Zaterdag 5 Augustus 1916. 15" Jaargang. BUITENLAND. FEUILLETON. N° 31. Tweede B?ad. Verspreide Berichten. DE EERSTE MEI. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort 1.30. Idem franco per post.. I .SO. 7 Per week (metgratis verzekering tegon ongelukken) O.I2*. 'Afzonderlijke nummers0.O5. Wekelijkscb bijvoegsel „De Hollanclsche Hui&vrouto" tonder redactie van Thérèse Hoven) per 3 mnd. 50 ets. Wekelgksob bijvoegsel Pak me mV per 8 mnd. 52 cis. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRUS DER ADVERTENTIËN: V»a 1-5 regels0.80. Elke rogel meor.0.15. Dionstaanbiodingen 1—5 rogola o.5oi Grooto lotlors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoolige bopalingeo tot bot herhaald advortoeren in dit Blad, b\) abonnement. Eone circulaire, bevat tonde de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden; HenMr.Hfleii.i MARIE VAN VERSENDAAL. Hoofdredactie, j Mf Q VAfJ SCHAARDENBUR0> Boven den Doodenweg. Dialogos. Plato: Wat staart gij daar o.edele Meester, en staart als verloren in de wolken? Socrates: Zoo doe ik voorwaar, want mijn oog werd getroffen door veel licht. PI.: Vanwaar dan komt dat licht? Socr.: Van 't plekske gronds, groot 9 hec taren, gelegen aan den Doodenweg. Ik zie daar vele stralenbundels, Auraë, groote en kleine, die wij-d zich uitspreiden in de dennenlucht. PI.: Zijn die lichten alle gelijk? Socr.: Neen, voorwaar, edele leerling; daar is een bonte veelvuldigheid, een gebroken heid in redenlooze redelijkheid. Maar alles wordt samengesmolten tot een groote Een heid van hoogere orde. PI.: Maar wat, voortreffelijke meester, is het schoon-en-goede? Welke zijn de redelijk zedelijke wezens, die daar samengevoerd zijn? Socr.: Velerlei is hun schijnsel. Daar zijn orthodoxen en vegetariërs, theo sofen en spiritisten, logébroeders en occul tisten, materialisten en anti-alcoholisten, anti-koffie-en-thee-isten en atheisten, freetra ders, socialisten en aanbidders van de Hei lige Kat van Egypte. PI.: Ziet gij ook w ij z e mannen o, edele Meester? Socr.: Ik zie den leider met geloken oogen, den praeses met een goudglans op 't gelaat. Een zit er op een pyramide neergedoken, terwijl daarnaast een arme zondaar staat. En verder niets dan vrouwen! PI.: Zitten die daar en doen zij het zwij gen? Socr.: Neen, voorwaar, zij nippen thee en knab'len koekskens en praten veel. PI.: Waarover spreken zij? Kunt gij 't ver staan o,-edele? Socr.: Ja gewis ik: Over de Ascese yan den wedergeboren mensch. PI.: Maar hun daden, xijn die gelijk aan hun woorden? Socr.: Ja,-voorwaar, zoo is het, schoon-en- goed: Ze zijn in bruine pijen gehuld van kemelshaar, zij voeden zich met sprinkhanen «n geeselen elkander geestelijk. PI.: Dan zijn het dus alle eeuwighelds- menschen o, edele, Socratesf Socr.: Zoo is het, voortreffelijke: trek daar leering uit. De oorlog, L o n d e n, 3 Aug. (R.). Om zich een goed beeld te kunnen vormen van de resultaten van twee jaar oorlogvoeren, moet men zich den stand van zaken in 1915 in het geheu gen roepen. De Duitsche opmarsch in het Westen was reeds voorgoed gestuit, maar de centrale mogendheden drongen in Rus land voort en veroverden Servië en Monte negro. Italië maakte geen vorderingen; een groote Engelsch-Fransche strijdmacht werd op Gallipoli vastgehouden, terwijl de Tur ken de.Russen in Armenië met goed gevolg weerstonden. Overal was het initiatief in handen der Duitschers. Het tweede oorlogsjaar bracht een gehee- Ien ommekeer; deEngelsch-Fransche troe pen ontruimden Gallipoli op schitterende wijze; in Mesopotamië moest het kleine, maar dappere garnizoen van Koet-ël-Amara zich overgeven, maar overigens eindigden de operaties daar met een volkomen on derwerping van Shatt-el-Arab en de Turk- sche provincie Irak, terwijl aan den Duit- schen invloed in Zuid-Perzië een eind werd gemaakt. Alle Duitsche