BINNENLAND.
KOLONIËN.
vonden wij twee vliegmachines en een hoe
veelheid materiaal. In het geheel veroverden
wij tot dusver op dit front zes vijandelijke
.vliegtuigen.
De vijand loste, om zijn nederlaag voor de
'Inboorlingen te verbergen, een overwin-
ningssaluut van 21 schoten.
Athene, 7 Dec. (R.) De Grieksche
bladen berichten, dat een Duitsche duikboot
bii Messina een Grieksche stoomboot heeft
aangehouden en daarop kolonel Napier, die
/firitsch militaire attaché te Sofia is geweest,
heeft gevangen genomen.
Londen, 8 Dec. (R.) Onze correspon
dent te Athene bevestigt de gevangenne-
'ming van Napier en voegt daaraan toe, dat
kapitein Wilson, een lid van het lagerhuis,
vook gevangen is genomen.
P a r ij s 7 D e c. (R.) Heden morgen werd
in het hoofdkwartier een oorlogsraad gehou
den, die werd bijgewoond door vertegen
woordigers der geallieerden. Onder de aan
wezigen waren Joffre (Frankrijk), Jilinsky
(Rusland), French (Engeland), Porro (Italië),
Slefanowitsch (Servië). Ook een vertegen
woordiger van Japan was aanwezig.
Petersburg, 7 Dec. (Tel.-agent-
schap). De czaar heeft aan den voorzitter
van den rijksraad, staatssecretaris Koelom-
zin, en den voorzitter van de rijksdoema Ro-
dzianko gelijkluidende brieven gericht,
waarin wordt gezegd: Tengevolge van de
omstandigheden van den oorlogstoestand is
het ontwerp van de begrooting voor 1916
niet binnen den wettelijken termijn door den
minister van financiën opgesteld en aan de
'goedkeuring van de wetgevende lichamen
^onderworpen kunnen worden. Tevens laat
<de loop van de werkzaamheden der finan-
cieele commissiën van den rijksraad en de
'doema niet toe, dat op eene spoedige vol
tooiing van deze werkzaamheden is te reke
nen. De Kamers zouden dus, wanneer zij
werden bijeengeroepen op den in de ukase
van 12 September 1915 aangegeven datum,
,niet dadelijk het Onderzoek der begrooting
,van het volgende jaar ter hand kunnen ne
men. Ik heb daarom, ten einde de commis
siën van den rijksraad en de doema gele
genheid te geven vóór de hervatting van
den arbeid der Kamers de werkzaamheden
tot voorbereiding van de behandeling der
begrooting en tot het indienen van conclu-
siën bij de respectieve vergaderingen tot be
sluit te brengen, bevolen de bijeenroeping
van de wetgevende vergaderingen te ver
dagen.
De brief aan den voorzitter van de doema
bevat een bevel van den keizer, om hem
ter bekwamer tijd kennis te geven van het
gereed komen van het voorbereidende werk
tot onderzoek van de begrooting.
De beheerder van het ministerie van bin
nenlandsche zaken Chwostow is tot minister
van binnenlandsche zaken benoemd.
B erl ij n, 7 December. (K. N.) Uit Luga
no wordt aan den Lokal Ar.zeiger geseind,
'dat in de begrooting voor 1916 de vermoe
delijke opbrengst van de drie nieuwe belas
tingen, die sedert October ingevoerd wer
den, op 402 millioen gerekend wordt. De be
dragen zijn 223 millioen voor de inkomsten-,
bedrijfs- en vermogensbelasting, 11 millioen
voor postbelasting, 73 millioen voor levens
middelenbelasting en 95 millioen voor be
lasting op oorlogswinsten, verlof tot uitvoer
en afschaffing van bevoorrechting van be
lastingen. Uit andere bezuinigingen ver
wacht men nog 40 millioen te verkrijgen.
Uit dit bedrag meent de minister van finan
ciën tot einde Februari de renten te kunnen
dekken van de oorlogskosten, welke 7 mil
liard zullen bedragen.
