DE E EM LAN DER". Woensdag 7 Juni 1916. BUITENLAND. FEUILLETON. N- 289 14" Jaargang. Uitgevers: VALKHOFF Co s= Bureau: UTRECHTSCh ESTRAAT 1. Politiek Overzicht Kitchener, f DE TREKVOGELS AMERSFOORTSCH Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAL. Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURO. ABONNEMENTSPRIJS: jpet 8 maanden voor Amersfoort f 1*00. Idem frAnco per post1»50« Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO. (Afzonderlijke nummers 0.05* Wekelijksoh bijvoegsel „De Rollandeche Huisvrouw" (onder redactie van Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 ets. ^ekelijkfich bijvoegsel „Pab me mef' per 8 mnd. 40 ets» Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 15 rogels.. f 0.50. Eikeregel meer- O.tO. Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling Groote lettere naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zoor voordeelige bepalingen tot het herhaald advortoeron in dit Blad, bij abonnoment. Eene circulaire,bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. TER-VISIE-LIGGING OPGAVEN VAN CANDfDATEN. De Burgemeester der gemeente Amersfoort tnaakt bekend dat de bij hem ingeleverde opgaven van Can- dfdaten voor de op heden gehouden verkiezing, ter vervulling van vier plaatsen in de Provin ciale Staten van Utrfecht evenals het door hem opgemaakte proce-s-verbaal van shriting der candidatenlijst, ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage ligg-en dat afschriften dier stukken aangeplakt en tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn. Amersfoort, den 6. Juni 1916. De Burgemeester voornoemd, v. RANDWIJCK. Gasteren in den namiddag bereikte ons de ontstellende tijding van het vergaan van het Bngelsche oorlogsschip „Hampshire", waarop zich Lord Kitchener en zijn staf bo venden voor een reis naar Rusland. De slotalinea van het telegram liet weinig hoop, dat de Engelsche minister van oorlog met zijn stafofficieren nog in leven was en de nadere berichten hebben de pessimisti sche verwachtingen in dit opzicht bevestigd. Lord Kitchener is een der beroemdste Mguren van den nieuweren tijd en in de krijgsgeschiedenis van het groote Britsche rijk heeft hij zich onvergan kelijke lauweren vergaard Bn zijn tragische dood maakt een einde aan een leven en een persoonlijkheid, die voor Groot- Brittannie van onschatbare waarde waren. Kitchener is beroemd geworden om de groote diensten, die hij aan Engeland heeft bewezen als oevelvoerder in de overzeesche gewesten. Zijn staat van dienst mag eigen lijk overbekend geacht worden. Horatio Her- bert Kitchener, op 24 Juni 1850 geboren In Cotta House in het Iersche graafschap Kerry, bezocht de militaire academie fn Woolwich en nam in 1871 als officier-inge nieur dienst in het Engelsche leger. Vanaf 1874 ls hij meestal bezig geweest aan topo- grafisohe werkzaamheden in Syrië en Cy prus, totdat hij in 1882 in Egyptischen dienst trad. In 1884 tot majoor bevorderd, nam hij deel aan de succeslooze Nijlexpe- ditie tot ontzet van Khartoem, waarna hij in 1886 tot gouverneur van het gebied aan de Roode Zee en tot commandant van Soea- kin werd benoemd. In 1888 volgde zijn be noeming tot overste. Als zoodanig voerde hij den strijd tegen de troepen van den Mahdi het bevel over een brigade. In 1892 werd hij benoemd tot opperbevelhebber (Sirdar) van het Egyptische leger met den rang van luitenant-generaal. In 1896 was Kitchener de aanvoerder van de expeditie tegen de Mahdisten, hij bracht dezen in 1898 bij Omdurman een beslissende neder laag toe, veroverde Khartoem en vernietigde op 24 Nov. 1899 de rest van de