„DE EEM LAN DER". Woensdag 29 December 1915. UITEN LAN FEUILLETON. DE STERKSTE. N* 15S 14" Jaarpang. Bureau: UTRECHTSCH ESTR AAT Kennisgeving. hoofd redacteur i Mr. O.J. VAN SCHAARDENBURO. Uitgevers: VALKHOPP O Co, ABONNEMENTSPRIJS: Fn 8 mtsudro toot Amtraloort 1'i'JJ1 Idem franco per post ••J®» Por vreek (met gratis venekering tegen óngelukken) 0.10. Afzonderlijke nummer» Wekelijks bljvoegael ,<U Bollandicht ihthtromtr. (onder redaott# van Thérêso ran Hoven) per 8 mnd. 50 ets. AdvertontiSn gelieve men liefat vóór 11 our, familie* advertenties en beriohten vóór 2 uur in te zenden. Intercomm. Telefoonnummer 66. I. PRIJS DER ADVEBTENTIliN: Ven I—ft regel*f 0.30. Elk» rage! moet0.10, Di<Jii6taniibiodingen 95 oonts bfl vooruitbetaling, Grooto lottora naptaataruimte. Voor handel ao bedrijf bostaao coot roordeolig» bepalingen tot het herhaald advorteoroo lo dit Blad, bij eboi O o mant. Eono oiroulairo, berattaod» da voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort fnaken bekend, <lat het Bureau van den Burger lijken st'-^nd op Nieuwjaarsdag voor het publiek geopend zal zijn des voorm. van 8.'j tot 9 uur, uitsluitend tot het doen van aangifte van ge boorte of overlijden. Dc hiervoor noodige aanvrage moet geschie den aan het gemeentehuis mondeling of schrif telijk, uiterlijk tusschen 8 en 8' i uur des voor- miudags van dien dag. Amersfoort, den 28 December 1915. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, De Secretaris, De Burgemeester, A. R. VEENSTRA. VAN RANDWIJCK. Winkelsluiting. Ongeveer terzelfder tijd nis hier is ook te Utrecht het vraagstuk der gedwongen win kelsluiting aan de orde gekomen. De Raadscommissie voor wetgeving heeft daar-dezer dagen haar rapport uitgebracht, waarin <le meerderheid zich tegen sluitings dwang' verklaarde. Wij willen hier de argumenten van de meerderheid en minderheid in 't kort weer geven. De commissie begint met te wijzen op het verschil tusschen sluitingsdwang op van overheidswege vastgestelden tijd en op Zondag. Wat Zondagssluiting betreft, dit behoort tot 'n materie, waarop reeds door den rijks wetgever beslag gelegd is, n.l. bij de Zon dagswet. Daar moet de gemeentewetgever dus afblijven. Ten opzichte van de avondslui ting is de gemeente-overheid alleszins be voegd 'n regeling te treffen. Het gaat dus slechts over de w e n s c/h e 1 ij k h e i d. Om hierover 'n oordeel te krijgen, had de commissie 'n voor-ontwetp in den trant der Amsterdamsche verordening gemaakt en daarover de meening gevraagd van eenige corporaties. Van deze waren er 17 vóór en 5 tegen en 3 blanco. Een door den Bond van Handels- en Kan toorbedienden gehouden enquête wees 544 winkeliers-voorstanders en 111 tegenstem mers en 12 neutralen aan. De Utr. Handelsvereeniging hield 'n uit gebreidere enquête en vond 1241 .winkeliers vóór- en 701 tegenstanders der verordening. Het comité tot verkrijging van wettelijk vastgesteld sluitingsuur noemde 1168 winke liers, die er vóór en 473 die er tegen waren. Een onderzoek van B. en W. wijst uit dat het aantal vóór- en tegenstanders elkaar niet veel ontloopt. Uit de motiveering, welke deze corporaties gaven, .vat de Raadscommissie het volgende samen De vóórstanders eener verordening voer den aan, dat de arbeidstijd van winkeliers en personeel te lang is en dat het door de praktijk ruimschoots bewezen is dat pogin gen van particulieren om door onderlinge afspraak tot sluiten der winkels op een vroe ger uur dan het thans gewone te geraken door onwil van enkelen steeds mislukt. De tegenstanders zijn van oordeel dat een verordening, waarbij