N° 199 Tweede Blad.
14°" Jaargang.
DE EEMLAN DER".
Zaterdag 19 Februari 1916.
BINNENLAND.
19 Februari.
SFOORTSCH
HoofdredacteurJ Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF C<
ABONNEMENTSPRIJS:
Jer 8 ma&ndeD voor Amersfoort 1
Idom franco pel post J,
Per week (mei gratis verzekering tegen ongelukken) O.l".
Afzónderlijke nummers
Wekelijks bijvoegsel „d« Bollandteht BuimroutP' (onder redactie
van Thérkse van Hoven) per 3 mnd. 50 ets.
Wekelijksoh bjjvoegeel „Pak au mes" per 8 mnd. 40 ets.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTENTIËN:.
Van 1—5 regels0.50.
Elke regel moer0.10.
Dienstaanbiedingen 25 oen(» bfl vooruitbetaling.
Groote loiters naar plaatsruimte.
Voor handol en bedrit bestaan aooi voordoolige bepalingon
tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnement^
Eone oirculaire, bevattende de voorwaarden, wordt op-
aanvraag toegezonden.
De Staatscourant van Zaterdag 19 Fe
bruari bevat o.a. de volgende Koninklijke
besluiten:
benoemd tot stationscommandant de ge-
tensionneerd luitenant-kolonel der artillerie
J. Kuijck en de gepensionneerd luitenant
kolonel der infanterie H. G. Fraser;
op verzoek eervol ontslagen uit zijne be
trekking tot de landmacht de reserve-officier
van gezondheid 2e klasse W. J. Bronsveld.
Het heengaan van minister Treub.
Woensdag sprak de heer dr. D. Bos in de
daartoe bijeengeroepen vergadering van de Vrii-
tinnig-democratische Kiesvereeniging te 's Gra
ve nhage over de oorzaken van de minister-crisis
die juist is geëindigd.
Hij zegt zeer goed te begrijpen, dat er twijfel
ij ontstaan aan de juistheid van de gesti# der
Kamerleden. Immers men liet hier een man van
zeer groote beteekenis in de partij.
Het is evenwel noodig, dat de twijfel worde
opgeheven en de redenaar tracht dat te doen
door het gebeurde te plaatsen in het raam van
do politiek der laatste jaren.
Toen na de jongste verkiezingen de socialis
ten weigerden te doen, wat parlementair ge
bruik was en in het ministerie plaats te nemen,
meende ook de vrijzinnig-democratische partij
dat een extra-parlementair kabinet moest wor
den gevormd, een. kabinet dus, waarvoor geen
enkele partij verantwoordelijk was. Evenv/el
n oest dat kabinet een van de hoofdpunten van
het concentratieprogram uitvoeren, n.l.de
grondwetsherziening en het ouderdomspensioen
zolder premiebetaling.
Dééroan nu heeft de v.~d. partij zich steeds
gehouden, wat ook de andere partijen der con
centratie deden. Dat geldt ook voor andere za
ken.
Zoo hebben de v.-d. getracht, wat scherper
progressie te brengen in de inkomstenbelasting,
maar het gelukte niet doordat een deel van de
andere partijen der concentratie met de cleri-
rolen er tegen waren.
Door de v.-d. werd gedurende en wegens den
oorlog geen enkele critiek uitgeoefend op de
Regeering en dat had zij wel meer mogen waar-
deeren.
Het Kabinet beantwoordde dit vertrouwen van
ie Kamer niet. Het weigerde uitvoeriger inlich
tingen omtrent de oorlogs- en de buitenland-
sche aangelegenheden.
Door de rede van 10 December van den Mi
nister van Financiën, werd eigenlijk de gemeen
schap tusschen den Minister en zijn partij ver
broken, maar toch veranderde de houding van
d:» partij jegens hem niet, hoewel de heer Treub
uit de partij was getreden. De loop der ge
beurtenissen heeft de juistheid van de verwach
ting van de v.-d. partij aangetoond.
