0ooi3 (Je Ucagd.
De Deserteur.
Naar het Engelsch van WALTER FOSTER.
Vrij bewerkt door C. H.
(Slot).
Als men den leeftijd en de zwakheid van heb ook over je zelf en je vrouw gehoord
(Michael Chipchase in aanmerking nam, was en zij hebben mij verteld, dat jullie beiden
hij merkwaardig vlug klaar met het beplak- gestorven waart, al heel gauw na het onge-
ken van het trapluik en het wegnemen van luk met je zoon. Ik ben echter blij, dat dit
'de ladder. Niets gon zijn geheim dus ver- niet het geval is en vermoed, dat het onge
raden. Toch was hij geen minuut te vroeg luk jullie nog nauwer verbonden heeft."
„Zijn dood werd diep door ons betreurd."
„Nu", luidde het antwoord, „ja moet er.
maar op vertrouwen, dat er nog wel betere
tijden zullen aanbreken", en terwijl hij dit
zei, stond hij op van zijn stoel, wierp zijn
muts achterover en liet zijn kraag zakken.
De oude Michael keek hem heel oplettend
aan. Nu zagen de beide oudjes voor het
eerst de gelaatstrekken van hun vreemden
bezoeker. Het was nog een jonge man, bruin
gebrand door de tropische zon en van top
tot teen een zeeman. De uitwerking was in
derdaad treffend. De oogen van de goede
Suzanne schenen uit haar hoofd te zullen
springen, doch zij "sloot ze onmiddellijk
daarop, gleed van haar stoel en lag beweeg-
loos op den grond. En Michael was al even
erg ontdaan. Hij beefde van ontzetting, ter
wijl er een doodelijke bleekheid over zijn
hard, verweerd gezicht kwam, toen hij
trachtte te spreken. Dit mocht hem echter
niet gelukken. Hij hijgde slechts: „An
doch er kwam geen letter meer over zijn lip
pen.
„Kom, kom, oude man, trek het je niet
zoo aan", zei de matroos, terwijl hij den
starenden Michael kalmeerend op den
schouder klopte. „Ik deed heel onvoorzich
tig door jullie zoo te overvallen, maar toen
ik hierheen mijn schreden wendde, had ik
In het minst geen vermoeden er jullie te
vinden, daar mij verteld was, dat beiden ge
storven waren. Ik ben geen geest. Vader,
laar dood. te schioten!" bromde de ander. „De want kapitein Pengilly was een goedhartig
geloof, dat ik weef; waarom hij op je zoon bevelhebber, die belang stelde in zijn on
dergeschikten en nauwkeurig toezag, dat zij
goed behandeld werden. Ik geioof zeker,
schoot, baas, hoewel het een schrale troost
is, of je dit al weet."
„Ik denk, dat hij het als zijn plicht be
schouwde."
„Hij schoot hem neer, omdat hij wist, dat
je Anton ontdekt had, dat hij een verrader
was en met smokkelaars samenspande, ft
klaar, wantyrauwelijks had hij zijn onderbro
ken maal hervat, of de deur werd open ge
worpen door een matroos, die zonder aan
te kloppen de kamer binnenstormde. Zijn
(nuts zakte diep over zijn oogen en zijn ge
richt dook weg in den kraag van zijn jas,
dien hij nog hooger opzette. Als Michael en
lijn wouw niet zoo geschrikt waren van zijn
onverwacht binnenkomen, zouden zij de ver
baasde uitdrukking op het gezicht van den
matroos gezien hebben. Hij scheen zich
echter dadelijk te beheerschen en wierp zich
zonder zijn muts af te nemen of zelfs
maar toestemming te vragen in den eeni-
gen leegen stoel.
„Het is ruw weer vanavond, baas", begon
hij bij wijze van inleiding.
„Even ruw als je manieren misschien",
antwoordde Michael geraakt.
