^B'lNN EN LAN PT foncessie van het beginsel had, ging men aan de uitlegging. Van Griekenland werd geëischt het terugroepen van alle Grieksche (troepen uit Saloniki en omgeving, vrije be schikking over de havenstad tot het inrich ten van militaire verdedigingsmaatregelen, Openstelling van de Grieksche spoorwegen pn gewone wegen van Saloniki naar de grens voor de militaire transporten, vrijheid roor militaire maatregelen van allerlei aard In de Grieksche territoriale wateren. Dat ver- Staat de Entente onder welwillende onzij digheid. De Grieksche regeering is, ondanks den fnoeielijken toestand, besloten de onzijdig heid ook verder te handhaven, die aan haren Vil beantwoordt en even zeer rekening houdt net zijn wil als met zijne waardigheid en jnafhankelijkheid en met zijne belangen. Haar beslag heeft de zaak nog niet gekre gen. Met eene geraffineerde regie hamerde 'Engeland de wereld de voorstelling in, dat het In edelmoedige onbaatzuchtigheid ter wille van het verkrachte België naar de wa penen heeft gegrepen en geroepen is om aan Duitschland wegens deze verkrachting een werkelijk strafgericht te voltrekken. Het Is aan Engeland gelukt daarmee in de we reld zaken te doen. Mettertijd moest het wel s6 waar België als oorlogsmotief prijs geven. Het werd te openlijk bekend, dal eerst eene insluitingspolitiek van Engeland, maar zon- 'der medeweten van het parlement geschied de en dat de aanvaarding van verplichtingen tegenover het aan Rusland gebonden Frank rijk het Engelsche kabinet zoozeer de han den had gebonden, dat Grey niet tot het besluit kwam voor den oorolog te waarschu wen en dat hij, toen de Russische mobili satie den oorlog had doen ontbranden, besloot ik laat dear of hij dit gewillig of met tegenstreven deed in den oorlog te gaan nog voordat de kwestie werd gesteld van België's onzijdigheid. Eerst stemde de Times toe, dat België geen oorlogsreden voor Engeland was. Des te hardnekkiger hield Engeland er aan vast ons en de neutrale wereld aan de kaak te stellen als de verdragverbrekende en de heerschzuchtige, de wereld onder haar mi litarisme dwingende natie, die moet worden vernietigd. Wie eene politiek van geweldpleging voert, zooals thans de Entente tegenover Griekenland doet, die kan niet verder den schijnheilige spelen. Dat zullen wij precies zoo dikwijls voor de wereld herhalen als En geland beproefde achter lasteringen zijn waar gezicht te verschuilen. Overigens schijnt Engeland te beginnen dat zelf in te zien. De Westminster Ga- zette bekende in een artikel van 30 Novem ber openhartig, dat Engeland tegen Duitschland de wapenen heeft opgevat om dat Duitschland anders niet bedwongen had kunnen worden. Nu weet tenminste de we reld bescheid op de vraag waarom op En- geland's bevel dit volkenmoorden wordt voortgezet. De rijkskanselier schetst den militairen toestand en zegt: In bet oosten bezetten onze troepen met de Oostenrijksch-Hongaarsche in het Russische gebied eene goed gebouw de, vaste verdedigingsstelling, steeds bereid om verder vooruit te gaan. In het westen drukten wel is waar de met de grootste doodsverachting ondernomen aanvallen van de Franschen en Engelschen ons front op sommige plaatsen in, maar de doorbraak, die onder alle omstand'gheden moest worden afgedwongen, is evenals alle vroegeren, mis lukt. De Oostenrijksch-Hongaarsche verde digingsstelling is vast en ongeschonden. In heldhafatige alweer werden de onophoude- lijken, met reusachtige menschenverliezen verbonden aanvallen van de Italianen afge slagen. Dat Italië daarbij vreedzame steden, welker verlossing he* zich tot taak had ge steld, tot puinhoopen schiet, zal het wel geen vergoeding zijn voor zijne militaire misluk kingen. De kanselier behandelt den toestand achter het front. In België zijn in den land bouw de omstandigheden vrijwel normaal. Industrie en handel zijn tot nieuw leven ge wekt. In het geldwezen is orde gebracht. De post, de spoor- en