verboden wordt, op sommige uren winkels voor het publiek ge opend te hebben, een te ver gaande beper king <ler persoonlijke vrijheid insluit en dat zij voor bepaalde takken van handel zeer nadeelig zal wezen, wat, naar hun meening, in andere gemeenten gebleken is. Het koo- pen van weelde-artikelen als bloemen en banket is veelal hel gevolg van een oogen- blikkelijké opwelling, waaraan, jndien de winkels om 9 uur gesloten moeten worden, minder dikwijls kan worden voldaan dan thans. Ook zien de tegenstanders er een be zwaar in dat bij vroeg sluiten der winkels dc stad vroeg in den avond een doodsch aanzien zal krijgen. Vooral de bonketbakkers zijn be ducht voor de voorgestelde verordening en zij spreken den wensch uit dat, indien deze verordening ingevoerd wordt, voor hen een algemeenc uitzondering zal worden ge maakt. Dan geeft de commissie het standpunt van haar eigen meerderheid weer. Deze noemt het niet bewezen dal de verordening noodzakelijk of nuttig is. En dat moest toch bewezen zijn, voordat de gem.-overheid gerechtvaardigd is om een dwang op te leggen, welke ver strekkende gevolgen zal hebben en zonder precedent is. Beperking van arbeidsduur door den rijks wetgever heeft 'n geheel ander karakter. Bij die categorie is geen vrijwillige beperking- van hun -arbeidstijd mogelijk. Het belang der gemeenschap eischt ze ker de gedwongen winkelsluiting niet. Een uniform sluitingsuur zal ongetwijfeld voor enkele bedrijven nadeelig zijn. En onder de koopers zijn er die eerst s avonds gelegen heid hebben uit te gaan. Dan overziet de commissie de noodzake lijkheid der verord. voor den winkelstand en voor het personeel. Br is onder de winkeliers althans 'n sterke minderheid welke in sluitingsdwang nadeel voor hun zaken en een aantasting van hun vrijheid zien. Dat sommigen thans reeds hun zaken vroeg sluiten is een argument tegen dwang. Het bewijst immers, dat velen voor wie vroe ge sluiting geen nadeel meebrengt, ook thans reeds vroeg sluiten. Waarom moeten zij, die •endere belangen hebben, nu belet worden om later te sluiten Om dengenen, die vroeg sluiten geen concurrentie aan te doen? En hoe onbillijk om den nijveren, voor zijn ge zin strijdenden winkelier te beletten op la tere uren te verkoopen omdat de rijkere winkeliers zich de weelde kunnen veroor loven vroeger te sluiten. Moet voor den winkelier dan- zijns on danks gelegenheid gemankt worden voor huiselijk verkeer en ontwikkeling? De com missie wijst dan op hel verschil tusschen den winkelier en den arbeider. De arbeider is al tijd van huis, kortere arbeidstijd geeft hem dus meer tijd voor h uiselijk verkeer; maar de winkelier is altijd thuis; sluitingsdwang is voor hem dus eerder reden om den huiselij- ken kring te verlaten. Dat het belang van het personeel groot gewicht in de schaal legt, erkent dc meer derheid der comtnissie. Bescherming van ar beiders in de winkels behoort eigenaardig, evenals dat van alle arbeiders, tot het terrein hetwelk de Rijkswetgever aan zich heeft ge trokken. Is voor die categorie uitbreiding van de „Arbeidswet" noodig, men wende zich tot het rechte adres. Maar wat bij de meerder heid den doorslag geeft: de winkels, die nu reeds op een betrekkelijk vroeg uur geslo ten zijn, zijn meestal de grootere, die met in dienst genomen personeel werken; de ge dwongen winkelsluiting geldt echter ook voor hen, die zonder andere hulp dan die van hunne huisgenoöten, hun bedrijf uitoefenen. Ook de minderheid zet haar standpunt uit een. Zij is wel overtuigd, dat 'n dergelijke verordening de individucele vrijheid