14-,t Jaaroang. BUITENLAND. DE TREKVOGELS N° 287 „DE EEMLANDER". Maandag 5 Juni 1916. FEUILLETON. MARIE VAN VERSENDAAL. Hoofdredactie. Mf D j y^N SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF Co ABONNEMENTSPRIJS: {For 8 maanden voor Amersfoortf 1#00. Idem franco per post1-50» Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) ©.ÏO» {Afzonderlijke nummers - 0.05. Wekelyksoh bijvoegsel „De Hollandsche üuisvrouuf* (onder redactie van Thérèse Hoven) por 3 mnd. 5© ets. (Wekelijksch by voegsel HPab me meS' per 8 mnd. 40 ets. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 1—5 rogolsf 0.50. Elke regel moor- 0.10. Dienstaanbiedingen 2fi oent.H by vooruitbetaling. Grooto letters naar plaatsruimte. Voor handel on bedrijf bestaan zoor voordooligo bopalingon tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnoinont Eene ciroulairo, bevattend» do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving, De Burgemeester cn Wethouders van Amers foort doen te weten, dot door den Raod dier gemeente in zijne vergadering van 21 Maart 1016 is vastgesteld de volgende verordening Verordening, regelende het behouwen van gronden in de gemeente Amers foort, bestemd voor open bebouwing. Artikel 1. De terreinen, gelegan langs de Barchman Wuytierslaan te Amersfoort, die na der op de hie-shij behoorende teekening zijn aangeduid door eene groene kleur, zijn ter diep te van 25 Meter, bestemd voor open bebou wing. Artikel 2. Ds terreinen, in art. 1 genoemd, ii.t.Qen slechts bebouwd norden met woonhui- i die bij eene bebouwde oppervlakte van min- s. - iu CO M-'. op den beganen grond drie of meer r overtrekken bevatten en verder drie ol meer r onvertrekloen op ten minste écn verdieping, r welke vertrekken de hoogte over de geheele cj pervlakte ten minste 2.70 Meter bedraagt cn ten slotte eene zolderverdieping, doorgaande over hot geheele woonhuis. Aon deze huizen mag goen andere bestem- mingworden gegeven dan die van woonhuis burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in lid 1 vrijstelling verleenen. Artikel 3. Op de terreinen in artikel 1 ge noemd, mogen do woonhuizen op geen korte- ren afstand dan 8 Meter van elkander verwij derd gebouwd worden, met deze afwijking, dat wel zoogenaamde dubbele villa' mogen ge bouwd worden, mits de afstand van deze dub bele viila's en andere dubbele villa s of enkele Luizen niet minder dan 8 Meter bedrage. 'ong-emeester etn Wethouders 'kunnen van het aaide in lid 1 vrijstelling- verleenen ten aan> i van den bouw van bij woonhuizen bohoo- i nde stallen of andere bijgebouwen. Artikel 4. Het bepaalde in de artikelen 1, 2 en 3 is niet van toepassing ten aanzien van een gebouw, waarin eene inrichting wordt geves tigd, waarvoor -een Hmdea^vetsvetgvrvnirvg is verkregen. Artikel 5. Overtreding van de bepalingen dezer verordening wordt gestraft wat betreft de overtreding van eene bepa ling, vastgesteld krachtens de Woningwet, met hechtenis van ten hoogste twee maanden of idboete van ten hoogste driehonderd gulden wat betreft de overtreding van eene bepa- vastgesteld krachtens do Gemeentewet, i hechtenis van ten hoogste 6 dagen of geld- - ^te van ten hoogste vijf en twintig gulden. Artikel 6. De bestuurders van een rechtsper soon zijn ten aanzien ven de naleving van de bepalingen dezer verordening door dien rechts persoon aansprakelijk. legen den bestuurder van wien blijkt, dat de overtreding buiten zijn toedoen is gepleegd, wordt geen straf bedreigd. Artikel 7. Deze verordening- treedt in werking op tien dag harer afkondiging. Alsdan vervalt de „Verordening regelende et bebouwen van gronden