N° 199 Tweede Blad. 14°" Jaargang. DE EEMLAN DER". Zaterdag 19 Februari 1916. BINNENLAND. 19 Februari. SFOORTSCH HoofdredacteurJ Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF C< ABONNEMENTSPRIJS: Jer 8 ma&ndeD voor Amersfoort 1 Idom franco pel post J, Per week (mei gratis verzekering tegen ongelukken) O.l". Afzónderlijke nummers Wekelijks bijvoegsel „d« Bollandteht BuimroutP' (onder redactie van Thérkse van Hoven) per 3 mnd. 50 ets. Wekelijksoh bjjvoegeel „Pak au mes" per 8 mnd. 40 ets. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER AD VERTENTIËN:. Van 1—5 regels0.50. Elke regel moer0.10. Dienstaanbiedingen 25 oen(» bfl vooruitbetaling. Groote loiters naar plaatsruimte. Voor handol en bedrit bestaan aooi voordoolige bepalingon tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnement^ Eone oirculaire, bevattende de voorwaarden, wordt op- aanvraag toegezonden. De Staatscourant van Zaterdag 19 Fe bruari bevat o.a. de volgende Koninklijke besluiten: benoemd tot stationscommandant de ge- tensionneerd luitenant-kolonel der artillerie J. Kuijck en de gepensionneerd luitenant kolonel der infanterie H. G. Fraser; op verzoek eervol ontslagen uit zijne be trekking tot de landmacht de reserve-officier van gezondheid 2e klasse W. J. Bronsveld. Het heengaan van minister Treub. Woensdag sprak de heer dr. D. Bos in de daartoe bijeengeroepen vergadering van de Vrii- tinnig-democratische Kiesvereeniging te 's Gra ve nhage over de oorzaken van de minister-crisis die juist is geëindigd. Hij zegt zeer goed te begrijpen, dat er twijfel ij ontstaan aan de juistheid van de gesti# der Kamerleden. Immers men liet hier een man van zeer groote beteekenis in de partij. Het is evenwel noodig, dat de twijfel worde opgeheven en de redenaar tracht dat te doen door het gebeurde te plaatsen in het raam van do politiek der laatste jaren. Toen na de jongste verkiezingen de socialis ten weigerden te doen, wat parlementair ge bruik was en in het ministerie plaats te nemen, meende ook de vrijzinnig-democratische partij dat een extra-parlementair kabinet moest wor den gevormd, een. kabinet dus, waarvoor geen enkele partij verantwoordelijk was. Evenv/el n oest dat kabinet een van de hoofdpunten van het concentratieprogram uitvoeren, n.l.de grondwetsherziening en het ouderdomspensioen zolder premiebetaling. Dééroan nu heeft de v.~d. partij zich steeds gehouden, wat ook de andere partijen der con centratie deden. Dat geldt ook voor andere za ken. Zoo hebben de v.-d. getracht, wat scherper progressie te brengen in de inkomstenbelasting, maar het gelukte niet doordat een deel van de andere partijen der concentratie met de cleri- rolen er tegen waren. Door de v.-d. werd gedurende en wegens den oorlog geen enkele critiek uitgeoefend op de Regeering en dat had zij wel meer mogen waar- deeren. Het Kabinet beantwoordde dit vertrouwen van ie Kamer niet. Het weigerde uitvoeriger inlich tingen omtrent de oorlogs- en de buitenland- sche aangelegenheden. Door de rede van 10 December van den Mi nister van Financiën, werd eigenlijk de gemeen schap tusschen den Minister en zijn partij ver broken, maar toch veranderde de houding van d:» partij jegens hem niet, hoewel de heer Treub uit de partij was getreden. De loop der ge beurtenissen heeft de juistheid van de verwach ting van de v.