BINNENLAND. KOLONIËN. vonden wij twee vliegmachines en een hoe veelheid materiaal. In het geheel veroverden wij tot dusver op dit front zes vijandelijke .vliegtuigen. De vijand loste, om zijn nederlaag voor de 'Inboorlingen te verbergen, een overwin- ningssaluut van 21 schoten. Athene, 7 Dec. (R.) De Grieksche bladen berichten, dat een Duitsche duikboot bii Messina een Grieksche stoomboot heeft aangehouden en daarop kolonel Napier, die /firitsch militaire attaché te Sofia is geweest, heeft gevangen genomen. Londen, 8 Dec. (R.) Onze correspon dent te Athene bevestigt de gevangenne- 'ming van Napier en voegt daaraan toe, dat kapitein Wilson, een lid van het lagerhuis, vook gevangen is genomen. P a r ij s 7 D e c. (R.) Heden morgen werd in het hoofdkwartier een oorlogsraad gehou den, die werd bijgewoond door vertegen woordigers der geallieerden. Onder de aan wezigen waren Joffre (Frankrijk), Jilinsky (Rusland), French (Engeland), Porro (Italië), Slefanowitsch (Servië). Ook een vertegen woordiger van Japan was aanwezig. Petersburg, 7 Dec. (Tel.-agent- schap). De czaar heeft aan den voorzitter van den rijksraad, staatssecretaris Koelom- zin, en den voorzitter van de rijksdoema Ro- dzianko gelijkluidende brieven gericht, waarin wordt gezegd: Tengevolge van de omstandigheden van den oorlogstoestand is het ontwerp van de begrooting voor 1916 niet binnen den wettelijken termijn door den minister van financiën opgesteld en aan de 'goedkeuring van de wetgevende lichamen ^onderworpen kunnen worden. Tevens laat <de loop van de werkzaamheden der finan- cieele commissiën van den rijksraad en de 'doema niet toe, dat op eene spoedige vol tooiing van deze werkzaamheden is te reke nen. De Kamers zouden dus, wanneer zij werden bijeengeroepen op den in de ukase van 12 September 1915 aangegeven datum, ,niet dadelijk het Onderzoek der begrooting ,van het volgende jaar ter hand kunnen ne men. Ik heb daarom, ten einde de commis siën van den rijksraad en de doema gele genheid te geven vóór de hervatting van den arbeid der Kamers de werkzaamheden tot voorbereiding van de behandeling der begrooting en tot het indienen van conclu- siën bij de respectieve vergaderingen tot be sluit te brengen, bevolen de bijeenroeping van de wetgevende vergaderingen te ver dagen. De brief aan den voorzitter van de doema bevat een bevel van den keizer, om hem ter bekwamer tijd kennis te geven van het gereed komen van het voorbereidende werk tot onderzoek van de begrooting. De beheerder van het ministerie van bin nenlandsche zaken Chwostow is tot minister van binnenlandsche zaken benoemd. B erl ij n, 7 December. (K. N.) Uit Luga no wordt aan den Lokal Ar.zeiger geseind, 'dat in de begrooting voor 1916 de vermoe delijke opbrengst van de drie nieuwe belas tingen, die sedert October ingevoerd wer den, op 402 millioen gerekend wordt. De be dragen zijn 223 millioen voor de inkomsten-, bedrijfs- en vermogensbelasting, 11 millioen voor postbelasting, 73 millioen voor levens middelenbelasting en 95 millioen voor be lasting op oorlogswinsten, verlof tot uitvoer en afschaffing van bevoorrechting van be lastingen. Uit andere bezuinigingen ver wacht men nog 40 millioen te verkrijgen. Uit dit bedrag meent de minister van finan ciën tot einde Februari de renten te kunnen dekken van de oorlogskosten, welke 7 mil liard zullen bedragen. Washington, 7 Dec. (R.) De Bood schap van president Wilson aan het con gres spreekt zich in zeer krachtige termen uit over de complotten en samenzweringen in de Vereenïgde Staten. Wilson beschul digde de Duitschers wel niet uitdrukkelijk, maar doelde toch ongetwijfeld op hen, want niemand anders is schuldig aan de misdaden en aanslagen, waarover hij klaagde. De pre sident zeide: „Ik verwacht niet, dat onmid dellijk gevaar zal ontstaan voor onze betrek kingen met de andere landen. Maar het be droeft mij te moeten zeggen, dat de ernstig ste bedreigingen voor onz°n nntionalen vrede en veiligheid binnen onze eigen gren zen tot