„DE EEM LAN DER".
Woensdag 29 December 1915.
UITEN LAN
FEUILLETON.
DE STERKSTE.
N* 15S
14" Jaarpang.
Bureau: UTRECHTSCH ESTR AAT
Kennisgeving.
hoofd redacteur i Mr. O.J. VAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOPP O Co,
ABONNEMENTSPRIJS:
Fn 8 mtsudro toot Amtraloort 1'i'JJ1
Idem franco per post ••J®»
Por vreek (met gratis venekering tegen óngelukken) 0.10.
Afzonderlijke nummer»
Wekelijks bljvoegael ,<U Bollandicht ihthtromtr. (onder redaott#
van Thérêso ran Hoven) per 8 mnd. 50 ets.
AdvertontiSn gelieve men liefat vóór 11 our, familie*
advertenties en beriohten vóór 2 uur in te zenden.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
I.
PRIJS DER ADVEBTENTIliN:
Ven I—ft regel*f 0.30.
Elk» rage! moet0.10,
Di<Jii6taniibiodingen 95 oonts bfl vooruitbetaling,
Grooto lottora naptaataruimte.
Voor handel ao bedrijf bostaao coot roordeolig» bepalingen
tot het herhaald advorteoroo lo dit Blad, bij eboi O o mant.
Eono oiroulairo, berattaod» da voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
fnaken bekend, <lat het Bureau van den Burger
lijken st'-^nd op Nieuwjaarsdag voor het publiek
geopend zal zijn des voorm. van 8.'j tot 9 uur,
uitsluitend tot het doen van aangifte van ge
boorte of overlijden.
Dc hiervoor noodige aanvrage moet geschie
den aan het gemeentehuis mondeling of schrif
telijk, uiterlijk tusschen 8 en 8' i uur des voor-
miudags van dien dag.
Amersfoort, den 28 December 1915.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
De Secretaris, De Burgemeester,
A. R. VEENSTRA. VAN RANDWIJCK.
Winkelsluiting.
Ongeveer terzelfder tijd nis hier is ook te
Utrecht het vraagstuk der gedwongen win
kelsluiting aan de orde gekomen.
De Raadscommissie voor wetgeving heeft
daar-dezer dagen haar rapport uitgebracht,
waarin <le meerderheid zich tegen sluitings
dwang' verklaarde.
Wij willen hier de argumenten van de
meerderheid en minderheid in 't kort weer
geven.
De commissie begint met te wijzen op het
verschil tusschen sluitingsdwang op van
overheidswege vastgestelden tijd en op
Zondag.
Wat Zondagssluiting betreft, dit behoort
tot 'n materie, waarop reeds door den rijks
wetgever beslag gelegd is, n.l. bij de Zon
dagswet. Daar moet de gemeentewetgever
dus afblijven. Ten opzichte van de avondslui
ting is de gemeente-overheid alleszins be
voegd 'n regeling te treffen. Het gaat dus
slechts over de w e n s c/h e 1 ij k h e i d.
Om hierover 'n oordeel te krijgen, had de
commissie 'n voor-ontwetp in den trant der
Amsterdamsche verordening gemaakt en
daarover de meening gevraagd van eenige
corporaties. Van deze waren er 17 vóór en
5 tegen en 3 blanco.
Een door den Bond van Handels- en Kan
toorbedienden gehouden enquête wees 544
winkeliers-voorstanders en 111 tegenstem
mers en 12 neutralen aan.
De Utr. Handelsvereeniging hield 'n uit
gebreidere enquête en vond 1241 .winkeliers
vóór- en 701 tegenstanders der verordening.
Het comité tot verkrijging van wettelijk
vastgesteld sluitingsuur noemde 1168 winke
liers, die er vóór en 473 die er tegen waren.
Een onderzoek van B. en W. wijst uit dat
het aantal vóór- en tegenstanders elkaar
niet veel ontloopt.
Uit de motiveering, welke deze corporaties
gaven, .vat de Raadscommissie het volgende
samen
De vóórstanders eener verordening voer
den aan, dat de arbeidstijd van winkeliers
en personeel te lang is en dat het door de
praktijk ruimschoots bewezen is dat pogin
gen van particulieren om door onderlinge
afspraak tot sluiten der winkels op een vroe
ger uur dan het thans gewone te geraken
door onwil van enkelen steeds mislukt.
