0ooi3 (Je Ucagd. De Deserteur. Naar het Engelsch van WALTER FOSTER. Vrij bewerkt door C. H. (Slot). Als men den leeftijd en de zwakheid van heb ook over je zelf en je vrouw gehoord (Michael Chipchase in aanmerking nam, was en zij hebben mij verteld, dat jullie beiden hij merkwaardig vlug klaar met het beplak- gestorven waart, al heel gauw na het onge- ken van het trapluik en het wegnemen van luk met je zoon. Ik ben echter blij, dat dit 'de ladder. Niets gon zijn geheim dus ver- niet het geval is en vermoed, dat het onge raden. Toch was hij geen minuut te vroeg luk jullie nog nauwer verbonden heeft." „Zijn dood werd diep door ons betreurd." „Nu", luidde het antwoord, „ja moet er. maar op vertrouwen, dat er nog wel betere tijden zullen aanbreken", en terwijl hij dit zei, stond hij op van zijn stoel, wierp zijn muts achterover en liet zijn kraag zakken. De oude Michael keek hem heel oplettend aan. Nu zagen de beide oudjes voor het eerst de gelaatstrekken van hun vreemden bezoeker. Het was nog een jonge man, bruin gebrand door de tropische zon en van top tot teen een zeeman. De uitwerking was in derdaad treffend. De oogen van de goede Suzanne schenen uit haar hoofd te zullen springen, doch zij "sloot ze onmiddellijk daarop, gleed van haar stoel en lag beweeg- loos op den grond. En Michael was al even erg ontdaan. Hij beefde van ontzetting, ter wijl er een doodelijke bleekheid over zijn hard, verweerd gezicht kwam, toen hij trachtte te spreken. Dit mocht hem echter niet gelukken. Hij hijgde slechts: „An doch er kwam geen letter meer over zijn lip pen. „Kom, kom, oude man, trek het je niet zoo aan", zei de matroos, terwijl hij den starenden Michael kalmeerend op den schouder klopte. „Ik deed heel onvoorzich tig door jullie zoo te overvallen, maar toen ik hierheen mijn schreden wendde, had ik In het minst geen vermoeden er jullie te vinden, daar mij verteld was, dat beiden ge storven waren. Ik ben geen geest. Vader, laar dood. te schioten!" bromde de ander. „De want kapitein Pengilly was een goedhartig geloof, dat ik weef; waarom hij op je zoon bevelhebber, die belang stelde in zijn on dergeschikten en nauwkeurig toezag, dat zij goed behandeld werden. Ik geioof zeker, schoot, baas, hoewel het een schrale troost is, of je dit al weet." „Ik denk, dat hij het als zijn plicht be schouwde." „Hij schoot hem neer, omdat hij wist, dat je Anton ontdekt had, dat hij een verrader was en met smokkelaars samenspande, ft klaar, wantyrauwelijks had hij zijn onderbro ken maal hervat, of de deur werd open ge worpen door een matroos, die zonder aan te kloppen de kamer binnenstormde. Zijn (nuts zakte diep over zijn oogen en zijn ge richt dook weg in den kraag van zijn jas, dien hij nog hooger opzette. Als Michael en lijn wouw niet zoo geschrikt waren van zijn onverwacht binnenkomen, zouden zij de ver baasde uitdrukking op het gezicht van den matroos gezien hebben. Hij scheen zich echter dadelijk te beheerschen en wierp zich zonder zijn muts af te nemen of zelfs maar toestemming te vragen in den eeni- gen leegen stoel. „Het is ruw weer vanavond, baas", begon hij bij wijze van inleiding. „Even ruw als je manieren misschien", antwoordde Michael geraakt. „Ja, ik wil wel gelooven, dat mijn manie ren ruw zijn, ze worden er aan boord niet beter op. Ik zeg nog eens, het is ruw weer vanavond en als ik de deur niet op een kier had zien staan en licht had gezien, dat mij een vriendelijke baken scheen, zou ik voor bij zijn gegaan." „Zoo, kom je misschien van een oorlogs schip?" vroeg Michael. „Ja baasvan de Vixen, die vanmor gen hier binnengeloopen is uit de West." „Zoo! En zou ik zoo vrij mogen zijn naar de reden te wagen, waarom één van Zijn Majesteits matrozen want dat ben je toch mij, een armen, ouden