-d. partij aangetoond. Van persoonlijke strubbelingen tusschen den heer Treub en hem, spr., was niet veel over. Men kon zeer goed samenwerken en spr. werd door den heer Treub uitgenoodigd in e?n staais-commissie zitting te nemen en toen de heer Treub met een heel stelsel financieele wetsontwerpen kwam, begreep de partij, dat hij vcor een groote taak stond. Evenwelde wijze waarop de heer Treub de teak wilde vervullen, was van dien aard, dat men' wel de Kamer allerlei verwijten zou heh- ben gemaakt, wanneer zijn plannen waien doorgegaan. Daarom heelt hij al spoedig ecu groot deel vön zijn plannen laten varen en was hij tevreden met het voteeren van zóóveel be lastingen, dat deze pl.m. 30 millioen oplever den. Toen het zoover was, dacht spr. nog niet aan een crisis, wel had hij zoo nu en dan gehoord, dat de heer Treub zijn ambt ihoede was, maar daaraan heeft hij nooit waarde gehecht: die dingen zegt ieder wel eens zonder ze tc meenen. Toen kwam de bekende correspondentie tus schen den heer Treub en den voorzitter der Kamer: de eisch van den Minister, dat eerst de voorloopige verslagen van de belastingwet ten er moesten zijn vóórdat hij wilde mede werken aan het behandelen van het Ouder domspensioen. Toen spr-, destijds nog ziek, dit hoorde, ze;de hij „nu is het ouderdomspensioen verloren" Immers hij begreep, dat de rechterzijde wel zorgen zou, dat het zeer long duren zou vóór dat <Je voorloopige verslagen konden komen (zij immers wilde beletten, dat Talma's werk werd afgebroken). Ook zou daarmee zóóyeel tijd heengaan, dat van grondwetsherziening de hoofdzaak nog altijd voor alle sociaal-democraten niets meer zou komen. Toen kwam de openbare vergadering, waarin de correspondentie tusschen Minister en voor zitter zou worden behandeld; de Minister nam wel schier heel ziin eisch terug, maar bleef staan op zijn stuk ten aanzien van het voor- loopig verslag van de pensioenbelasting, doch voorts kwam hij met het nieuwe, dat er een onverbrekelijk verband zou moeten zijn tusschen pensioenbelasting en ouderdomspensioen. Nu zei de heer Drion wel„Wij blijven toch vrij, dat zullen we wel later met den Minister uitmaken", moor dat wilden de vrijzinnig-de mocraten niet, immers dan zou de crisis toch zijn gekomc-n, maar op een tijd, waarin men zeker kon zijn, dit het met grondwetsherzie ning en ouderdomspensioen beide gedaan zou zijn geweest. Buitendien de invloed van het parlement tot nul zijn u ^aald, wanneer het gedaan had, wat hij wilde, alleen omdat hij het wilde. Dan zou morgen b.v. de heer 'osthuma hetzelMc gedaan hebben en overmorgen de andere mi nisters. Het gevolg was het heengaan van minister Treub. Spr. heeft zeer grooten eerbied voor hem en weet, dat hij een man is van buitengewoon ta lent, maaf herhaaldelijk is gebleken, dat juist die buitengewoon bekwame mannen een gevaai zijn voor de volksvrijheden. (Toejuichting). De, v.-d. hebben er ook nog geen spijt van. Herhaaldelijk is gebleken, dat hun inzicht juist was en nu ook heeft men gezien, dat de heer Treub is vervangen dgor een zeer bekwaam hoofdambtenaar, die onze financiën door en door kent, wien reeds vroeger de portefeuille was aangeboden, en de sociale wetten zijn over gegaan naar het departement van een door en door bekwaam man, den heer Lely. Onder hem zal het ook zeer goed gaan. Et schijnt zelfs een soort van rust en ontspanning te zijn in getreden. De hegr Van Sandick is de eerste de bater. Tot wat, vraagt hij, heeft de „crisis" geleld? Tot een doodelijken slag of tot de genezing9 De heer Bos meent het laatste. Welnu, wat ver weet men dan toch den minister Treub: lo. dat Hij om persoonlijke redenen zelf weg wilde: 2o. dat hij onbillijke eischen stelde; 3o. dat bil de Kamer dwingen wilde. Ad lm leest de heer Van Sandick een brief voor van den Keer Treub, aan een Kamerlid geschre ven op 24 October 1915, toen de geruchten om trent het weg willen, het eerst gingen loopen. In dien brief legt hij zeer duidelijk uit, dot het zeer zeker hoofdzaak is, grondwetsherziening te brengen, maar dat hij daarom toch niet wach ten mocht met de indieningdat het verder zeer veel beter was, dat hij alleen aftrad, wan neer men zijn belastingwetten afstemde of hem geen gelegenheid gaf, zijn wetten te doen be handelen, dan wonneer men de grondwetshei" ziening belette, waardoor heel het kabinet zou zijn getroffen. De Keer Cort v. d. Linden war het volkomen eens met dien brief, die bestemd was ook door de andere