scheepvaartwegen zijn in werking. De kolenproductie is sterk toene mend en bedroeg ir het laatste kwartaal bij na 3K millioen tonnen. Tegen de werkloos heid werden maatregelen genomen; maar het is uitgesloten de arbeidsmarkt normaal te maken, omdat Engeland door de versper ring van den overz öschen uitvoer aan de industrie van België den adem beneemt. De algemeene leerplicht is ingevoerd, zoo ook het onderwijs in de Vlaamsche taal. Voor de arbeidersbescherming zijn inleidende maatregelen genomen. In Polen, Litauen en Koerland troffen wij ontzettende, door de Russen verordende ver woestingen en een toestand van bijna vol komen ontbinding aan. Wij riepen een nieuw politie- en gemeentelijk bestuur in het leven en organiseerden de justitie en den gezondheidsdienst. Het in orde brengen van het land werd aangemoedigd; spoorwe gen en gewone wegen werden nieuw ge bouwd. Wij voerden eene regeling van het bestuur der steden in, die de bevolking aan spoort zelf werkzaam te zijn in het open bare leven. Het schoolonderwijs werd overal ter hand genomen; eene universiteit en eene technische hoogeschool werden in Warschau geopend. Zeker is nog nooit in de wereld geschiedenis in een oorlog waarin 100 mil lioen menschen in eene doodelijke worste ling staan, achter het front zooveel vredes- orheid verricht. In economisch opzich hebben wij genoeg vensmiddelen, als wij ze goed verdeelen. Dat is het feit waarom alles draait. De vij anden betalen voor de gewichtigste levens middelen hoogere prijzen dan wij. (Instem ming. De sociaal-democraat Liebknecht wordt voor eene interruptie tot de orde ge roepen.) Onze tegenstanders trekken uit onzen mi- li. en en economischen toestand de con clusie, dat wij onmiddellijk voor inzakken staan. Het bedelen om vrede speelt vooral eert groote rol. Vorst Bülow in Zwitserjond, staatssecretaris Solf in Den Haag, prins Max van Baden in Stockholm, kardinaal von Hart maan in Rome aan deze allen werd de opdracht toegedicht voor den vrede te wer ken. Daartusschen in werden ook wel eens andere registers bespeeld. Na onze Servi sche overwinningen heette het, dat de keizer in Konstantinopel zou binnentrekken en daar den vrede clicteeren. Van deze legenden is geen woord waar. Deze perscampagne be gon toen de Entente-politiek op den Balkan dreigde in te vallen en de vijandelijke po gingen om door te breken aan het westelijke front mislukten. Ik heb getracht den toestand op de oor- logstooneelen buiten en binnen nuchter te schilderen. Tegen de macht van de taal der feiten vermogen onze vijanden niets. In onze rekening is geen duister punt, geen onzekere factor, die ons rotsvast vertrou wen zou kunnen schokken. Wanneer onze vijanden zich thans nog niet voor de feiten willen buigen, zullen zij het later moeten doen. Het Duitsche volk, onwrikbaar in het vertrouwen op zijne sterkte, is onoverwin nelijk. Het zou zijn ons beleedigen, als men wilde doen gelooveiv*dat wij, die van over winning tot overwinning gingen, en diep in het vijandelijke land staan, bij onze vijan den, die nog van de overwinning droomen, zouden achterstaan in volharding, werk zaamheid en innerlijke zedelijke kracht. Neen, wij laten ons door woorden niet bui gen. Wij strijden verder, besloten om den door onze vijanden gewilden strijd ten einde te brengen en te voltooien wat Duitsch- land's toekomst van ons eisoht. (Luide, dikwijls zich herhalende bijvals betuigingen en handgeklap, waarin eene in terruptie van Liebknecht onverstaanbaar blijft). De vergadering gaat over tot de orde van den dag waarop de interpellatie staat van de sociaal-democraten: Is de rijkskanselier be reid inlichting te geven, onder welke voor waarden hij genegen is in vredesonderhan delingen te treden? Tot toelichting zegt Scheidemann: Van vrede moet hij spreken, wiens sterkte hem toestaat elke misduiding als teeken van zwakte met het kalme bewustzijn van zijne kracht op zijde te leggen. Wij keeren ons