Qoop de Deagd.
Alleen
door
HERMANNA.
de tram uit 't gezicht was verdwenen.
„Hè, hier kon je eerst nog 's prettig spe
len!" dacht Annie, toen ze voor de kast vol
speelgoed in haar eentje op den grond zat.
„Die vervelende Piet stoot aldoor aan de Geen vervelende Piet, die in 't poppenhuis
fafel; ik kan nooit s prettig kleuren riep rommelde, geen wijsneuzige Arnold, die
Annie met een zeurig stemmetje uit. „Hè, haar zou bedrillen, en geen kleine Kees, die
moeder, kijk nu eens, zoo n leelijke groene overal aan kwam! Hier was niemand, dan zij
veeg op de jurk van t boerinnetje! Daarnet aueen; over ai dat moois was zij nu alleen
ruime speelkamer, waar zooveel moois en in plaats van groen en de bruine verf van
aardigs klaar stond! 't hek was doorgeloopen, alsof 't er op ge-
„Nu, ik zie wel, dat je een leventje als een j regcnd had. En 't regende nog aldoor:
prinsesje zult hebben", zei moeder en Annie i druppelde, dr druppel ging 't op de
knikte opgetogen. Ze liet moeder rustig ver-1 plaat. Dat waren Annie's tranen. Annie
trekken en wuifde haar vroolijk toe, totdat J schreide toch zoo en daardoor kon ze ook
niet Zien, of ze blauw, dan wel groen, nam
voor den boom.
„Mijn lieve kind, wat scheelt er aan?"
vroeg tante Bets verschrikt, toen ze Annie's
verdriet gewaar werd.
,,'t Is, 't is hier ook zóó stil; Je hoort
hier niet s," schreide Annie, „ik wou weer
Stootte hij ook zoo, net toen ik met de ap
peltjes bezig was, toen zijn er allemaal roode
halen over 't papier gekomen. Nare jon
gen!"
de baas, had tante Bets gezegd.
Annie speelde eerst met de poppen, die
zoo keurig waren aangekleed, alsof ze naar
x ul. een partijtje moesten. De poppen van Annie
„Annie kan ook niks velen, pruttelde l v 1 i.„.
hadden maar gewone schooljurken aan, dus
riet, in antwoord op moeders vermaning van J
....f „mi i - ie kunt begrupen, hoe Annie deze bewon-
wat stiller te zitten en hu liet zich van zijn J,
_,__i r u j x u i derde. Ze kleedde t heele troepje voorzich-
stoel glijden. In een wip had Annie haaru u-
j j 1 tig uit, lei de kinderen te slapen in beeldige
penseel neergelegd en stond ook op den A
nrn„A xv/ j- ledikantjes achter rose gordunen en kleedde
grond. „Waar ga je naar toet \Toeg ze haas- J tl u j
A I l l j ize toen weer aan. Thuis speelde ze dan vaak
ng en volgde haar broertje met de oogen. i n.
r\ n- a a la il 1 schooltie, me: Piet er bu, als meester; hu
„O neen. Piet, niet naar het speelhoekje;JJ', J
j0.rj.. J7 deed wel vervelend en zonder kibbelen ging
naar mag je niet komen. Zij vloog er ook x,_T
heen en ging met uitgespreide armen voor
haar poppen, ledikantje en wagentje staan.
„Tk mag best mijn bal krijgen", zei Piet; „is
rt niet, moeder?"
't nooit, maarAnnie keek eens om zich
heen in dé ruime, stille kamer't was haar
hier nu toch alsof ze wat miste.
Van de poppen, hoe mooi ze ook waren,
„Natuurlijk; Piet heeft evenveel recht op had Annie veel gauwer genoeg dan thuis,
't speelhoekje als jij, Annie!" I Kwam tante Bets nu maar 's wat bij hanr
„Hij rommelt altijd in mijn poppenhuisje; zitten met haar naai- of verstelwerk, zooals'
Ik kan nooit 's leuk met de poppen spelen,moeder altijd deed! Annie ging wat bladeren
of hij wil meedoen en dan brengt hij alles in de prentenboeken, die op de tafel lagen,
in de war", klaagde Annie. „Toe Piet, ga Thuis was 't altijd een toer om ze uit Arnolds
weg!" handen te krijgen en als Annie eens een
„Neen, Ik wil hier ook spelen."