koloniën in West- Afrika zijn in handen der geallieerden, ter wijl generaal Smuts in Oost-Afrika flink© ^Orderingen maakt. Maar hoofdzaak is de verandering in Europa. De laatste opleving van het Duit sche offensief was de aanval op Verdun zoo schitterend door de" Franschen weerstaan. Met hun échec voor Verdun verloren de centralen het initiatief, dat van het begin van den oorlog in hunne handen geweest was. De zomer van 19T6 was getuige van een geweldigen gemeenschappelijken aanval op de Duitsche en Oostenrijksche verdedigings linies. De Engelsche en Fronsche troepen wier pen de Duitschers aan de Somme terug; in de Alpen wijken de Oostenrijkers voor de Italianen, terwijl de Russen aan de Hon- gaarsche grens snel oprukken en het in 1914 veroverde, doch in 1915 weer verloren terrein hernemen. In Armenië drijven de Russen de Turken in de bergstreken voor zich uit en naderen de open vlakte. In Zuidoost-Europa is het Servische leger weer ten strijde uitgerust en rukt tegen de Bulgaren op. Ten slotte de ommekeer, die in Engeland heeft plaats gehad. In I9T5 WercTdaar slechts betrekkelijk weinig munitie vervaar digd; door organisatie der arbeidskrachten en machines kan het land nu meer dan vol doende produceeren voor het inmiddels enorm uitgebreide leger en bovendien den bondgenooten nog steun verleenen. In Maart 1916 werd de dienstplicht ingevoerd, maar vóór dien datum hadden zich reeds 5.000.000 mannen vrijwillig onder de va nen geschaard. Thans staan alle mannen der natie en contingenten uit Indië en de overzeesche bezittingen in dienst van het Rijk. Berlijn, 4 Aug. (W. B.) Naar aanleiding van de van anti-Duitsche zijde rondgestrooi de berichten over de voedingstoestanden in Duitschland, wordt van overheidswege het volgende vastgesteld: De mindere opbrengst van onzen oogst aan tarwe, rogge, gerst en haver bedroeg in 1915 tegenover 1913 rond 9 millioen ton. Daar bij kwamen de slechte opbrengsten'van de voedermiddelen en van de klaver- en hooi oogsten. De aardappelteelit bracht een meer dan gemiddelden oogst op. De niettemin bij de verzorging met dit gewichtige levensmid del in het voorjaar van 1915 ontstane moeie- lijkheden zijn overwonnen. De voortreffelijke organisatie van de broodgraanverdeeling, het spaarzame ge bruik en de opslag van voldoende reserven hebben het mogelijk gemaakt, dat het on gunstige jaar1915 16 zonder bijzondere sto ringen in het levensontlerhoud van de ge- heele bevolking overwonnen is en zelfs met eene reserve zal worden getreden in het zekere rijkere opbrenesten leverende eco nomische jaar 1916 17. De mededeelingen die spreken van hongersnood of van eene buitengewone inkrimping der uitdeeling en van het in gevaar brengen der gezond heid van de bevolking, inzonderheid, van de opgroeiende jeugd, berusten óf-op volslagen oitkunde óf op kwaadwillig verkeerde voor stelling. Wat de aardappelen betreft heeft bij het gebrek aan voedermiddelen in den win ter van 1915/16 eene belangrijk sterkere vervoedering van aardappelen plaats gehad, waardoor aan den voorraad niet onbelang rijke afbreuk gedaan werd. Maar toch heeft men de noodzakelijke verzorging kunnen ze ker stellen. De districten, waarin tijdelijk ge- brok aan aardappelen intrad, kregen vol doende extra-rations broodgraan. De groote steden richtten massa-spijzigin- gen in, om voedzame, goede kost aan de on bemiddelde bevolking te kunnen geven voor 20 30 pf. per portie. Voor de zwaar wer kende bevolking zijn in Juni en Juli extra- rations boter, margarine, spek, peulvruchten en bevroren vleesch gegeven. Een krisis be stond dus niet en de moeielijkheden, uit het misgewas van 1915 ontstaan, zijn overwon nen. De nieuwe oogst geeft reden tot de schoonste verwachtingen. Sedert tien dagen hebben wij een oogstweer, dat het goed bin nenhalen van de graanvruchten, welke goed en gedeeltelijk u»tr nntend stonden, waar borgt. Wij zullen minstens een.gemiddelden oogst van de vredesjaren hebben en dus Zv.