Van persoonlijke strubbelingen tusschen den
heer Treub en hem, spr., was niet veel over.
Men kon zeer goed samenwerken en spr. werd
door den heer Treub uitgenoodigd in e?n
staais-commissie zitting te nemen en toen de
heer Treub met een heel stelsel financieele
wetsontwerpen kwam, begreep de partij, dat hij
vcor een groote taak stond.
Evenwelde wijze waarop de heer Treub de
teak wilde vervullen, was van dien aard, dat
men' wel de Kamer allerlei verwijten zou heh-
ben gemaakt, wanneer zijn plannen waien
doorgegaan. Daarom heelt hij al spoedig ecu
groot deel vön zijn plannen laten varen en was
hij tevreden met het voteeren van zóóveel be
lastingen, dat deze pl.m. 30 millioen oplever
den.
Toen het zoover was, dacht spr. nog niet aan
een crisis, wel had hij zoo nu en dan gehoord,
dat de heer Treub zijn ambt ihoede was, maar
daaraan heeft hij nooit waarde gehecht: die
dingen zegt ieder wel eens zonder ze tc meenen.
Toen kwam de bekende correspondentie tus
schen den heer Treub en den voorzitter der
Kamer: de eisch van den Minister, dat eerst
de voorloopige verslagen van de belastingwet
ten er moesten zijn vóórdat hij wilde mede
werken aan het behandelen van het Ouder
domspensioen.
Toen spr-, destijds nog ziek, dit hoorde, ze;de
hij „nu is het ouderdomspensioen verloren"
Immers hij begreep, dat de rechterzijde wel
zorgen zou, dat het zeer long duren zou vóór
dat <Je voorloopige verslagen konden komen
(zij immers wilde beletten, dat Talma's werk
werd afgebroken).
Ook zou daarmee zóóyeel tijd heengaan, dat
van grondwetsherziening de hoofdzaak nog
altijd voor alle sociaal-democraten niets
meer zou komen.
Toen kwam de openbare vergadering, waarin
de correspondentie tusschen Minister en voor
zitter zou worden behandeld; de Minister nam
wel schier heel ziin eisch terug, maar bleef
staan op zijn stuk ten aanzien van het voor-
loopig verslag van de pensioenbelasting, doch
voorts kwam hij met het nieuwe, dat er een
onverbrekelijk verband zou moeten zijn tusschen
pensioenbelasting en ouderdomspensioen.
Nu zei de heer Drion wel„Wij blijven toch
vrij, dat zullen we wel later met den Minister
uitmaken", moor dat wilden de vrijzinnig-de
mocraten niet, immers dan zou de crisis toch
zijn gekomc-n, maar op een tijd, waarin men
zeker kon zijn, dit het met grondwetsherzie
ning en ouderdomspensioen beide gedaan zou
zijn geweest.
Buitendien de invloed van het parlement
tot nul zijn u ^aald, wanneer het gedaan had,
wat hij wilde, alleen omdat hij het wilde. Dan
zou morgen b.v. de heer 'osthuma hetzelMc
gedaan hebben en overmorgen de andere mi
nisters.
Het gevolg was het heengaan van minister
Treub.
Spr. heeft zeer grooten eerbied voor hem en
weet, dat hij een man is van buitengewoon ta
lent, maaf herhaaldelijk is gebleken, dat juist
die buitengewoon bekwame mannen een gevaai
zijn voor de volksvrijheden. (Toejuichting).
De, v.-d. hebben er ook nog geen spijt van.
Herhaaldelijk is gebleken, dat hun inzicht juist
was en nu ook heeft men gezien, dat de heer
Treub is vervangen dgor een zeer bekwaam
hoofdambtenaar, die onze financiën door en
door kent, wien reeds vroeger de portefeuille
was aangeboden, en de sociale wetten zijn over
gegaan naar het departement van een door en
door bekwaam man, den heer Lely. Onder hem
zal het ook zeer goed gaan. Et schijnt zelfs
een soort van rust en ontspanning te zijn in
getreden.