troepen van den Kalief Abdullah bij Om Debrikat. Tot belooning van deze krijgsprestaties werd Kitchener in 1899 als „Lord Kitchener van Khartoem" in het Hoogerhuis opgenomen, terwijl hij in 1899 tot gouverneur-generaal van Soedan benoemd werd. In December 1899 werd Lord Kitchener benoemd tot chef van den generalen staf van het Engelsche leger in Zuid-Afrika en na het terugroepen van Lord Roberts verkreeg Kitchener het geheele opperbevel. Ons Hollanders ligt het verloop van den Zuid-Afrikaanschen oorlog nog levendig in het geheugen: het waren donkere dagen voor het Hollandsche ras, maar ze beteekenden ook donkere bladzij den in de geschiedenis van het Britsche we reldrijk; de concentratiekampen, waarin on geveer 26.000 Boerenvrouwen en kinderen een langzamen dood gestorven zijn, vormen een der zwartste plekken in Engeland's his toriebladen; Kitchener, die in Noord-Afrika al den roep had allesbehalve delicaat met tegenstander om te gaan, is ook voor den gruwel in Zuid-Afrika de verantwoordelijke man geweest. Na den vrede van Pretoria werd Kitchener tot generaal bevorderd met den titel van Viscount, benevens een dotatie van 50,000 pond sterling. In November 1907 werd hij benqemd tot opperbevelhebber der troepen in Indië. Bij het uitbreken van de thans nog steeds woedenden wereldoorlog was Kitcherter de uitverkoren man van vrijwel het geheele Vereenigde Koninkrijk toen hij geroepen werd tot het hooge, gewichtige en moeilijke ambt van minister van oorlog. Hij trad als zoodanig weinig naar buiten op; hij was een man van daden en niet van veel woorden, Af en toe gaf hij over het verloop van den oorlog in het Hoogerhuis een streng-zakelijk exposé; men zal daar de bekende figuur met het eigenaardige gelaatstype, dat caricatu risten bij voorkeur in den kop van een buldog transformeerden, niet meer zien. Al kon men Kitchener niet bepaald een beminnelijk mensch noemen, zoo werd hij toch door geheel Brittanje op de handen ge dragen, hij, de krijgsman In hart en nieren, de ijzersterke figuur, de heldere en klare kop. Kitchener heeft tijdens den oorlog al eens een reis naar Griekenland gemaakt, waarbij hij ook Koning Konstantijn een bezoek bracht. Thans was hij op reis naar Rusland, om opnieuw gewichtige aangelegenheden voor te bereiden. De ramp, die de Hampshire met z'n kost baren last getroffen heeft, beteekent een nieuwen knak voor de Britsche zee-suprema- tie, vooral om de ontzaggelijke moreele uit werking, die ze hebben zal. Als zoodanig vormt ze een slag voor de Britsche natie, zooals deze er sinds den duur van den oor log haast geene nog heeft ontvangen. Al zal dan ook, nu het Engelsche oorlogsmechanis me, door Kitchener aan den gang gezet, een maal regelmatig functionneert het spreek woord „ie rol est mort, vive ie roi" vermoe delijk ook wel op zijn hooge functie kunnen worden toegepast. De oorlog. B e r 1 ij n 6 Juni. (W. B.) Onder de Duitsche perscommentaren over de Engel sche voorstellingen van den slag op de Noordzee constateert de Deutsche Tageszei- tung, dat kenners van de geschiedenis der Engelsche zeeoorloger tot dusver achting voor het karakter der Engelsche admiraals hadden om hun flinkheid en moed de fei ten te bekennen. De lezers der jongste En gelsche berichten zullen moeten erkennen dat die achting op den huidigen Engelschen admiraal niet meer toepasbaar schijnt, wan neer aanvoerders van den rang van Jellicoe en Beatty zulke verhaaltjes loten vertellen ais de laatste Reuter-berichten, welke tast baren onzin brengen. Beatty's bewering dat het Duitsche mijnengebied bij het Skager- rak ligt is