Italiaansche artillerie
de plaatsen achter ons front. Het brughoofd
was gedeeltelijk weder blootgesteld aan
trommelvuur en werd door een sterke strijd
macht herhaalde malen vruchteloos aange
vallen. Bij Oslavij^ beproefde de vijandelijke
infanterie, onder bescherming van den mist,
door onze liniën heen te breken. Afdeelin-
ge van ons 57e infanterie-regiment sloegen
hier drie stormaanvallen af.
Overigens kwam men tot geen groote in-
fanteriegevechten.
Rome, 2 Dec. (R.) Officieel communi
qué.
Mist en aanhoudenden regen belemmer
den de operatiën aan de Isonzo. De vijand
beproefde aanvallen bij verrassing, die on
middellijk werden terug geslagen.
B e r 1 ij n 2 D e c. (W. B.) Bericht van hef
opperste legerbestuur uit het groote hoofd
kwartier van heden voormiddag.
Ten westen van de Lim werden Boljanic,
Plevlje en Jabuka bezet. Zuidwestelijk van
Mitrovitza werden 4000 gevangenen en
twee kanonnen ingeleverd.
Weenen, 2 Dec. (W. B.) Officieel be
richt van heden middag.
Hedenmorgen vroeg rukten wij Plevlje bin
nen. De inneming van de stad was het resul
taat van hardnekkige gevechten.
De door den Metalka-pas oprukkende co
lonne wierp gisteren den vijand bij Boljanio
terug. De over Priboj voortdringende leger-
afdeeling nam stormenderhand de hoogte
van Plevlje, een derde colonne verdreef de
Montenegrijnen bij Jaboeka.
Onze legerafdeelingen werden door de
Mohammedeansche bevolking met gejuich
begroet. De terugtocht van de Montenegrij
nen had gedeeltelijk op wanordelijke wijze
plaats. Ten Zuidwesten van Mitrowitza maak
ten de Oostenrijkers 4000 Serviërs gevan
gen, terwijl twee kanonnen en 100 paarden
werden buitgemaakt.
De Bulgaren zetten de vervolging voort in
de richting van Djakowa.
Sofia, 2 Dec. (W. B.) Officieel bericht
van 30 November.
Onze troepen zetten het offensief voort lot
voorbij Prizrend. Sedert het begin van den
oorlog tegen Servië van 14 October tot de
inneming van Prizrend op 29 November ont
namen wij aan de Serven den volgenden
buit: 50.000 gevangenen, 265 kanonnen,
136 artillerie-munitiewagens, ongeveer
100.000 geweren, 36.000 granaten, 3 mll-
lioen geweerpatronen, 2350 spoorwegwa
gens, 63 locomotieven.
Na de inneming van Kichewo en Krusewo
bezetten wij Brodi op den straatweg Kiche
woPriiep. Op het front van de Engelsch-
ïrransche troepen is geene verandering.
Rome, 2 Dec. (Havas.) De Montene-
grijnsche troepen hebben den 29en Novem
ber in de streek van Lotsjen een aanval ge
daan en de Oostenrijkers verslagen, die in
wanorde naar Geradja terugtrokken.
Saloniki,l Dec. (R.) Een bericht van
kolonel Vassitsch meldt, dat de Serven
heden morgen om half vier zich nog staan
de hielden in Monastir.
P a r ij s, 2 Nov. (R.) Avond-communiqué.
De Serven hielden zich gisteren nog
staande in Monastir.
Londen, 3 Nov. (R.) De Times bericht
uit Athene, dot Monastir gevallen is.
Athene, 1 Dec. (Havas.) Ofschoon de
regeering en de diplomatie eene groote re
serve in acht nemen ten aanzien van de
thans loopende besprekingen, is de hoop
overheerschend, dat er eene bevredigende
oplossing zal komer met het oog op den
goeden wil, die over en weer aan den dog
wordt gelegd.
Konstantinopel, 2 Dec. (W. B.)
Communiqué van het hoofdkwartier.