„Ja, ik wil wel gelooven, dat mijn manie
ren ruw zijn, ze worden er aan boord niet
beter op. Ik zeg nog eens, het is ruw weer
vanavond en als ik de deur niet op een kier
had zien staan en licht had gezien, dat mij
een vriendelijke baken scheen, zou ik voor
bij zijn gegaan."
„Zoo, kom je misschien van een oorlogs
schip?" vroeg Michael.
„Ja baasvan de Vixen, die vanmor
gen hier binnengeloopen is uit de West."
„Zoo! En zou ik zoo vrij mogen zijn naar
de reden te wagen, waarom één van Zijn
Majesteits matrozen want dat ben je
toch mij, een armen, ouden visscher met maar uw zoon Anton op wien door een
een bezoek vereert?" I commies geschoten werd, doch niet doode-
„Zeker, zeker", antwoordde de ander. „Ik lijk. Dat is het verschil. Kom nu. Vader,
doe dat niet voor mijn genoegen, maar uit houd je goed, en laten we samen eens naar
plicht. Om kort te gaan, baas, we verloren Moeder kijken."
door desertatie een man, zoodra wij aan wal
kwamen en ik moet hem nu opsporen
De spreker keek Michael dooi dringend
Toen Suzanne weer op haar verhaal geko
men was en het tot haar doordrong, dat haar
aan, terwijl hij dit zei, doch de oude man zoon nog in het land der levenden verkeer-
weerstond dien blik. „Onze kapitein heeft de, zei Anton (zooals wij hem nu voortaan
verschillende mannen uitgezonden, maar ik zullen noemen) op gedempten toon
ben er alleen op uitgegaan.'
„Waarom is hij gedeserteerd?" vroeg Mi
chael schijnbaar onverschillig.
„O, hij was heelemaal een verkeerd soort."
„Natuurlijk", zei Michael bitter.
„Zeker was hij dat. Hij heeft meermalen
onderweg in het cachot gezeten wegens
slecht gedrag of brutaliteit."
„Misschien is hij daarom nu weggeloo-
pen."
„Het kan zijn, maar ik verzeker je, dat
hij het verdiende. De overtredingen, waar
mede hij zijn straffen opliep, waren echter
weinig beteekenis vergeleken bij den
,De reden, dat mijn lijk, nadat door Tul
lick ja zeker, het was Tullick op mij
geschoten was, nooit gevonden werd, is de
volgende:
„In plaats van direct van de rots op het
strand te vallen, rolde ik langs den rotskant
en bleef achter een struik haken, hetgeen
mijn val brak, zoodat ik betrekkelijk zacht
neerkwam. Tot het aanbreken van den dag
bleef ik op het strand liggen, geheel bij mijn
bewustzijn, doch te zwak om mij te bewegen
of zelfs maar om hulp te roepen en als de
vloed dien morgen een uur eerder opgeko
men was, zou ik wis en zeker verdronken
misdaad, dien hij pleegde, juist vóór hij aan zijn. Gelukkig kwam er echter, niet lang na
boord kwam en daarom moeten we hem
terugkrijgen."
„Hoe heet hij?" vroeg Michael.
„Ik kan je alleen zeggen, dat hij aan
boord was ingeschreven als Nicholas
yeal".
„Nooit van hem gehoord", zei Michael,
terwijl hij het hoofd schudde.
het aanbreken van den dag een douane
schip langs de kust en werd men mij vanaf
het dek gewaar. Ik werd aan boord genomen
en met de grootste toewijding verpleegd.
Een chirurgijn, die voor zijn plezier een
tocht met het douaneschip meemaakte, ver
wijderde den kogel. Ik had mijn naam opge-
dat hij mij in het oog hield en daar hij be
merkte, dat ik getrouw mijn plicht deed, be
noemde hij mij tot bootsman, daar mijn
voorganger plotseling overleden was.