onbegrijpelijk. De Engelsche admi raals weten heel goed dat de Duitsche hoog- zeevloot noordwaarts koerste om 't gevecht aan te knoopen met Engelsche zeestrijd krachten, welke onlangs herhaaldelijk aan de kust van Noorwegen zijn waargenomen. Het Duitsche bericht meldt dat het Duitsche kruisereskader onder bevel van admiraal Beatty onmiddellijk aanviel. Het Engelsche bericht beweert dat ook Duitsche slagsche pen onmiddellijk aan het gevecht deelna men, tot welke conclusie men werd geleid door de waterzuilen door het inslaan van geschut veroorzaakt. Peitelijk waren dus de Duitsche slagschepen onzichtbaar. Even wankel blijft de Engelsche veronderstelling dat de nieuwgebouwde Hindenburg bij deze gelegenheid zwaar beschadigd is en de be wering dat de Duitsche onderzeeboten on, belemmerd opereerden, terwijl inderdaad de onderzeebooten op een wildbewogen zee tengevolge van het geschutvuur niet in de mogelijkheid waren tot deelname aan het gevecht. De Engelschen willen alle onheilen op de eene of andere manier verklaren, doch de eigenlijke oorzaak: de betere Duitsche vuurleiding, wegmoffelen. Eenzelfde uit werking hebben andere afwijkingen van het Engelsche vlootbericht van het Duitsche. Alle Engelsche verhalen over den zeeslag kenmerken zich door vaagheid en gemis aan zakelijkheid, terwijl anders Engelsche rap porten over gevechten steeds bepaalde en zakelijk er uit ziende feiten gaven. Men ziet de verlegenheid waarin de Engelsche admiraliteit zich bevindt hieruit, dat ze zulks ditmaal niet kan en niet durft. Londen, 6Juni. (R.). De Admiraliteit meldt Volgens een vandaag verspreid Duitsch officieel communiqué wordt het verlies van de Varspite, de Prince Royal, de Birming ham en de Alcastar in het gevecht van 31 Mei volgehouden op grond van getuigenis sen van Engelsche zeelieden, die aan boord van Duitsche schepen zijn opgenomen. Dit is echter onjuist. De volledige lijst der Engelsche verliezen is openbaar gemaakt. Londen, 6 Juni. (R. O.). Officieel. In den slag op de Noordzee zijn op niet ge zonken schepen 161 man gedood en 137 gewond. Vijf worden vermist. B e r 1 ij n, 6 Juni. (W. B.) O f f i d 1 e e I. De keizer heeft op den 5en Juni te Wilhelms haven van boord van het vlaggeschip der vloot tot de aan wal saamgeschaarde depu taties van al de schepen, die aan den slag bij het Skagerak hebben deelgenomen, een rede gehouden, die ongeveer als volgt luidde: Telkens wanneer ik in de laatste Jaren een bezoek heb gebracht aan mijne marine te Wilhelmshaven, heb ik mij tot in het diepst van mijn ziel verblijd over den aan blik der steeds krachtiger wordende vloot en van de zich steeds uitbreidende haven. Met welgevallen rustten mijn oogen op de jonge manschappen, wanneer deze, fn excerceer- formatie opgesteld, gereed stonden om den eed aan het vaandel of te leggen. Vele dui zenden uwer hebben den oppersten krijgs- voogd in het oog geblikt, als ze den eed af legden. Hij heeft u opmerkzaam gemaakt op uwen plicht en op uwe taak, maar vóór alles hierop dat de Duitsche vloot, wanneer het eenmaal tot oorlog mocht komen, tegen een geweldige overmacht te strijden zou hebben. Dit besef is onder de Duitsche vloot tot eene traditie geworden, evenals dat In het leger het geval geweest ls reeds vóór den tijd van Frederik den Groote. Steeds zijn Pruisen zoowel als Duitschland omringd ge weest door overmachtige vijanden. Daarom heeft ons volk zich tot ééne vaste massa moeten aaneensluiten, waarin oneindige krachten opgehoopt waren, welke men be reid was los te laten wanneer de nood aan den man kwam. Doch met een zoo blijge- stemd hart als op den