beperkt maar dit geschiedt door menige strafverorde ning. Het is slechts de vraag of er evenre digheid is tusschen de mate waarop inbreuk gemaakt wordt op de persoonlijke vrijheid en het belang dat beschermd wordt. Die evenredigheid acht zij aqnwc dg. Zij meent dat de onmiddellijk belangheb benden deze vrijheidsbeperking niet als zeer hinderlijk zullen gevoelen. Steeds grooter wordt het aantal der winkeliers die om 9, of 8 uur zelfs, sluijen. De minderheid meent dat dc vrijw. bewe ging tot vroegere winkelsluiting den bodem reeds zóó ver geschikt gemaakt heeft, dat de overheid thans aan die vrijw. beweging hare sanctie mag geven. Dat de duur van den arbeidsdag in menig geval te lang is, schijnt haar onbetwistbaar. Aan de mogelijkhëld om tot verkorting van den werktijd te komen zonder overheids steun gelooft zij niet. Een goede regeling, anders dan door middel van een strafveror dening, wordt door de concurrentie verhin derd. Speciaal wat betreft de bescherming van den winkelier, die mede 'het doel is van een verordening als dc voorgestelde, heeft men aangevoerd dat deze regeling uitgaat van de onmondigheid van den winkelier, dien zij tegen zichzelven zou beschermen. Dit komt der minderheid echter niet juist voor; zij be schermt den winkelier minder tegen zich zelf dan tegen zijn concurrent, dien zij ver biedt zijn vakgenooten te dwingen later open te 'blijven dan zij voor zichzelf nuttig oor- deelen. Politiek Overzicht. Griekenland en de oorlog voerenden. Behalve het terugiiemen van de Entente troepen van dc noordkust van het eiland Gallipoli, hebben wij in den Balkan nog een tweede voorbeeld van eene „zegevierende nederlaag" gehad. Het Engelsch-Bransche leger, dat in Saloniki aan land is gebracht met het doel aan Servië hulp te brengen, heelt zich, nadat gebleken was dat die hulp doelloos was, uit het Servische gebied te ruggetrokken. Die terugtocht is, als men de berichten gelooven mag, op meesterlijke wij ze volbracht, hetgeen echter niet het feit te niet doet, dat de Entente-troepen zich hier hebben bewogen in eene richting, tegenover gesteld aan die, welke een overwinnend le ger pleegt te begaan. Als gevolg hiervan bevindt dc gehcele Fransch-Engelsche strijdmacht zich thans op het Grieksche gebied, waarvon Saloniki het natuurlijke middelpunt is. Zij gedraagt alich daar als hper en meester met opzijdezetting van het Grieksche staatsgezag. Saloniki wordt ingericht tot een versterkt legerkamp. Met het aanvoeren van troepen wordt steeds voortgegaan; in het laatst van de vorige week werd dc sterkte van de in Saloniki aan land gebrachte troepen opgegeven als 190,000 man. Tusschen het Langazamecr en de rivier Galiki werd om strategische re denen de ontruiming bevolen van een twin tigtal plaatsen. De ontruiming moest binnen 48 uren geschieden en de aankondiging daarvan ging vergezeld van de bedreiging, dat als zij niet goedschiks geschiedde, er ge weld zou worden gebruikt. De bevolking is daartegen opgekomen bij de regeering te Athene en heeft daar om bescherming verzocht. Maar die regeering kan geene bescherming verleenen. Het Grieksche leger is niet gedemobiliseerd. Maar het heeft de onmiddellijke omgeving van Saloniki verlaten, in het oosten heeft het de Stroema-linie bezet, in het westen ver toeft het in de straat van Koranl. Griekenland laat de Entente-mogèndheden hun gang gaan op zijn gebied, maar hel doet dit in verbeten woede. Minister-president Skoeloedis heeft zijn hart gelucht tegenover een dagbladschrijver, den vertegenwoordiger van de Londcnsche Daily Chronicle. Hij heeft