„Dat 's niks mooi gekleurd", klonk 't bij
de tafel. Daar stond Arnold, die in de ven-
naar huis, naar vader en moeder, en naar
Piet en Arnold en K Kees!" Met een
snik kwam dit laatste er uit.
Tante Bets nam haar op den schoot; ze
was gelukkig niets boos; neen, ze zei, dat ze
't zich best kon begrijpen, 't W a s hier bij
haar ook erg stil en als* je thuis dan ook
zulke aardige broertjes badt als Annie
„Ja", knikte Annie en stemde 't volmon
dig toe* dat ze a a r d i g e brbertjes had.
Ze plaagden wel eens of deden ïjvild, ver
volgde tante, maar 't waren toch leuke jon
gens, en 't was heel natuurlijk, dat Annie
't geen dagje builen hen kon stellen.
Toen tante en Annie 't dus hierover zoo
eens waren, konden de tranen ook spoedig
gedroogd worden. Samen bedachten ze nu
een mooi plannetje en toen liet Annie zich
zoet naar bed brengen. Ze was nu weer hee-
Iemaal getroost, maar wel tien keer moest
tante haar nog verzekeren, toen ze er al in
log, dat 't heusch zoo zou gebeuren, als ze
't samen afgesproken hadden, namelijk, dat
tante morgenochtend vroeg Piet en Arnold
en Kees zou laten halen om met Annie met
't mooie speelgoed te spelen en op den
ponnie te rijden. O, die Annie! Al
leen zijn was haar dus niets bevallen. Zou
boek voor zich alleen had, wou Kees gere
geld meekijken. Vervelend was dit, hoor! Je
was prettig aan t lezen en wou omslaan, en I jG njef denken dat ze er door geleerd had
sterbank had zitten lezen. „Dat hondje moet dar» patste Kees met zijn handje op 't blad jn vervolg ook meer van da broer's te
je bruin met wit maken! Wacht, ik zal 't eens of hield het vast om het plaatje nog 's te verdragen?
netjes voor je doo.il"
„Moeder!" Annie gilde 't uit. „Moeder,
fegt u toch eens, dat de jongens uitschei
den! Ik kan ook nooit 's prettig spelen; ze
plagen me altijd!"
„Dat 's ook wat, ik je plagen? Ilc wil je
fuist helpen!"
Annie stampvoette. „Blijf van mijn kleur
boek af!"
„Foei Annie", zei Moeder, „wat ben je
bekijken. Wat was Annie daar al vaak onge
duldig en boos om geworden!
Nü kon ze heerlijk rustig lezen, net zoo
lang als ze maar wou! Ze begon aan een
aardig verhaaltje, maar toen ze halverwege
was, deed ze 't boek dicht, 't Was zoó
v r e e s e 1 ij k stil in de kamer en door het
huis was 't óók al zoo stil!
Thuis hoorde je altijd wèt, deuren open
of dichtdoen, fluiten van Piet en Arnold,
Areer stout. Wat zal tante Mies wel zeggen? Kees' stemmetje, dat zoo aardig babbelen
Tante komt er juist aan!"
Annie stond mokkend in een hoekje, toen
tante Mies binnenkwam. Tante vroeg maar
niet, wat er aan scheelde; ze begreep 't wel,
want 't was vandaag niet voor den eersten
"keer, dat Annie zulke kuurtjes vertoonde.
Moeder en tante Mies wisselden een blik
van verstandhouding.
Later, toen 't heele troepje in den tuin was,
praatten moeder en tante lang met elkaar.
„Zoo flauw", pruttelde Annie, die altijd erg
nieuwsgierig was, „waarom nou in 't Fransch,
waar we niets van begrijpen?"
Met 't jongste broertje, Kees, gaf 't bij den
zandhoop warempel a! weer gescharrel. An
nie kon nietv verdragen, dat de kleine Jon
gen een van haar vormpjes pakte. Al ge
bruikte ze 't zelf ook niet op dit oogenblik,
Kees mocht 't tóch niet hebben.