dag van heden heb ik nog nooit een reis naar u gemaakt. Tiental len van jaren heeft de Duitsche vlootbeman- ning zich gevormd uit alle streken van Duitschland; ze hecit zich geconsolideerd in een inspannenden vredesarbeid, doch al tijd met deze ééne gedachte: Als het er op los gaat, dan zullen we laten zien wat we kunnen. En toen kwam het groote jaar van den oorlog. Afgunstige vijanden overvielen ons vaderland. Leger en vloot waren gereed, doch voor de vloot kwam een moeilijke tijd van onthouding. Terwijl het leger ln heete gevechten tegen een overmachtigen vijand allengs den tegenstander ten onder kon brengen, den een na den ander, wachtte de vloot tevergeefs om aan den slag ta komen. Verscheidene op zich zelf staande daden, waartoe ze gelegenheid kreeg, bewezen dui delijk den heldhaftlgen geest die haar be zielde, doch ze kon toch niet aan den strijd deelnemen zooals ze begeerde. Maanden en maanden verstreken. Te land werden groote successen bereikt en nog altijd had het uur voor de vloot niet geslagen. Tevergeefs werd het eene voorstel na het andere gedaan hoe men het zou aanpakken om den tegenstan der naar buiten te krijgen. Maar eindelijk kwam de dag dat de geweldige vloot van het de zee beheerschende Albion, dat sedert den slag van Trafalgar jaren lang over de geheele wereM den ban zijner zee-tyrannie had uitgestrekt en den nimbus om zich heen droeg van onoverwinnelijkheid naar buiten kwam. Haar admiraal was o»; geen ander een geestdriftig bewonderaar van de Duit sche vloot geweest, een dappere aanvoerder aan de spits van een vloot, die over een voortreffelijk materiaal der dupperste erva ren zeelui beschikte. Zoo kwam de opper machtige Engelsche Armada nader; onze vloot knoopte het gevecht er mee oan en wat geschiedde? De Engelsche vloot werd verslagen. De eerste geweldige hamerslag is toegebracht, de nimbus der Engelsche we reldheerschappij verdwenen. Als een electrische vonk is het bericht er van over de wereld gevlogen en het heeft overal waar Duitsche harten kloppen en ook onder de gelederen onzer dappere bondgo nooten een nooit gekend gejubel doen ont staan. Dat ls het succes van den slag in de Noordzee. Êen nieuw hoofdstuk der wereld geschiedenis is voor u opgeslagen. De Duit sche vloot is ln staat geweest de oppermach tige Engelsche vloot te verslaan. De Heer der Heerscharen heeft uwe armen gestaald en uwe oogen helder gehouden. Ik echter sta heden hier als uw opperste krijgsvoogd om met diepbewogen hart aan u mijn dank uit te spreken. Ik sta hier als vertegenwoor diger en in naam van het vaderland om u deszelfs dank en ln naam van mijn leger om u den groet van het zusterwapen over te brengen. Ieder van u heeft zijn plicht ge daan, aan het kanon, aan den machineketel, in de telegraafkamer; ieder hield slechts het groote geheel voor oogen; niemand dacht aan zichzelf; slechts één gedachte bezield» de gansche vloot: het moet gelukken. Ja vijand moet vérslagen worden. Alzoo spreek lk tegenover de aanvoerders, het korps officieren en de manschappen mijn volste erkentelijkheid en donk uit. In deze dagen, nu de vijand bij Verdun langzaam begint Ineen te zakken en onze bondgenom ten de Italiaan van berg tot berg verjaagd hebben en steeds nog verder terugwerpen, hebt gij deze heerlijke groote daad volbracht. Op alles was de wereld voorbereid, op een overwinning der Duitsche vloot echter nooit en nimmer. Het begin is er. Den vijand za) de schrik in de leden slaan. Jongens, wat gij gedaan hebt, dat hebt gij gedaan voor ons vaderland, opdat het fn de toekomst op allo zeeën vrije baan zal hebben voor zijn