De hegr Van Sandick is de eerste de
bater.
Tot wat, vraagt hij, heeft de „crisis" geleld?
Tot een doodelijken slag of tot de genezing9
De heer Bos meent het laatste. Welnu, wat ver
weet men dan toch den minister Treub: lo. dat
Hij om persoonlijke redenen zelf weg wilde:
2o. dat hij onbillijke eischen stelde; 3o. dat bil
de Kamer dwingen wilde.
Ad lm leest de heer Van Sandick een brief voor
van den Keer Treub, aan een Kamerlid geschre
ven op 24 October 1915, toen de geruchten om
trent het weg willen, het eerst gingen loopen. In
dien brief legt hij zeer duidelijk uit, dot het
zeer zeker hoofdzaak is, grondwetsherziening
te brengen, maar dat hij daarom toch niet wach
ten mocht met de indieningdat het verder
zeer veel beter was, dat hij alleen aftrad, wan
neer men zijn belastingwetten afstemde of hem
geen gelegenheid gaf, zijn wetten te doen be
handelen, dan wonneer men de grondwetshei"
ziening belette, waardoor heel het kabinet zou
zijn getroffen. De Keer Cort v. d. Linden war
het volkomen eens met dien brief, die bestemd
was ook door de andere leden van de liberale
fracties tc worden gelezen. Helaas, de geadres
seerde zorgde daarvoor niet en een der linkschc
Kamerleden, die er eerst dezer dagen kcnn;s
van kreeg, verklaarde, dat het hem zeer leed
deed, dien brief niet eerder te hebben gelezen.
De her Cort van der Linden vond nog een
uitweg: men zou wel in de Tweede Kamer eerst
de financieele wetten behandelen, maar in dc
Eerste Kamer de grondwetsvoorstellen doerf
voorgaan, maar zoo ging het niet.
In elk geval bleek, dat er geen sprake van
was, dat hij weg wilde om particuliere redenen.
En was zijn eisch aan de Kamer inbillijk?
Het is toch volkomen begrijpelijk, dat hij
schroomde zóó grooten last op de schatkist lo
leggen voordat hij eenige zekerheid had omtrent
de dekkimg!
Inderd/ad heeft men in den gigantischen tijd,
die in Augustus 1914 begtfo, zich laten redden
door een regeeringsman als Treub; toen keek
men niet naar het kleine, omdat men alleen
het groot» zag. Nog duurt de gigantische lijd
voort, maar men is aan het groot gewend ge-
reakt en ziet nu weer het kleine en zoo wees
men een groot man de deur op een oogenW»:,
waarop het land hem zoo zeer noodig had, nu
wij nog midden in een finintieele crisis zijn, nu
nog de eenige vijand van ons land weer nieuwu
miilioenen vraagt om goed te moken wot hij ver
nielde.
Ongaarne spreekt de heer Van Sandick over
hetgeen de heer Merchant zeide te Arnhem I De
heer Treub zou zijn ambt hebben misbruikt
voor gunstbenoemingen.
Waarop heeft die beschuldiging betrekking P
Bij den octooiraad heeft de heer Treub inder
daad de aandacht gevestigd op een bepaald
persoon, doch met de uitdrukkelijke bijvoeging,
dat de Raad zelf de geschiktheid en bekwaam
heid van den betrokkene had te onderzoeken.
Voorts heeft hij de weduwe van een zeer gun
stig bekend rector van een gymnasium be
noemd tot collectrice van de Staatsloterij. Wat
is daar in? Weet men niet, dat dergelijke be
noemingen steeds gunsten zijn? De heer Mer
chant doe de beau geste, alsnog zijn beschul
diging terug te nemen.
De vrijzinnig-democraten mogen ook wel wa*
zuiniger met hun groote mannen zijn. Treub
trad uit de partij gedurende den oorlog. Van
Gijn, die nu zoo geprezen wordt, is in 1911 uit
getreden (Applaus).