in dc gemeente ersfeort, bestemd voor open bebouwing". a gesteld bij Raadsbesluit van 23 Februari 1909, No. 56, gewijzigd bij Raadsbesluiten van 30 April 1912, No 169 en 27 Juli 1915, No. 331. Ziinde deze verordening aan de Gedeputeer de Steten van Utrecht volgens hun bericht van den 22 Mei 1916, 3e afdeeling, No. 1099/1004, in afschrift medegedeeld. Zijnde deze verordening door de Gedeputeer de Slaten van Utrecht bij besluit van den 22 Mei 1916, 3e afdeeling no. 1099/1091, goedge keurd. Bn is hiervan afkondiging, geschied, waar het behoort den 3. Juni 1916. De Burgemeester cn Wethouders voornoemd De Secretaris, De Burgemeester, A. R. VEENSTRA. v. RAND WIJ CK Nabetrachting over den Gemeenteraad. Een gedenkwaardige zitting is het Vrij dagavond van den Gemeenteraad geweest. Daar toch zijn zeer belangrijke besluiten genomen, welke van grooten invloed zullen zijn op de toekomst van Amersfoort. Jaren en jaren zijn we hier bestuurders gewend, die de zaken loopende hieldende heer Hofland herinnerde niet onaardig den heer Gerritsen aan uitlatingen van hem daaromtrent. Begrijpelijkerwijs wordt daar over echter in den Raad altijd gezwegen. Maar hier mag het wel eens gezegd worden, dat thans in Amersfoort veel moet gedaan worden, omdat voorheen zooveel is nage laten, zoodat Amersfoort vrijwel onder de „doode steden" werd gerangschikt. Geluk kig is er onder het huidig bestuur verande ring gekomen en ieder, die eenig vertrou wen in de voortgaande ontwikkeling van Amersfoort heeft, eon vertrouwen door de gesohiedenis der laatste jaren volkomen ge wettigd moet het toejuichen dat ons stads bestuur durf toont do zaken flink aan te pakken. Zeker zullen er ook velen zijn, vooral de echte Amersfoorters, die bedenkelijk het hoofd schudden, afgeschrikt als ze worden door de groote sommen, benoodigd voor de uitvoering der plannen. Maar laten zij be denken, dat er een reeks van jaren zal ver- loopen eer de plannen tot uitvoering zijn ge komen en dat een geleidelijke afwerking de kosten over tal van jaren zal verdeelen. Thans gold het feitelijk niets meer dan een beginsel-verklaring en de Raad heeft zich hierin volkomen homogeen met B. en W. getoond. Dit was niet het geval bij het voorstel tot verhooging van den gasprijs. Wethouder Rijkens en de heer Hofland kwamen, o. i. met gezonde argumenten, hiertegen op. Maar het^ baatte niet, het voorstel ging er glad door en waar reeds zoo vaak om ver laging van den gasprijs is gevraagd, gelet op het enorme winstcijfer van de gasfabriek, zal dit besluit zeker de noodige ontstemming in onze gemeente wekken. Het voorstel tot het bouwen van 400 wo ningen vond ook algemeen instemming. Op voorstel van den heer Jorissen werd nog opgenomen, dat niet 50, maar 100 woningen van 180 tot 300 zullen verrijzen. Als er aan een type woningen behoefte bestaat, -is het zeker wel aan die en het is te hopen, dat er wat spoed achter de uitvoering; zal worden gezet. Als ze nu maar niet in een achterhoek van Amersfoort worden ge bouwd, dan kan men er van verzekerd zijn, dat ze spoedig bewoond zullen wezen. Qok kregen we nog een stukje duurte- debat. Dinsdag werd de zonk al vrij vertroe beld door de concurrentie tusschen de nee- ren Hofland en Jorissen. Maar nu werd het nog erger, doordat B. en W. een voorstel in dienden, waar ze zelf tegen waren en dat dan ook in 't geheel niet in het kader van 't ge vraagde paste. Nu is een Ioonsverhooging toegestaan niet van tijdelijken aard. Hoe zal men nu doen, als er adressen inkomen van ambtenaren om een gelijke behandeling Niemand zal durven beweren, dat zij, die met een tractement van 1000 tot 1500 moeten rondkomen, het niet even slecht en mogelijk nog slechter hebben dan vele ar beiders. Wij gelooven, dat de nood bij die categorie veel nijpender is. En zal men die dan durven afschepen met een verwijzing naar hun hooge{?) tractement? 