uiting komen. Ik schaam mij te moe ten bekennen, dat burgers, die onder vreemde vlag geboren zijn, maar zich in Amerika heb ben laten naturaliseeren, het gezag en den goeden naam der regeering trachten aan te randen, onze industrieën te vernietigen, overal waar dit, naar zij meenen, voor hunne wraakzuchtige oogmerken dienstig is haar nadeel toe te brengen en onze politiek te verlagen door ze te gebruiken ten voordeele \ran vreemde intrigues". „Hun aantal", aldus vervolgde Wilson, „is klein, in vergelijking met de andere groote scharen van vreemde immigranten, maar toch nog wel zoo groot, dat het noodzakelijk is om tegen hen terstond gebruik te maken van de bevoegdheden, welke de wet verleent. Amerika had nooit verwacht, dat mannen van dergelijke, afkomst en die zoo vrij wa ren in de keuze waar zij zich wilden vestigen, een zoo kwaadwillige actie zouden voeren tegen een regeering en een volk, dat hen ontvangen en gehuisvest heeft." De president dringt er op aan, dat het congres met gepaste wetten tegen dit kwaad zal optreden. „Dergelijke individuen, bezield door een geest van trouweloosheid en anar chie, moeten uit de maatschappij verbannen worden", zegt de president, die dan ver- Volgt: „Tk wenschte te kunnen zeggen, dat slechts enkele lieden, misleid door o^n verkeerde opvatting van gehechtheid aan de landen waarin zij geboren zijn, schuldig zijn aan de misvatting van de beginselen an dit land, maar sommigen in ons midden en velen in het buitenland hebben, ofschoon geboren (en «pg^voed in de Vereenigde Staten, zich I zoover vergeten, dat zij in het groote Euro- peesche conflict aan een der beide partijen I hun hartstochtelijke sympathie gegeven heb- j ben. Zij prediken en bedrijven ook ontrouw. Wanneer ik over anderen spreek, moet ik ook over hen spreken en zelfs verklaren, dat ik hun doen meer veracht, zooals ieder pa triot moet doen, wanneer hij aan al deze din gen denkt en aan het nadeel, waarin zij ons brengen." De president begon 2ijne böodschap met zijn neutraliteitspolitiek uiteen te zetten en te verklaren, dat een grens moet gesteld worden aan den omvang van den alles ver woestenden oorlog. In een gedeelte van de groote familie der natiën moet d vrede ge handhaafd worden, al was 't alléén met het doel een algeheelen economischen onder gang te voorkomen. Sprekende over de Monroeleer, zeide de president: „Ongewijzigd handhaven wij den geest van die leer. Wij zijn in het geval van Mexico op de proef gesteld en wij hebben de proef doorstaan. Wat het Pnn-Amerika- nisme betrof, zeide Wilson: Juist omdat wij een onbelemmerde ontwikkeling en een on gestoorde toepassing van onze eigen begin selen van recht en vrijheid eischen, zullen wij ons weten te weren tegen een aanval, van welke zijde die ook komen mag; wij zelf zullen echter niet tot den aanval over gaan. Wij willen geen staand leger handha ven dan alleen voor zoover noodig is van doeleinden zoowel passende voor vrede als voor oorlogstijd. De president legde grooten nadruk op de noodzakelijkheid van een krachtige handels marine. Deze is om tal van gewichtige re denen noodzakelijk, zeide hij. Wij hebben een groote handelsmarine, welke zii vroeger gebruikt hebben om ons rijk te maken, maar wij zijn thans bijna geheel verdrongen door onze onverstoorbare onachtzaamheid en on verschilligheid en door de hopeloos blinde politiek van de z.g. economische protectie. Het is hoog tijd, dat wij de begane fouten herstellen en onze onafhankelijkheid op handelsgebied terugkrijgen. Het- Amerikaan- sche halfrond als geheel zal zich verheugen in een onafhankelijkheid en geheel voor zich zelf kunnen zorgen als het zich niet laat me- desleepen in de verwarring der Europeesche politiek. In het overige gedeelte der Boodschap worden voornamelijk de algemeene mili taire plannen besproken, de vermeerdering van leger en vloot en de voorstellen voor het toestaan van de gelden, beuoodigd voor het op de been houden eener groote strijd macht. Washington, 7Dec. (R.) Staatssecre