visscher met maar uw zoon Anton op wien door een een bezoek vereert?" I commies geschoten werd, doch niet doode- „Zeker, zeker", antwoordde de ander. „Ik lijk. Dat is het verschil. Kom nu. Vader, doe dat niet voor mijn genoegen, maar uit houd je goed, en laten we samen eens naar plicht. Om kort te gaan, baas, we verloren Moeder kijken." door desertatie een man, zoodra wij aan wal kwamen en ik moet hem nu opsporen De spreker keek Michael dooi dringend Toen Suzanne weer op haar verhaal geko men was en het tot haar doordrong, dat haar aan, terwijl hij dit zei, doch de oude man zoon nog in het land der levenden verkeer- weerstond dien blik. „Onze kapitein heeft de, zei Anton (zooals wij hem nu voortaan verschillende mannen uitgezonden, maar ik zullen noemen) op gedempten toon ben er alleen op uitgegaan.' „Waarom is hij gedeserteerd?" vroeg Mi chael schijnbaar onverschillig. „O, hij was heelemaal een verkeerd soort." „Natuurlijk", zei Michael bitter. „Zeker was hij dat. Hij heeft meermalen onderweg in het cachot gezeten wegens slecht gedrag of brutaliteit." „Misschien is hij daarom nu weggeloo- pen." „Het kan zijn, maar ik verzeker je, dat hij het verdiende. De overtredingen, waar mede hij zijn straffen opliep, waren echter weinig beteekenis vergeleken bij den ,De reden, dat mijn lijk, nadat door Tul lick ja zeker, het was Tullick op mij geschoten was, nooit gevonden werd, is de volgende: „In plaats van direct van de rots op het strand te vallen, rolde ik langs den rotskant en bleef achter een struik haken, hetgeen mijn val brak, zoodat ik betrekkelijk zacht neerkwam. Tot het aanbreken van den dag bleef ik op het strand liggen, geheel bij mijn bewustzijn, doch te zwak om mij te bewegen of zelfs maar om hulp te roepen en als de vloed dien morgen een uur eerder opgeko men was, zou ik wis en zeker verdronken misdaad, dien hij pleegde, juist vóór hij aan zijn. Gelukkig kwam er echter, niet lang na boord kwam en daarom moeten we hem terugkrijgen." „Hoe heet hij?" vroeg Michael. „Ik kan je alleen zeggen, dat hij aan boord was ingeschreven als Nicholas yeal". „Nooit van hem gehoord", zei Michael, terwijl hij het hoofd schudde. het aanbreken van den dag een douane schip langs de kust en werd men mij vanaf het dek gewaar. Ik werd aan boord genomen en met de grootste toewijding verpleegd. Een chirurgijn, die voor zijn plezier een tocht met het douaneschip meemaakte, ver wijderde den kogel. Ik had mijn naam opge- dat hij mij in het oog hield en daar hij be merkte, dat ik getrouw mijn plicht deed, be noemde hij mij tot bootsman, daar mijn voorganger plotseling overleden was. Om kort te gaan, na drie jaar de zee doorkruist te hebben, in welken tijd wij soms gevechten op leven en dood leverden, keer den wij weer naar ons vaderland terug. Van morgen liep ons schip pas binnen, zooals ik straks reeds opmerkte, en nauwel'jks lagen we een uur in de haven, of het gerucht deed de ronde, dat één der mannen gedeserteerd was. In het eerste oogenblik kon niemand het gelooven; het scheen zoo ondoordacht weg te loopen juist voordat de uitbetaling zou plaats hebben. Maar ondoordacht of niet, Nicholas Yeal was nergens te vinden. Plotseling vernamen wij een nieuw en nog veel ernstiger gerucht een geheim sein boek werd vermist. Het leed geen twijfel het boek was weg. En Nicholas Yeal ook. Dit gaf te denken en het lag voor de hand, dat de deserteur er met het boek van door was. Hiervan was iedereen overtuigd. Nu ging ons een licht op, waarom hij zijn trak tement in den steek had gelaten. Voor het geheime seinboek zou hij handen vol geld kunnen krijgen. Blijf zitten. Vader," ter wijl de oude Michael zenuwachtig opsprong en spreken wilde. „Ik weet, wat je zeggen wilt. Wacht nog even. Kapitein Pengilly stuurde