't Is ons dan ook een raadsel hoe B. en W. met dat voor stel konden komen, dat als jaariijksche uit gave natuurlijk veel en veel meer kost, dan bijv. het voorstel Jorissen, al liet de voor zitter het voorkomen alsof het maar 3000 kostte, tegen het voorstel Jorissen 14000. Zelden hoorden we den voorzitter dan ook zoo onlogisch rederieeren als ditmaal. Dus hadden we nog liever de voorkeur gege ven aan het voorstél-Jorissen. Dat paste al thans in het kader der omstandigheden en kon verdedigd worden met het oog op de dure tijden. En wat meer zegt, daar waren de mensdhen voor het' oogenblik mee ge holpen,. terwijl het voorstel van B. en W. met het amendement-Hofland geen noe menswaardige verlichting zak brengen. Als men zelf berekent, dat de uitgaven der nood zakelijke levensbehoeften tot 30 pet. zijn gestegen en men geeft den salarissen van J 800 of 900 een verh.-oging van 50 ct. per week, dan heeft dr. Jorissen het zeker bij het reohte eind, als hij spreekt van „een dooie musch." O. K. Politiek Overzicht De wereldstrijd op zee. Met het vreugdebetoon, waarmee men gewoon is groote overwinningen te vieren, zijn in Duitschland de berichten over den zeeslag in het Skagerrak van 31 Mei/1 Juni ontvangen. De vlaggen zijn uitgestoken, de schooljeugd heeft vacantie gekregen, spee ches zijn gehouden tot verheerlijking van het beleid en de kloekheid van bevelhebbers en manschappen der vloot, telegrammen van gelukwensching zijn gewisseld. Dat is ver klaarbaar en tot zekere hoogte kunnen wij daarvan met waardeering en sympathie ken nis nemen. De jonge Duitsche marine heeft In volle zee haar proefstuk afgelegd. Aan beide zijden is eene groote zeemacht in het vuur geweest en de Duitsche vloot heeft op ee® voor haar nog nieuw gebied gestreden met eene moed en volharding, die niet ach terstaat bij de algemeen erkende kracht en kloekheid van de eerste zeemacht der wereld. De Duitsche vloot heeft het bewijs geleverd, dnt zij haren man staat. Dat ver hoogt het zelfvertrouwen van het Duitsche volk en werkt als eene moreele overwinning. Maar hier komt het in de eerste plaats aun op de daadwerkelijke overwinning. Waar is die te vinden in dezen strijd? Daarop is het antwoord niet zoo gemakkelijk te geven. De Duitschers eischen voor zich de eer van de overwinning op en beroepen zich op de groote verliezen, die zij aan de Engelschen hebben toegebracht. Die zijn echter op zich zelf nog niet een bewijs van de overwinning. Dat wordt o.a. erkend door de Lokal Anzei- ger, die zegt, dat de Engelsche verliezen geen beslissenden factor vormen, maar ge lijk staan met een gevoeligen klap. De Bn- gelsche vloot kan een zwaarderen klap ver dragen dan de Duitsche, want zij overtreft haar ver in sterkte. Ook aan de Engelsche zijde wordt aan spraak gemaakt op de overwinning. Erkend wordt, dat er zware verliezen zijn geleden; maar die geven niet den doorslag. Hoofd zaak is de einduitslag en die is, dat de Duit sche vloot gepakt, vastgehouden en versla gen is kunnen worden lang vóórdat zij de Engelsche kusten bereikte. Als bewijs voor hare nederlaag wordt aangevoerd, dat zij ha re havens heeft opgezocht, zoodat de Brit- sche vloot is gebleven in het volle bezit van hare heerschappij over 8e zee. Beide partijen schrijven zich dus de over winning toe. Daaruit kan men de gevolg trekking maken, dat zij geen van