leden van de liberale fracties tc worden gelezen. Helaas, de geadres seerde zorgde daarvoor niet en een der linkschc Kamerleden, die er eerst dezer dagen kcnn;s van kreeg, verklaarde, dat het hem zeer leed deed, dien brief niet eerder te hebben gelezen. De her Cort van der Linden vond nog een uitweg: men zou wel in de Tweede Kamer eerst de financieele wetten behandelen, maar in dc Eerste Kamer de grondwetsvoorstellen doerf voorgaan, maar zoo ging het niet. In elk geval bleek, dat er geen sprake van was, dat hij weg wilde om particuliere redenen. En was zijn eisch aan de Kamer inbillijk? Het is toch volkomen begrijpelijk, dat hij schroomde zóó grooten last op de schatkist lo leggen voordat hij eenige zekerheid had omtrent de dekkimg! Inderd/ad heeft men in den gigantischen tijd, die in Augustus 1914 begtfo, zich laten redden door een regeeringsman als Treub; toen keek men niet naar het kleine, omdat men alleen het groot» zag. Nog duurt de gigantische lijd voort, maar men is aan het groot gewend ge- reakt en ziet nu weer het kleine en zoo wees men een groot man de deur op een oogenW»:, waarop het land hem zoo zeer noodig had, nu wij nog midden in een finintieele crisis zijn, nu nog de eenige vijand van ons land weer nieuwu miilioenen vraagt om goed te moken wot hij ver nielde. Ongaarne spreekt de heer Van Sandick over hetgeen de heer Merchant zeide te Arnhem I De heer Treub zou zijn ambt hebben misbruikt voor gunstbenoemingen. Waarop heeft die beschuldiging betrekking P Bij den octooiraad heeft de heer Treub inder daad de aandacht gevestigd op een bepaald persoon, doch met de uitdrukkelijke bijvoeging, dat de Raad zelf de geschiktheid en bekwaam heid van den betrokkene had te onderzoeken. Voorts heeft hij de weduwe van een zeer gun stig bekend rector van een gymnasium be noemd tot collectrice van de Staatsloterij. Wat is daar in? Weet men niet, dat dergelijke be noemingen steeds gunsten zijn? De heer Mer chant doe de beau geste, alsnog zijn beschul diging terug te nemen. De vrijzinnig-democraten mogen ook wel wa* zuiniger met hun groote mannen zijn. Treub trad uit de partij gedurende den oorlog. Van Gijn, die nu zoo geprezen wordt, is in 1911 uit getreden (Applaus). De heer Van der Kemp heeft volstrekt niet den indruk gekregen, dat de minister zoo fel op zijn stuk stond omtrent het „onverbrekelijk ver band" tusschen ouderdomspensioneering en pensioenbelasting, alleen spreekt het toch in het olgemeen van zelf, dat in een pensioenwet zelve wordt aangegeven op welke wijze de kos ten zullen worden gedekt. Het kon dus zeer goed zijn, dot de Minister ook die twee dingen in zijn gedachten heeft geassocieerd. Men had op grond daarvan niet maar dade lijk het doodvonnis over het ministerieele leven van den heer Treub mogen vellen. Hadde men meer gedacht aan Treub's groote verdiensten in het moeilijke tijdperk, het ware beter geweest voor de vrijzinnige democratie. De heer Mar chant komt op het podium. Te Arnhem heeft hij het noodig geacht, het ge vaar le bezweren, dat er dreigde voor de partij doordot de beweging van woede in het land wegens het gebeurde, zich ging meedeelen non de mannen der partij zelf. Er dreigde scheuring en reeds in Februari 1915 heeft de heer Treub tot spreker gezegd: „het is wel beroerd voor jullie, maar nu gaat de partij kapot". Zie daar op en top Treub wanneer hij er uit gaat, dan gaat do partij kapot. Welnu, het vertrouwen in den Minister was weg, men geloofde niet meer, dat het den Mi nister ernst was met zijn wil om het ouderdoms pensioen te brengen. Met dat wantrouwen nu hing wel degelijk het particuliere leyen van den Minister samen en daartoe behoorde ook het vergeven van de beide Staatsbetrekkingen. Welnu, dat heeft spreker te Arnhem geopen baard ten einde als 't wore met een handgranaat de mijn ontijdig te doen springen, die onder de vrijzinnig-democratie Verd gelegd! Daarmee r-edde hij de partij en geinsinueerd heeft Lij niets, hij is mans genoeg een beschuldiging di rect en openlijk uit te spreken. De heer Bos repliceert. Omtrent den brief van den heer Treub aon het Kamerlid (Roodhuyzen) geschreven zegt hij, het ook wel zeer zonderling is, dot zulk een vertrouwelijk schrijven wordt gericht tot den heer Roodhuyzen! Do v.