De heer Van der Kemp heeft volstrekt niet
den indruk gekregen, dat de minister zoo fel op
zijn stuk stond omtrent het „onverbrekelijk ver
band" tusschen ouderdomspensioneering en
pensioenbelasting, alleen spreekt het toch in
het olgemeen van zelf, dat in een pensioenwet
zelve wordt aangegeven op welke wijze de kos
ten zullen worden gedekt. Het kon dus zeer
goed zijn, dot de Minister ook die twee dingen
in zijn gedachten heeft geassocieerd.
Men had op grond daarvan niet maar dade
lijk het doodvonnis over het ministerieele leven
van den heer Treub mogen vellen.
Hadde men meer gedacht aan Treub's groote
verdiensten in het moeilijke tijdperk, het ware
beter geweest voor de vrijzinnige democratie.
De heer Mar chant komt op het podium.
Te Arnhem heeft hij het noodig geacht, het ge
vaar le bezweren, dat er dreigde voor de partij
doordot de beweging van woede in het land
wegens het gebeurde, zich ging meedeelen non
de mannen der partij zelf. Er dreigde scheuring
en reeds in Februari 1915 heeft de heer Treub
tot spreker gezegd: „het is wel beroerd voor
jullie, maar nu gaat de partij kapot". Zie daar
op en top Treub wanneer hij er uit gaat, dan
gaat do partij kapot.
Welnu, het vertrouwen in den Minister was
weg, men geloofde niet meer, dat het den Mi
nister ernst was met zijn wil om het ouderdoms
pensioen te brengen. Met dat wantrouwen nu
hing wel degelijk het particuliere leyen van den
Minister samen en daartoe behoorde ook het
vergeven van de beide Staatsbetrekkingen.
Welnu, dat heeft spreker te Arnhem geopen
baard ten einde als 't wore met een handgranaat
de mijn ontijdig te doen springen, die onder de
vrijzinnig-democratie Verd gelegd! Daarmee
r-edde hij de partij en geinsinueerd heeft Lij
niets, hij is mans genoeg een beschuldiging di
rect en openlijk uit te spreken.
De heer Bos repliceert.
Omtrent den brief van den heer Treub aon
het Kamerlid (Roodhuyzen) geschreven zegt hij,
het ook wel zeer zonderling is, dot zulk een
vertrouwelijk schrijven wordt gericht tot
den heer Roodhuyzen!
Do v.-d. Kamerleden hebben er niets van ge
weien! Hoe kon do heer Treub zich daarvan
effect voorstellen !Is zulk een zaak er eene tus
schen een Minister cn een of ander Kamerlid?
Is dat een vertrouwelijke aangelegenheid?
Wal den inhoud zelf aangaat van dezen brief
zoowel de financieele wetten als de Grondwets
herziening is zaak von heel het kabinet en dui
delijk blijkt, dat de Minister van Finonciën weg
vilde. Of het private leven van den heer Treub
daarmee nu al don niet te moken heeft, doet
er niet toe. Spreker aanvaardt de gronden, 'Me
de heer Treub zelf aanvoerde. Welnu, daaruit
bleek dan, dat óf heel het jaar met de finan
cieele wetten moest heengaan, óf de heer Treub
moest vallen. Men heeft er toen de voorkeur
aan gegeven, den heer Treub n u te laten vallen,
want men kon er niet toe meewerken, heel het
jcar niets anders te doen don financieele wet
ten behandelen.
Zeer zeker gaf men toe, dat de vooziening in
den dadelijken nood urgent was, maar dat daar
voor noodig was, heel dat samenstel te behan
delen, was eenvoudig een praatje.
Zou de Kamer den heer Treub ter wille zijn
geweest, dan zou men de financieele wetten niet
hebben „behandeld", maar eenvoudig „afgedaan".
Men heeft voorbeelden daarvan in het j>arlemen-
taire leven en de wrange vruchten zijn geplukt.