Washington, 7 Dec. (R.) De Bood
schap van president Wilson aan het con
gres spreekt zich in zeer krachtige termen
uit over de complotten en samenzweringen
in de Vereenïgde Staten. Wilson beschul
digde de Duitschers wel niet uitdrukkelijk,
maar doelde toch ongetwijfeld op hen, want
niemand anders is schuldig aan de misdaden
en aanslagen, waarover hij klaagde. De pre
sident zeide: „Ik verwacht niet, dat onmid
dellijk gevaar zal ontstaan voor onze betrek
kingen met de andere landen. Maar het be
droeft mij te moeten zeggen, dat de ernstig
ste bedreigingen voor onz°n nntionalen
vrede en veiligheid binnen onze eigen gren
zen tot uiting komen. Ik schaam mij te moe
ten bekennen, dat burgers, die onder vreemde
vlag geboren zijn, maar zich in Amerika heb
ben laten naturaliseeren, het gezag en den
goeden naam der regeering trachten aan te
randen, onze industrieën te vernietigen,
overal waar dit, naar zij meenen, voor hunne
wraakzuchtige oogmerken dienstig is haar
nadeel toe te brengen en onze politiek te
verlagen door ze te gebruiken ten voordeele
\ran vreemde intrigues".
„Hun aantal", aldus vervolgde Wilson, „is
klein, in vergelijking met de andere groote
scharen van vreemde immigranten, maar
toch nog wel zoo groot, dat het noodzakelijk
is om tegen hen terstond gebruik te maken
van de bevoegdheden, welke de wet verleent.
Amerika had nooit verwacht, dat mannen
van dergelijke, afkomst en die zoo vrij wa
ren in de keuze waar zij zich wilden vestigen,
een zoo kwaadwillige actie zouden voeren
tegen een regeering en een volk, dat hen
ontvangen en gehuisvest heeft."
De president dringt er op aan, dat het
congres met gepaste wetten tegen dit kwaad
zal optreden. „Dergelijke individuen, bezield
door een geest van trouweloosheid en anar
chie, moeten uit de maatschappij verbannen
worden", zegt de president, die dan ver-
Volgt:
„Tk wenschte te kunnen zeggen, dat slechts
enkele lieden, misleid door o^n verkeerde
opvatting van gehechtheid aan de landen
waarin zij geboren zijn, schuldig zijn aan de
misvatting van de beginselen an dit land,
maar sommigen in ons midden en velen in
het buitenland hebben, ofschoon geboren
(en «pg^voed in de Vereenigde Staten, zich
I zoover vergeten, dat zij in het groote Euro-
peesche conflict aan een der beide partijen
I hun hartstochtelijke sympathie gegeven heb-
j ben. Zij prediken en bedrijven ook ontrouw.
Wanneer ik over anderen spreek, moet ik
ook over hen spreken en zelfs verklaren, dat
ik hun doen meer veracht, zooals ieder pa
triot moet doen, wanneer hij aan al deze din
gen denkt en aan het nadeel, waarin zij ons
brengen."
De president begon 2ijne böodschap met
zijn neutraliteitspolitiek uiteen te zetten en
te verklaren, dat een grens moet gesteld
worden aan den omvang van den alles ver
woestenden oorlog. In een gedeelte van de
groote familie der natiën moet d vrede ge
handhaafd worden, al was 't alléén met het
doel een algeheelen economischen onder
gang te voorkomen.
Sprekende over de Monroeleer, zeide de
president: „Ongewijzigd handhaven wij den
geest van die leer. Wij zijn in het geval van
Mexico op de proef gesteld en wij hebben
de proef doorstaan. Wat het Pnn-Amerika-
nisme betrof, zeide Wilson: Juist omdat wij
een onbelemmerde ontwikkeling en een on
gestoorde toepassing van onze eigen begin
selen van recht en vrijheid eischen, zullen
wij ons weten te weren tegen een aanval,
van welke zijde die ook komen mag; wij
zelf zullen echter niet tot den aanval over
gaan. Wij willen geen staand leger handha
ven dan alleen voor zoover noodig is van
doeleinden zoowel passende voor vrede als
voor oorlogstijd.