-d. Kamerleden hebben er niets van ge weien! Hoe kon do heer Treub zich daarvan effect voorstellen !Is zulk een zaak er eene tus schen een Minister cn een of ander Kamerlid? Is dat een vertrouwelijke aangelegenheid? Wal den inhoud zelf aangaat van dezen brief zoowel de financieele wetten als de Grondwets herziening is zaak von heel het kabinet en dui delijk blijkt, dat de Minister van Finonciën weg vilde. Of het private leven van den heer Treub daarmee nu al don niet te moken heeft, doet er niet toe. Spreker aanvaardt de gronden, 'Me de heer Treub zelf aanvoerde. Welnu, daaruit bleek dan, dat óf heel het jaar met de finan cieele wetten moest heengaan, óf de heer Treub moest vallen. Men heeft er toen de voorkeur aan gegeven, den heer Treub n u te laten vallen, want men kon er niet toe meewerken, heel het jcar niets anders te doen don financieele wet ten behandelen. Zeer zeker gaf men toe, dat de vooziening in den dadelijken nood urgent was, maar dat daar voor noodig was, heel dat samenstel te behan delen, was eenvoudig een praatje. Zou de Kamer den heer Treub ter wille zijn geweest, dan zou men de financieele wetten niet hebben „behandeld", maar eenvoudig „afgedaan". Men heeft voorbeelden daarvan in het j>arlemen- taire leven en de wrange vruchten zijn geplukt. Vaak is gebleken, hoeveel onheil over het land, over heele categorieën van personen, takken van nijverheid enz., kan worden gebracht door het lichtvaardig aannemen van een belasting. waarvan de mogelijke gevolgen niet behoorlijk zijn.bestudeerd, waarover de pers en dc openbare meening zich niet heeft kunnen uitspreken'. Van een samenkoppelen vnn ouderdomspensi oneering en pensioenbelasting had men yrocgcr nooit iets gehoord cn hij moest begrijpen, dat hij door die samenkoppeling plotseling tc maken, nieuwe moeilijkheden zou scheppen Dnt hij' het land in 1914 zeer groote diensten heeft bewezen, geeft spr. gaarne toe, hoewel we nu nog te dicht staan bij die dogen om al te kunnen beoordcelcn of de vaak gemaakte verge lijking met De Witt, Oldenbarnevcldt en zoo op goot. Destijds, in elk geval, mocht alleen maar „re* geering" noodig zijn geweest, thans is al lang de tijd aangekomen, waarin de samenwerking met de Kamer niet meer mag worden verwaarloosd. Dc deur gewezen heeft men den heer Treul niet. Er is genoeg moeite gedaan om hem te be houden en genoeg beseft, welk verlies het land in den heer Treub leed. Het was evenwel noodig. Hef moge waar zijn, dnt in den laatstcn tijd de vrijzinnig-democratische partij groote man nen heeft verloren, mnnr waarin is de partij zclvt dan tekort geschoten? De vrijzinnig-democrati sche partij verliest mannen, omdat zij zich.dooi hen/niet laat slingeren her en der cn vasthoud' aan hoar beginselen. De Voorzitter sluit daarop de vergadering. Een brief van Minister Treub. De door den heer v. Sandick Woensdag avond in de vergadering van de Haagsche Vrijzinnig-Democratische Kiesvereeniging,*) waar door dr. D. Bos werd gesproken over de oorzaken van de Ministercrisis, voorge lezen brief door den heer Treub op 24 Oct. 1915 aan het Kamerlid, den heer Roodhuij- zen geschreven, luidt als volgt: Amice. Het behoeft je niet te spijten, dat je mij gisterenmiddag niet hebt gevonden. Het advies van Borgesius om met de in diening der Belastingontwerpen te wachten tot na de indiening van h'et voorstel tot Grondwetsherziening, zou toch te Iaat zijn gekomen. De Belastingontwerpen z ij n giste renmiddag al ingediend. De eenige reden, waarom zij gisterenavond nog niet werden