Bij Anafarta namen onze patrouilles een
gedeelte van de vijandelijke draadversperrin
gen en loopgraven; zij maakten eenige ge
vangenen. Den 30en November opende de
vijand met zijne batterijen te land en te wa
ter een vuur naar verschillende richtingen,
dat een zekeren tijd duurde maar zonder uit
werking bleef. Onze artillerie trad eveneens
in actie; zij nam vijandelijke soldaten, die
zonder dekking in het kamp opgemerkt wer
den, en munitiewagens van den vijand in het
vizier; de munitiewagens werden vernield.
Bij Ariburun duurde de strijd met artillerie,
bomwerpers en machinegeweer-afdeelingen
voort. De vijand trachtte de loopgraven bi]
Kanlisert, die in den laatsten tijd door ons
verwoest werden, te herstellen, maar werd
door ons vuur daarin verhinderd. In den na
middag opende een vijandelijke kruiser een
vuur op de stellingen van onze linkervleugel;
hij werd door het tegenvuur van onze torpe-
Roman van
IS. TEIRL1NCK.
58
Maar eergister brak de ziekte, die sedert
dagen in zijn lichaam bioeide, eensklaps los.
Droog was zijne keel, dor zijn mond, hevig
de dorst, welke hem overviel; en toen hij
drinken wou, kon hij het water in den mond
gieten, doch niet inzweigen. Telkens als hij
met geweld, eenen droppel in de keel wilde
krijgen, werd deze als toegeklemd; zijne borst
schokte op en neder, zijn asem schoot on
stuimig naar zijne longen. Eene laatste ge
weldige ademhaiing greep plaats en daarna
bleven zijne spieren beweegloos. Hij wilde
de lucht uit zijne borst naar boven jagen en
kon niet. Met de oogen wijd open, vol ont
zetting en schrik, staarde de ellendeling in
het wilde; uit al zijne huidporiën barstten
groote, koude droppelen zweet. Ging hij
versmachten? Neen, zoon benepenheid,
zoo'n angst had hij nog nooit gevoeld. Dat
alles duurde nog geen minuut, maar onbe
schrijfelijk waren de pijnen, die hij leed. In
eens smeet hij hoofd en schenders achter-
uit, klemde de vingeren en daar blies hij,
met lange teug, den opgesperden asem naar
buiten. De eerste aanval was voorbijl
Wat wat toch was dèt geweest?
De man stelde zich de vraag, doch kende
het antwoord niet
En de etterende wonde ging maar niet toer
En telkenmale hij drinken wou, telkenmale
ook kwam de beklemdheid, de angst, de aan
val. Geen druppel vocht lenigde de dorheid
van keel en maag. Zijne stem werd schor en
heesch. En de schrikkelijke ondervinding,
herhaaldelijk dien eersten dag opgedaan,
gaven hem den grootsten afkeer voor het
water.
Hij kon geen water zien! Het zicht van
glinsterend vocht deed hem in eene vlaag
van verwoedheid opschieten. De watervrees
zat in zijn lijf I
En zijne oogen gingen open:
Gisteren, Zaterdag, na eenen allerpijnlijk-
st?n dag doorgemarteld te hebben, dacht
hij aan zijnen ellendigen toestand, aan die
onverklaarbare, verstikkende aanvallen. En
in eens verscheen vóór zijnen geest de do
lende, schuimbekkende hond; hij bekeek
den blauwen, etterenden beet, kreeg eenen
geweldigen schok en riep uit
„Maar ik ben razendik ben razend!"
Ward je sliep al.
„Ik ben razendl" kreet hij opnieuw. En
welke zonderlinge begeerte maakte zich
plots, onweerstaanbaar van hem meester?
Daar lag de kleine, slapende jongen, op het
lage bedje, door de laatste dagklaarte ver
licht, en de vader wou naar zijn kind
toespringen en het bijten 1
Het bijten!
Weg, weglUit dit huisje weg!
Hij ijlde huilend buiten, wild, woest
liep, liepliep verder het bosch in, tot
aan de Biezengracht, waar een felle aanval
hem nedersmeet.
Hij bleef er liggen, tot 's anderen daags.
Welke vervaarlijke nachtl
En welke ijselijke droomen, welke nare
vizioenenlEn de bankier, altijd de ban
kier, daar, daar vóór hem, met de armen in
de hoogte en met dat rood bloed op zijne
borst!