taris Lansing heeft aan den Duitschen gezant geantwoord, dat de terugroeping van Boy- Ed en von Papen wordt gewenscht wegens hun arbeid op het gebied van leger en vloot. Tweede telegram. De belangstel ling in het geschil met Duitschland Is zeer groot, omdat in de welingelichte kringen een diplomatieke breuk waarschijnlijk wordt ge acht KonstanHnopel, 7 Dec. (W. B.) De vertegenwoordiger van het agentschap Milli in Bagdad bericht, dat de door de ePr* zische nationale commissie op de been ge brachte militie tusschen Hamadan en Kas- min Russische strijdkrachten heeft aangeval len, die op 5000 man werden geschat. Dui zend man werden gedood, de overigen op de vlucht geslagen. De schitterende overwinningen, die de Turgsche troepen in Irak over de Engelschen bevochten, hebben in Perzië groote vreugde verwekt. Bombay, 6 Dec. (R.) In verband met den strijd, die in den laatsten tijd heerscht onder de mohammedanen ten aanzien van de raadzaamheid tot het houden van eene bijeenkomst van de All India Moslem League (den algemeenen Indischen mohammeda- nenbond) gedurende den oorlog, is gis terenavond eene druk bezochte verga dering gehouden van mohammedanen fn Bombay, die tegen dit denkbeeld gekant zijn. Er werd een motie aangenomen, waarin het besluit van de League wordt afgekeurd om in December eene zitting in Bombay te hou den en gevraagd wordt deze zitting te ver dagen tot het einde van den oorlog. De ver gadering keurde ook af het opwerpen van politieke strijdvragen op het tegenwoordige tijdstip, met het oog op den kritieken toe stand in het oosten en de beroering in de islamietische wereld. Het werd onvaderlands lievend verklaard vragen te stellen naar poli tieke concessiën aan de Britsche regeering op een tijdstip van ernstig gevaar. Wellington, 7 Dec. (R.) De cijfers betreffende de nationale dienstneming too- nen aan, dat 109.683 mannen van 19 tot 44 jaar bereid zijn, als dat gevorderd wordt, in dienst te treden bij de expeditietroepen. Londen, 7 Dec. (R.) De invoeren zijn in November toegenomen met 16,139,030, de uitvoeren met 11.037.547. zen, waaronder de inlandsche school, zijn vernield. De verbinding van Padang Sidim- poean met de zeekust is op verscheidene plaatsen verbroken. Kameroverzicht. Eerste Kamer Vergadering van Dinsdag 7 December. De Voorzitter deelt mede, dat o.a. bericht van verhindering is ingekomen van den heer Kraus tot Mei a.s. wegens een reis naar Java en dat telegrafisch bericht is ingekomen van het overlijden van den heer mr. L. H. W. Regout, gezant in tijdelijke en bijzondere zending bij den Pauselijken Stoel, welk telegram met een brief van rouwbeklag is beantwoord. Geloofsbrieven van den heer Diepen. Zijn ingekomen de geloofsbrieven van den heer Diepen, nieuw gekozen lid der Kamer voor Noordbrabant. Deze worden gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heeren Tjarda van Storkenborgh Stachouwer, Bosch van Oud-Amelisweerd en Lucasse. De V oorzitter verzoekt de Commissie in de eerstvolgende vergadering rapport te willen uitbrengen. Regeling van werkzaamheden. De Voorzitter deelt mede dat morgen 11 uur afdeelingsonderzoek zal plaats heb ben van verschillende van de Tweede Ka mer ingekomen wetsontwerpen, waaronder de Indische begrooting. Donderdag a.s. 11 uur zal eene openbare vergadering worden gehouden tot behan deling varr die wetsontwerpen, welke dan in staat van wijzen zullen zijn. Waar het zich laat aanzien, dat wegens de ongesteldheid van den Minister van Ko loniën deze niet persoonlijk zijne begrooting zal kunnen verdedigen, zal (indien zulks het geval mocht blijken te zijn) voor de leden gelegenheid bestaan bij de behandeling van Hoofdstuk XI der Stoatsbegrooting die in lichtingen te ontvangen, welke zij mochten wenschen. De vergadering wordt verdaagd tot Don derdag 11 uur. Verspreide Berichten. Londen, 7 Dec. (R.) De Nederland- sche schoener Geziena, van Noorwegen naar West Hartlepool met eene lading timmer hout, heeft schipbreuk geleden op de Bea