Geen wonder, dat Kees begon te schreien;
Hulpvaardigheid Sieicond.
Naar het Engelsch von D. HAMMONDE.
Vertaald door C. H.
„We hebben vandaag den laatsten Maart
en het sneeuwt harder dan het den geheelen
winter gedaan heeft", zei Meggie Harvey
tegen haar broer, terwijl zij van tafel op
kon, stommelen op de trap van vlugge jon- stonden. „Denk je, dat we vanmiddag nog
gensvoeten Hè, zou 't hier altijd zoo
stil wezen? Voorzichtig deed Annie de
deur open, keek eens in de gang, waar een
dikke, mollige looper lag,geen won
der, dat je hier geen voetstappen hoorde
thuis op 't zeil was dat heel wat anders.
Als een wezeltje zoo behendig gleed An
nie de trap af.
Tante Bets kwam gelukkig juist irft een van
de benedenkamers, want alleen had Annie
geen wijs kunnen worden uit al die deuren.
Samen met tante ging ze nu naar buiten.
Hè, hier was 't heerlijk! Wat een mooie
bloemperken, en zelfs een fontein ook. Hoog
sprong 't water op, om dan klaterend met
een regen van zilveren droppels neer te ko
men in een bassin, waar goudvisschen
zwommen; terwijl ze er naar keek, dacht An
nie op eens aan Kees. Wat zou hij een schik
Annie rukte 't hem zoo ruw uit de hand. in de goudvischjes hebben! Onwillekeurig
Toen kwam moeder en stuurde Annie naar
binnen.
Den volgenden morgen vond Annie, toen
ze beneden kwam, een brief op haar bord.
Dat was leuk, een brief en ze was toch niet
jarig! Hij was met drukletters geschreven;
Annie kon goed drukletters lezen en begon
dus maar dadelijk hardop: „Lieve Annie. Ik
zag ze om zich heen, alsof ze hem roepen
wou. Hoe dom! Kees was hier immers
niet!
Aan 't eind van den tuin was een stal.
Tante Bets deed de deur open en bracht An-
niet bij een bruinen ponnie, die mak en aar
dig was en zelfs ook kunstjes kon doen. 's
tante hem vroeg om een poot, lichtte hij den
„ben de zuster vun tante Mies en ik kom j voorpoot op en hij kon ook een klontje sui-
„vragen, of je vandaag en morgen en net ker uit tante's zak halen. Wat zouden de jon-
„zooveel daagjes als je maar wilt, prettig bij gens dat leuk vinden! Maar nog mooier
„mij komt spelen. Be heb heel veel mooiwerd 't, toen Annie op den ponnie mocht
„speelgoed, maar eeen kindertjes, die er mee
„kunnen spelen. Wil je dus je broertjes ook
„soms meebrengen, of kom je liever alleen?
„Dag Annie.
De zuster van tante Mies, die je maar
tante Bets moet noemen."
Annie had een kleur van plezier gekre
gen. „Wat een leuke brief, hè moeder? Is
rijdenl Tante Bets hield haar vast en zoo
ging het 't geheele park door.
Annie genoot, maar vond 't onderwijl toch
jammer, dat Piet en Arnold en Kees haar
nu niet konden zien. Wat zouden ze voor
oogen opzetten: Annie zoo deftig op een wegmaakte en al is David Hudson zoo dwaas
ponnie! in zijn vrijen tijd oude menschen op te zoe-
Aan tafel was Annie stil. Ze zat daar in ken, i k doe dat niet. Daar voel ik niets
dat die mevrouw, die we laatst bij tante Mies een groote, groote kamer, ja, je kon wel voor
„St!" viel zijn zuster hem plotseling In de
veel zullen krijgen, George?"
„Ik zal eens buiten gaan kijken", luidde
het antwoord, en de daad bij het woor,d voe
gende, opende hij de voordeur. Meggie
volgde hem en zoo stonden beiden weldra
op den drempel en zagen zij een jongen r-an
het pad rechts van hun huisje inslaan.