zijne klachten niet in zachtzinnige vormen gekleed; als ^orbeeld kunnen deze zinsneden dienen ,4a den laatslen tijd zijn wij als een on derworpen volk behandeld. De Grieksche re geering ging tot de uiterste grens van de vriendschap, die nog met de onzijdigheid vereenigbaar was. Desniettemin kwam een dezer dagen een van de Entente-gezanten bij mij en verklaarde mij in onbeschaamde woorden, dat de regeering de beloften, die onze koning gaf, had gebroken. Dat was onwaar. Ik voelde zijne woorden als eene beleediging, zeide hem dat en wierp hem zijn schriftelijk protest voor de voeten. Mij ne verontwaardiging ging zoover, dat ik mij officieel met Grey en Briand in verbinding heh gesteld en hun ruiterlijk in ondiploma tieke woorden mijne meening over hel pro test zeide. „Nu staan wij tegenover de nog verschrik kelijker vraag: Hoe moeten wij verhinderen, dat ons land met bloed wordt overstroomd? De eene partij van de oorlogvoerenden is er reeds, de andere zal spoedig komen. De Duitsche en de Oostenrijksch-Hongaarsche troepen kunnen ieder oogenblik binnen ruk ken. Strikt genomen hebben zij het volle recht dat te doen, omdat aan de geallieerden de toegang tot het land werd vergund. De centrale mogendheden kunnen hun bondgc* noot, de Bulgaren, meebrengen. Wot kun*, nen wij daartegen doen? Hoe kunnen wij een inval tegenhouden eq beletten, dot Griekenland door een wilden, meedogenloos zen. oorlog wordt verwoest, alleen omdat de geallieerden grove diplomatieke en militniro fouten hebben begaan." De Grieksche minister-president sprak ten slotte de hoop uit, dat aan Griekenland een inval van de Bulgaren zal worden bespaard. Maar die hoop stuat op zeer zwakke voeten. In Sofia komt men er rond voor uit, dat als de Engelsch-Fransche troepen in Saloniki willen blijven, warvan hunne toebereidse len tot versterking van de stad en van het schiereiland Chalkidikc getuigen, zij door de Duitsche en Oostenrijksche troepen ten" spo- -?te moeten worden verdreven en dat' het Bulgaarsche leger daartoe dc behulpzu- me hand moet bieden. Dat wordt in Sofia beschouwd ais eene operatic, die noodig is om het einde van de Bulkan-cxpeditie to verhaasten, en men is van oordeel, dat dit zonder eenige vertraging moet gebeuren. Het zal dus wel eene illusie zijn, dal he* ontbranden van den strijd op den grond van het Grieksche gedeelte van Macedonië za zijn te vermijden. Maar als die grond ge* maakt wordt tot een nieuw tooneel van den strijd, welken invloed zal dat dan hebben, op de houding van Griekenland? Hier geeft ons eene vingerwijzing de verklaring, die door Goenaris, het vroegere hoofd van do Grieksche regeering, die de vriend en geest verwant is van den tegenwoordigen minis ter-president, aan den correspondent an do Daily Chronicle is afgelegd, dat Grieken land uit zijne stelling van gewilde onver schilligheid zal treden, wanneer zijne on schendbaarheid en spuverejniteit worden ge schonden. Men rooet dus rekening houden met de mogelijkheid, dat Griekenland als partij in den strijd zol treek*n. De oorlog. B e r 1 ij n, 2 8 Dec. (W. B.) Bericht von het opperste legerbestuur uit het groote hoofdkwartier van heden voormiddag. Door het vuur van een vijandelijken mo nitor werden in Westendebad drie inwoners* waaronder twee vrouwen, gedood. Aan het front ontwikkelden zich van tijd tot tijd levendige artillerie-, handgranaat- en mijngevechten. Aan den Hirzstein gvjehied- de heden morgen een Fronsche aanval. Na dere berichten zijn no r r!at ontvangen. Een levendig treinenverkeer op het sta tion te Soisso"* door onze artillerie beschoten. De Pranschen hebben sedert' kort het in dé onmiddellijke nabijheid von het station liggende hospitaal, blijkbaar tof bescherming van het station, van eene Roo tle kruis-vlag voorzien. Toevallige trelscho- ten r. n iitaal ziin tengevolge van de II--' -.