Vaak is gebleken, hoeveel onheil over het land,
over heele categorieën van personen, takken
van nijverheid enz., kan worden gebracht door
het lichtvaardig aannemen van een belasting.
waarvan de mogelijke gevolgen niet behoorlijk
zijn.bestudeerd, waarover de pers en dc openbare
meening zich niet heeft kunnen uitspreken'.
Van een samenkoppelen vnn ouderdomspensi
oneering en pensioenbelasting had men yrocgcr
nooit iets gehoord cn hij moest begrijpen, dat hij
door die samenkoppeling plotseling tc maken,
nieuwe moeilijkheden zou scheppen
Dnt hij' het land in 1914 zeer groote diensten
heeft bewezen, geeft spr. gaarne toe, hoewel we
nu nog te dicht staan bij die dogen om al te
kunnen beoordcelcn of de vaak gemaakte verge
lijking met De Witt, Oldenbarnevcldt en zoo op
goot.
Destijds, in elk geval, mocht alleen maar „re*
geering" noodig zijn geweest, thans is al lang de
tijd aangekomen, waarin de samenwerking met
de Kamer niet meer mag worden verwaarloosd.
Dc deur gewezen heeft men den heer Treul
niet. Er is genoeg moeite gedaan om hem te be
houden en genoeg beseft, welk verlies het land
in den heer Treub leed. Het was evenwel noodig.
Hef moge waar zijn, dnt in den laatstcn tijd
de vrijzinnig-democratische partij groote man
nen heeft verloren, mnnr waarin is de partij zclvt
dan tekort geschoten? De vrijzinnig-democrati
sche partij verliest mannen, omdat zij zich.dooi
hen/niet laat slingeren her en der cn vasthoud'
aan hoar beginselen.
De Voorzitter sluit daarop de vergadering.
Een brief van Minister Treub.
De door den heer v. Sandick Woensdag
avond in de vergadering van de Haagsche
Vrijzinnig-Democratische Kiesvereeniging,*)
waar door dr. D. Bos werd gesproken over
de oorzaken van de Ministercrisis, voorge
lezen brief door den heer Treub op 24 Oct.
1915 aan het Kamerlid, den heer Roodhuij-
zen geschreven, luidt als volgt:
Amice.
Het behoeft je niet te spijten, dat je mij
gisterenmiddag niet hebt gevonden.
Het advies van Borgesius om met de in
diening der Belastingontwerpen te wachten
tot na de indiening van h'et voorstel tot
Grondwetsherziening, zou toch te Iaat zijn
gekomen. De Belastingontwerpen z ij n giste
renmiddag al ingediend. De eenige reden,
waarom zij gisterenavond nog niet werden
rondgedeeld, ligt in de technische onmoge
lijkheid voor de Landsdrukkerij, om al die
ontwerpen in de vereischte getallen voor do
rondzending reeds gisterenavond gereed te
maken. Zij komen nu morgenavond.
Doch afgezien hiervan zou ik aan dat ad*
vies toch geen gevolg hebben kunnen ge
ven. Zooals ge weet, gevoel ook ik dat in de
gegeven omstandigheden het wel niet an
ders mogelijk is dan dat de behandeling der
grondwetsherziening voorgaat. Was ik echter
ook met het standpunt, dat ik als minister
van Financiën in verband met het tekort en
met de sociale verzekeringsontwerpen inne*
n^en moet, zooveel moeielijker geworden,
dat ik mijn uiterste best heb gedaan om met
de indiening voor te wezen, natuurlijk met
volkomen instemming van Cort van der Lin
den.
Uwe mededeeling, dat zoowel Borgesius
als Gij zoudt wenschen dat er iets gevonden
werd, dat mijne belastingvoorstellen (onder
•welken heuschen vorm dan ook) voor deze
legislatieve periode feitelijk werden uitge--
Eene herinnering.