„Daar loopt David Hudson met een schop
op zijn schouder en een mandje aan zijn
arm. Waar zou hij heen gaan?" vroeg
Meggie.
„Wel, er is maar één huisje aan het pad",
dus gaat hij daarheen, zou ik zeggen", ant
woordde George; „en ik durf wedden, dat hij
bij juffrouw Grimsy de sneeuw gaat wegrui
men. Zij kan niet buiten komen vóór die
weggemaakt is of het gedooid heeft en daar
naar ziet het er vooreerst nog niet uit."
„Dat is waar ook; zij is heelemaal alleen,
want haar man is nog* niet uit het Zieken
huis terug", zei Meggie nu. „Heb je ook
iets van haar gemerkt, toen je straks langs
haar huisje# kwam, George?" vroeg zij even
later.
„O jar en George lachte, maar het was
geen aangename lach. „Ik denk, dat zij stond
uit te kijken, of er ook iemand langs kwam,
want zij schoof een raam open en riep:
„George George Harvey", en iets over
een boodschap, die zij gedaan wilde heb
ben, maar ik deed net, alsof ik niets hoorde
en liep stevig door."
„Je hadt toch wel eens naar haar toe
kunnen gaan om te vragen, wat zij graag
wilde", vond Meggie.
„Dank je wel", antwoordde George ge
melijk. „Natauurlijk wou ze, dat ik de sneeuw
mijnheer Wyndham, de zoon der dame, bij
wie zij vele jaren gediend had en hoer blijd
schap steeg ten top, toen zij hoorde, dat hij
het Huis in het dorp gekocht had en er al
met enkele weken hoopte te komen.
Nadat zij samen een en ander besproken
hadden, deed mijnheer Wyndham eenige
vragen over den jongen werkman buiten, die
al dadelijk een oangenamen indruk op hem
maakte.
„Hij heet David Hudson en is een beste
jongen", zei juffrouw Grimsy. „Hij is altijd
even hulpvaardig. Vandaag is hij bij voor
beeld geheel uit eigen beweging hier geko
men om de sneeuw weg te ruimen, terwijl
hij nog een mandje van zijn moeder mee
bracht met brood en eenige andere levens
middelen, die ik door de onbegaanbare we
gen onmogelijk zelf kon halen in het dorp.
Zijn vader, die tuinman op het Huis is ge
weest, is vijf jaar geleden gestorven en vanaf
dien tijd werkt David voor zijn moeder en
zijn klein zusje. Zijn liefste wensch is tuin
man op het Huls te worden en als Hudson
was blijven leven, zou dit ook stellig ge
beurd zijn, want hij hielp al dikwijls in den
tuin. Hudson werd echter door Mark opge
volgd en daar deze een vriend van de Har
vey's Is, gelukte het hem George Harvey de
plaats van David in te laten nemen, die
daama bij een boer werk vond; en daar is
hij nu nog steeds."
„En wat doet de jonge Harvey, sinds het
Huis onbewoond is?" vroeg mijnheer Wynd
ham.
„Hij ging daar ongeveer een maand vóór
Mark weg", luidde het antwoord en vanaf
dien tijd heeft hij geen geregeld werk. Ik
geloof, dat hij hoopt er weer aangenomen
tet worden, zoodra het Huis opnieuw be
woond is, mijnheer Wyndham."
Even was het stil in het vertrek, toen
zei de vreemdeling met een glimlach: „Mijn
goede, oude tuinman, Robert Bland, komt
met mij mee, maar ik kan nog best een flin-
ken jongen an gebruiken, en ging hij
tot niet geringe verlichting van juffrouw
Grimsy voort, „ik ben besloten, dat de jonge
Hudson dat zal worden."
En zoo gebeurde het.
Toen het nieuws in bet dorp bekend werd,
zei Meggie Harvey tegen haar broer: „Och
I George, als je geweten hadt, dat juffrouw
Grimsy een oude dienstbode van den nieu
wen heer van het Huis was, zou je je niet
doof gehouden hebben, toen zij je riep en
je zou niet zoo over haar gesproken heb
ben. Dan zou je wel aan het werk zijn ge
gaan."