beslist tegen allen, die van dezen oorlog een veroveringskrijg willen maken. Maar even zeer wijzen wij alle tegen Duitschland en zijne veiligheid gesmede plannen af. Van de afscheiding van Elzas-Lotharingen wil len wij natuurlijk niets weten. Spr. haalt de vredesuitingen In het Brit- sche hooger- en lagerhuis aan en gaat dan voort: Dat werd gezegd in het parlement van het land, dat den oorlog begon om in euve len moed zijne annexatie-neigingen te kun nen botvieren. Het uithongeringsplan van Engeland mislukte omdat het moest mis lukken. Zeker ontbreekt ons een en ander, maar wij hebben meer dan 20 millioen var kens en wij oogstten zoovele aardappelen, dat wij drie kwart voor voedering en voor industrieele doeleinden kunnen besteden. De hoop van onze vijanden op hunne mili taire successen is niet beter. Het is een mis dadig spel wanneer de vijandelijke staats lieden en politiekers hunne volken voor spiegelen, dat de militaire toestand zich in ons nadeel zou kunnen wijzigen. Wanneer de pers van onze tegenstanders over den wil tot den vrede mocht schrijven, zou in alle landen die wil elementair tot uiting komen. Namens de Oostenrijksche broederpartij verklaar ik, dat deze met ons één is in den wil om het vaderland te ver dedigen en ook in den wil tot den vrede. Het Duitsche volk wil den vrede geen dag langer weren dan noodig is om het doel te verzekeren. Voor de onafhankelijkheid van het land zet het Duitsche volk alles op het spel. Wij kunnen openhartig zeggen, dat wij den vrede willen, omdat het Duitsche volk sterk genoeg is ook verder huis en haard te beschermen als de tegenstanders den vrede niet willen. Wij willen, dat de eer ste besliste stap tot beëindiging van den oorlog van Duitschland uitgaat. De rijkskanselier antwoordt op deze toe lichting: De interpellatie verwekte in het vij andelijke buitenland groot opzien van blij den aard. Men wil In het vragen naar de Duitsche vredesvoorwaarden een teeken zien van verzwakking van de Duitsche kracht of van het uiteenvallen van de eens gezindheid van het Duitsche volk. Ik hoop en geloof echter, dat de pas gehoorde toe lichting van de interpellatie deze blijde ver wachtingen van onze vijanden zal teleur stellen. Uit het door Scheidemann gezegde klonk de bezorgdheid, dat wij de mogelijk heid van een eervollen vrede uit den weg zouden gaan en verstandige vredesvoor waarden zouden weigeren alleen omdat wij alle veroverde landen wilden behouden of zelfs nieuwe er bij veroveren. Maar ik moet erkennen, dat naar zijne aansporing om aan den oorlog een einde te maken en openlijk te zeggen hoe de Duitsche regeering zich den vrede denkt, de geschiedenis van den oorlog tot dusver zeer natuurlijk -verwijst. Wij bevochten reusachtige successen en ontnamen den vijanden de eene hoop na de andere. Zij klemden zich, teleurgesteld over het verlies van de eene hoop, aan eene andere vast. De rijkskanselier vervolgt: Scheidemann meende, dat al deze persstemmen de ware stemming van de volken niet weergaven. Het kan zijn, dat bij onze vijanden sommi gen, die nadenken, in den grond van hun hart wenschen, dat aan het groote bloedvergie ten aSot spoedigste een einde zal worden ge maakt. Misschien behoort aan hen de toe komst, maar het heden zeker niet. De rede voeringen in het hoogerhuis vonden in de Engelsche pers ternauwernood een weer klank, maar lokten met geringe uitzonderin gen slechts uit tot opstellen van wilde oor logsdoeleinden. Dat kan ik niet buiten aan merking loten. Beslissend is voor mij de houding van de vijandelijke regeeringen. Asquith verkondig de in de Guildhall, dat zijne oorlogsoogmer ken nog dezelfde waren als bij het uitbre ken van den oorlog: vrijheid van de kleine volken, vooral België, en vernietiging van het ruisische militarisme. Over de vrijheid van de kleine volken behoef ik geen woord te verliezen. Meer dan een jaar geloofde de wereld aan deze Engelsche philantropie. Na Griekenland zal