De tegenstanders zijn van oordeel dat een
verordening, waarbij verboden wordt, op
sommige uren winkels voor het publiek ge
opend te hebben, een te ver gaande beper
king <ler persoonlijke vrijheid insluit en dat
zij voor bepaalde takken van handel zeer
nadeelig zal wezen, wat, naar hun meening,
in andere gemeenten gebleken is. Het koo-
pen van weelde-artikelen als bloemen en
banket is veelal hel gevolg van een oogen-
blikkelijké opwelling, waaraan, jndien de
winkels om 9 uur gesloten moeten worden,
minder dikwijls kan worden voldaan dan
thans. Ook zien de tegenstanders er een be
zwaar in dat bij vroeg sluiten der winkels dc
stad vroeg in den avond een doodsch aanzien
zal krijgen. Vooral de bonketbakkers zijn be
ducht voor de voorgestelde verordening en
zij spreken den wensch uit dat, indien deze
verordening ingevoerd wordt, voor hen een
algemeenc uitzondering zal worden ge
maakt.
Dan geeft de commissie het standpunt
van haar eigen meerderheid weer.
Deze noemt het niet bewezen dal de
verordening noodzakelijk of nuttig is. En
dat moest toch bewezen zijn, voordat de
gem.-overheid gerechtvaardigd is om een
dwang op te leggen, welke ver strekkende
gevolgen zal hebben en zonder precedent
is. Beperking van arbeidsduur door den rijks
wetgever heeft 'n geheel ander karakter. Bij
die categorie is geen vrijwillige beperking-
van hun -arbeidstijd mogelijk.
Het belang der gemeenschap eischt ze
ker de gedwongen winkelsluiting niet. Een
uniform sluitingsuur zal ongetwijfeld voor
enkele bedrijven nadeelig zijn. En onder de
koopers zijn er die eerst s avonds gelegen
heid hebben uit te gaan.
Dan overziet de commissie de noodzake
lijkheid der verord. voor den winkelstand
en voor het personeel.
Br is onder de winkeliers althans 'n sterke
minderheid welke in sluitingsdwang nadeel
voor hun zaken en een aantasting van hun
vrijheid zien.
Dat sommigen thans reeds hun zaken
vroeg sluiten is een argument tegen dwang.
Het bewijst immers, dat velen voor wie vroe
ge sluiting geen nadeel meebrengt, ook thans
reeds vroeg sluiten. Waarom moeten zij, die
•endere belangen hebben, nu belet worden
om later te sluiten Om dengenen, die vroeg
sluiten geen concurrentie aan te doen? En
hoe onbillijk om den nijveren, voor zijn ge
zin strijdenden winkelier te beletten op la
tere uren te verkoopen omdat de rijkere
winkeliers zich de weelde kunnen veroor
loven vroeger te sluiten.
Moet voor den winkelier dan- zijns on
danks gelegenheid gemankt worden voor
huiselijk verkeer en ontwikkeling? De com
missie wijst dan op hel verschil tusschen den
winkelier en den arbeider. De arbeider is al
tijd van huis, kortere arbeidstijd geeft hem
dus meer tijd voor h uiselijk verkeer; maar de
winkelier is altijd thuis; sluitingsdwang is
voor hem dus eerder reden om den huiselij-
ken kring te verlaten.
Dat het belang van het personeel groot
gewicht in de schaal legt, erkent dc meer
derheid der comtnissie. Bescherming van ar
beiders in de winkels behoort eigenaardig,
evenals dat van alle arbeiders, tot het terrein
hetwelk de Rijkswetgever aan zich heeft ge
trokken. Is voor die categorie uitbreiding van
de „Arbeidswet" noodig, men wende zich tot
het rechte adres. Maar wat bij de meerder
heid den doorslag geeft: de winkels, die nu
reeds op een betrekkelijk vroeg uur geslo
ten zijn, zijn meestal de grootere, die met in
dienst genomen personeel werken; de ge
dwongen winkelsluiting geldt echter ook voor
hen, die zonder andere hulp dan die van
hunne huisgenoöten, hun bedrijf uitoefenen.