En daar George dit niet kon tegenspre
ken, mompelde hij slechts: „Och, onzin!"
S p ij t had hij er echter wel van, al wilde
hij dit zijn zuster niet bekennen.
gezien hebben? Mag ik gaan, moeder? Maar zeggen: ee~ zaal, alleen met tante Bets,
moeder, de jongens blijven thuis, hè? Woontvoor een tafel vol heerlijke dingen. Tante
tante Bets, zal ik maar zeggen, hier in de bediende haar van alles en praatte vroolijk
Stad?en gezel1't, maar toch was 't Annie, alsof
„Wat een vragen tegelijk", lachte moe- ze iets miste. Als er een feestje thuis was en
der. „Ik zal de laatste maar 't eèrst beant- er kwam dessert op tafel, dan was Annie cr
woorden. Neen, tante Bets woont even bui-[altijd op uit om gauw met haar oogen de lek
ten de stad op een mooie villa; je kunt erkerste stukjes vast uit te kiezen. O wee, als gezien hebben", fluisterde Meggie, terwijl
met de tram komen. Als je 't prettig vindt, één van de jongens dan ook juist zijn zin [Juj voorbijging.
maÉT ie gerust een paar daagjes bij tante Bets 1 op zoo'n stukje had gezet, wat kon Annie „Hoe konden we hem zien, als wij naar
logeeren. Ik weet zeker, dat je veel van tante dèn kwaad zijn! Wat had ze dèn vaak ge-'rechts keken en hij van links kwam?" mom-
zult houden. Tante Bets is altijd zoo aar- dacht: „hè, ik wou, dat er eens dessert op pelde haar broer, „en door de sneeuw hoor-
dig met kinderen." tafel kwam, zonder dat jullie er bij waren." den we zijn voetstappen niet. Ik denk, dat
Maar de jongens blijven thuis", zei Annie Maar dat gebeurde natuurlijk nooit. Zoo iets het een vreemdeling is/
rede. „Daar komt iemand van den anderen
kant."
George keek nu ook in die richting en
zag een heer bukken om zijn veter vast te
maken.
Ik begrijp niet, dat we hem niet eerder
nog eens met nadruk. „Ik ga veel liever al-'bijzonders als dessert zou moeder toch
1 e e n!"
„Waarom vrouwtje?"
„Wel, ze zijn altijd zoo vervelend en las
tig; ik kan nooit 's prettig spelen, of ze pla-
nooit geven, als ze niet allemaal present wa
ren!
Nu, hier waren de jongens er dan niet
bij; je zoudt dus meenen, dat Annie nu wel
gen me. Hè nee, als de jongens mee moe-1 erg genieten zou. Tante Bets liet Annie zelf gaan; het is hier koud."
ten, vind ik er niets aan!" I de lekkerste dingen van de schaaltjes kiezen I Meggie draaide zich nu om en het vol-
Ze moeten volstrekt niet mee", sprak en had er 't grootste geduld bij. Toch was en gende oogenblik waren zij beiden in de ka-
moeder kalm, „als je 't wilt, mogen ze bleef Annie stil; je kon wel zien, dat ze on- mer en wierp George met een harden slag
,Wie het ook is, hij moet gehoord hebben,
wat je van de oude juffrouw Grimsy gezegd
hebt", antwoordde Meggie.
„Dat kan mij niet schelen", zei George
uitdagend. „Kom, laten we naar binnen
mee
„O nee
„Dan ga je alleen; afgesproken!
de deur dicht.
Intusschen vervolgde de vreemdeling zijn
weg. Hij dacht na over het gesprek, dat hij
zooeven gehoord had en als Meggie en
George hem hadden nagekeken, zouden zij
danks dit alles niet den rechten schik had.