rondgedeeld, ligt in de technische onmoge lijkheid voor de Landsdrukkerij, om al die ontwerpen in de vereischte getallen voor do rondzending reeds gisterenavond gereed te maken. Zij komen nu morgenavond. Doch afgezien hiervan zou ik aan dat ad* vies toch geen gevolg hebben kunnen ge ven. Zooals ge weet, gevoel ook ik dat in de gegeven omstandigheden het wel niet an ders mogelijk is dan dat de behandeling der grondwetsherziening voorgaat. Was ik echter ook met het standpunt, dat ik als minister van Financiën in verband met het tekort en met de sociale verzekeringsontwerpen inne* n^en moet, zooveel moeielijker geworden, dat ik mijn uiterste best heb gedaan om met de indiening voor te wezen, natuurlijk met volkomen instemming van Cort van der Lin den. Uwe mededeeling, dat zoowel Borgesius als Gij zoudt wenschen dat er iets gevonden werd, dat mijne belastingvoorstellen (onder •welken heuschen vorm dan ook) voor deze legislatieve periode feitelijk werden uitge-- Eene herinnering. Eiken dag is door den loop der gebeurte nissen eene bijzondere beteekenis, een bizonder cachet gegeven. Sommige dagen blijven tot in onafzien- baren tijd dezen stempel behouden, gelijk de christelijke feestdagen, andere weer verliezen hem door veranderde omstandigheden, oirt dan later opnieuw als merkpaal te dienen voor een evenement dat op dien dag plaats vindt. Zoo is het nu al meer dan vijf-en-twintig jaren geleden,,dat de dag van heden, die •thans als model algemeen numero zooveel in het kalenderjaar fungeert, als nationale feestdag gevierd werd. 's Konings verjaardag T Welke oudere generatie herinnert zich dezen niet! Telkens weer denken wij op dezen datum terug naar de lang vervlogen tijden, dat wij als jongens vrij af hadden, de kleuren van Nederland s vlag de straten vervroolijkten, het carillon van Lange Jan vgoolijk de Vader- landsche liederen deed hooreh en de groote topic was de parade op het Kalfsveld. Toen nog de trots van Amersfoort, het keurcorps rijdende artillerie met zijne pracht kerels in hunne gele uniformen en groote kolbakken in fiere houding op vurige ros- ©en gezeten, onder commando hunner ele- cante officieren in smaakvolle donkere Weedij, waarop zich bat goud schitterend af- I teekende en allen menschen van een zekere standing, de menigte gingen onthalen op dat altijd boeiend blijvend militair schouwspel, de parade I Hoe wenschten wij, jongens, die den levensstrijd nog moesten beginnen, in de plaats te zijA dier fiere ruiters, niet besef fend dat naast capaciteiten en een krachtig physiek nog werd vereischt fortuin en ge boorte I Die Rijders, ze zijn reeds lang uit onze oude veste verdwenen, de meesten hunner zijn zelfs niet meer in leven. Tout passe, tout lasse, tout casse. Wat kon t dien dag soms niet koud zijn, kon het vriezen dat het kraakter Maar ook hoe groot was de teleurstelling, wanneer door regen of sneeuw de parade werd afgelast T Wat werd er op den hoofdpersoon. Koning Willem den Derde, getoost en geklonken, de allereerste speech bij den officieelen feest-y disoh gold steeds Zijne Majesteit. Nog klinkt ons het Oranje Boven, het Leve de Koning, Leve Willem ID in de ooren. Wat werd er gefuifd door hoog en laag, door jong en oud I De geheel-onthouders en rein-levenmen- schen van den tegenwoordigen tijd zouden zich doodgeërgerd hebben, indien zij de too- neelen die zich dien dag afspeelden, hadden kunnen aanschouwen. Op 's Konings verjaardag nam men het echter zoo nauw niet en de dienaren der hei lige Hermandad knepen een oogje dicht. Van het eene komt men op het andere, en zoo is het niet meer dan van zelf spre kend, dat wii een paar regelen wiiden aan den toenraaligen oppersten krijgsheer, den Koning der Nederlanden. Dat Zijne Majesteit militaire eigenschap pen bezat is bekend en wie Hem mishaagde door onmilitaire houding of gedragingen, werd dit steeds tot zijn nadeel gewaar. Bij