De president legde grooten nadruk op de
noodzakelijkheid van een krachtige handels
marine. Deze is om tal van gewichtige re
denen noodzakelijk, zeide hij. Wij hebben
een groote handelsmarine, welke zii vroeger
gebruikt hebben om ons rijk te maken, maar
wij zijn thans bijna geheel verdrongen door
onze onverstoorbare onachtzaamheid en on
verschilligheid en door de hopeloos blinde
politiek van de z.g. economische protectie.
Het is hoog tijd, dat wij de begane fouten
herstellen en onze onafhankelijkheid op
handelsgebied terugkrijgen. Het- Amerikaan-
sche halfrond als geheel zal zich verheugen
in een onafhankelijkheid en geheel voor zich
zelf kunnen zorgen als het zich niet laat me-
desleepen in de verwarring der Europeesche
politiek.
In het overige gedeelte der Boodschap
worden voornamelijk de algemeene mili
taire plannen besproken, de vermeerdering
van leger en vloot en de voorstellen voor
het toestaan van de gelden, beuoodigd voor
het op de been houden eener groote strijd
macht.
Washington, 7Dec. (R.) Staatssecre
taris Lansing heeft aan den Duitschen gezant
geantwoord, dat de terugroeping van Boy-
Ed en von Papen wordt gewenscht wegens
hun arbeid op het gebied van leger en vloot.
Tweede telegram. De belangstel
ling in het geschil met Duitschland Is zeer
groot, omdat in de welingelichte kringen een
diplomatieke breuk waarschijnlijk wordt ge
acht
KonstanHnopel, 7 Dec. (W. B.)
De vertegenwoordiger van het agentschap
Milli in Bagdad bericht, dat de door de ePr*
zische nationale commissie op de been ge
brachte militie tusschen Hamadan en Kas-
min Russische strijdkrachten heeft aangeval
len, die op 5000 man werden geschat. Dui
zend man werden gedood, de overigen op de
vlucht geslagen.
De schitterende overwinningen, die de
Turgsche troepen in Irak over de Engelschen
bevochten, hebben in Perzië groote vreugde
verwekt.
Bombay, 6 Dec. (R.) In verband met
den strijd, die in den laatsten tijd heerscht
onder de mohammedanen ten aanzien van
de raadzaamheid tot het houden van eene
bijeenkomst van de All India Moslem League
(den algemeenen Indischen mohammeda-
nenbond) gedurende den oorlog, is gis
terenavond eene druk bezochte verga
dering gehouden van mohammedanen fn
Bombay, die tegen dit denkbeeld gekant zijn.
Er werd een motie aangenomen, waarin het
besluit van de League wordt afgekeurd om
in December eene zitting in Bombay te hou
den en gevraagd wordt deze zitting te ver
dagen tot het einde van den oorlog. De ver
gadering keurde ook af het opwerpen van
politieke strijdvragen op het tegenwoordige
tijdstip, met het oog op den kritieken toe
stand in het oosten en de beroering in de
islamietische wereld. Het werd onvaderlands
lievend verklaard vragen te stellen naar poli
tieke concessiën aan de Britsche regeering
op een tijdstip van ernstig gevaar.
Wellington, 7 Dec. (R.) De cijfers
betreffende de nationale dienstneming too-
nen aan, dat 109.683 mannen van 19 tot 44
jaar bereid zijn, als dat gevorderd wordt, in
dienst te treden bij de expeditietroepen.
Londen, 7 Dec. (R.) De invoeren zijn
in November toegenomen met 16,139,030,
de uitvoeren met 11.037.547.
zen, waaronder de inlandsche school, zijn
vernield. De verbinding van Padang Sidim-
poean met de zeekust is op verscheidene
plaatsen verbroken.
Kameroverzicht.
Eerste Kamer
Vergadering van Dinsdag 7 December.
De Voorzitter deelt mede, dat o.a.
bericht van verhindering is ingekomen van
den heer Kraus tot Mei a.s. wegens een
reis naar Java en dat telegrafisch bericht is
ingekomen van het overlijden van den heer
mr. L. H. W. Regout, gezant in tijdelijke en
bijzondere zending bij den Pauselijken Stoel,
welk telegram met een brief van rouwbeklag
is beantwoord.