Om kort te gaan, na drie jaar de zee
doorkruist te hebben, in welken tijd wij soms
gevechten op leven en dood leverden, keer
den wij weer naar ons vaderland terug. Van
morgen liep ons schip pas binnen, zooals ik
straks reeds opmerkte, en nauwel'jks lagen
we een uur in de haven, of het gerucht deed
de ronde, dat één der mannen gedeserteerd
was. In het eerste oogenblik kon niemand
het gelooven; het scheen zoo ondoordacht
weg te loopen juist voordat de uitbetaling
zou plaats hebben. Maar ondoordacht of
niet, Nicholas Yeal was nergens te vinden.
Plotseling vernamen wij een nieuw en nog
veel ernstiger gerucht een geheim sein
boek werd vermist. Het leed geen twijfel
het boek was weg. En Nicholas Yeal ook.
Dit gaf te denken en het lag voor de hand,
dat de deserteur er met het boek van door
was. Hiervan was iedereen overtuigd. Nu
ging ons een licht op, waarom hij zijn trak
tement in den steek had gelaten. Voor het
geheime seinboek zou hij handen vol geld
kunnen krijgen. Blijf zitten. Vader," ter
wijl de oude Michael zenuwachtig opsprong
en spreken wilde. „Ik weet, wat je zeggen
wilt. Wacht nog even. Kapitein Pengilly
stuurde zijn manschappen in alle richtingen
uit om den verrader en dief te achterhalen.
Nu dacht ik dadelijk, dot Yeal dezen kant
uit zou gaan, waar hij goed bekend is. Ik
vroeg daarom den kapitein, of ik hem mocht
zoeken, het liefst geheel alleen. Hij gaf gaar
ne zijn toestemming en zei„Zekei, Peverel;
en als je het boek terugbrengt het boek,
versta je, meer nog don den man mag je
tevreden over je dag zijn."
„Hij kwam hier niet dadelijk heen, maar
langs allerlei omwegen en bijna gaf ik de
hoop op, hem te zullen vinden. Maar einde
lijk, toen het al donker begon te worden,
kwam ik hem op het spoor, ik zag hem hal
verwege deze rots, toen ik nog. beneden
was en ik zorgde wel, dat hij mij niet ge
waar werd iets, dat niet gemakkelijk ging,
want hij keek gedurig om. Toen de duister
nis geheel inviel en het begon te regenen,
verloor ik hem weer uit het oog. en hoewel
ik zelf uit deze streek kom, wist ik soms
niet eens, waar ik mij bevond. Ik klom nog
een eind verder, toen ik plotseling een licht
straal zag en dachtHa, daar is een huis
en ik durf wedden, dat Nicholas daar een
schuilplaats heeft gevonden. Ik steven op
hetzelfde doel af blijf nog even zitten,
vader 1" toen de oude man voor den twee
den keer opstond en zijn zoon in de rede
wilde vallen „je werd natuurlijk door
dien schurk om den tuin geleid."
„Je vondt me zeker al heel bij de hand,
toen ik het luik in de zolderring, dat nog
wel behangen is, ontdekte, niet waar, vader?
Het kwam niet in je op, hoe goed ik het daar
boven kende mijn oude slaapkamer. Ha
ha I Maar laten we nu niet vergeten, wat
me hierheen dreef. Ik zal de ladder op zijn
plaats zetten en we zullen zien, wat er ge
beurt."