zijn manschappen in alle richtingen uit om den verrader en dief te achterhalen. Nu dacht ik dadelijk, dot Yeal dezen kant uit zou gaan, waar hij goed bekend is. Ik vroeg daarom den kapitein, of ik hem mocht zoeken, het liefst geheel alleen. Hij gaf gaar ne zijn toestemming en zei„Zekei, Peverel; en als je het boek terugbrengt het boek, versta je, meer nog don den man mag je tevreden over je dag zijn." „Hij kwam hier niet dadelijk heen, maar langs allerlei omwegen en bijna gaf ik de hoop op, hem te zullen vinden. Maar einde lijk, toen het al donker begon te worden, kwam ik hem op het spoor, ik zag hem hal verwege deze rots, toen ik nog. beneden was en ik zorgde wel, dat hij mij niet ge waar werd iets, dat niet gemakkelijk ging, want hij keek gedurig om. Toen de duister nis geheel inviel en het begon te regenen, verloor ik hem weer uit het oog. en hoewel ik zelf uit deze streek kom, wist ik soms niet eens, waar ik mij bevond. Ik klom nog een eind verder, toen ik plotseling een licht straal zag en dachtHa, daar is een huis en ik durf wedden, dat Nicholas daar een schuilplaats heeft gevonden. Ik steven op hetzelfde doel af blijf nog even zitten, vader 1" toen de oude man voor den twee den keer opstond en zijn zoon in de rede wilde vallen „je werd natuurlijk door dien schurk om den tuin geleid." „Je vondt me zeker al heel bij de hand, toen ik het luik in de zolderring, dat nog wel behangen is, ontdekte, niet waar, vader? Het kwam niet in je op, hoe goed ik het daar boven kende mijn oude slaapkamer. Ha ha I Maar laten we nu niet vergeten, wat me hierheen dreef. Ik zal de ladder op zijn plaats zetten en we zullen zien, wat er ge beurt." Na dit gedaan te hebben, klom Anton de ladder op. Hij scheurde met een oud stuk mes het papier van de randen van hët luik af, stootte dit open en stak zijn hoofd er door. Onmiddellijk daarna werd hij den man gewaar, dien hij zocht. Deze schrikte niet weinig, want hoewel hij beneden, wel stem- men had gehoord, had hij toch niets kun- geven als Willem Peverel, daar mijn eigen Dit is een aardig kamertje, baas", ging j naam mij in dien tijd misschien in moeilijk- de matroos voort, terwijl hij plotseling een heden gebracht zou hebben en ik bedacht andere richting aan het gesprek gaf. een lang verhaal om te verklaren, hoe ik verstaan en vermoedde hij in de verste „Ja, het is hier gezellig, al is het hoogst daar zoo gewond op het strand kwam te lig- verte niet_ dat men hem ontdekken zou. eenvoudig." gen, hoewel ik toch vermoedde, dat zij hun I Kom Vuilik", begon Anton nu tegen „En het behan; v-* jtatjkr J-J— *--u aardig patroon i gen, noewei ik rocn vermoeooe, aar zij nun _kom Tullik", begon Anton nu tegen rang bevalt mij ook. het is een eigen meening omtrent de zaak zouden heb-1 de'^ verschrikten deserteur,.„ga maar mee. n. Ik zie, dat je er de zoldering ben. Evenwel stelden zij mij heelemaal geen In naam der wet neem je ?Pvangen." ook mee beplakt hebt. vragen. De chirurgijn, die den kogel uit mijn „Ja, het tocht anders zoo", antwoordde rug verwijderd had, was eigenli'k voor een Michael, die zich plotseling niets op zijn oorlogsschip bestemd en hij vroeg mij, of gemak begon te voelen. ik daar ook op wilde komen, als ik voldoen- „En waarvoor dienen die twee kleine hou-de was aangesterkt, „want", zei hij, „onze ten latten vlak bij de zoldering? Men zou marine kan eiken flinken man gebruiken." denken, dat je daar anders een ladder had I „Daar ik dacht hem mijn dankbaarheid staan." het best te kunnen toonen door op zijn voor- „Een ladder?" vroeg Michael. „Waarvoor stel in te gaan, beloofde ik hem, dat ik mij zou i k een ladder noodig hebben?" als vrijwilliger voor den zeedienst zou opge- „Wel, die zou heel gemakkelijk zijn om ven en zoo ging ik na eenige