Geloofsbrieven van den heer Diepen.
Zijn ingekomen de geloofsbrieven van den
heer Diepen, nieuw gekozen lid der Kamer
voor Noordbrabant.
Deze worden gesteld in handen eener
commissie, bestaande uit de heeren Tjarda
van Storkenborgh Stachouwer, Bosch van
Oud-Amelisweerd en Lucasse.
De V oorzitter verzoekt de Commissie
in de eerstvolgende vergadering rapport te
willen uitbrengen.
Regeling van werkzaamheden.
De Voorzitter deelt mede dat morgen
11 uur afdeelingsonderzoek zal plaats heb
ben van verschillende van de Tweede Ka
mer ingekomen wetsontwerpen, waaronder
de Indische begrooting.
Donderdag a.s. 11 uur zal eene openbare
vergadering worden gehouden tot behan
deling varr die wetsontwerpen, welke dan in
staat van wijzen zullen zijn.
Waar het zich laat aanzien, dat wegens
de ongesteldheid van den Minister van Ko
loniën deze niet persoonlijk zijne begrooting
zal kunnen verdedigen, zal (indien zulks het
geval mocht blijken te zijn) voor de leden
gelegenheid bestaan bij de behandeling van
Hoofdstuk XI der Stoatsbegrooting die in
lichtingen te ontvangen, welke zij mochten
wenschen.
De vergadering wordt verdaagd tot Don
derdag 11 uur.
Verspreide Berichten.
Londen, 7 Dec. (R.) De Nederland-
sche schoener Geziena, van Noorwegen naar
West Hartlepool met eene lading timmer
hout, heeft schipbreuk geleden op de Bea
con Rocks. De bemanning is gered.
Oost-lndie.
flardschuivinn.
Regeeringstelegram. De resident van
Tapanoeli seinde, dat te Tanahbatoe (resi- j
dentle Tapanoeli) op den 27sten Novem-1
ber j.l. »eene aardschuiving heeft plaats ge
had.. gepaard gaande met een overstroo-
mfng, veroorzaakt door de Aek Silongod.
personen worden vermist en 50 hui
Tweede Kamer.
In de avondvergadering van Dinsdag was
de Justitiebegrooting aan de orde.
De heer van Hamel wenscht dat met
de behandeling van het wetboek van straf
vordering zooveel mogelijk spoed zal wor.
den gemaakt en dringt aan op wijziging der
wet op het Arbeidscontract ter voorkoming
van misbruiken ten aanzien van het staan
geld. Voorts houdt spr. vol dat de Begrafe
niswet crematie toela
De heer Kleerekoper dringt er op
aan, dat de minister een onderzoek zal in
stellen- naar het geval met de Tielsche cou
rant, die maandenlang onder censuur stond,
ofschoon Tiel niet in staat van beleg ver
keert. Hij beschouwt de gevangenneming
van den heer Schroder, hoofdredacteur van
„De Telegraaf" als preventieve censuur en
hoopt dat de minister de vrijheid van druk
pers onbekrompen zal handhaven.
De heer Ter Laan (Rotterdam) bepleit
regeling der rechtspositie van de ambtena
ren en erkenning der vakvereenigingen van
ambtenaren.
De heer van Wijnbergen dringt aan
op krachtig optreden tegen advertentiën be
treffende Nieuw-Malthusiaansche praktij
ken.
Over het beleid des ministers kan hét
oordeel van spr. niet onverdeeld gunstig
luiden en wel tengevolge van 's ministers
houding Inzake de eedsquaestie en de na
leving der Begrafeniswet, die, naar de afge
vaardigde betoogt, geen crematie toelaat.
De heer Eland acht opheffing van het
totalisatorverbod wenschelijk.