inspecties moest alles in de bovenste punt jes zijn en de scherpe blik van den Vorst ontdekte spoedig, wanneer er iets aan haperde. Wee den ongelukkigen verantwoordelijken officier of onderofficier, die aanleiding gaf tot minder malsohe opmerkingen f De Koning wenschte steeds een correct en afdoend antwoord te hebben, en had stierlijk het land aan menschen, die van de wijs raak ten, domme antwoorden gaven of met den mond vol tanden bleven steken. Zijne Majesteit schepte steeds behagen in flink gebouwde militairen en nietige perso nen moesten al heel wat praesteeren of in de melk te brokken hebben, wilden zij den eersten minder sympathieken indruk dien zij door hunne uiterlijke verschijning maakten, doen verdwijnen. Uit de vele voorvallen, die uit 's Konings naaste omgeving tot ons kwamen, willen wij er een paar vertellen, die wellicht den lezer belang inboezemen. Op zekeren dag zou door Z. M. een be zoek worden gebracht aan een onzer oorlogs schepen. Wat 'n gepoets, wat 'n gedraaf, wat 'n or ders, wat 'n standjes op den morgen daaraan voorafgaande f Kommandant, Eerste Officier, Wachtluite- i\ants. Adelborsten. Schipper, Scheepson derofficieren, zij waren hunne zenuwen haast niet meer meester en hoopten maar dat alles zonder kleerscheuren zou afloopen, wat ge lukkig het geval was. Toen de Kolonel (commandant) aan Zijne Majesteit alle officieren had voorgesteld van den Eersten officier af tot den jongstèn adel borst toe, zeide bij, op het jongste lid van het Etat-Major, een jeugdigen scheepsklerk wij zende, „en deze Uwe Majesteit, is de klerk". „Van Onze branche", vraagde de Koning. „Pardon, Uwe Majesteit, van eene andere branche, antwoordde gevat de Kolonel. Zooals bekend is, mocht de familie de Klerck zich in de bizondere gunst van den Koning verheugen, en dacht Deze dat het jongemensch hiertoe behoorde. Dat er na het van boord gaan van Z. M. hartelijk ge lachen werd over het bon mot van den Ko lonel, en dit nog jaren daarna in marine kringen de ronde deed, behoeft niet gezegd. Op een anderen tijd het juiste jaartal staat ons niet meer voor den geest werd naar aanleiding van opstootjes onder de vis- schersbevolking te Scheveningen de militai re macht uit de Residentie gerequireerd. Als the right mart in the right place in deze aan gelegenheid, werd Z. M. de latere Overste R. aanbevolen. Op de vraag van Z. M. wat Overste R. (destijds zal deze vermoedelijk Kapitein zijn geweest) zou doen, wanneer hij zich te Sche veningen temidden der balsturige visschers zou bevinden, antwoordde deze Offioier on bevangen „Ze op d'r donder slaan, Majes teit." Dit antwoord viel zoo in den smaak bij den Koning dat Z. M. zich bij herhaling over de* zen officier uitliet in de bewoordingen „Wat 'n fameus officier, wat 'n fameus offi- cier, die R." Ten derde, en ten laatste het volgende. Bij een brand le 's-Gravenhage, trad Z. M. toe op iemand, welke Hem aangewezen waa geworden als de brandmeester, met de vraag; „Is u de brandmeester?" „Pardon Sire,, ik ben opperbrandmeester", antwoordde deze. Dit irriteerde den Koning, die er bovendien* niet op gesteld was orn met „Sire" aange- sproken te worden, zoodanig, dat Hij met eeni geste vaft minachting en onder uitdrukkin gen, welke juist niet „zijden woordel.ens'' kunnen genoemd worden, zich van den „op- perbrandmeester" afwendde, dezen verbou- wereercHatende staan. Nog tal van reminiscentiën uit dien tijd staan ons bij, doch wij laten ze, ten einde niet de gevoelens van de hierbij betrokkenen te kwetsen^ achterwege. Moge het hierboven verhaalde er toe bij hebben gedragen om een blik te doen slaan op het karakter van onzen laatsten Koning, een grand seigneur van den ouden stempel wier domineerende persoonlijkheid er eenet was, die duidden op Zijne afstamming van* moederszijde uit een geslacht van Heer# schers. P. A. E. W.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 5