zij van dit geloof ge nezen zijn, waarschijnlijk ook de kleine vol ken zelf. Sedert Engeland voor hen strijdt, gaat het.de kleine staten slecht. Wij wisten van den eersten dag af, dat zich achter de bescherming van de kleine volken de zucht verschuilt om den grooten staat, wiens op groeien men zoo lang met nijd en afgunst gadesloeg, voor goed den kop in te druk ken. Dat noemt men vernietiging van het Pruisische militarisme. Dit Engelsche wachtwoord werd door alle geallieerden overgenomen. Viviani, Briand, Sazonow verklaarden bij herhaling, dat zij de wapenen niet zouden neerleggen voordat het Duitsche en Pruisische militarisme ver pletterd was. Daarnaast heeft iedere geal lieerde nog bijzondere eischen. De Engel sche minister van koloniën wil, dat Elzas aan Frankrijk wordt teruggegeven en Polen aan de nationaliteit waartoe het behoort. Sa zonow wees als oorlogsdoel zeer duidelijk op Konstantinopel. Aan den feitelijken militairen toestand zijn deze oorlogsoogmerken niet aangepast. Ik zou echter de machthebbenden van de te genpartij te na treden, als ik deze eischen als bluf wilde opvatten. De toestand is toch gemakkelijk te doorzien. Onder bescherming van de regeeringen misleidde men van den eersten dag af de eigen volken over de wer kelijkheid. Men zaaide door fabriekmatige opstelling en verspreiding van leugenberich- ten van allerlei aard een onuitwischbaren haat tegen ons. Nu zk* men, dat met dat al les geene overwinningen bevochten worden. Men leed rijkelijk militaire en diplomatieke nederlagen, offerde hekatomben op en kan niet meer verbergen, dat wij in het oosten en het westen staan in het vijandelijke land, den weg naar het oosten openden, onder panden van waarde in de hand houden. Maar het Ceterum censeo, dat Duitschland ver nietigd moet worden, moet gehandhaafd worden. Men heeft zich zoo vast daarop ver beten, dat men er niet meer van vrij kan. Daarom moeten nieuwe honderdduizenden na de slachtbank gedreven worden. Als nieuwste prikkel tot het aanstoken van blin de oorlogswoede geldt de hoop op den uit puttingsoorlog. Dat onze levensmiddelen toe reikend zijn, dat het er slechts op aan komt ze goed te verdeelen, daarover zijn wij het ee^s. Wij zijn voor een langen duur van den oorlog van al het noodige voorzien. Wat de uitputting van menschen betreft leerde de oorlog tot dusver, dat het getal al leen t niet doet. Geheel onverklaarbaar is het, dat Frankrijk, dat nu de lichting 1917 oproept en de lichting 1916 reeds grooten- deels heeft ingelijfd, van eene uitputting van het Duitsche menschenmateriaal kan spreken. Wij zijn bij het onder de wapenen roepen van de dienstplichtigen niet zoo ver gegaan als Rusland en ook niet als Frank rijk, dat de weerplicht over het 45e levens jaar heeft uitgebreid. Bij het nog beschik bare getal weerplichtigen denken wij er niet 8an deze grenzen uit te zetten. Onze ver liezen zijn niet alleen relatief maar ook ab soluut geringer. Duitschland heeft 30 millioen meer inwoners. Onze verliezen zijn smartelijk; maar wanneer wij voor huis en haard strijden, begeeft ons de adem niet. Waartoe de haat tegen ons leidt, ziet men met huivering aan het geval van de Baro- long, die schanddaad van een onder Ame- rikaansche vlag varend Engelsch oorlogs schip, welks bemanning op de afschuwelijk ste wijze de hulpelooze bemanning van een Duitsch U-boot vermoordde. Deze afschu welijke moord wordt in de Engelsche pers doodgezwegen; wij weten niet op dat uit schaamte geschiedde. Op den geest der ma rine waren de Engelschen altijd trotsch. Kan zij den kloelbloedigen moord van een weer- loozen tegenstander verantwoorden? Die blijft in de geschiedenis van de Engelsche marine een onuitwischbare vlek. Ik wil niet generaliseeren, maar ik herinner aan be richten van de Daily Chronicle, waarin de lust van de Engelsche soldaten in het slach ten van Duitsche soldaten zoo afschuwelijk wordt voorgesteld en verheerlijkt, dat ik aar