Minister O r t stelt de bespreking der
Eedswet uit. Hij heeft geen wijziging der
Begrafeniswet bevorderd, omdat hij in deze
tijdsomstandigheden geen strijd over zulk
een gewichtige zaak wenscht te doen ont
staan en hij van meening is, dat hij toch zijn
taak als minister van Justitie op richtige
wijze kan vervullen, zonder mede te werken
aan wetsovertreding. Immers de Begrafenis
wet wijst niet iemand aan, die begraven
moet, zoodat de Vereeniging voor Lijkver
branding niet de wet overtreedt.
Spr., handhaaft zijn bezwaren tegen het
opsluiten in een werkinrichting van uit de
ouderlijke macht ontzette ouders, die hun
verplichting tot uitkeering voor de opvoe
ding niet nakomen.
Omtrent de wijziging der Armenwet, ten
einde meer samenwerking te verkrijgen bij
de uitvoering dier wet en die van de Kinder
wetten, zal Z.Exc. overleg plegen met den
Minister van Binnenlandsche Zaken.
De kwestie van de censuur op de Tielsche
Courant zal Z. Exc. nader onderzoeken. Ver
der verklaart de Minister, dat van hem geen
maetregelen zijn te wachten tot beperking
der drukpersvrijheid. Ten aanzien van de
gevangenneming van den heer Schroder
staat men echter voor de taak van het open
baar gezag een misdrijf te onderwerpen aan
het oordeel van den rechter.
De Instelling van een handels-register zal
Spr. in studie nemen.
De noodzakelijkheid van maatregelen ter
voorkoming van misbruiken ten aanzien van
het staangeld zal Z. Exc. overwegen.
De aandacht der justitie blijft gevestigd op
de door den heer Van Wijnbergen bedoelde
advertenties.
Ten aanzien van het totalisatorverbod
merkt Spr. op, dat het nog zoo kort is gele
den, dat de Kamer tot dit verbod besloot.
Indien hem evenwel ondubbelzinnig blijkt,
cat de Kamer met het oog op het legerbe
lang opheffing van het verbod wenscht, zal
hij niet weigeren aan dien wensch te vol-
doen-
De algemeene beschouwingen zijn geslo
ten.
Te 12 uur 25 wordt de vergadering ge
sloten.
Het eedsvraagstuk.
In haar Memorie van Antwoord op het Voor
loopig Verslag betreffende het wetsontwerp tot
tijdelijke nadere voorziening betreffende het
eedsvraagstuk, verklaart de Regeering, dat haar
te nvdden van zoo velerlei critiek welkom was
de haar gebrachte hulde, dat „zij zich door de
ondervonden teleurstelling niet heeft laten weer
houden om opnieuw een poging te doen, ten
einde in den noodtoestand te voorzien."
Onvoorwaardelijk erkent zij, dat zoowel aan
het vorige als aan het thans aanhangige ont-
werp bezwaren zijn verbonden. Doch zij meent,
dat een alle bezwaren opheffende regeling niet
is te treffen.
De moeilijkheid, om tot een oplossing te ko
men, ligt hierin, dat men hier te doen heeft
eenerzüds met het belang, dat de zorg voor de
waarachtigheid der af te leggen verklaringen het
behoud vordert van de eedsverplichting, en
anderzijds met dat van de eerbiediging van de
gewetensvrijheid, die voor bepaalde personen
een vrijstelling vordert.
Niet bij ieder geval van beëediging is dit con
flict van belangen aanwezig. In de groote
meerderheid der gevallen bestaat bij den te
beëedigen persoon geenerlei gewetensbezwaar
om den eed af te leggen, zal deze integendeel
juist door den eed zich gesteund gevoelen bij
zijn streven om een zoo nauwkeurig mogelijke
verklaring af te loggen, en kan derhalve de Staat
het volle eischen wat hij in het belang van de
waarachtigheid der verklaring nuttig zal achten.
In andere gevallen is de godsdienstige overtui
ging van den te beëedigen persoon een zoo
danige, dat het afleggen van een eed voor hem
niet de minste bindendo beteekenis zou hebben.