beiden de overwinning hebben behaald. Inderdaad is daarvoor in dit geval veel te zeggen. De toe stand is na den slag in het Skagerrak geheel dezelfde, die hij was vóór dien slag. De Duit sche vloot is naar hare havens in de Deut sche Bucht teruggekeerd. Zij heeft dat ge daan zonder door den tegenstander te wor den vervolgd, die zich er wel voor zal wach ten haar in die veilige schuilplaats op te zoeken. Daartegenover heeft de vloot van Groot-Brittannië de Britsche kusten voor een Duitschen aanval kunnen behoeden. Onaangetast is de stelling gebleven van Groot-Brittannië als beheerscher van de we reldzeeën. Om het kort te zeggen: Geen der partijen is overwonnen, maar ook heeft geen van beide den ander kunnen overwin nen Dat is de overvinding, die in den slag van 31 Mei/1 Juni is opgedaan, de les, die door dezen zeestrijd wordt gepredikt. Maar die ondervinding is verkregen ten koste van ontzettend zware verliezen. Drie slagkrui sers, twee kruisers en een pantserkruiser, in 't geheel zes eenbeden van de Britsche vloot zijn gezonken. De Duitsche vloot heeft een linieschip en twee kleine kruisers ver loren. Daar komen bij de verliezen van de kleinere eenheden: torpedojagers, torpedo booten en duikbooten. En dan moeten er nog bijgeteld worden de verliezen ten ge volgen van schaden, die niet onmiddellijk in den. slag den ondergang van het schip ten gevolge hadden. Een voorbeeld daarvan levert de Duitsche kleine kruiser Elbing, die in eene botsing met een ander schip van de Duitsche vloot te zwaar beschadigd werd om thuis gebracht te kunnen worden, zoo dat men hem moest loten springen. Dat be hoort tot de bijkomstige ongelukken, die in zulk een strijd niet te vermijden zijn. Maar daarnaast hebben de strijdenden elkaar duchtig gehavend. Wie zal zeggen hoe- velen van de schepen, die aan de zen strijd hebben deelgenomen, daarbij zooveel averij hebben opgedaon, dot zij voor den verderen duur van den oorlog moeten worden uitgeschakeld. Het rechte daarvan zal men wel niet vernemen, althans niet vóórdat de oorlog geëindigd is. Maar om te kunnen beoordeelen, hoezeer de vloten van beide partijen door dezen strijd van wei nige uren in gevechtswaorde achteruitge gaan zijn, mag men dezen factor vooral niet buiten rekening laten. Zoo levert deze zeeslag ons, in een kort bestek samengevat, een beeld van wat de geheele wereldstrijd ons te zien geeft. Geen van de twee met elkaar strijdende partijen is bij machte, den onder te vernietigen. Maar gezamenlijk doen zij hun best om elkaar te vernietigen, en daarin zullen zij zeker sla gen, als er geen uitkomst komt, waardoor eindelijk de staking van den strijd wordt ver kregen. De oorlop. L o n d e n, *4 Juni. (R.) Het persbureau geeft eene mededeeling uit van den oud minister van marine Churchill, steunende op de rapporten van de admiraals, waarin wordt gezegd: De volgende feiten schijnen vast te staan: 1. Het zee-overwicht van de Britsche vloot in slagschepen steunt op de super- dreadnoughts, bewapend met 13.5 en 15 duimskanonnen. Die zijn op zich zelf vol ei 6en de om de beheersching van de zeeën te handhaven. Van deze hoofdeenheden heb ben wij alleen de Queen Mary verloren en het schijnt niet aan twijfel onderhevig te zijn, dat de Duitschers minstens één schip heb ben verloren, dat daarmee is te vergelijken. Dat is voor hen een zwaarder verlies dan dat van de Queen Mary voor ons. 2. Aan schepen van den tweeden rang verloren wij de Indefatigable en de Invin cible, die in den tegenwoordigen tijd niet meer onder de eerste klasse-schepen zijn te rangschikken. Het verloren Duitsche slag schip van het Westfalentype is daarmee te vergelijken. De pantserkruisers Black Prince, Defence en Warrior behooren tot de derde rangsschepen, waarvan wij een zeer groote overmacht hebben. Het zinken van de twee fonkelnieuwe Duitsche lichte kruisers Wies- baden en Elbing is een ernstiger verlies voor den vijand. De verliezen aan torpedojagers schijnen ongeveer gelijk te zijn; maar wij zijn de win ners omdat wij de sterkeren zijn. Onze fiot- tilles hebben dikwijls naar eene dergelijke gelegenheid gezocht. 