zel de daarbij gebruikte woorden In den mond te nemen. Bij onze troepen is het doo- den van den tegenstander geen scherts en geen sport. Wij versmaden zulke laagheden. De rijkskanselier besluit zijn antwoord al dus: Wanneer eenmaal de geschiedenis over de schuld aan dezen monsterachtigen van alle oorlogen en zijn duur oordeelt, zal zij het ontzettende onheil aan het licht bren gen, dat onkunde en verkeerde voorstelling aanrichtten. Zoolang deze verwarring van schuld en onkunde bij de vijandelijke macht hebbenden bestaat en hunne gemoedsstem ming de vijandelijke volken beheerscht, zou ieder vredesaanbod onzerzijds een dwaas heid zijn, die den oorlog verlengt. Eerst moeten de maskers vallen. Nog wordt de vernielingsoorlog tegen ons gevoerd. Met theorieën en vredesgepraat komen wij niet vooruit. Wanneer onze vijanden komen met vredesvoorstellen, die aan de waardigheid en de veiligheid van Duitschland beantwoor den, dan zijn wij ten allen tijd bereid ze in bespreking te nemen. In het volle bewustzijn van de verkregen onwrikbaar overeind staande wapensucces sen wijzen wij de verantwoordelijkheid af voor de voortzetting van de ellende, die Europa en de wereld vervulden. E*- moet niet gezegd worden, dat wij den oorlog onnoodig wilden verlengen, omdat wij dit cf dat onder pand nog wilden veroveren. Moet na de met Bulgarije verkregen wa pengemeenschap, na de groote overwinnin gen in Servië, na het openen van den weg naar de Turksche bondgenootenen de daar mee verbonden bedreiging van de gevoelig ste plekken der Britsche wereldheerschap pij, niet meer en meer bij onze vijanden zich het inzicht bevestigen, dat het spel voor hen verloren is? Moet niet bij menigeen onder ons, die ziet dat de oorlog niet meer op onze kosten zal afloopen, de gedachte opkomen: Waartoe nog verdere offers? Waarom biedt de Duitsche regeèring niet den vrede aan? Feitelijk komt geen van onze vijanden met vredesvoorstellen bij ons. Veeleer beschouw den onze vijanden 't in hun belang ons val- schelijke vredesaanbiedingen toe te dichten. Het eene en het andere heeft denzelfden grond: eene zelfmisleiding zonder voorbeeld, die wij nog slechts zouden verergeren als wij met vredesvoorstellen tot hen kwamen in plaats dat zij tot ons komen. Wanneer ik van mijne eigen vredesvoorwaarden zal spreken, moet ik eerst de vredesvoorwaar den van den vijand bekijken. Onze tegen standers stelden in den eersten roes van de verwachtingen, die zij in den beginne op dezen gemakkelijken oorlog meenden te kunnen bouwen, de buitensporigste vredes- oogmerken; zij proclameerde de vernieti ging van Duitschland. Tn Engeland wilde men, als het noodig was, voor dit doel twin tig jaren oorlog voeren. Voor zulk een oor- logsduur werd men daar intusschen sedert wel wat benauwd. Maar het einddoel bleef, ondanks alle gebeurtenissen in den sinds dien verloopen tijd, hetzelfde. De kanselier haalt de in de National Review en de Statesman opgenoemde oorlogsmerken en gaat daarna voort: Zoo klinkt het ook uit de Fransche pers. Nog altijd wordt Flzas-Lotha- ringen geëischt. Hanotaux legde onlangs in de Figaro, in tegenstelling tot de andere, gebruikelijke legenden van het overvallen Frankrijk, de openhartige bekentenis af: Frankrijk heeft den oorlog gemaakt om El zas-Lotharingen te veroveren. In vroegere redevoeringen heb ik het al gemeene oorlogsdoel in groote lijnen ge schetst. Ik kan ook héden niet op bijzonder heden ingaan, en niet zeggen welke waar borgen de keizerlijke regeering b.v. in de Belgische kwestie wil eischen, welke machts grondslagen zij voor deze waarborgen noo dig acht. Eéne zaak moeten onze vijanden weten: hoe langer en verbitterder zij den oorlog voeren, des te meer groeien de noo dige waarborgen. Noch in het oosten, noch in het westen mogen onze vijanden van he den over de invalspoorten beschikken, waar door wij ens' van morgen of scherper dan tot dusver verontrusten. Het is bekend, dat Frankrijk