In dat geval zal zijn gemoedsbezwaar volkomen
kunnen geëerbiedigd worden zonder eenige be
nadeeling van het belang der waarachtigheid;
integendeel, de waarborg voor waarheM spreken
zal worden verhoogd, indien de bedoelde per
soon niet zal genoodzaakt zijn, zijn belofte om
de waarheid te zeggen, te kleeden in een eeds
formule, waarvan het uitspreken hem reeds een
onwaarachtigheid is. De moeilijkheid ontstaat
eerst, wanneer een persoon beëedigd moet wor
den, wiens eed wèl een bijzondere beteekenis
zou hebben, maar wiens gemoedsbezwaren zich
tegen het afleggen van eeden verzetten. Het
stelsel van het vorige en van het tegenwoordige
ontwerp van wet is, dat in zoodanige gevallen
het belang der gewetensvrijheid pvaedomineert.
Werd ook ten. aanzien van de laatstbedoelde
groep van personen de eedsdwang onbeperkt
gehandhaafd, zoo zou dit medebrengen, dat in
ieder voorkomend geval van den hier bedoelden
aard zonder uitzondering aan iemands consciën
tie geweld werd aangedaan, niettegenstaande de
geest der Grondwet duidelijk doet blijken, dat
in zake den eed het beginsel van vrijheid van
godsdienstige meeningen is te eerbiedigen.
Tegenover deze zekerheid van krenking van
godsdienstige overtuiging bij aanvaarding van
dit andere stelsel, bestaat bij het thans gevolgde
stelsel slechts de kans, dat een enkele maal de
waarachtigheid eener verklaring kan worden
geschaad. De Regeering nu heeft in de eerlijk
heid van de overgroote meerderheid onzer be
volking voldoende vertrouwen, om in vergelij
king met het groote belang der conscientievrij'
heid de kans op een dubbele schending der
waarheid niet te hoog aan te slaan. Een dubbele
schending der waarheid I Want niet alleen moet,
wil het voorgedragen stelsel aan het belang van
de waarheid tekort doen, de inhoud der verkla
ring zelf onwaar zijn, maar bovendien moet de
te beëedigen persoon aan zijn onwaar getuige
nis laten voorafgaan een onware verklaring ten
aanzien van de inwendige roerselen van zijn
gemoed. Hij moet opzettelijk en geheel eigener
beweging gemoedsbezwaren voorwenden tegen
het doen eener verklaring onder aanroeping van
Gods naam, gemoedsbezwaren bovendien, waar
van de onjuistheid allicht door anderen kan
worden ingezien.
Bij de overweging der vraag, of inderdaad te
vreezen Is, dat herhaaldelijk gemoedsbezwaren
zullen worden voorgewend, zie men voorts niet
over het hoofd, dat het hier juist geldt een cate
gorie van personen, voor wie op grond hunner
godsdienstige overtuiging de eed bijzondere be
teekenis zou hebben, personen dus van wie vast
staat, dat zij voor hoogere gevoelens vatbaar
zijn en van wie als zoodanig over het algemeen
eerlijkheid ten aanzien van hun gemoedsleven
mag worden aangenomen.
De Regeering bestrijdt voorts uitvoerig de
opvatting als zou dit ontwerp „In werkelijkheid
den eed facultatief stellen."
Het hier verdedigde stelsel algemeene eeds
verplichting behalve daar, waar de eedsdwang
met het beginsel der gewetensvrijheid zou in
botsing komen wordt nu door „een groot deel
der rechterzijde" nóg onaannemelijker geacht
dan het door de Eerste Kamer verworpen ont
werp. Het spreekt van zelf, dat een ieder zelf
het best beoordeelen kan de mate van instem
ming of afkeuring, die hij voor een bepaald
voorstel gevoelt. Kan dus de Regeering dezen
leden niet het recht ontzeggen tot hun mede in
vergelijking tot het vorige ontwerp scherper
oordeel, toch meenen zij de opmerking niet te
mogen achterwege laten, dat een vergelijking
tusschen de grieven tegen dit en die tegen het
vorige ontwerp aangevoerd, d't scherpe oordeel
geenszins doet verwachten. Het bij de vorige
behandeling in aard zoo miskende toetsingsrecht
is als een der voornaamste argumenten aange
voerd, welke tegen het vorig ontwerp bestonden.