Na dit gedaan te hebben, klom Anton de
ladder op. Hij scheurde met een oud stuk
mes het papier van de randen van hët luik
af, stootte dit open en stak zijn hoofd er
door. Onmiddellijk daarna werd hij den man
gewaar, dien hij zocht. Deze schrikte niet
weinig, want hoewel hij beneden, wel stem-
men had gehoord, had hij toch niets kun-
geven als Willem Peverel, daar mijn eigen
Dit is een aardig kamertje, baas", ging j naam mij in dien tijd misschien in moeilijk-
de matroos voort, terwijl hij plotseling een heden gebracht zou hebben en ik bedacht
andere richting aan het gesprek gaf. een lang verhaal om te verklaren, hoe ik verstaan en vermoedde hij in de verste
„Ja, het is hier gezellig, al is het hoogst daar zoo gewond op het strand kwam te lig- verte niet_ dat men hem ontdekken zou.
eenvoudig." gen, hoewel ik toch vermoedde, dat zij hun I Kom Vuilik", begon Anton nu tegen
„En het behan; v-* jtatjkr J-J— *--u
aardig patroon
i gen, noewei ik rocn vermoeooe, aar zij nun _kom Tullik", begon Anton nu tegen
rang bevalt mij ook. het is een eigen meening omtrent de zaak zouden heb-1 de'^ verschrikten deserteur,.„ga maar mee.
n. Ik zie, dat je er de zoldering ben. Evenwel stelden zij mij heelemaal geen In naam der wet neem je ?Pvangen."
ook mee beplakt hebt. vragen. De chirurgijn, die den kogel uit mijn
„Ja, het tocht anders zoo", antwoordde rug verwijderd had, was eigenli'k voor een
Michael, die zich plotseling niets op zijn oorlogsschip bestemd en hij vroeg mij, of
gemak begon te voelen. ik daar ook op wilde komen, als ik voldoen-
„En waarvoor dienen die twee kleine hou-de was aangesterkt, „want", zei hij, „onze
ten latten vlak bij de zoldering? Men zou marine kan eiken flinken man gebruiken."
denken, dat je daar anders een ladder had I „Daar ik dacht hem mijn dankbaarheid
staan." het best te kunnen toonen door op zijn voor-
„Een ladder?" vroeg Michael. „Waarvoor stel in te gaan, beloofde ik hem, dat ik mij
zou i k een ladder noodig hebben?" als vrijwilliger voor den zeedienst zou opge-
„Wel, die zou heel gemakkelijk zijn om ven en zoo ging ik na eenige weken met
de vliering te bereiken of een kamertje, daar vele anderen aan booYd van de V i x e n. Nu
waar de ruimte kostbaar is." was ik voor het eerst in de gelegenheid een
„Maar hoe zou je door de zoldering heen brief te schrijven en ik kreeg pen en pa-
kunnen komen, zelfs al was daar een kamer?" pier met het plan jullie te laten weten, hoe
„Ik heb in dergelijke gevallen dikwijls een het mij gegaan was, toen een gesprek van
trapluik gezien. Wordt er hier veel gesmok- j een paar kameraden, die bleken uit deze
keld?" vroeg de matroos, terwijl bij voor de streek te komen, mijn aandacht trok. Toen
tweede maal het gesprek een andere wen
ding gaf.
„Nogal", antwoordde Michael, die nu weer
wat rustiger werd; „hoewel niet zooveel meer
als als sinds den tijd, dat mrjn arme jon
gen door een commies werd neergescho
ten."
„Dat was een treurig geval. Hoe heette
hij?"
„Het was mijn zoon", antwoordde de oude
man, terwijl hij met zijn hand over zijn ge
zicht streek.
„Ja, ja. En wie heeft hem doodgescho
ten?" L.
„Dat hebben we nooit met zekeiheid'kun
nen zeggen, hoewel men algemeen aannam,
dat het Tullick was, een man, die al meer
op zijn geweten had."
„Tullick!" herhaalde de matroos: „ik heb
van dién man gehoord. Een kameraad van
mij aan boord van de Vixen heeft er mij
van verteld. Het was een duistere zaak. En
je zoon heette Anton Chipchase, niet waar?"
„Ja."
„En wat is er met dien Tullick gebeurd?"
„Hij werd overgeplaatst en ik geloof, dat
het hem heel kwalijk genomen werd, toen
men ontdekte, dat hij zelf zich ook afgaf met
smokkelaars."
vernam ik beider dood. Daar zij geheel ze
ker hiervan schenen te zijn, twijfelde ik er
niet aan, of zij hadden het bii het rechte
eind de brief werd natuurlijk nooit ge
schreven.