con Rocks. De bemanning is gered. Oost-lndie. flardschuivinn. Regeeringstelegram. De resident van Tapanoeli seinde, dat te Tanahbatoe (resi- j dentle Tapanoeli) op den 27sten Novem-1 ber j.l. »eene aardschuiving heeft plaats ge had.. gepaard gaande met een overstroo- mfng, veroorzaakt door de Aek Silongod. personen worden vermist en 50 hui Tweede Kamer. In de avondvergadering van Dinsdag was de Justitiebegrooting aan de orde. De heer van Hamel wenscht dat met de behandeling van het wetboek van straf vordering zooveel mogelijk spoed zal wor. den gemaakt en dringt aan op wijziging der wet op het Arbeidscontract ter voorkoming van misbruiken ten aanzien van het staan geld. Voorts houdt spr. vol dat de Begrafe niswet crematie toela De heer Kleerekoper dringt er op aan, dat de minister een onderzoek zal in stellen- naar het geval met de Tielsche cou rant, die maandenlang onder censuur stond, ofschoon Tiel niet in staat van beleg ver keert. Hij beschouwt de gevangenneming van den heer Schroder, hoofdredacteur van „De Telegraaf" als preventieve censuur en hoopt dat de minister de vrijheid van druk pers onbekrompen zal handhaven. De heer Ter Laan (Rotterdam) bepleit regeling der rechtspositie van de ambtena ren en erkenning der vakvereenigingen van ambtenaren. De heer van Wijnbergen dringt aan op krachtig optreden tegen advertentiën be treffende Nieuw-Malthusiaansche praktij ken. Over het beleid des ministers kan hét oordeel van spr. niet onverdeeld gunstig luiden en wel tengevolge van 's ministers houding Inzake de eedsquaestie en de na leving der Begrafeniswet, die, naar de afge vaardigde betoogt, geen crematie toelaat. De heer Eland acht opheffing van het totalisatorverbod wenschelijk. Minister O r t stelt de bespreking der Eedswet uit. Hij heeft geen wijziging der Begrafeniswet bevorderd, omdat hij in deze tijdsomstandigheden geen strijd over zulk een gewichtige zaak wenscht te doen ont staan en hij van meening is, dat hij toch zijn taak als minister van Justitie op richtige wijze kan vervullen, zonder mede te werken aan wetsovertreding. Immers de Begrafenis wet wijst niet iemand aan, die begraven moet, zoodat de Vereeniging voor Lijkver branding niet de wet overtreedt. Spr., handhaaft zijn bezwaren tegen het opsluiten in een werkinrichting van uit de ouderlijke macht ontzette ouders, die hun verplichting tot uitkeering voor de opvoe ding niet nakomen. Omtrent de wijziging der Armenwet, ten einde meer samenwerking te verkrijgen bij de uitvoering dier wet en die van de Kinder wetten, zal Z.Exc. overleg plegen met den Minister van Binnenlandsche Zaken. De kwestie van de censuur op de Tielsche Courant zal Z. Exc. nader onderzoeken. Ver der verklaart de Minister, dat van hem geen maetregelen zijn te wachten tot beperking der drukpersvrijheid. Ten aanzien van de gevangenneming van den heer Schroder staat men echter voor de taak van het open baar gezag een misdrijf te onderwerpen aan het oordeel van den rechter. De Instelling van een handels-register zal Spr. in studie nemen. De noodzakelijkheid van maatregelen ter voorkoming van misbruiken ten aanzien van het staangeld zal Z. Exc. overwegen. De aandacht der justitie blijft gevestigd op de door den heer Van Wijnbergen bedoelde advertenties. Ten aanzien van het totalisatorverbod merkt Spr. op, dat het nog zoo kort is gele den, dat de Kamer tot dit verbod besloot. Indien hem evenwel ondubbelzinnig blijkt, cat de Kamer met het oog op het legerbe lang opheffing van het verbod wenscht, zal hij niet weigeren aan dien wensch te vol- doen- De algemeene beschouwingen zijn geslo ten. Te 12 uur 25 wordt de vergadering ge sloten. Het eedsvraagstuk. In haar Memorie van Antwoord op het Voor loopig Verslag betreffende het wetsontwerp tot tijdelijke nadere voorziening betreffende het eedsvraagstuk, verklaart de Regeering, dat haar te nvdden van zoo velerlei critiek welkom was de haar gebrachte hulde, dat „zij zich door de ondervonden teleurstelling niet heeft laten