•••• niet uitgesloten. P a r ij s, 2 8 D c c. (W. B.) Namiddag-com muniqué. De artilleriestrijd was intens in de streek' van den Hartmannsweilerkopf. De Duitschers trachtten bij Rehfelsen uit hunne loopgra- Bij iedere verboden vrucht herhaalt de paradijsslang haar leugen dat het nemen en het eten geen kwaad kan. ROMAN VAN ANNA WAHLENBERG. Geautoriseerde vertaling door B. NORTAKKER. Als de rector voorbij ging, wierp hij altijd een blik naar binnen', en zei een vroolijk woord, dat het meisjeshoofd deed opkijken. Hij vond het prettig het frissche gezicht en de glinsterende bruingrijze oogen te zien. Soms ook wenkte hij met de hand. „Je moet vanavond niet zoo vroeg naar huis gaan, dan zul je wat zien." Dat beteekende een uitnoodiging voor het ovond-eten, en dan bleef Blenda. Zij en de rector waren goede vrienden geworden. Hij toonde haar dikwijls een voorwerp van zijn verzamelingen of verklaarde haar iets be treffende haar studie, of sprak over hetgeen op den dag gebeurd was. Of ook had hij haar jets te vertellen. Hij was er bekend voor dat hij een uitstekend verteller was, »n hij vertelde graag, vooml wanneer hij een toehoorder naar zijn zin had. En dat was Blenda met haar vlug baringsvermogen en haar levendige, belangstellende opmer kingen. Zij merkte op, dat hij zich bijna uit sluitend tot haar wendde, en dat vleide haar. Maar terzelfder tijd geneerde het haar in zekeren zin, de anderen moesten zich im mers gepasseerd voelen. En zij trachtte hen ook in het gesprek te trekken. Doch dat ge lukte niet al te goed. Want ze kon weinig anders uit hen halen, dan een zwak en niets- zeggend accompagnement van hetgeen ver haald werd, zelden een enkel woord, dat op een eigen meening duidde. Zij begreep dat niet. Anders kon haar moe der toch ook wel open en zonder voorbe houd spreken, maar tegenover den rector was ze zich zelve niet. En Birger was niet spraakzamer dan zij. Maar wat hem betreft, was het niet goed te weten of het zijn natuur was of niet. Zij kende hem immers niet. Door een toeval geschiedde het echter, dat zij een direkte vraag tot hem richtte, een inlichting omtrent een historisch onder werp. En toen kreeg ze een zaakrijk en hel der antwoord, maar niet lang, want hij werd plotseling in de rede gevallen door den rector, die daarna zelf vervolgde, en het ant woord versierde met allerlei verklaringen en uitleggingen. Het werd een interessante voordracht, en Blenda luisterde dankbaar. Maar nu en dan deden haar gedachten een zijsprong. Ze vroeg zich af, of Binger dit aÜe« ook niet wist en had kunnen vertellen, indien hij de gelegenheid daarvoor had ge kregen. 's Avonds, toen hij haar naar huis bracht, deed ze een poging om het te onderzoeken. En ja wel, toen ze nog eens haar weetgie righeid ann den dag legde' over hetzelfde onderwerp, liet hij niet wachten om daaraan te voldoen. Hij wist nog verschillende din gen toe te voegen aan hetgeen ziin vader verteld had. Zijn wijze van vertellen was echter niet causeerend zooals van dezen, doch schilderend, en algemeen belichtend. Waarom spreekt hij zoo niet op school, dacht Blenda, denkend aan zijn eenigszins korte en nuchtere voordrafcht op school. Is het mogelijk, dat hij verlegen is bij de meisjes En op hetzelfde oogenblik,' dat die ge dachte in haar opkwam, voelde zij een leven