zfjne Teenfn- gen aan Rusland slechts onder de voorwaar de gaf, dat Rusland de Poolsche vestingen tegen ons In orde bracht, en dat Engeland en Frankrijk België beschouwden als hun opmarsch-gebled. Daartegen moeten wij ons politiek en militair beveiligen. Wij moeten ons ook onze economische ontplooiing ver zekeren, Ik geloof, dat er niemand is in het Duitsche vaderland, die niet stTeeft naar dit doel. Over de middelen om dit doel te be reiken, moeten wij ons de volledige vrij heid van onze beslissingen handhaven. Wij bedreigen niet de kleine volken. Wij strij den niet den ons opgedrongen strijd om vreemde volken onder het juk te brengen, maar tot bescherming van ons leven en on ze vrijheid. Voor de Duitsche regeering bleef deze oorlog wat hij van den 'beginne af was: een verdedigingsoorlog van het Duit sche volk en zijne toekomst. De oorlog kan slechts beëindigd worden met een vrede, die ons naar menschelijk inzicht de zeker heid geeft, dat hij zich niet zal herhalen. Daarin zijn wij allen eensgezind. Dat is onze sterkte en zoo zal het blijven. Na het antwoord van den rijkskanselier legt Spahn (centrum) namens alle partijen, met uitzondering van de interpelleerende partij, de volgende verklaring af: Ook wij wenschen de beëindiging van den ons op gedrongen oorlog. Wij zien vol bewondering en dankbaarheid op den onafgebroken zege tocht van onze troepen, die gemeenschap pelijk met de dappere Oostenrijksch-Hon gaarsche, Bulgaarsche. en "Turksche bondge- nooten van overwinning tot overwinning gaan, hunne roemrijke vaandels diep in het vijadelijke land droegen en zoo juist het Servische leger vernietigden. Wij vertrou wen op de onbuigzame, tegen alle vijande lijke aanvallen opgewassen, overmachtige stelling van onze legers in oost en west, die ons met de bondgenooten het volle succes in den oorlog waarborgen. Wij zien op de niet te schokken economische en financieele kracht van ons volk en van ons land, die ons de voeding en uitrusting voldoende ver zekert. Wanneer de vijanden opnieuw sa menzweren om te volharden in den oorlog, dan wachten wij in volkomen eensgezind heid en kalme vastberadenheid en Godsver trouwen op het uur, dat de vredesonderhan delingen mogelijk maakt, waarbij duurzaem de militaire, economische, financieele en politieke belangen van Duitschland in hun ganschen omvang, met inbegrip van de daartoe yereischte gebiedsuitbreidingen ge waarborgd moeten worden. Na deze verklaring van Spahn had de sociaal-democraat Landsberg willen spreken. Hij had zich echter laten schrappen van de lijst der sprekers. Daarna werd een voorstel gedaan tot sluiting van het debat. Dienten» gevolge ontstond een soms zeer levendig debat over de orde van behandeling, waar uit bleek, dat er een misverstand bestond. De vergadering besloot eenstemmig aan? Landsberg het woord te verleenen, die zei- de: lk hoop, dat aan het zoo juist voorge vallene,^ dat zijn eind gevonden heeft door het besluit om aan mij het woord te verlee nen, niemand meer zal denken als wij deze zaal hebben verlaten. Bezorgdheid voor de bedreigde cultuur dreef bij .het begin van den oorlog alle klassen en partijen van Duitschland op de bres. Zij maakt het nu noodig tot den vrede te manen. Wij willen de vernietiging van ons land verhoeden, maar ook geen ander land vernietigen. De' rijkskanselier sprak geene harde woorden, zooals Briand en Asquith. (Liebknecht roept' Jawel? Landsberg antwoordt: Als Liebknecht van eene andere meening is, dan is ons hoorvermogen niet het zelfde of verschilt onze geestestoestand. Luid gelach. Lieb knecht gaat met zijne interrupties voort, voarop Landsberg zegt: De fractie heeft mij als spreker aangewezen, niet Liebknecht). De rijkskanselier is principieel bereid tot een eervollen vrede, maar verlangt beveiliging tegen lichtvaardige aanvallen. Dat willen ook wij. Doorzetting van den oorlog tot de uitputting van alle oorlogvoerenden biedt geene zekerheid