Ook de minderheid zet haar standpunt uit
een. Zij is wel overtuigd, dat 'n dergelijke
verordening de individucele vrijheid beperkt
maar dit geschiedt door menige strafverorde
ning. Het is slechts de vraag of er evenre
digheid is tusschen de mate waarop inbreuk
gemaakt wordt op de persoonlijke vrijheid
en het belang dat beschermd wordt. Die
evenredigheid acht zij aqnwc dg.
Zij meent dat de onmiddellijk belangheb
benden deze vrijheidsbeperking niet als zeer
hinderlijk zullen gevoelen. Steeds grooter
wordt het aantal der winkeliers die om 9,
of 8 uur zelfs, sluijen.
De minderheid meent dat dc vrijw. bewe
ging tot vroegere winkelsluiting den bodem
reeds zóó ver geschikt gemaakt heeft, dat de
overheid thans aan die vrijw. beweging hare
sanctie mag geven.
Dat de duur van den arbeidsdag in menig
geval te lang is, schijnt haar onbetwistbaar.
Aan de mogelijkhëld om tot verkorting van
den werktijd te komen zonder overheids
steun gelooft zij niet. Een goede regeling,
anders dan door middel van een strafveror
dening, wordt door de concurrentie verhin
derd.
Speciaal wat betreft de bescherming van
den winkelier, die mede 'het doel is van een
verordening als dc voorgestelde, heeft men
aangevoerd dat deze regeling uitgaat van de
onmondigheid van den winkelier, dien zij
tegen zichzelven zou beschermen. Dit komt
der minderheid echter niet juist voor; zij be
schermt den winkelier minder tegen zich
zelf dan tegen zijn concurrent, dien zij ver
biedt zijn vakgenooten te dwingen later open
te 'blijven dan zij voor zichzelf nuttig oor-
deelen.
Politiek Overzicht.
Griekenland en de oorlog
voerenden.
Behalve het terugiiemen van de Entente
troepen van dc noordkust van het eiland
Gallipoli, hebben wij in den Balkan nog een
tweede voorbeeld van eene „zegevierende
nederlaag" gehad. Het Engelsch-Bransche
leger, dat in Saloniki aan land is gebracht
met het doel aan Servië hulp te brengen,
heelt zich, nadat gebleken was dat die hulp
doelloos was, uit het Servische gebied te
ruggetrokken. Die terugtocht is, als men de
berichten gelooven mag, op meesterlijke wij
ze volbracht, hetgeen echter niet het feit te
niet doet, dat de Entente-troepen zich hier
hebben bewogen in eene richting, tegenover
gesteld aan die, welke een overwinnend le
ger pleegt te begaan.
Als gevolg hiervan bevindt dc gehcele
Fransch-Engelsche strijdmacht zich thans op
het Grieksche gebied, waarvon Saloniki het
natuurlijke middelpunt is. Zij gedraagt alich
daar als hper en meester met opzijdezetting
van het Grieksche staatsgezag. Saloniki
wordt ingericht tot een versterkt legerkamp.
Met het aanvoeren van troepen wordt steeds
voortgegaan; in het laatst van de vorige
week werd dc sterkte van de in Saloniki aan
land gebrachte troepen opgegeven als
190,000 man. Tusschen het Langazamecr
en de rivier Galiki werd om strategische re
denen de ontruiming bevolen van een twin
tigtal plaatsen. De ontruiming moest binnen
48 uren geschieden en de aankondiging
daarvan ging vergezeld van de bedreiging,
dat als zij niet goedschiks geschiedde, er ge
weld zou worden gebruikt.
De bevolking is daartegen opgekomen bij
de regeering te Athene en heeft daar om
bescherming verzocht. Maar die regeering
kan geene bescherming verleenen. Het
Grieksche leger is niet gedemobiliseerd.
Maar het heeft de onmiddellijke omgeving
van Saloniki verlaten, in het oosten heeft het
de Stroema-linie bezet, in het westen ver
toeft het in de straat van Koranl.