„Toen het schip een paar dagen in volle
zee was, ontdekte ik onder de bemanning een
gezicht, dat mij bekend voorkwam, hoewel
ik mij met geen mogelijkheid te binnen kon
- brengen, w i e het was. Na er geruimen tijd
over nagedacht te hebben, kwam ik tot een
vreeselijke ontdekkingde man was n.l. nie
mand anders dan Tullick. Aan boord van de
Vixen was hij echter geheel glod-gescho-
ren, terwijl hij de enkele malen, dat ik hem
vroeger gezien had, een zwarten baard
droeg, vandaar dat ik hem'dah ook niet
dadelijk herkend .had. Ik verraadde door
niets, dat ik dit nu wel deedhij had zijn
redenen.
Gedurende eenige minuten was het dood
stil in het hutje. De oude Michael en zijn
vrouw waren niet weinig ongesteld hii de ge
dachte, dat zij door den moordenaar_yan
hun zoon (want het had toch maar heel wei
nig gescheeld, of hij was dat geweest) mis
leid waren en hem zelfs geholpen hadden
zich te verbergen. Ademloos wachtten zij
af, wat er nu gebeuren zou.
Daar verscheen Tullick, alias Nicholas
Yeal, in de opening. Schoorvoetend kwam
hij de ladder af. Geen woord kwam er over
'zijn lippen; als stom geslagen stond hij nu
midden in de kamer en keek de drie ande
ren angstig aan. Het seinboek v.erd onder
zijn trui gevonden en Anton legde er on
middellijk beslag op.
Deze emotievolle dag bleek weldra goe
de gevolgen voor Anton Chipchase te heb
ben. Hij werd ruimschoots door kapitein
Pengilly beloond voor het terugbrengen van
het seinboek, want zijn verdiensten waren
inderdaad groot. Het geld gaf hij aan zijn
ouders, die nu op hun ouden dag geen ge
brek meer behoefden te lijden.
Voor den verraderlijken Tullick had deze
dag echter minder goede gevolgen, want
nadat hij voor den krijgsraad werd ge
bracht, werd hij schuldig verklaard van
hoogverraad en natuurlijk ontliep hij zijn
straf niet
December.
Koud is 't, bitter koud. Snerpend snijdt de
dacht ik, om onbekend te willen wind over de vlokte en giert door de takken
blijven en stellig had ik de mijne. Zoolang der reeds lang kale boomen. Kaal ja,
hij me dus ongemoeid liet, keek ik niet naar maar daar staat toch nog het dennenwoud,
hem om, het verleden was voorb-j en ik zag heerlijk groen, als in den zomer! Zeker, de
er het nut niet van in het weer op te rake- den moet blijven. Immers Kerstmis komt en
len. Ik begin nu te gelooven, dat hij het dan moet hij zijn plicht vervullen; dan. wordt
was, die met een of ander geheim doel het hij nog veel mooier dan in den zomer, dan
praatje rondstrooide, dat mijn beide ouders schittert hij daar in het licht van ontelbare
gestorven waren. kaarsjes, die fantastisch hun schijn op zijn
„Gelukkig kanridk zeggen; dat het leven takken werpen. Maar thans staan de dennen
Wel een geprtrikt man om een smokke- aan boord van de Vixen heel goed was, daar nog, dicht opeen als een donkere ach
tergrond van de heide, terwijl de wind hen
heen en weer zwiept. Dra zal November
voorbij zijn, en December zal zijn intrede
doen. Als dan ook twaalf doffe slagen van
t kerktorentje van het naaste dorp verkon
den, daPmiddernncht dèèr is, dan komt daar
uit het donkere dennenwoud gestrompeld
een oud man, een grijsaard met langen
baard en lange witte haren, die wild in den