Eiken dag is door den loop der gebeurte
nissen eene bijzondere beteekenis, een
bizonder cachet gegeven.
Sommige dagen blijven tot in onafzien-
baren tijd dezen stempel behouden, gelijk de
christelijke feestdagen, andere weer verliezen
hem door veranderde omstandigheden, oirt
dan later opnieuw als merkpaal te dienen
voor een evenement dat op dien dag plaats
vindt.
Zoo is het nu al meer dan vijf-en-twintig
jaren geleden,,dat de dag van heden, die
•thans als model algemeen numero zooveel
in het kalenderjaar fungeert, als nationale
feestdag gevierd werd.
's Konings verjaardag T
Welke oudere generatie herinnert zich
dezen niet!
Telkens weer denken wij op dezen datum
terug naar de lang vervlogen tijden, dat wij
als jongens vrij af hadden, de kleuren van
Nederland s vlag de straten vervroolijkten,
het carillon van Lange Jan vgoolijk de Vader-
landsche liederen deed hooreh en de groote
topic was de parade op het Kalfsveld.
Toen nog de trots van Amersfoort, het
keurcorps rijdende artillerie met zijne pracht
kerels in hunne gele uniformen en groote
kolbakken in fiere houding op vurige ros-
©en gezeten, onder commando hunner ele-
cante officieren in smaakvolle donkere
Weedij, waarop zich bat goud schitterend af-
I teekende en allen menschen van een zekere
standing, de menigte gingen onthalen op dat
altijd boeiend blijvend militair schouwspel,
de parade I Hoe wenschten wij, jongens, die
den levensstrijd nog moesten beginnen, in
de plaats te zijA dier fiere ruiters, niet besef
fend dat naast capaciteiten en een krachtig
physiek nog werd vereischt fortuin en ge
boorte I
Die Rijders, ze zijn reeds lang uit onze
oude veste verdwenen, de meesten hunner
zijn zelfs niet meer in leven.
Tout passe, tout lasse, tout casse.
Wat kon t dien dag soms niet koud zijn,
kon het vriezen dat het kraakter
Maar ook hoe groot was de teleurstelling,
wanneer door regen of sneeuw de parade
werd afgelast T
Wat werd er op den hoofdpersoon. Koning
Willem den Derde, getoost en geklonken, de
allereerste speech bij den officieelen feest-y
disoh gold steeds Zijne Majesteit.
Nog klinkt ons het Oranje Boven, het Leve
de Koning, Leve Willem ID in de ooren.
Wat werd er gefuifd door hoog en laag,
door jong en oud I
De geheel-onthouders en rein-levenmen-
schen van den tegenwoordigen tijd zouden
zich doodgeërgerd hebben, indien zij de too-
neelen die zich dien dag afspeelden, hadden
kunnen aanschouwen.
Op 's Konings verjaardag nam men het
echter zoo nauw niet en de dienaren der hei
lige Hermandad knepen een oogje dicht.
Van het eene komt men op het andere,
en zoo is het niet meer dan van zelf spre
kend, dat wii een paar regelen wiiden aan
den toenraaligen oppersten krijgsheer, den
Koning der Nederlanden.
Dat Zijne Majesteit militaire eigenschap
pen bezat is bekend en wie Hem mishaagde
door onmilitaire houding of gedragingen,
werd dit steeds tot zijn nadeel gewaar. Bij
inspecties moest alles in de bovenste punt
jes zijn en de scherpe blik van den Vorst
ontdekte spoedig, wanneer er iets aan
haperde.
Wee den ongelukkigen verantwoordelijken
officier of onderofficier, die aanleiding gaf
tot minder malsohe opmerkingen f
De Koning wenschte steeds een correct en
afdoend antwoord te hebben, en had stierlijk
het land aan menschen, die van de wijs raak
ten, domme antwoorden gaven of met den
mond vol tanden bleven steken.