Griekenland laat de Entente-mogèndheden
hun gang gaan op zijn gebied, maar hel doet
dit in verbeten woede. Minister-president
Skoeloedis heeft zijn hart gelucht tegenover
een dagbladschrijver, den vertegenwoordiger
van de Londcnsche Daily Chronicle. Hij
heeft zijne klachten niet in zachtzinnige
vormen gekleed; als ^orbeeld kunnen deze
zinsneden dienen
,4a den laatslen tijd zijn wij als een on
derworpen volk behandeld. De Grieksche re
geering ging tot de uiterste grens van de
vriendschap, die nog met de onzijdigheid
vereenigbaar was. Desniettemin kwam een
dezer dagen een van de Entente-gezanten
bij mij en verklaarde mij in onbeschaamde
woorden, dat de regeering de beloften, die
onze koning gaf, had gebroken. Dat was
onwaar. Ik voelde zijne woorden als eene
beleediging, zeide hem dat en wierp hem
zijn schriftelijk protest voor de voeten. Mij
ne verontwaardiging ging zoover, dat ik mij
officieel met Grey en Briand in verbinding
heh gesteld en hun ruiterlijk in ondiploma
tieke woorden mijne meening over hel pro
test zeide.
„Nu staan wij tegenover de nog verschrik
kelijker vraag: Hoe moeten wij verhinderen,
dat ons land met bloed wordt overstroomd?
De eene partij van de oorlogvoerenden is er
reeds, de andere zal spoedig komen. De
Duitsche en de Oostenrijksch-Hongaarsche
troepen kunnen ieder oogenblik binnen ruk
ken. Strikt genomen hebben zij het volle
recht dat te doen, omdat aan de geallieerden
de toegang tot het land werd vergund. De
centrale mogendheden kunnen hun bondgc*
noot, de Bulgaren, meebrengen. Wot kun*,
nen wij daartegen doen? Hoe kunnen wij
een inval tegenhouden eq beletten, dot
Griekenland door een wilden, meedogenloos
zen. oorlog wordt verwoest, alleen omdat de
geallieerden grove diplomatieke en militniro
fouten hebben begaan."
De Grieksche minister-president sprak ten
slotte de hoop uit, dat aan Griekenland een
inval van de Bulgaren zal worden bespaard.
Maar die hoop stuat op zeer zwakke voeten.
In Sofia komt men er rond voor uit, dat als
de Engelsch-Fransche troepen in Saloniki
willen blijven, warvan hunne toebereidse
len tot versterking van de stad en van het
schiereiland Chalkidikc getuigen, zij door de
Duitsche en Oostenrijksche troepen ten"
spo- -?te moeten worden verdreven en dat'
het Bulgaarsche leger daartoe dc behulpzu-
me hand moet bieden. Dat wordt in Sofia
beschouwd ais eene operatic, die noodig is
om het einde van de Bulkan-cxpeditie to
verhaasten, en men is van oordeel, dat dit
zonder eenige vertraging moet gebeuren.
Het zal dus wel eene illusie zijn, dal he*
ontbranden van den strijd op den grond van
het Grieksche gedeelte van Macedonië za
zijn te vermijden. Maar als die grond ge*
maakt wordt tot een nieuw tooneel van den
strijd, welken invloed zal dat dan hebben,
op de houding van Griekenland? Hier geeft
ons eene vingerwijzing de verklaring, die
door Goenaris, het vroegere hoofd van do
Grieksche regeering, die de vriend en geest
verwant is van den tegenwoordigen minis
ter-president, aan den correspondent an do
Daily Chronicle is afgelegd, dat Grieken
land uit zijne stelling van gewilde onver
schilligheid zal treden, wanneer zijne on
schendbaarheid en spuverejniteit worden ge
schonden. Men rooet dus rekening houden
met de mogelijkheid, dat Griekenland als
partij in den strijd zol treek*n.
De oorlog.
B e r 1 ij n, 2 8 Dec. (W. B.) Bericht von
het opperste legerbestuur uit het groote
hoofdkwartier van heden voormiddag.
Door het vuur van een vijandelijken mo
nitor werden in Westendebad drie inwoners*
waaronder twee vrouwen, gedood.
Aan het front ontwikkelden zich van tijd
tot tijd levendige artillerie-, handgranaat- en
mijngevechten. Aan den Hirzstein gvjehied-
de heden morgen een Fronsche aanval. Na
dere berichten zijn no r r!at ontvangen.