weken met de vliering te bereiken of een kamertje, daar vele anderen aan booYd van de V i x e n. Nu waar de ruimte kostbaar is." was ik voor het eerst in de gelegenheid een „Maar hoe zou je door de zoldering heen brief te schrijven en ik kreeg pen en pa- kunnen komen, zelfs al was daar een kamer?" pier met het plan jullie te laten weten, hoe „Ik heb in dergelijke gevallen dikwijls een het mij gegaan was, toen een gesprek van trapluik gezien. Wordt er hier veel gesmok- j een paar kameraden, die bleken uit deze keld?" vroeg de matroos, terwijl bij voor de streek te komen, mijn aandacht trok. Toen tweede maal het gesprek een andere wen ding gaf. „Nogal", antwoordde Michael, die nu weer wat rustiger werd; „hoewel niet zooveel meer als als sinds den tijd, dat mrjn arme jon gen door een commies werd neergescho ten." „Dat was een treurig geval. Hoe heette hij?" „Het was mijn zoon", antwoordde de oude man, terwijl hij met zijn hand over zijn ge zicht streek. „Ja, ja. En wie heeft hem doodgescho ten?" L. „Dat hebben we nooit met zekeiheid'kun nen zeggen, hoewel men algemeen aannam, dat het Tullick was, een man, die al meer op zijn geweten had." „Tullick!" herhaalde de matroos: „ik heb van dién man gehoord. Een kameraad van mij aan boord van de Vixen heeft er mij van verteld. Het was een duistere zaak. En je zoon heette Anton Chipchase, niet waar?" „Ja." „En wat is er met dien Tullick gebeurd?" „Hij werd overgeplaatst en ik geloof, dat het hem heel kwalijk genomen werd, toen men ontdekte, dat hij zelf zich ook afgaf met smokkelaars." vernam ik beider dood. Daar zij geheel ze ker hiervan schenen te zijn, twijfelde ik er niet aan, of zij hadden het bii het rechte eind de brief werd natuurlijk nooit ge schreven. „Toen het schip een paar dagen in volle zee was, ontdekte ik onder de bemanning een gezicht, dat mij bekend voorkwam, hoewel ik mij met geen mogelijkheid te binnen kon - brengen, w i e het was. Na er geruimen tijd over nagedacht te hebben, kwam ik tot een vreeselijke ontdekkingde man was n.l. nie mand anders dan Tullick. Aan boord van de Vixen was hij echter geheel glod-gescho- ren, terwijl hij de enkele malen, dat ik hem vroeger gezien had, een zwarten baard droeg, vandaar dat ik hem'dah ook niet dadelijk herkend .had. Ik verraadde door niets, dat ik dit nu wel deedhij had zijn redenen. Gedurende eenige minuten was het dood stil in het hutje. De oude Michael en zijn vrouw waren niet weinig ongesteld hii de ge dachte, dat zij door den moordenaar_yan hun zoon (want het had toch maar heel wei nig gescheeld, of hij was dat geweest) mis leid waren en hem zelfs geholpen hadden zich te verbergen. Ademloos wachtten zij af, wat er nu gebeuren zou. Daar verscheen Tullick, alias Nicholas Yeal, in de opening. Schoorvoetend kwam hij de ladder af. Geen woord kwam er over 'zijn lippen; als stom geslagen stond hij nu midden in de kamer en keek de drie ande ren angstig aan. Het seinboek v.erd onder zijn trui gevonden en Anton legde er on middellijk beslag op. Deze emotievolle dag bleek weldra goe de gevolgen voor Anton Chipchase te heb ben. Hij werd ruimschoots door kapitein Pengilly beloond voor het terugbrengen van het seinboek, want zijn verdiensten waren inderdaad groot. Het geld gaf hij aan zijn ouders, die nu op hun ouden dag geen ge brek meer behoefden te lijden. Voor den verraderlijken Tullick had deze dag echter minder goede gevolgen, want nadat hij voor den krijgsraad werd ge bracht, werd hij schuldig verklaard van hoogverraad en natuurlijk ontliep hij zijn straf niet December. Koud is 't, bitter koud. Snerpend snijdt de dacht ik, om onbekend te willen wind over de vlokte en giert door de takken blijven en stellig had ik de mijne. Zoolang der reeds lang kale boomen. Kaal ja, hij