wind fladderen. Wij herkennen in hem De
cember. Langzaam wandelt hij over de aar
de om zijne plichten te vervullen. IJskoud
is de adem, die van zijne lippen komt, en al
les vlucht voor hem, want men vreest den
ouden man, die koude en ellende veroor
zaakt. Dat is zijne bestemming; maar toch,
hij kan wel vreugde brengen! Zie 's moryeua
de blijde kindergezichtjes maar een», al» lil)
s nachts de witte sneeuw over do aside
heeft gestrooid. Zie de vreugde der werke-
loozen, als zij, door het wegruimen de-
sneeuw, misschien weer brood en brandstof
kunnen brengen aan hun gezin, dat bijna
omkwam van honger en gebrek. Dan voelt
December zich gelukkig, bemerkend, dat
niet slechts proza, doch ook poëzie In z:jn
taak schuilt. Ja, een blijmoedige glimlach
vertoont zich op zijn oud, verweerd gelaat,
als hij ziet, hoe op zijn wenken Sint Nico-
laas, beladen met geschenken, zijn gaven
aan de menschen gaat uitdeelen en zelfs in
de armste hutjes geluk weet te verspreiden.
Dan is 't, alsof een stem tot hem spreekt:
„Kom, December, wees óók gelukkig en blij,
iedereen is 't immers"! Maar dan schudt hij
't oude, grijze hoofd en denkt aan 't som
bere deel van rijn taak: verdriet en armoe
brengen, ziekte vaak.
Hij moet zijn arbeid voleindigen, en hij
doet, wat hem is opgedragen. Hij brengt
koude, hevige koude, en hij blaast over 't
water, zoodat het verstijft; weldra ligt er een
dikke ijskorst op, enden volgenden
morgen krioelt en lacht en schatert de jeugd
er; de schaatsen glijden over de spiegel
gladde oppervlakte en December heeft
alweer vreugde gebracht.
De Kerstvacantie breekt aan, en volop
kan dus oud en jong genieten vari~de gaven
van Wintermaand. Maar December zelf kan
niet genieten; zwaar voelt hij zijn plicht nog
drukken. Helaas, toch moet een deel van zijn
taak in'waarheid blijven: „Ziekte, koude en
armoede brengen!"
Eenzaam wandelt hij weer over de heide,
evenals den eersten nacht van zijn komst.
En daar daar hoort hij- plotseling mu
ziek, eerst heel zacht, dan duidelijker, steeds
meer nabij, en in zijn oor klinkt het
„Eere zij God,
Eere zij God in den Hooge."
Hij ziet hoe de hemel zich opent en fn een
zee van Goddelijk licht een Engel neerdaalt.
Licht zweeft deze over de aarde, ontsteekt
het heilige Kerstlicht en stijgt, even ge-
ruischloos als hij gekomen is, weder om
hoog. Dan sterft de zang weg; 't wordt weer
donker.
Dit alles maakt op December een zeer
diepen indruk en langen tijd blijft hij in
gedachten verzonken staan. Dan gaat hij
langzaam verder en weer komt hij aan den
ingang van het dennenwoud.
Nog ziet hij in zijn geest den Kerstengel,
nog hoort hij de heerlijke tonen, die tot hem
gekomen zijn
„Eere zij God in den Hooge!"
Dan voelt December pas, dat zijn taak niet
is een plicht, die hem zwaar moet drukken,
maar een heerlijk geluk, hem geschonken
door den God van Wien de Engelen hent
gezongen hebben. En vredig en berustend
gaat hij heen, voelend, dot 't nieuwe leven,'
dat nu gaat beginnen, aan jongere krach'
ten moet worden toevertrouwd.
Wederom weerklinken van verre twaaj)
slagen, maar nu beduiden zij, dat December;;
afscheid neemt er. met hem 't oude jaar met
al zijn lief en leed.