ar beid en zijn kracht tot daden. Hef dus met mij een driewerf hoera aan voor ons dien baar en geliefd vaderland. Essen a/d. R u h r, 6 J u n i. (W. BD# keizer heeft aan Krupp von Bohlen Halbach het volgende telegram uit Wilhelmshaven gezonden: „Onder den indruk van de mon delinge mededeelingen omtrent den slag op de Noordzee wil ik u zeggen hoezeer wij aan de voortreffelijke artillerie en het pant sermateriaal en vooral pok van de vernie lend werkende munitie pns succes te danken hebben. Zoo is de dag van den zeeslag ook een eere-dag voor de Krupptabrieken. Wil helm I. R." Berlijn,6Junl. (W. B.) Officieel be richt van het groote hoofdkwartier. Zuinige huisvrouwen hebben zij, die dub beltjes sparen om guldens te kunnen weg smijten. door ANNA HUBERT VAN BEUSEKOM. 36 "We hoorden madame tenminste boven alles Uit ringen: Je voudrais êlre un Ange, Un Ange du bon Dieu, heigeen Nini sarcastisch deed opmerkem „Ca durera encore quelque temps 1" Het dreigde nu een vervelend gehang te wórden in 't muffe salon, waarvan we, hoe wel 't fel lichtte, de ramen wijd-open zetten, idoch Jeanne kwam op een inval en haalde het familie-album der Blackfields te voor schijn, benevens een doos vol portretten, daaruit we allemaal een „fiancé" moesten kiezen!" Dit gaf echter aanleiding tot zulke ^fou-rires", dat ze telkens vermanen moest fcoch aan de Zondagsschool naast ons te jdenken. Ina en ik hadden 't dadelijk aan den stok •ver een zeer gedistingeerd mugge-*»annetje, dat er in zijn ruitjespak uitzag of hij aan de allervliegendste tering leed, maar dat we toch allebei tot „beminde" begeerd zouden hebben als het niet vijfentwintig jaar geleden den laatsten adem had uitgeblazen... Nini, echt bakvischachtig, pikte er een koolzwart officier uit, die den oorlog van 1870 had meegemaakt en Jeanne en Yvonne verzekerden, dat ze. niet bestand geweest zouden zijn tegen de bekoorlijkheden van een manspersoon met krulhaar en bakkebaard jes, die op een hekje gezeten, een pijp rookte. „Tout ce qu'il y a de plus irrésistible," von den ze allebei, maar Yvonne raakte per slot nóg meer in vervoering over „uncle Richard", een oudoom van madame. „Oh, un tel fiancé! Quel bonheur," riep ze theatraal haar lippen drukkend op de beel tenis van een dikbuikig Engelschmannetje, clean-shaven met slobkousen aan. We raakten buiten, onszelf van flauwe pret, zelfs Loulou, die zich met 't kijken van een briefkaarten-album vermaakt had, werd er door aangestoken, maar toen we de Zondags school-kinderen hoorden vertrekken vond Jeanne 't toch raadzaam tante Emily's familie-galerij op te bergen en de verschil lende fiancé's werden ons ontrukt, hoewel Yvonne handenwringend om „uncle Richard" jammerde, dien ze onder haar blouse op haar hart voor eeuwig had willen herbergen! Wij verklaarden haar rijp voor 't tooneel en ze was nog steeds aan 't handenwringen op een wijze, die Sarah Bernhardt en Segond Weber zou hebben <loen watertanden, toen madame met Zebbel-maar-raakje binnen trad, een en al glimlachende lieftalligheid: „Ah Yyonne c'est yous! Cojtfinuez done, vous êtes toujours sl amusante," en Yvonne ver volgde haar spel, wrong haar slank figuurtje in duizend bochten en liet zich toen met een plof uitgeput op de kanapée vallen, die ver vaarlijk piepend een eind van zijn plaats schoof. Toen stond ze langzaam op en zei: „J'en ai assez maintenant. .Te vais vous réciter encore quelque chose de sérieux, si vous voulez." Nu, iedereen hield zich aanbevolen en ze ging voort: „.Neemt u dan allen plaats en sluit de deur alstublieft. Nifni, jij wat meer naar links! Mademoiselle Ina u