3. De marge van onze overmacht is ner gens gestoord. De uitzending van troepen naar het vasteland kan met de grootste vrij- Wie te zacht is, wordt doodgedrukt, wie te hard is, wordt gebroken. door ANNA HUBERT VAN BEUSEKOM. 34 Mère Monat en de kleine Simone vertoon den de rupsenstellage echter vol trots aan de Rouleautjes. „Voyez-vous, ils montent" déjè. Puis <pa commence u faire des cocons-" zei 't oudje, wijzend naar de takjes, die tusschen de moerbeiblaren gestoken waren en waartegen de meeste rupsen al opklommen om zich le gaon inspinnen. Oh, cjue c'est drólef Mais e'est bien sale tout de même", vond Loulou met opgetrok ken neusje en hij vroeg of we nu maar niet liever naar de kersen zouden gaan „Zeker we gaan hoor. Daar ben je voor gekomen hé, en niet voor die vieze rupsen", lachte mère Monat en ze ging ons vóór 't kleine erf over, waar groote bossen witte en rose anjers geurden en sloeg 't smalle paad je in, dat tusschen twee heuvelrijen waarte gen 't hooi op hoopén lag, naar beneden voerde. Daar in de diepte bij een korenveld- H wemelend van ldnnrozen stonden drie reusachtige kersenboomen. Er stoof een zwerm musschen uit bij onze komst en mère Monat zei, dat we nu onzen gang maar moesten gaan en net zooveel kersen motV ten eten en mee naar huis nemen als we zelf wilden. Zij giog weer hooien, want er dreigde on weer en dan kon alles bederven en op een drafje verdween ze, zoo rap en vlug als men niet meer van iemand van haar jaren ver wacht zou hebben. Jeanne en Yvonne hadden intusschen de hooge houten ladder bij een der hoornen al beklommen. Yvonne, heelemaal in de lucht, zwaaide overmoedig haar mandje en Jeanne, een sport of tien beneden haar, was al aan t plukken. Ina en Nini werkten zich op de zelfde wijze in een der andere boomen en ik lichtte Loulou op en liet hem een handvol zwart-rijpe kersen van een der lagere takken plukken. De kleine man, opgewonden van plezier, stopte er me uit dankbaarheid dade lijk een in den mond en ging toen met zijn kleinen voorraad in 't gras zitten. „Yvonne, Nini, n'est-cepas qu'on me gate" riep hij met een zwaai de pitten van zich af gooiend en toon Ina hem een oogenblik la ter een vollen zakdoek toewierp en er bij voegde: ,.Pour toi seulï" schreeuwde hij ver rukt: „Oh, que tu es gentillel Je m'amuse tellement", en hij hing zich kersen aan de oortjes en waakte onder den kreet: „Moi je suis le marchand!" over de reeds gevulde mandjes. Af en toe ging hij uit puien overmoed op zijn hoofd staan, buitelde met Quencppe door 't gras en gedroeg zich als een uitgela ten kleine wildeman, terwijl zijn zusters, ge heel in den kersen-pluk verdiept, geheel ver gaten hem te verbieden. W aten ons rond aap. de heerlijk~sappige kersen, die niet voor de Betuwsche onderde den. „Ik kèn heusch niet meer. Nu heb ik een bol in plaats van een KM gevoel", fluisterde Ien me in, toen we in rij en gelid in 't gras zaten uit te rusten. Ook de anderen betuigden zich meer dan voldaan en Yvonne voegde er ondeugend bïj, dat madame Bertrands ook wel wist was ze deed om haar logés kersen te laten etenf Loulou, vuil en