me dus ongemoeid liet, keek ik niet naar maar daar staat toch nog het dennenwoud, hem om, het verleden was voorb-j en ik zag heerlijk groen, als in den zomer! Zeker, de er het nut niet van in het weer op te rake- den moet blijven. Immers Kerstmis komt en len. Ik begin nu te gelooven, dat hij het dan moet hij zijn plicht vervullen; dan. wordt was, die met een of ander geheim doel het hij nog veel mooier dan in den zomer, dan praatje rondstrooide, dat mijn beide ouders schittert hij daar in het licht van ontelbare gestorven waren. kaarsjes, die fantastisch hun schijn op zijn „Gelukkig kanridk zeggen; dat het leven takken werpen. Maar thans staan de dennen Wel een geprtrikt man om een smokke- aan boord van de Vixen heel goed was, daar nog, dicht opeen als een donkere ach tergrond van de heide, terwijl de wind hen heen en weer zwiept. Dra zal November voorbij zijn, en December zal zijn intrede doen. Als dan ook twaalf doffe slagen van t kerktorentje van het naaste dorp verkon den, daPmiddernncht dèèr is, dan komt daar uit het donkere dennenwoud gestrompeld een oud man, een grijsaard met langen baard en lange witte haren, die wild in den wind fladderen. Wij herkennen in hem De cember. Langzaam wandelt hij over de aar de om zijne plichten te vervullen. IJskoud is de adem, die van zijne lippen komt, en al les vlucht voor hem, want men vreest den ouden man, die koude en ellende veroor zaakt. Dat is zijne bestemming; maar toch, hij kan wel vreugde brengen! Zie 's moryeua de blijde kindergezichtjes maar een», al» lil) s nachts de witte sneeuw over do aside heeft gestrooid. Zie de vreugde der werke- loozen, als zij, door het wegruimen de- sneeuw, misschien weer brood en brandstof kunnen brengen aan hun gezin, dat bijna omkwam van honger en gebrek. Dan voelt December zich gelukkig, bemerkend, dat niet slechts proza, doch ook poëzie In z:jn taak schuilt. Ja, een blijmoedige glimlach vertoont zich op zijn oud, verweerd gelaat, als hij ziet, hoe op zijn wenken Sint Nico- laas, beladen met geschenken, zijn gaven aan de menschen gaat uitdeelen en zelfs in de armste hutjes geluk weet te verspreiden. Dan is 't, alsof een stem tot hem spreekt: „Kom, December, wees óók gelukkig en blij, iedereen is 't immers"! Maar dan schudt hij 't oude, grijze hoofd en denkt aan 't som bere deel van rijn taak: verdriet en armoe brengen, ziekte vaak. Hij moet zijn arbeid voleindigen, en hij doet, wat hem is opgedragen. Hij brengt koude, hevige koude, en hij blaast over 't water, zoodat het verstijft; weldra ligt er een dikke ijskorst op, enden volgenden morgen krioelt en lacht en schatert de jeugd er; de schaatsen glijden over de spiegel gladde oppervlakte en December heeft alweer vreugde gebracht. De Kerstvacantie breekt aan, en volop kan dus oud en jong genieten vari~de gaven van Wintermaand. Maar December zelf kan niet genieten; zwaar voelt hij zijn plicht nog drukken. Helaas, toch moet een deel van zijn taak in'waarheid blijven: „Ziekte, koude en armoede brengen!" Eenzaam wandelt hij weer over de heide, evenals den eersten nacht van zijn komst. En daar daar hoort hij- plotseling mu ziek, eerst heel zacht, dan duidelijker, steeds meer nabij, en in zijn oor klinkt het „Eere zij God, Eere zij God in den Hooge." Hij ziet hoe de hemel zich opent en fn een zee van Goddelijk licht een Engel neerdaalt. Licht zweeft deze over de aarde, ontsteekt het heilige Kerstlicht en stijgt, even ge- ruischloos als hij gekomen is, weder om hoog. Dan sterft de zang weg; 't wordt weer donker. Dit alles maakt op December een zeer diepen indruk en langen tijd blijft hij in gedachten verzonken staan. Dan gaat hij langzaam verder en weer komt hij aan den ingang van het dennenwoud. Nog ziet hij in zijn geest den Kerstengel, nog