Waar de Regeering er nu in geslaagd is een
regeling te ontwerpen, die buiten allen twijfel
aan dit bezwaar is tegemoet gekomen en waar
ook andere princlpieele bezwaren niet nogmaals
worden herhaald, daar mag men haar toch niet
verwijten, dat zij niet getracht zou hebben „een
voor beide Kamers aannemelijk compromis te
vinden.
Vele leden van de Kamer hadden echter een
ander compromis verwacht. Zij hadden ge
meend, dat de Regeering, ten einde het wets
ontwerp voor beide Kamers aannemelijk te ma
ken, het amendement van de heeren Rutgers,
De Visser en Van Wijnbergen zou hebben over
genomen. Kei zou van weinig practischen zift
hebben getuigd, zoo zij daartoe was overgegaan.
Indien tusschen twee partijen een mceningsver-
schil bestaat, schijnt het weinig aangewezen, om
juist datgene als oplossing voor te stellen, wat
door de eene psrtij reeds tevoren verworpen is.
De meening, in het verslag uitgesproken, als
zouden de bezwaren, die indertijd in de Tweede
Kamer tot de verwerping van het amendement
leidden, thans niet meer bestaan, schijnt voot
betwisting vatbaar.
Naar het oordeel der Regeerir'i,e.
amendement ook in bruikbaarhc i b<~ bi*
het Regeeringsvoorstel ten acht r.
De nadeelen, aan het bekend, amer dement
verbonden, reeds in het Verslet; uitc tngezetj
worden verder uitvoerig besprol en.
Kon de Regeering bezwaarlijk komen tot ecg
voorstel, waardoor, zij het ook met dc uitge/
sproken bedoeling van slechts tijdelijke noodt'
regeling, uitsluitend in de onstane juridt ch^
leemte zou worden voorzien, daarentegen be/
stond bij hen geen bedenking aan de door hetf
voorgestelde regeling een strikt tijdelijk ka"ak)
ter te geven.
De termijn van 1 Januari 1919 zou te kort
zijn, om ten aanzien van de werking der \roor-
gestelde regeling ervaring op te doen en het i«
niet aannemelijk, dot vóór dien tijd een nadere
regeling van het eedsvraagstuk zou tot stand
komen, aldus werd van verschillende zijden
aangevoerd. Wat dit laatste betreft, is deze door
tegenstanders van hét ontwerp uitgesproken
overtuiging een reden te meer, om te bevorde
ren, dat de nu vast te stellen regeling zoo doel
matig en rechtvaardig mogelijk zal zijn. Waar
bovendien de tegenstanders verklaren niet tel
gelooven, dat op 1 Januari 1919 reeds voldoen
de ervaring ten aanzien van de werking dor
voorgestelde regeling zal zijn opgedaan, geeft
dit grond, om den voor de rechtszekerheid ge-
vreesden fatalen invloed van het ontwerp niet
al te hoog te stellen.
Tegen het denkbeeld om van den eed vrij te
stellen hen, die verklaren niet in God te ge
looven, geldt hetzelfde bezwaar, dat tegen 't
meer genoemde amendement bestaat, dat n.l.
zij, die wèl in God gelooven, maar desniettemin
oprechte gemoedsbezwaren hebben om eeden af
te leggen, hierdoor in hcoge mate verongelijkt
zouden worden, doordat de wet met him ge
moedsbezwaren geen, met die der ongel oovigen
wèl rekening zou houden.
In de Eerste Kamer is ter sproke gekomen
het denkbeeld, om von dengene, die den eed
niet wil afleggen, andere waarborgen te vorde
ren, en is daarbij in het bijzonder genoemd de
oplossing, die in „Ons Program" daarvoor- aan
bevolen wordt De Regeering moet voorshands
blijven gelooven, dat in deze richting geen
practisch verwezenlijkbare voorstellen kunnen
worden gedaan.