glimmend van genot, kwam met zijn hoofdje in Jeanne's schoot liggen uitblazen en verklaarde, dat hij voor goed op „Les Calvaux" blijven wilde, waarop Nini plaagde, dat zij 't ook wou, dan was ze van haar lastig broer-tje af en Loulou hierdoor geheel uit 't veld geslagen, vroeg met be- teuderd gezichtje: „Alors tu ne m'aimes plus?" „Non, non", schudde ze, zóó beslist, dat 't kind er bijna van huilen ging en Yvonne hier door verteederd troostte: „Elle plaisante, ne pleure pas chéril" Toen was hij gerustgesteld en begon weer naar hartelust rond te rennen en over zijn hoofd te buitelen, tot we eensklaps ver schrikt door een zworen donderslag allen te gelijk opsprongen. Een woeste windvlaag streek door de kerseboomen, 't lichtte fel en een tweede ra telende slag, die dreunend teeen de berg hellingen weerkaatste, volgde. „Oh le tonnerref J'ai peur", gilde Loulou, naar Yv onne vliegend en zijn hoofdje in haar rok verbergend. „Wees maar niet bang. 't Zal wel gauw over zijn", zei Jeanne een bevend handje grijpend. „Gauw, gauw, allemaal naar mère Monat, voor 't begint te regenen. Kijk eens wat een licht, anders worden we kletsnat. Allons enfants de la patrie", kommandeerde ze en ieder met een mandje kersen gewa pend, klommen we over 't smalle paadje langs den heuvelrug naar boven, als kippen achter elkaar en zoo vlug mogelijk, want 't begon er werkelijk dreigend uit te zien en de slagen volgden al sneller en sneller. Nini liet haar aanmatigende maniertjes van geposeerde vijftienjarige geheel varen en sidderde van angst bij iederen slag. „Dépêchez-vous, dépêchez-vous" riep ze telkens, Jeanne, die met den bevenden Lou lou voorop liep, telkens tot meer spoed aan jagend. Yvonne, de eenige, die met echt Fran- schen humor zichzelf gelijk bleef, neuriede onvers'oorbaar door alles heen: Quand trois poules vont au champ La première va devant, La deuxième suit la première Et la troisième va derrière," en toen de eerste druppels vielen sloeg ze dadelijk de rok van haar blauw mousseline japonnetje over 't hoofd en trok zoo'n dwaas gezicht tegen Loulou, dat hij ondanks zich zelf lachen moest. Buiten adem, maar nog niet èrg nat kwa men we bij de Monats aanzetten, die al met angstige gezichten op den uitkijk stonden. „Gaat zitten, gaat zitten. Simone, encore deux chaises", riep mère Monat en ze kwam bedrijvig met een reusachtigen koffiepot aan sjouwen en schonk ons ieder een café noir in, terwijl Marcel en Clémentine, haar zoon en schoondochter, om 't hardst jammerden over 't hooi, dat heelemaal nat werd en dó* gen noodig zou hebben voor 't droog was. De zijwormen verspreidden een ondraag lijke lucht, maar toch moesten we 't er tegen wil en dank een vol kwartier uithouden. Toen klaarde 't ineens op en de zon begon weer. even helder te schijnen als te voren. Met duizend bedankjes namen we toen af scheid van de gastvrije, vriendelijke men- schen en ondernamen, belast en beladen met onzen oogst, zoo snel mogelijk den terug tocht langs de modderige paadjes en be slijkte wegen, regelrecht naar Les Calvaux, waar we aankwamen „dans un état déplo- rable". Evodie moest ons op bevel van madame eerst een voor een met een oud broodmes de aangekoekte slik van onze schoenen schrap pen voor we de keuken binnen mochten en Jeanne met een tartenden blik op „tante Emily", die 't maar half goed vond, gaf Evodie een opgehoopt bord kersen en lief madame toen verder over de meegebrachte mandjes bazen, die eigenhandig door haai op een kleerbak werden uitgeschud en in de bibliotheek ondergebracht! tWordt veefated

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 1