hoort hij de heerlijke tonen, die tot hem gekomen zijn „Eere zij God in den Hooge!" Dan voelt December pas, dat zijn taak niet is een plicht, die hem zwaar moet drukken, maar een heerlijk geluk, hem geschonken door den God van Wien de Engelen hent gezongen hebben. En vredig en berustend gaat hij heen, voelend, dot 't nieuwe leven,' dat nu gaat beginnen, aan jongere krach' ten moet worden toevertrouwd. Wederom weerklinken van verre twaaj) slagen, maar nu beduiden zij, dat December;; afscheid neemt er. met hem 't oude jaar met al zijn lief en leed. R. B. Van alles wat. Cpiv»«i»ct dor letterverwis-cti Uit het vorige nummer Sltcht». K -!>•« psbeschuitbakkeri j K«kk»rl»l<. Stcrvfiscoop. Vogelverschrikker. Kameraadschap. Kaboutermannetje. De laatste vreugde van een Keizer. In het jaar 1725 zag men in Petersburg een schip, waarop veel soldaten waren, in het grootste gevaar. Het kwam uit Kroon- stadt en wilde de Peterburgsche hoven in- loopen, maar de wind en de wolken dreven het op zee rond, totdat het op een ondiepte strandde. Keizer Peter I zag het gevoar en zond onmiddellijk een sloep met manschap, pen om hulp te verleenen. Deze arbeidden met de grootste insponning, doch het mocht hun niet gelukken het vaartuig los te maken. Peter I verontrustte zich hierover te meer daar eenige menschen reeds door de golven werden weggeslagen. Hij besloot zelf mee te varen en een reddende hand uit te steken. Hij voer tot op bijna 100 schreden bij het schip, maar naderbij komen wos wegens de ondiepte onmogelijk. Nu sprong hij uit zijn sloep, waadde naar de gestrande boot en hielp haar losmaken en de menschen red den. Geheel nat en en door koude verstijfd kwam hij thuis. Kort daarop werd hij ziek en deze ziekte had den dood ten gevolge. Maar op zijn sterfbed was de Keizer nog dankbaar, dat hij door zijn hulp twintig menschen he' leven had kunnen redden. Kunstjes met kaarten. De onbrandbare kaart. Men legt een kaart eenigen tijd in n oplossing van aluin en laat dit drogen. Daar door zal de kaart niet verbranden, al steekl men haar in een vlam. Door het gevoel te bepalen, of een kaart een pop is of niet. Om dit kunstje uit te voeren, moet je voor af een spel hebben klaar gemaakt. Je steekt met een fijne naald door de kaarten, waar op poppen staan, zoodat je aan den ver keerden kant een kleine verhooging kunt voelen. Nu vul je het gaatje met Arabische gom en drukt op den verkeerden kant van de kaart, dan blijft er een kleine, onzicht bare, maar toch voelbare verhooging over. Als je nu de verschillende kaarten in han den neemt,-voel je of daarop de verhooging is waar te nemen of niet. Is ze aanwezig, dan is de kaart een pop, anders niet. Dit kunstje kun je verscheiden malen ach ter elkaar en zelfs met gesloten oogen uit voeren. Ti; aüvïsite. Als zijn zusje thee gaat schenken, is Frans daad'lijk btj de hand; hij vindt 't knusjes thee te drinken uit 't servies met gouden rand. Zusje doet drie lepels suiker in zijn kopje; 't is maar klein Frans mag zelf zijn koekje kiezen uit de trommel, hè, zoo fijn. Maar het meisje van de buren komt ook graag eens op de thee, en brengt 's middags, heel gezellig, -ook wat van haar poppen mee. Frans staat nu erg sip te kijken; poppen, neen, dat 's niets gedaan, als hij niet zoo graag wat thee had, was hij gauw weer weggegaan. Fransje wacht dus op zijn kopje, maar„visite gaat toch voor!' zegt zijn zusje en geeft eind'lijk hem het kopje zonder oor. Daar veel suiker opgesnoept 1» de „visite" wou zcoveel blijft er maar een heel klein ichepjv over; dat valt Frans ten deel. - 'K Ook een afgeknabbeld koekje voegt zijn zusje hem nog toe zoo mocht Frans töch thee mee drinkt^ maar je moet niet vragen hoe, f v HERMANNA'J

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 7