Een levendig treinenverkeer op het sta
tion te Soisso"* door onze artillerie
beschoten. De Pranschen hebben sedert'
kort het in dé onmiddellijke nabijheid von
het station liggende hospitaal, blijkbaar tof
bescherming van het station, van eene Roo
tle kruis-vlag voorzien. Toevallige trelscho-
ten r. n iitaal ziin tengevolge van de
II--' -.•••• niet uitgesloten.
P a r ij s, 2 8 D c c. (W. B.) Namiddag-com
muniqué.
De artilleriestrijd was intens in de streek'
van den Hartmannsweilerkopf. De Duitschers
trachtten bij Rehfelsen uit hunne loopgra-
Bij iedere verboden vrucht herhaalt de
paradijsslang haar leugen dat het nemen
en het eten geen kwaad kan.
ROMAN VAN ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
B. NORTAKKER.
Als de rector voorbij ging, wierp hij altijd
een blik naar binnen', en zei een vroolijk
woord, dat het meisjeshoofd deed opkijken.
Hij vond het prettig het frissche gezicht en
de glinsterende bruingrijze oogen te zien.
Soms ook wenkte hij met de hand.
„Je moet vanavond niet zoo vroeg naar
huis gaan, dan zul je wat zien."
Dat beteekende een uitnoodiging voor het
ovond-eten, en dan bleef Blenda. Zij en de
rector waren goede vrienden geworden. Hij
toonde haar dikwijls een voorwerp van zijn
verzamelingen of verklaarde haar iets be
treffende haar studie, of sprak over hetgeen
op den dag gebeurd was. Of ook had hij
haar jets te vertellen. Hij was er bekend
voor dat hij een uitstekend verteller was,
»n hij vertelde graag, vooml wanneer hij
een toehoorder naar zijn zin had. En dat was
Blenda met haar vlug baringsvermogen
en haar levendige, belangstellende opmer
kingen. Zij merkte op, dat hij zich bijna uit
sluitend tot haar wendde, en dat vleide haar.
Maar terzelfder tijd geneerde het haar in
zekeren zin, de anderen moesten zich im
mers gepasseerd voelen. En zij trachtte hen
ook in het gesprek te trekken. Doch dat ge
lukte niet al te goed. Want ze kon weinig
anders uit hen halen, dan een zwak en niets-
zeggend accompagnement van hetgeen ver
haald werd, zelden een enkel woord, dat op
een eigen meening duidde.
Zij begreep dat niet. Anders kon haar moe
der toch ook wel open en zonder voorbe
houd spreken, maar tegenover den rector was
ze zich zelve niet.
En Birger was niet spraakzamer dan zij.
Maar wat hem betreft, was het niet goed te
weten of het zijn natuur was of niet. Zij
kende hem immers niet.
Door een toeval geschiedde het echter,
dat zij een direkte vraag tot hem richtte,
een inlichting omtrent een historisch onder
werp. En toen kreeg ze een zaakrijk en hel
der antwoord, maar niet lang, want hij werd
plotseling in de rede gevallen door den
rector, die daarna zelf vervolgde, en het ant
woord versierde met allerlei verklaringen en
uitleggingen. Het werd een interessante
voordracht, en Blenda luisterde dankbaar.
Maar nu en dan deden haar gedachten een
zijsprong. Ze vroeg zich af, of Binger dit
aÜe« ook niet wist en had kunnen vertellen,
indien hij de gelegenheid daarvoor had ge
kregen.
's Avonds, toen hij haar naar huis bracht,
deed ze een poging om het te onderzoeken.
En ja wel, toen ze nog eens haar weetgie
righeid ann den dag legde' over hetzelfde
onderwerp, liet hij niet wachten om daaraan
te voldoen. Hij wist nog verschillende din
gen toe te voegen aan hetgeen ziin vader
verteld had. Zijn wijze van vertellen was
echter niet causeerend zooals van dezen,
doch schilderend, en algemeen belichtend.
Waarom spreekt hij zoo niet op school,
dacht Blenda, denkend aan zijn eenigszins
korte en nuchtere voordrafcht op school. Is
het mogelijk, dat hij verlegen is bij de
meisjes
En op hetzelfde oogenblik,' dat die ge
dachte in haar opkwam, voelde zij een leven
dig gevoel van tevredenheid dat hij tegen
over haar die verlegenheid overwonnen had,
ten minste voor het oogenblik. Dat was een
ovenvinning waarop ze trots kon zijn. Haar
moedei moest hem nu eens zien en hooren.