daar bij 't raam en Jeanne en mademoiselle Willy willen zeker wel op de kanapée gaan zitten. Zoo!" en ze zette een voetkussen midden in de kamer, ging er op staan, stapte er af, klom er weer op, haalde diep adem en begon zeer nadruk kelijk, dc oogen extatisch naar 't- plafond, de rechterhand geheven: „La France nous appelle" en h'olde toen ineens de kamer uit roepende: „Allons voir ce qu'Elle veut direü" En luid lachend om de grap*, w-aar we alle maal waren ingevlogen, liepen we haar na de gang in. Het bleef dien middag verder buiig weer, doch we waren in een te vroolijke stemming om ons dat aan te trekken en vermaakten ons na 't goüter met gezelschapsspelletjes in de bibliotheek. Monsieur, madame en Zebbel- maar-raakje deden ook mee en naderhand kwam Achille* jRoche ee^ yisite maken en Door Ina en mij werd het afgezaagde Hol landsche mopje „De vinger wijst," dat we in „Le doigt indique" vertaalden als „haute nouvauté" ingevoerd. Men vond 't zeer bizonder, begreep 't eerst ln 't geheel niet en madame Cébléracque, die T.na en mij van spiritistische tooverijen verdacht, werd er zelfs een beetje onrustig door, toen ik achler de deur maar steeds goed raadde,, wie Ina binnen aanwees. Toen wij de truc echter na een poosje verklaarden was ze gerustgesteld en verzekerde ze evenals de anderen „Le doigt indique" alleraardigst te vinden. De Rouleautjes beloofden het antieke Holland sche grapje te Valence in te voeren en straal den al bij 't vooruitzicht van 't succes, dat Achilles Roche hun daarmee Voorspelde. Tegen den. avond ldaarde 't weer op en toen 't souper was afgeloopen en Loulou te bed lag, liepen wé nog wat buiten rond, gearmd met ons vijven op een rijtje in den maneschijn, 't Was een warme, zoele avond en de glimwormen vonkten tusschen 't gras Voor degenen, die niet op de hoogte zijn van dit spelletje diene de volgen-de verkla ring: Twee der aanwezige personen moeten in elk geval van „de truc" op de hoogte zijn, namelijk hij, die met uitgestrekten wijsvinger de menschen in den kring aanwijst en degene, die buiten de deur staande, raden moet, welke de aangewezene ls. De aanwij zende persoon zegt nu plechtig een paar maal met uitgestrekten vingen „De vinger wijst, de vinger wijst... op wie?" en draagt dan zorg eveneens meespelen, wat de feestelijke stem ming bij Yyonne en Nini inifit Jiüinig xar- hoogdel juist hem aan te wijzen, die 't laatst gespro ken heeft, vóór de buitenstaander de kamer verliet, zoodat de buitenstaander zonder eenige moeite altijd goed raadt! alsof 't nooit geregend had. Yvonne ving er een paar en zette ze in heur haar, wat heel aardig stond, zoodat we eindigden ons allen, met deze „bijoux vivants" zooals monsieur ze noemde te tooien. Het speet ons werkelijk toen dc gaslcji den volgenden dag weer naar Valence vertrok ken. „Amusez vous blen, mesdrmoisclles en doe ons 't genoegen ons eens te Valence te komen opzoeken bij gelegenheid," zei Nini op een nuffig toontje -en Yvonne *?oegde er zachtjes aan toe: „En verga hier maar nlêt van den longer! Als u vooruit een briefkaart schrijft, zullen we voor een overvloedig goüter zorgen. Au re voir mes chères demoiselles," en met een knipoogje van verstandhouding wipte ze 't rijtuig in en wuifde ons zoe lang mogelijk na» Jeanne, verheugd dat de Rouleautjes, 't zoo' gezellig gehad hadden ze vonden 1 zoo» interessant een paar eeüte Hollandalses zoo heelemaal uit 't Noorden ontmoet te hebben bedankte ons voor tl do moeite, -die we ons wel voor haar vTlêndlnnetJes hadde* willen getroosten! wvolgAJ

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 1