Zijne Majesteit schepte steeds behagen in
flink gebouwde militairen en nietige perso
nen moesten al heel wat praesteeren of in de
melk te brokken hebben, wilden zij den
eersten minder sympathieken indruk dien zij
door hunne uiterlijke verschijning maakten,
doen verdwijnen.
Uit de vele voorvallen, die uit 's Konings
naaste omgeving tot ons kwamen, willen wij
er een paar vertellen, die wellicht den lezer
belang inboezemen.
Op zekeren dag zou door Z. M. een be
zoek worden gebracht aan een onzer oorlogs
schepen.
Wat 'n gepoets, wat 'n gedraaf, wat 'n or
ders, wat 'n standjes op den morgen daaraan
voorafgaande f
Kommandant, Eerste Officier, Wachtluite-
i\ants. Adelborsten. Schipper, Scheepson
derofficieren, zij waren hunne zenuwen haast
niet meer meester en hoopten maar dat alles
zonder kleerscheuren zou afloopen, wat ge
lukkig het geval was.
Toen de Kolonel (commandant) aan Zijne
Majesteit alle officieren had voorgesteld van
den Eersten officier af tot den jongstèn adel
borst toe, zeide bij, op het jongste lid van het
Etat-Major, een jeugdigen scheepsklerk wij
zende, „en deze Uwe Majesteit, is de klerk".
„Van Onze branche", vraagde de Koning.
„Pardon, Uwe Majesteit, van eene andere
branche, antwoordde gevat de Kolonel.
Zooals bekend is, mocht de familie de
Klerck zich in de bizondere gunst van den
Koning verheugen, en dacht Deze dat het
jongemensch hiertoe behoorde. Dat er na
het van boord gaan van Z. M. hartelijk ge
lachen werd over het bon mot van den Ko
lonel, en dit nog jaren daarna in marine
kringen de ronde deed, behoeft niet gezegd.
Op een anderen tijd het juiste jaartal
staat ons niet meer voor den geest werd
naar aanleiding van opstootjes onder de vis-
schersbevolking te Scheveningen de militai
re macht uit de Residentie gerequireerd. Als
the right mart in the right place in deze aan
gelegenheid, werd Z. M. de latere Overste
R. aanbevolen.
Op de vraag van Z. M. wat Overste R.
(destijds zal deze vermoedelijk Kapitein zijn
geweest) zou doen, wanneer hij zich te Sche
veningen temidden der balsturige visschers
zou bevinden, antwoordde deze Offioier on
bevangen „Ze op d'r donder slaan, Majes
teit."
Dit antwoord viel zoo in den smaak bij den
Koning dat Z. M. zich bij herhaling over de*
zen officier uitliet in de bewoordingen
„Wat 'n fameus officier, wat 'n fameus offi-
cier, die R."
Ten derde, en ten laatste het volgende.
Bij een brand le 's-Gravenhage, trad Z. M.
toe op iemand, welke Hem aangewezen waa
geworden als de brandmeester, met de vraag;
„Is u de brandmeester?"
„Pardon Sire,, ik ben opperbrandmeester",
antwoordde deze.
Dit irriteerde den Koning, die er bovendien*
niet op gesteld was orn met „Sire" aange-
sproken te worden, zoodanig, dat Hij met eeni
geste vaft minachting en onder uitdrukkin
gen, welke juist niet „zijden woordel.ens''
kunnen genoemd worden, zich van den „op-
perbrandmeester" afwendde, dezen verbou-
wereercHatende staan.
Nog tal van reminiscentiën uit dien tijd
staan ons bij, doch wij laten ze, ten einde
niet de gevoelens van de hierbij betrokkenen
te kwetsen^ achterwege.
Moge het hierboven verhaalde er toe bij
hebben gedragen om een blik te doen slaan
op het karakter van onzen laatsten Koning,
een grand seigneur van den ouden stempel
wier domineerende persoonlijkheid er eenet
was, die duidden op Zijne afstamming van*
moederszijde uit een geslacht van Heer#
schers.
P. A. E. W.