Er bestaat geenerlei vooruitzicht, dat bij een
afzonderlijke behandeling van het vraagstuk van
den fiscalen eed grootere eensgezindheid om
trent de te heffen regeling zou bestaan dan
thans bij de behandeling van de algemeene rege
ling is gebleken. Ook bestaan volgens de Re
geering geen gegronde redenen, om voor den
fiscalen eed een afwijkende regeling voor te
stellen, doch evenmin zou de Regeering tot een
afschaffing of zelfs maar tot een facultatiefstel-
ling van den fiscalen eed wenschen mede te
werken.
Een gewijzigd wetsontwerp, houdende enkele
redactieveranderingen, is bij de Memorie ge*
voegd.
Uit de Pers
De rechterzijde en de reyeering.
De voorzitter van de Katholieke Kamer-
club, dr. Nolens, heeft de vorige week in de
zitting der Tweede Kamer, de houding be
paald, die de Katholieken tegenover dit ka
binet zullen innemen.
Wat betreft de handhaving der neutrali
teit en wat daarmee in verband staat, kan de
regeering rekenen op hun steun; wat de ge
wone wetgeving echter aangaat, zal bestrij
ding niet altijd kunnen uitblijven.
De r.-k. „Tijd." acht dit standpunt het
eenige juiste.
„De regeering heeft niet gewild, dat het
bestand dit zittingsjaar zoude voortduren,
heeft belangrijke politieke vraagstukken
aan de orde gesteld en weet zeer goed, hoe
daarover door de rechterzijde wordt ge
dacht. Daarbij is haar houding tegenover
de rechterzijde zoodanig gewijzigd, dat men
hoe langer hoe meer den tndruk krijgt van
een liberaal kabinet in plaats van een
extra-parlementair. De verkiezings tonen,
welke reeds In eenige liberale organen wer
den vernomen, schijnen ook op het mini
sterie eenige bekoring uit te oefenen; haar
houding In zake de eedskwestie, de lijkver
branding, de ouderdomsrente, art. 192 in
verband met de grondwetsherziening, om
nog te zwijgen van de plannen van minister
Treub, belooft allerminst een toekomst,
waarin de rechter- en linkerzijde eendrach
tig kunnen samenwerken.
„Dit had niet zoo behoeven te zi n, doch
de regeering heeft het aldus gewild; zij
drege daarvoor de verantwoordelijkheid en
de gevolgen. De verantwoordelijkheid, om
dat de partijtwisten, welke nu weder opge
wekt, of liever opgedrongen worden, scha
de moeten doen aan de eenheid-naar-
buiten, eenheid, welke in deze dagen meer,
dan ooit noodig is; de gevolgen ook, omdat
van de rechterzijde niet kan gevergd wor*
den, dat zij deze regeering steunt in zaken,
welke met haar beginselen in strijd zijn, aj
zou dit ook verstrekkende politieke ver*
wikkelingen tengevolge hebben."
Werkloosheid.
De oorlog oan gene zijde der gren
heeft hoe kon het anders in ons lan
veel werkloosheid veroorzaakt.
Vooral In onze havensteden was dit Kol
geval, maar ook in andere plaatsen gaven d4tj
statistieken getuigenis van dit altijd onge*'
zond economisch verschijnsel.
Overheid en particulieren moesten Ke
pend tusschen beide komen, en door
richting van steuncomité's het houden va
extra-collecten en anderszins werd getrac
in den nood te voorzien.
Dit Is niet slechts een nuttig, het Is eej^
noodzakelijk werk, geboden door christen^
plicht en gemeenschapszorg.
„Wil het echter goed worden verricht'?
zoo merkt „Het Centrum' op, ndai
dient tact en juist beleid zich te paren aai»
den zin der offervaardigheid.
„M. a. w., het geld moet ten bate kornet
van hen, die het inderdaad noodig ^ebi^
hen, wijl anders de werkelijk-behoeftigeifc
aan 't kortste eind trekken en voor eelt
grooter of kleiner deel aan anderen wnrdj
uitgereikt, wat alleen voor hen is be-*
stemd. j
„Ook in normale tijden doet zich dit vet*
schijnsel voor en maakt het een onberenoiV*
barr aantal d<* cc.
«.Maar onder de tegenwoordige omstan*