„Maar Birger," zei ze „waarom vertelde
je dit alles vanmiddag niet, toen ik je er
naar vroeg."
„Vader nam het immers over."
„Maar nu heb je dingen verteld, die hij
niet genoemd heeft. Die moest je toen naar
voren gebracht hebben."
„Ik kon vader toch niet in de rede vallen?"
Hij zei dit alsof dit een ongerijmdheid,
een misdaad geweest zou zijn.
„Maar hij viel jou wel in de rede."
Een glimlach verscheen op zijn lippen. Hij
vatte haar opmerking op als een scherts.
„Dat is een heel andere zaak."
„Nee, dat is geen andere zaak," barstte
Blenda uit. „Hij stond immers niet op den
katheder, 't wa» maar een gewoon gesprek.
En dan heelt toch zeker elkeen recht om
zich te uiten. Ik val hem toch ook in de rede,
dat geneert mij niet. Nee, heelemaal niet."
Hij keek haar van terzijde aan, en een
glimlach verscheen opnieuw om zijn lippen.
Ja, hij had dit wel gemerkt. Ze geneerde zich
werkelijk niet. Soms gaf het hem ook wat
ergernismaar dat gelukte toch niet heel
goed. Ze beging haar kleine vrijmoedig
heden met zulk een onschuldige vroolijkheid,
dat hij geen ernstig gezicht kon trekken. Ze
was nog zulk een kind, men wist niet wat
men met haar zou doen.
„Ik geloof zelfs, dat hij het prettig vindt,"
vervolgde ze, terwijl ze haar oogen dicht
kneep.
„Hij vindt het zoo vervelend, dat men
voor hem kruipt, dat het voor hem een pret
tige afwisseling is, dat iemand het niet eens
met hem is. Probeer het maar, Birger, je
zult het zien. Het zal hem bepaald voor je
innemen.'"
Een kort lachje weerklonk, het eerste dat
Blenda van Birger gehoord had. Maar het
verstomde dadelijk, alsof hij het oneerbiedig
vond, dat iemand vroolijk was bij zulk een
voorstel.
„Elkeen handelt overeenkomstig zijn na
tuur," zei hij. „En ik heb nooit talent gehad
iemand voor me in te nemen. Het laatste
klonk wat ironisch, maar tegelijkertijd een
weinig weemoedig, als voelde hij een ge
mis. Het opende een venster naar zijn bin
nenste, en Blenda zag hoe hij leed over zijn
ei-en geslotenheid, die hem zelfs verhin
derde om in een vertrouwelijke verhouding
te komen met dengeen, die hem het naast
stond op de wereld.
Reeds vroeger had zij opgelet hoe ver
legen hij was, en nog het meest tegenover
zijn vader. Ze vond het wonderlijk, zonder
er veel over na te denken. Maar nu ze be
merkte, dat hij zich die eigenschap bewusl
was, en die hem tot last was, had ze mede-
'ijden met hem.
„O," zei ze op vroolijken toon. „Het is
niet zoo moeilijk iemand voor je in te ne
men. Je moet slechts willen, dat ze van je
zullen houden. Dat is alles, dat doe ik ook."
Gedurende dit gesprek waren ze haar deur
gepasseerd, en weer terug gewandeld. Maar
nu stond ze stil, met een voet op dc trap,
met de hand op den deurknop, terwijl ze
hem met een eigenaardigen lach in de hal'
dicht geknepen oogen bekeek.
Hij bleef verlegen staan.
Dat zij het goecf met hem meende, hem
een nuttige kunst, die ze zelf kende, wilde
leeren, begieep hij. Maar hij zag ook nog
iets andershet zich zelf ten toon stellen
tot navolging. „Zoo doe ik" had ze gezegd,
Ze wilde dat de menschen van haar hiel
den. Ja, misschien nog beter, dat hij van
haar hield. Er was iets aantrekkelijks in dien
lachenden blik.
Nog nooit was een meisje uit zijn eigeiv
kring hem zoo ver tegemoet gekomen. Zijn
geslotenheid hield allen op een aïstand.
Wordt termlqd.