-er veei meer graan dan in 1916 hebben. Het is te verwachten, dat voor de arbeiden de bevolking uit den gunstigen broodgraan oogst grootere hoeveelheden brood dan ge middeld in de laatste aren beschikbaar ge steld zullen worden. Reeds nu is het brood- ration voor zwaar werkenden met het dub bel boven de normale hoeveelheid van 200 gram per dag verhoogd. De voedeïoogst levert eene bijzonder goede opbrengst. Daardoor is de mogelijk heid gegeven tot bevordering van de ge- heele veeteelt, inzonderheid van de rund- vee- en de varkensteelt, fn het najaar zullen wij een hoogeren varkensstapel hebben dan sints een jaar. Ondanks de groote eischen, die de geheele vleeschverzorging van het leger en de burgerlijke bevolking stelt, is de geheele veestapel niet gedecimeerd. De vleeschverzorging is voor het toekomstige oogstjaar en ook voor latere tijden zeker ge steld. Meer beperkt dan de in Duitschland bijzonder sterke vleeschvoeding in vredes tijd zal de oorlogsvoeding voor de burger lijke bevolking natuorlijk blijven. Geheel ten onrechte is de vrees uitgespro ken, dat door de groote vleeschleverantiën de varkensstapel geheel vernietigd en ten deele op den melkveestapel inbreuk is ge maakt. Door het centrale bestuur zijn de ge meenten bewogen met de varkensfokkers zoogenaamde varkensmestverdragen te slui ten, waardoor de verzorging met varkens- vleesch in den aanstaanden winter nog beter is zeker gesteld. De fokkers krijgen goed koop mestvoeder en moeten daarvoor een bepaalde hoeveelheid vette varkens voor de steden leveren. Bij al de leveringen is er verder zorg gedragen den melkveestapel te ontzien. Slechts zoodanige melkkoeien wor den naar de slachtbank gebracht, wier melk- opbrengst niet meer voldoende is en die voor de voortbrenging niet meer geschikt zijn. De algemeene rationeering van de vleeschbehoefte, die binnenkort Intreedt, verzekeit de gelijkmatige vleeschverzorging van het geheele volk. Ook wordt de geheele melk- en vetver- zorging van de bevolking van rijkswege ge lijkmatig ten uitvoer gebracht. Voldoende hoeveelheden melk worden naar de groote steden gebracht. Melkschaarschte zal niet voorkomen. Het wekelijksche vetration per hoofd is op 90 gram bepaald, hetgeen niet hoog maar voldoende is. Later zal het ver hoogd worden, wanneer voldoende reserves zijn opgeslagen. De suikerverzorging voor het einde van het jaar 1915/16 was niet ruim omdat er iets te veel vervoederd werd, maar met een Kilo gram in de maand per hoofd voldoende. Voor 1916/17 zal hierin verbetering ge bracht worden. Door beperking van de sui- kerhoeveelheden, die tot dusver voor voede ring disponibel werden gesteld, zal voor het nieuwe jaar geheel voorzien kunnen worden in de behoefte aan suiker ten behoeve van de voeding in dezelfde hoeveelheid als in vredestijd. De voor de voeding noodige hoeveelheden aardappelen zijn zeker gesteld. De groote gemeenten zullen voor de winterbehoefte tijdig genoeg kunnen inslaan. Zij zijn in de gelegenheid ook de behoefte van het vol gende voorjaar reeds nu zeker te stellen, zoo dat eene stoornis in de aardappelverzorging niet kan intreden. Ook het verkeer van eie ren, gToenten en ooft is in vaste vormen gebracht, zoodat eene gelijkmatige verzor ging zal plaats hebben. Ook de bewering, dat de verschillende bondsstaten uitvoerverboden tegen elkaar hebben uitgevaardigd en dat daarmee de economische eenheid van het Duitsche rijk zou zijn verstoord, is onjuist. Bij het stelsel van voedingsmiddelverzorging, dat in Duitschland wordt toegepast, waarin van de verschillende districten vaste leverantiën worden verlangd, is 't eene van zelf spreken de noodzakelijkheid, dat ieder district op zich zelf een geheel moet