weer houden om opnieuw een poging te doen, ten einde in den noodtoestand te voorzien." Onvoorwaardelijk erkent zij, dat zoowel aan het vorige als aan het thans aanhangige ont- werp bezwaren zijn verbonden. Doch zij meent, dat een alle bezwaren opheffende regeling niet is te treffen. De moeilijkheid, om tot een oplossing te ko men, ligt hierin, dat men hier te doen heeft eenerzüds met het belang, dat de zorg voor de waarachtigheid der af te leggen verklaringen het behoud vordert van de eedsverplichting, en anderzijds met dat van de eerbiediging van de gewetensvrijheid, die voor bepaalde personen een vrijstelling vordert. Niet bij ieder geval van beëediging is dit con flict van belangen aanwezig. In de groote meerderheid der gevallen bestaat bij den te beëedigen persoon geenerlei gewetensbezwaar om den eed af te leggen, zal deze integendeel juist door den eed zich gesteund gevoelen bij zijn streven om een zoo nauwkeurig mogelijke verklaring af te loggen, en kan derhalve de Staat het volle eischen wat hij in het belang van de waarachtigheid der verklaring nuttig zal achten. In andere gevallen is de godsdienstige overtui ging van den te beëedigen persoon een zoo danige, dat het afleggen van een eed voor hem niet de minste bindendo beteekenis zou hebben. In dat geval zal zijn gemoedsbezwaar volkomen kunnen geëerbiedigd worden zonder eenige be nadeeling van het belang der waarachtigheid; integendeel, de waarborg voor waarheM spreken zal worden verhoogd, indien de bedoelde per soon niet zal genoodzaakt zijn, zijn belofte om de waarheid te zeggen, te kleeden in een eeds formule, waarvan het uitspreken hem reeds een onwaarachtigheid is. De moeilijkheid ontstaat eerst, wanneer een persoon beëedigd moet wor den, wiens eed wèl een bijzondere beteekenis zou hebben, maar wiens gemoedsbezwaren zich tegen het afleggen van eeden verzetten. Het stelsel van het vorige en van het tegenwoordige ontwerp van wet is, dat in zoodanige gevallen het belang der gewetensvrijheid pvaedomineert. Werd ook ten. aanzien van de laatstbedoelde groep van personen de eedsdwang onbeperkt gehandhaafd, zoo zou dit medebrengen, dat in ieder voorkomend geval van den hier bedoelden aard zonder uitzondering aan iemands consciën tie geweld werd aangedaan, niettegenstaande de geest der Grondwet duidelijk doet blijken, dat in zake den eed het beginsel van vrijheid van godsdienstige meeningen is te eerbiedigen. Tegenover deze zekerheid van krenking van godsdienstige overtuiging bij aanvaarding van dit andere stelsel, bestaat bij het thans gevolgde stelsel slechts de kans, dat een enkele maal de waarachtigheid eener verklaring kan worden geschaad. De Regeering nu heeft in de eerlijk heid van de overgroote meerderheid onzer be volking voldoende vertrouwen, om in vergelij king met het groote belang der conscientievrij' heid de kans op een dubbele schending der waarheid niet te hoog aan te slaan. Een dubbele schending der waarheid I Want niet alleen moet, wil het voorgedragen stelsel aan het belang van de waarheid tekort doen, de inhoud der verkla ring zelf onwaar zijn, maar bovendien moet de te beëedigen persoon aan zijn onwaar getuige nis laten voorafgaan een onware verklaring ten aanzien van de inwendige roerselen van zijn gemoed. Hij moet opzettelijk en geheel eigener beweging gemoedsbezwaren voorwenden tegen het doen eener verklaring onder aanroeping van Gods naam, gemoedsbezwaren bovendien, waar van de onjuistheid allicht door anderen kan worden ingezien. Bij de overweging der vraag, of inderdaad te vreezen Is, dat herhaaldelijk gemoedsbezwaren zullen worden voorgewend, zie men voorts niet over het hoofd, dat het hier juist geldt een cate gorie van personen, voor wie op grond hunner godsdienstige overtuiging de eed bijzondere be teekenis zou hebben, personen dus van wie vast staat, dat zij voor hoogere gevoelens vatbaar zijn en van wie als zoodanig over het algemeen eerlijkheid ten aanzien van hun gemoedsleven mag worden aangenomen. De