dig gevoel van tevredenheid dat hij tegen over haar die verlegenheid overwonnen had, ten minste voor het oogenblik. Dat was een ovenvinning waarop ze trots kon zijn. Haar moedei moest hem nu eens zien en hooren. „Maar Birger," zei ze „waarom vertelde je dit alles vanmiddag niet, toen ik je er naar vroeg." „Vader nam het immers over." „Maar nu heb je dingen verteld, die hij niet genoemd heeft. Die moest je toen naar voren gebracht hebben." „Ik kon vader toch niet in de rede vallen?" Hij zei dit alsof dit een ongerijmdheid, een misdaad geweest zou zijn. „Maar hij viel jou wel in de rede." Een glimlach verscheen op zijn lippen. Hij vatte haar opmerking op als een scherts. „Dat is een heel andere zaak." „Nee, dat is geen andere zaak," barstte Blenda uit. „Hij stond immers niet op den katheder, 't wa» maar een gewoon gesprek. En dan heelt toch zeker elkeen recht om zich te uiten. Ik val hem toch ook in de rede, dat geneert mij niet. Nee, heelemaal niet." Hij keek haar van terzijde aan, en een glimlach verscheen opnieuw om zijn lippen. Ja, hij had dit wel gemerkt. Ze geneerde zich werkelijk niet. Soms gaf het hem ook wat ergernismaar dat gelukte toch niet heel goed. Ze beging haar kleine vrijmoedig heden met zulk een onschuldige vroolijkheid, dat hij geen ernstig gezicht kon trekken. Ze was nog zulk een kind, men wist niet wat men met haar zou doen. „Ik geloof zelfs, dat hij het prettig vindt," vervolgde ze, terwijl ze haar oogen dicht kneep. „Hij vindt het zoo vervelend, dat men voor hem kruipt, dat het voor hem een pret tige afwisseling is, dat iemand het niet eens met hem is. Probeer het maar, Birger, je zult het zien. Het zal hem bepaald voor je innemen.'" Een kort lachje weerklonk, het eerste dat Blenda van Birger gehoord had. Maar het verstomde dadelijk, alsof hij het oneerbiedig vond, dat iemand vroolijk was bij zulk een voorstel. „Elkeen handelt overeenkomstig zijn na tuur," zei hij. „En ik heb nooit talent gehad iemand voor me in te nemen. Het laatste klonk wat ironisch, maar tegelijkertijd een weinig weemoedig, als voelde hij een ge mis. Het opende een venster naar zijn bin nenste, en Blenda zag hoe hij leed over zijn ei-en geslotenheid, die hem zelfs verhin derde om in een vertrouwelijke verhouding te komen met dengeen, die hem het naast stond op de wereld. Reeds vroeger had zij opgelet hoe ver legen hij was, en nog het meest tegenover zijn vader. Ze vond het wonderlijk, zonder er veel over na te denken. Maar nu ze be merkte, dat hij zich die eigenschap bewusl was, en die hem tot last was, had ze mede- 'ijden met hem. „O," zei ze op vroolijken toon. „Het is niet zoo moeilijk iemand voor je in te ne men. Je moet slechts willen, dat ze van je zullen houden. Dat is alles, dat doe ik ook." Gedurende dit gesprek waren ze haar deur gepasseerd, en weer terug gewandeld. Maar nu stond ze stil, met een voet op dc trap, met de hand op den deurknop, terwijl ze hem met een eigenaardigen lach in de hal' dicht geknepen oogen bekeek. Hij bleef verlegen staan. Dat zij het goecf met hem meende, hem een nuttige kunst, die ze zelf kende, wilde leeren, begieep hij. Maar hij zag ook nog iets andershet zich zelf ten toon stellen tot navolging. „Zoo doe ik" had ze gezegd, Ze wilde dat de menschen van haar hiel den. Ja, misschien nog beter, dat hij van haar hield. Er was iets aantrekkelijks in dien lachenden blik. Nog nooit was een meisje uit zijn eigeiv kring hem zoo ver tegemoet gekomen. Zijn geslotenheid hield allen op een aïstand. Wordt termlqd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 1