Na 't eten zou ze wat kleuren. Tante had
een pracht van een verfdoos en mooie, dui-
Moeder bracht Annie zelf weg. Annie deliike platen,
voelde zich erg gewichtig, dat ze uit logee- j „Hè ja", zei Annie, met iets van opluch-
ren ging en had thuis aan iedereen verteld, ting in haar stem, „kleuren, dat 's leukl" j gezien hebben, dat hij zijn schreden richtte
dat ze wel een week zou uitblijven. Vol ijver begon ze; tante Bets bleef bij naar het huisje van juffrouw Grimsy.
Toen de tram stil hield voor 't groote huis, haar zitten, dat was prettig. Wat zou Annie Toen hij het bereikt had, was David Hud-
dat in een prachtig aangelegd park lag, keek nu mooi kleuren! Niemand, die aan de tafel son bezig met hetgeen George Harvey ver-
Annie wat bedemmeld en greep moeders stootte of haar 't penseel afpakte of wel1 moed had de sneeuw wegruimen en
hand stevig vast. wijze opmerkingen maakte over Annie's de oude vrouw stond voor het raam dank-
Maar tante Bets ).wam haar zoo vri end e- werk. baar naar zijn werk te kijken, toen zij piot-
lijk tegemoet en geleek zooveel op tante 1 Ja, dat zou je zoo denken, maar als je seling den vreemdeling in het oog kreeg. Zij
Mies, dat Annie's verlegenheid gauw ver- na een minuut of tien over Annie's schou- deed de deur wijd open en toen zij zijn ge-
dwenen was. Moeder bleef nog een poosje der gekeken hadt, zou je gezien hebben, dat zicht van dicht bij zag en zijn stem hoorde,
en mocht zien, waar Annie zou slapen. Ook er allemaal vegen en halen buiten 't lijntje barstte zij in vreugdetranen uit
deed tante Bets fen de deur open van de gekomen waren een boom werd blauw Het was namelijk niemand anders dan
Van alles wat.
Fransohe aardigheid.
Zijn er onder jullie al, die Fransch lee-
ren? Nu, dat is me ook een vraat/I „We lee-
ren al lang Fransch", hoor ik in mijn ver
beelding al verscheiden stemmetjes roepen.
En zijn jullie er al ver in gevorderd? Dan
moet je je oudere zusters of broers eenc een
raadseltje opgeven.
Je ze g t: (niet dodelijk voor hen opschrij
ven, want dan begrijpen ze het direct).
„Si six scies scient six cigares, six cent
six scies scient six cent six cigares."
(Als zes sigarenknijpertjes zes sigaren
knippen, knippen zes honderd zes sigaren-
knijpertjes zes honderd zes sigaren. Let
terlijk beteekent scie zaag en sUer is het
werkwoord zagen).
Toon nu je kunst in het Fransch eens,
maar goed uitspreken, hoor! Want daar komt
het op aan.
Practi8ch middel tot vereffening.
Een jonge man liep haastig om het
station te bereiken voor de trein afging. Toen
hij voorbij een winkel kwam gleed hij op het
trottoir uit en sloeg met de ellebogen door
een ruit, zoodat deze geheel verbrijzeld werd.
Hij liet zich .door dit ongeval niet ophouden
en liep door, toen de winkelier hem adem
loos naliep en daarbij riep:
„Mijnheer' U moet mij mijn ruit betalen."
„Zeet goed"antwoordde de reiziger, „wat
ben ik U schuldig? Zegt het als het u blietf
vlug, want ik heb groote haast."
„Eén mark!"
.,Ach, en ik heb slechts goud In mijn pory
temonnale." A
„Dat geeft niets, wij kunnen wel wisselej^ 'y
„Maar de trein gaat direct weg, en ik mWef
m'j nog geducht haasten om de trein te hit'
len. Ha, gelukkig ik heb nog een twee-'
markstuk snel, snel, geef mij Hug éért
mark terug."
„Ik zal het even gaan wisselen bii derf
schoenmaker." t
„Wat, moet ik nog zoo lang wachten. II
weet niet hoe een groot gebrek er aan klein
geld is. O, laat het dan zoo maar, ik fit o e f'
weg."
„Wat zegt U? Ik wil niet hebben dat gij,
één ruit met een tweemarkstuk betaalt, die
mij slechts 1 mark kostte."