Regeering bestrijdt voorts uitvoerig de opvatting als zou dit ontwerp „In werkelijkheid den eed facultatief stellen." Het hier verdedigde stelsel algemeene eeds verplichting behalve daar, waar de eedsdwang met het beginsel der gewetensvrijheid zou in botsing komen wordt nu door „een groot deel der rechterzijde" nóg onaannemelijker geacht dan het door de Eerste Kamer verworpen ont werp. Het spreekt van zelf, dat een ieder zelf het best beoordeelen kan de mate van instem ming of afkeuring, die hij voor een bepaald voorstel gevoelt. Kan dus de Regeering dezen leden niet het recht ontzeggen tot hun mede in vergelijking tot het vorige ontwerp scherper oordeel, toch meenen zij de opmerking niet te mogen achterwege laten, dat een vergelijking tusschen de grieven tegen dit en die tegen het vorige ontwerp aangevoerd, d't scherpe oordeel geenszins doet verwachten. Het bij de vorige behandeling in aard zoo miskende toetsingsrecht is als een der voornaamste argumenten aange voerd, welke tegen het vorig ontwerp bestonden. Waar de Regeering er nu in geslaagd is een regeling te ontwerpen, die buiten allen twijfel aan dit bezwaar is tegemoet gekomen en waar ook andere princlpieele bezwaren niet nogmaals worden herhaald, daar mag men haar toch niet verwijten, dat zij niet getracht zou hebben „een voor beide Kamers aannemelijk compromis te vinden. Vele leden van de Kamer hadden echter een ander compromis verwacht. Zij hadden ge meend, dat de Regeering, ten einde het wets ontwerp voor beide Kamers aannemelijk te ma ken, het amendement van de heeren Rutgers, De Visser en Van Wijnbergen zou hebben over genomen. Kei zou van weinig practischen zift hebben getuigd, zoo zij daartoe was overgegaan. Indien tusschen twee partijen een mceningsver- schil bestaat, schijnt het weinig aangewezen, om juist datgene als oplossing voor te stellen, wat door de eene psrtij reeds tevoren verworpen is. De meening, in het verslag uitgesproken, als zouden de bezwaren, die indertijd in de Tweede Kamer tot de verwerping van het amendement leidden, thans niet meer bestaan, schijnt voot betwisting vatbaar. Naar het oordeel der Regeerir'i,e. amendement ook in bruikbaarhc i b<~ bi* het Regeeringsvoorstel ten acht r. De nadeelen, aan het bekend, amer dement verbonden, reeds in het Verslet; uitc tngezetj worden verder uitvoerig besprol en. Kon de Regeering bezwaarlijk komen tot ecg voorstel, waardoor, zij het ook met dc uitge/ sproken bedoeling van slechts tijdelijke noodt' regeling, uitsluitend in de onstane juridt ch^ leemte zou worden voorzien, daarentegen be/ stond bij hen geen bedenking aan de door hetf voorgestelde regeling een strikt tijdelijk ka"ak) ter te geven. De termijn van 1 Januari 1919 zou te kort zijn, om ten aanzien van de werking der \roor- gestelde regeling ervaring op te doen en het i« niet aannemelijk, dot vóór dien tijd een nadere regeling van het eedsvraagstuk zou tot stand komen, aldus werd van verschillende zijden aangevoerd. Wat dit laatste betreft, is deze door tegenstanders van hét ontwerp uitgesproken overtuiging een reden te meer, om te bevorde ren, dat de nu vast te stellen regeling zoo doel matig en rechtvaardig mogelijk zal zijn. Waar bovendien de tegenstanders verklaren niet tel gelooven, dat op 1 Januari 1919 reeds voldoen de ervaring ten aanzien van de werking dor voorgestelde regeling zal zijn opgedaan, geeft dit grond, om den voor de rechtszekerheid ge- vreesden fatalen invloed van het ontwerp niet al te hoog te stellen. Tegen het denkbeeld om van den eed vrij te stellen hen, die verklaren niet in God te ge looven, geldt hetzelfde bezwaar, dat tegen 't meer genoemde amendement bestaat, dat n.l. zij, die wèl in God gelooven, maar desniettemin oprechte gemoedsbezwaren hebben om eeden af te leggen, hierdoor in hcoge mate verongelijkt zouden worden, doordat de wet met him ge moedsbezwaren geen, met die der ongel oovigen wèl rekening zou houden. In de Eerste Kamer is ter sproke gekomen het denkbeeld, om von