R. B.
Van alles wat.
Cpiv»«i»ct dor letterverwis-cti
Uit het vorige nummer
Sltcht».
K -!>•« psbeschuitbakkeri j
K«kk»rl»l<.
Stcrvfiscoop.
Vogelverschrikker.
Kameraadschap.
Kaboutermannetje.
De laatste vreugde van een
Keizer.
In het jaar 1725 zag men in Petersburg
een schip, waarop veel soldaten waren, in
het grootste gevaar. Het kwam uit Kroon-
stadt en wilde de Peterburgsche hoven in-
loopen, maar de wind en de wolken dreven
het op zee rond, totdat het op een ondiepte
strandde. Keizer Peter I zag het gevoar en
zond onmiddellijk een sloep met manschap,
pen om hulp te verleenen. Deze arbeidden
met de grootste insponning, doch het mocht
hun niet gelukken het vaartuig los te maken.
Peter I verontrustte zich hierover te meer
daar eenige menschen reeds door de golven
werden weggeslagen. Hij besloot zelf mee te
varen en een reddende hand uit te steken.
Hij voer tot op bijna 100 schreden bij het
schip, maar naderbij komen wos wegens de
ondiepte onmogelijk. Nu sprong hij uit zijn
sloep, waadde naar de gestrande boot en
hielp haar losmaken en de menschen red
den. Geheel nat en en door koude verstijfd
kwam hij thuis. Kort daarop werd hij ziek en
deze ziekte had den dood ten gevolge. Maar
op zijn sterfbed was de Keizer nog dankbaar,
dat hij door zijn hulp twintig menschen he'
leven had kunnen redden.
Kunstjes met kaarten.
De onbrandbare kaart.
Men legt een kaart eenigen tijd in n
oplossing van aluin en laat dit drogen. Daar
door zal de kaart niet verbranden, al steekl
men haar in een vlam.
Door het gevoel te bepalen, of een
kaart een pop is of niet.
Om dit kunstje uit te voeren, moet je voor
af een spel hebben klaar gemaakt. Je steekt
met een fijne naald door de kaarten, waar
op poppen staan, zoodat je aan den ver
keerden kant een kleine verhooging kunt
voelen. Nu vul je het gaatje met Arabische
gom en drukt op den verkeerden kant van
de kaart, dan blijft er een kleine, onzicht
bare, maar toch voelbare verhooging over.
Als je nu de verschillende kaarten in han
den neemt,-voel je of daarop de verhooging
is waar te nemen of niet. Is ze aanwezig, dan
is de kaart een pop, anders niet.
Dit kunstje kun je verscheiden malen ach
ter elkaar en zelfs met gesloten oogen uit
voeren.
Ti; aüvïsite.
Als zijn zusje thee gaat schenken,
is Frans daad'lijk btj de hand;
hij vindt 't knusjes thee te drinken
uit 't servies met gouden rand.
Zusje doet drie lepels suiker
in zijn kopje; 't is maar klein
Frans mag zelf zijn koekje kiezen
uit de trommel, hè, zoo fijn.
Maar het meisje van de buren
komt ook graag eens op de thee,
en brengt 's middags, heel gezellig,
-ook wat van haar poppen mee.
Frans staat nu erg sip te kijken;
poppen, neen, dat 's niets gedaan,
als hij niet zoo graag wat thee had,
was hij gauw weer weggegaan.
Fransje wacht dus op zijn kopje,
maar„visite gaat toch voor!'
zegt zijn zusje en geeft eind'lijk
hem het kopje zonder oor.
Daar veel suiker opgesnoept 1»
de „visite" wou zcoveel
blijft er maar een heel klein ichepjv
over; dat valt Frans ten deel.
- 'K
Ook een afgeknabbeld koekje
voegt zijn zusje hem nog toe
zoo mocht Frans töch thee mee drinkt^
maar je moet niet vragen hoe, f
v
HERMANNA'J