„Zoo? Nu, dan weet ik wat ik doe ik
sla nog een ruit in, zoodat wij quitte zijn." En
krak! daar sloeg de reiziger de tweede ruit
stuk en vloog als een peil uit een boog naar
het station, om de trein nog te halen.
Ook een genot.
„Maar Karei, waarom huilt ge
„Maar Moeder, lont mij toch
ik er pleizier in heb."
Keizer en schildwacht.
In de herfst van het jaar 1885 werd bij
Rokv6 in Hongarije een groote vossenjacht
gehouden, waaraan ook de Keizer van Oos
tenrijk deelnam.' Bij de terugkeer van de
jacht wilde hij de weg naar het jachtslot af
korten en reed het veld in, over een verbo
den gebied van een ammunitiemogazijn.
Toen de schildwacht, die voor het maga
zijn op post stond, de onbekende heer In
jachtcostuum zag, velde de dappere infan
terist de bajonet en riep:
„Terug!"
„Ik wil slechts voorbij rijden", zeide de
keizer, doch de soldaat antwoordde:
„Er mag geen burger passeeren!"
De keizer moest terugkeeren en een om
weg maken, om het jachtslot te bereiken.
Den volgenden dag moest de soldaat in
quaestie voor den overste komen, die hem
schijnbaar brommig toesnauwde:
„Je hebt gisteren den keizer den weg met
de bajonet versperd. Opdat dat voortaan niet
meer zal gebeuren, benoem ik je op bevel
van Zijne Majesteit tot korporaal, zoodat je
dus van nu af aan niet meer op post behoeft
te staan. En opdat je voortaan onze keizer
zal herkennen, zendt Zijne Majesteit je zijn
beeltenis, en wel in tien exemplaren!"
Hierop reikte de overste den verblufKr.
soldaat tien splinternieuwe zilverstukken toe.
Daarna zeide hij even brommig:
„Vervul ook een andere keer zoo flink ,i*
plicht Ingerukt, marschl"
De bewonderinq van moedige
handelingen.
Tijdens Napoleon's bezoek aan het kamp
te Boulogne,ontsnapten twee Bngelsche ma
trozen uit het gevangenkamp te Verdun en
kwamen heelhuids te Boulogne aan. Daar
aangekomen timmerden zij uit oude planken
een bootje. In dit gebrekkige vaartuig wil
den zij naar Engeland oversteken.
Zij staken ook werkelijk in zee en zochten
een Engelsch fregat op, dat voor de kust
kruiste, maar de oogen van de douanebe
ambten ontdekten de koene vluchtelingen en
zij werden in de haven teruggebracht. Men
bracht ze voor den keizer, die hun en hun
kleine boot verlangde te zien.
„Is het waar", vroeg Napoleon, „dat jullie
in het nietige scheepje naar uw vaderland
wilden oversteken.
„Als U er aan twijfelt, Sire," was het ant
woord, „zoo willen wij het nog eens doen."
„Jullie zijn dappere mannen; ik bewonder
uw moed. Gij zijt vrij en ik wil u aan boord
van een Engelsch vaartuig laten brengen.
Bij uw aankomst in Londen moet gij uw
landslieden zeggen, dat ik dappere menschen
waardeer, zelfs al zijn het mijn vijanden."
K. A. van W.
Moeder Muis is aan het wasschen.
Zie je haar wel bij de tob'?
Omdat zij 't vandaag zoo druk heeft.
Was zij al om zes uur op.
Moeder Muis is altijd bezig,
Werkende voor' haar gezin;
Schrobben, boenen, koken, plassen,
Ja, haar werk houdt heel wat fn.
Nu vandaag is 't waschdag, weet je,
Mina, buurvrouws keukenmeid.
Helpt haar alles op te hangen.
Heeft nog juist een uurtje tijd.
Zie je wel het waschgoed hangen,
Vroolijk wapp'rend aan de lijn,
Blouses, kousen, hemden, broeken»
'k Deitk, dat 't spoedig droog sal
't Is te hopen voor de muisjes,
Want d i e liggen nu in bed.
Omdat zij geen kleertjes hebben;
't ia voos hen vandaag geen ortit