dengene, die den eed niet wil afleggen, andere waarborgen te vorde ren, en is daarbij in het bijzonder genoemd de oplossing, die in „Ons Program" daarvoor- aan bevolen wordt De Regeering moet voorshands blijven gelooven, dat in deze richting geen practisch verwezenlijkbare voorstellen kunnen worden gedaan. Er bestaat geenerlei vooruitzicht, dat bij een afzonderlijke behandeling van het vraagstuk van den fiscalen eed grootere eensgezindheid om trent de te heffen regeling zou bestaan dan thans bij de behandeling van de algemeene rege ling is gebleken. Ook bestaan volgens de Re geering geen gegronde redenen, om voor den fiscalen eed een afwijkende regeling voor te stellen, doch evenmin zou de Regeering tot een afschaffing of zelfs maar tot een facultatiefstel- ling van den fiscalen eed wenschen mede te werken. Een gewijzigd wetsontwerp, houdende enkele redactieveranderingen, is bij de Memorie ge* voegd. Uit de Pers De rechterzijde en de reyeering. De voorzitter van de Katholieke Kamer- club, dr. Nolens, heeft de vorige week in de zitting der Tweede Kamer, de houding be paald, die de Katholieken tegenover dit ka binet zullen innemen. Wat betreft de handhaving der neutrali teit en wat daarmee in verband staat, kan de regeering rekenen op hun steun; wat de ge wone wetgeving echter aangaat, zal bestrij ding niet altijd kunnen uitblijven. De r.-k. „Tijd." acht dit standpunt het eenige juiste. „De regeering heeft niet gewild, dat het bestand dit zittingsjaar zoude voortduren, heeft belangrijke politieke vraagstukken aan de orde gesteld en weet zeer goed, hoe daarover door de rechterzijde wordt ge dacht. Daarbij is haar houding tegenover de rechterzijde zoodanig gewijzigd, dat men hoe langer hoe meer den tndruk krijgt van een liberaal kabinet in plaats van een extra-parlementair. De verkiezings tonen, welke reeds In eenige liberale organen wer den vernomen, schijnen ook op het mini sterie eenige bekoring uit te oefenen; haar houding In zake de eedskwestie, de lijkver branding, de ouderdomsrente, art. 192 in verband met de grondwetsherziening, om nog te zwijgen van de plannen van minister Treub, belooft allerminst een toekomst, waarin de rechter- en linkerzijde eendrach tig kunnen samenwerken. „Dit had niet zoo behoeven te zi n, doch de regeering heeft het aldus gewild; zij drege daarvoor de verantwoordelijkheid en de gevolgen. De verantwoordelijkheid, om dat de partijtwisten, welke nu weder opge wekt, of liever opgedrongen worden, scha de moeten doen aan de eenheid-naar- buiten, eenheid, welke in deze dagen meer, dan ooit noodig is; de gevolgen ook, omdat van de rechterzijde niet kan gevergd wor* den, dat zij deze regeering steunt in zaken, welke met haar beginselen in strijd zijn, aj zou dit ook verstrekkende politieke ver* wikkelingen tengevolge hebben." Werkloosheid. De oorlog oan gene zijde der gren heeft hoe kon het anders in ons lan veel werkloosheid veroorzaakt. Vooral In onze havensteden was dit Kol geval, maar ook in andere plaatsen gaven d4tj statistieken getuigenis van dit altijd onge*' zond economisch verschijnsel. Overheid en particulieren moesten Ke pend tusschen beide komen, en door richting van steuncomité's het houden va extra-collecten en anderszins werd getrac in den nood te voorzien. Dit Is niet slechts een nuttig, het Is eej^ noodzakelijk werk, geboden door christen^ plicht en gemeenschapszorg. „Wil het echter goed worden verricht'? zoo merkt „Het Centrum' op, ndai dient tact en juist beleid zich te paren aai» den zin der offervaardigheid. „M. a. w., het geld moet ten bate kornet van hen, die het inderdaad noodig ^ebi^ hen, wijl anders de werkelijk-behoeftigeifc aan 't kortste eind trekken en voor eelt grooter of kleiner deel aan anderen wnrdj uitgereikt, wat alleen voor hen is be-* stemd. j „Ook in normale tijden doet zich dit vet* schijnsel voor en maakt het een onberenoiV* barr aantal d<* cc. «.Maar onder de tegenwoordige omstan*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 2