tegen eene herhaling van den oorlog. De Duitsche politiek moet zor gen. dat zekere verwachtingen op de mo gelijkheid van de herovering van Elzas-Lo tharingen niet meer voorkomen. Wie het mes trekt om stukken te snijden uit het lijf van het Duitsche volk, zal stuiten op het in zijne verdediging eensgezinde -Duitsche volk, dat hem het mes uit de hand zal slaan. (Luide toejuichingen. Handgeklap). Ondanks het protest van Liebknecht, die voorstelt morgen eene zitting te houden tot bespreking van de door hem gestelde korte vragen, besluit de vergadering de bepaling van de volgende zitting aan den voorzitter te laten. Londen, 10 Dec. (R.) De Times be richt uit Parijs Er is reden om te gelooven, dat de oorlogsraad der geallieerden besloten heeft, dat er geen kwestie van kan zijn de Saloniki-expeditie op te geven. Londen, 9 Dec. (R.) Officieel bericht. Kitchener en Greyj zijn gisteren naar Parijs gegaan om te confereeren met de Fransche regeering. Londen, 9 Dec. (R.) De regeering 'heeft een wetsontwerp ingediend tot verlen ging van den levensduur van het tegenwoor dige parlement tot 31 Jan. 1917. Mexico Londen, 9 Dec. (R.) In het lagerhuis verklaarde Cecil, dat de Britsche regeering thans de feitelijk in Mexico bestaande re geering formeel heeft erkend. Kameroverzicht Eerste Kamer Vergadering van Donderdag 9 December. De heer Tjarda van Starke n- borgh Stachouwer (L.) deelt namens de commissie tot onderzoek der geloofs brieven van het nieuw benoemde lid der Eerste Kamer R. J. A. Diepen, mede de stukken in goede orde te hebben bevonden en adviseert tot toelating. Aldus besloten. Z. h. s. worden achtereenvolgens zon der eenig debat aangenomen: de volgen de wetsontwerpen: Onteigening van eigendommen, noodig voor het aanleggen van een voetbalveld en van een zweminrichting te Veendam. Wijziging der wettelijke bepalingen om trent den accijns op het zout. Verhooging van het IVde hoofdstuk der Staaisbegrooting voor 1915 (Gestichts» arbeid). Aanvulling en verhooging van hoofdstuk IV der Staatsbegrooting voor 19T5 (Reclas- seering ontslagen gevangenen). De minister van Justitie, de heer O r tj ontkent dat de zaak te grootscheeps zou zijn opgezet. Het maximum aantal ambtenaren zal alleen dan worden benoemd, als het wertë zulks noodzakelijk maakt. Op goede uitkom sten mag dank zij de medewerking van or ganisaties en bijzondere ambtenaren, (oiv danks teleurstellingen, die niet zullen uit blijven), worden gerekend. Onteigening ten behoeve van de ultbref* ding van de halte Noord-Kraayert. Goedkeuring van een door het Rijk met der gemeente Rotterdam gesloten overeen* komst, in zake ruiling van terreinen aldaar, en wijziging van de begrooting van inkont* sten en uitgaven voor de Posterijen, de Te* legrafie en Telefonie, voor den dienst vaiT 1915 (2 wets-ontwerpen). Aangaan van een door het Rijk gewaar* borgde geldleening, ten name van de kolonie Suriname; nadere wijziging aanvulling defl begrooting van Suriname voor 1915; nader$ verhooging van hoofdstuk XI der StaatsbÖÏ grooting voor 1915 (3 wets-ontwerpen). De vergadering gaat daarna uiteen tof Dinsdag 27 December, nam. 2 uur5 Tweede Kamer. Minister Cort van der LI n d e zette in de zitting van Donderdag zijn redf voort. Hij ontkent dat er een tegenstelling bestaat tusschen de regeering en het parléi ment inzake de verdediging van de volk* vrijheden, maar men verge van de regee* ring niet meer dan mogelijk is in deze alfc normal^ omstandigheden. Wat de neiW traliteitspolitiek betreft, heeft de regeering kunnen rekenen op den eenstemmigen steur* van de Staten-Generaal, waar een ander* denkende groep geen enkele stem vonA wat wijst op den geringen Invloed diej groep. De neutraliteit is voor ofts volfif voordeelig, maar is ook noodig om te kun* nen werken 8an het in den oorlog zoef droevig geschokt recht. Zijn sympathie voor. een der oorlogvoerenden uite mdH

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 2