En die voortdurende dorst, die folterende
dorst, welken hij niet laven kon!Welke
vuiligheid wrong zijnen strot toe? Slijm...
slijm en kwijlvuil schuim en glibberig
speeksel!Kon het er niet uit?Hij
stak de vingeren tot in den keelmond en
wou er die kwabbige, stikkende zeever uit
krabben.
Onmogelijk het was hem onmogelijk!
Sterven zóó sterven, van dorst, verstikt?
Afgrijselijk f
In die gracht lag hij den Zondagmorgen
nog, gansch verzwakt door menigen, onstui-
migen aanval.
Het was daar, dat Vien, die ter misse trok,
hem gevonden had.
Ja, de ontzettende mare is rondgeloopen.
Rochus ligt razend in het Roschbosch 1
Gansch Walmaarde weet het nu en vele
nieuwsgierigen, met bevend harte nochtans,
begeven zich naar het bosch en zoeken er
de Biezengracht.
De hoogmis is eedaan en het kan elf uren
in den voormiddag zijn. Op de plaats, waar
de dolle Rochus neergeworpen werd, bevin
den zich verscheidene oude kennissen: Bur
gemeester Vincke, die om den doktoor van
Brakel gezonden heeft: de Sampetter, de
kloeke Fruitenier, die daar staat te bibbe
ren als een klein kind; de knecht Koben,
die medelijdend toeziet en helpen wil, doch
niet weet hoe; Vien, die eerst den laveier
ontdekte; en Osmaart, die zwijgend als altijd,
den lijder aanschouwt.
Niemand durft den gebetene dicht nade
ren. Deze krijgt zijne verstikkende aanvallen
immer meer, huilt met schorder stem, rukt
verwoed de biezen, het lisch, het gras uit,
overkrabt den grond.
Zeker niet lang meer zal de man het
uithouden: het is immers de tweede dag,
dat hij zoo ijselijk lijdtl De stuipen en hevige
aanvallen hebben zijn sterk gestel vernietigd,
hem alle geest- en lichaamskracht ontnomen.
Neen, het zal niet lang meer duren!
Koben waagt het nader te treden en met
deelneming in de stem vraag hij:
„Rochus-jongen, kan ik u niet helpen?
Kan ik niet?"
Maar Rochus roept:
„Blijf verre verre van mij!Ik zou u
bijtenu bijtenl"
En opnieuw springt de vuile kwijl uit zij
nen mond; uitzinnig bijt hij in de aarde en
spuit het schuimerige slijk naar den moedi
gen jongeling.
Eenige vrouwen staan ginder ook, nevens
het kreupelhout, en zien biddend toe. De
godvruchtige Siska is er bij, en men hoort
ze luide prevelen
„Groote H. Hubertus, waak over uw volk,
opdat geen razend of venijnig beest kunne
scha doen, noch aan ons, noch aan onze
ouders, noch aan onze vrienden, noch aan
onze kennissen."
„Ware hij naar Sint-Hubert geweest en
hadde men hem met den gewijden sleutel
gebracht 't en zou zoo verre niet geko
men zijn!" besluit eene tweede.
Siska gaat voort
„Groote H. Hubertus, bevrijd ons tegen
alle gevaar^ in de velden, op de wegen, in
de weiden, in de bosschen, in de valleien,
op de bergen en overal!"
Eene derde legt uit
„Hadde Rochus gewijd brood in zijne
kleeren genaaid, hij zou niet gebeten ge
weest zijnf'k Heb het mijne hier nog ia
deze plooi van mijnen rok!"
„Ik ook!Ons zal hij niet bijten hij
kan niet!Ik zou durven tot bij hem gaan,"
zegt onverschrokken eene andere.
Maar de overigen houden haar legen en
eene bidt
„Doe het niet, kind Ge moogt met het
kwaad niet spotten!"
„Och-Heere-Gottekes-toch!Kijkt hoe
hij krabt en spartelt, schuimt en bijt!" krij'
de tweede.
En Siska preutelt
„God wil zijn zielken sparen en bewaren!'
Daar komen Emiel en Manda, Penninck
en Remi. Zij wilien naar den laveier tóe,
mar." deze huilt:
„Blijft... blijft!Be zou u bijten... u
aVsmaal bijtenl"
Wordt vervolgd*