zijn, want slechts dan kan het zijne verplichtingen tot levering nakomen, welke leverantiën het geheel ten goede komen. Aan de uitvoerverboden ligt dus niet eenige kwaadwilligheid tegenover de buren ten grondslag, maar de econO» mische doelmatigheid; zij zijn in de meeste gevallen niet te vermijden. Wij gaan op ieder gebied van het voa- dingswezen met de beste vooruitzichten hel nieuwe jaar in. Wij houden ons niet alleen staande, maar wij komen goed rond en zul. len met eene aanzienlijke reserve in het nieuwe jaar 1917 18 treden, die ons ook het uithouden van een vierde oorlogsjaar mogelijk zal maken, zelfs ai mochten wij in 1917/18 een misoogst hebben. Met onze bondgenooten staan wij ook economisch in de nauwste betrekkingen. Wij zullen wederkeerig ook met hen levensmid delen ruilen, voor zoover dot noodig mocht zijn. Voor de hoofdvoedingsmiddelen, brood, aardappelen, vleesch en Yet, kan in het al. gemeen ieder land uitkomen met wat het zelf voortbrengt. Het Duitsche volk toonde ook nu weer bij het begin van het derde oorlogsjaar zulk eene eensgezindheid, dat alleen daardoor alle dwaze berichten over hongersnood, opstonden of wat inderdaad belachelijk is het gebruiken van machi. negeweren tegen opgestane vrouwen, weer legd moesten zijn. De oproeping tot volhar den op economisch gebied werd in het begin van het derde oorlogsjaar door het be stuur van het oorlogsvoedingsbureau tot alle economische vereenigingen van ons vader land gericht. Alle vereenigingen, van alle richtingen, gaven namens de vele millioe- nen, die zij vertegenwoordigen, den een- stemmigen wil te kennen met dezelfde trouw als de broeders in de loopgraven den ons opgedrongen strijd door degelijke Duitsch© huishoudelijkheid te helpen doorzetten. De Fransche vlieger boven B e r 1 ij n. Eenige dagen geleden werd melding ge maakt van een stoutmoech'gen vliegtocht van den Franschen aviateur Marchat, die van Nancy naar Cholm wilde vliegen, maar tot zijn niet te beschrijven teleurstelling even vóór het Russische front moest landen, ten zuiden van Kielce, en in handen der Oos tenrijkers viel. Die luchtreis wordt zelfs door de Duitsche bladen niet zonder woardeering besproken, maar met weglating van de bij zonderheden, dat Marchal boven Berlijn ge vlogen heeft en daar geen bommen heeft geworpen, maar een proclamatie aan de bur gerij van Berlijn. De tekst daarvan luidt volgens de „Temps" als volgt: „Tal van verlichte Duitschers weten dat de oorlog ontketend is door de militaire raadslieden aan de hoven van Ber lijn en Weenen. Alle officieele of officieuze onwaarheden kunnen tegenover de wereld dit duidelijk gebleken feit niet uitwisschen, dat de Duitsche regeering den oorlog heeft ge* wild en beraamd in overleg met de Oosten rijksche regeering en hem onvermijdelijk heeft gemaakt. Dit is een vaststaand feit, waaraan nie mand ter wereld, Duitschland echter uitge zonderd. meer twijfelen kan. Men heeft het Roman door Mr. L. H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK. 26 En hij vertelt met vaste, zekere, ongetwij feld van buiten geleerde woorden, dat hij midden in den nacht rustig lag te slapen, dat toen de waakhonden opeens erg begonnen aan te slaan, dat hij toen is opgestaan, een lan taarn heeft genomen om het huis te onder zoeken, dat hij in de kamer, waar de brand kast stond, een man zag, die zich dadelijk op hem had geworpen en met een mes gestoken, dat hij toch nog de kracht had gehad om zich te verdedigen, den dief bij zijn strot te pakken en op den grond te werpen. Dat hij echter wel voelde, dat hij het niet lang zou hebben kun nen volhouden; 't bloed vloeide hein tappe lings langs het lijf, dat hij toen zoo hard als hij nog kon had geschreeuwd en de knechten waren gekomen, die hem hadden geholpen... meer weet hij niet hij is toen door bloed verlies van zich zeiven gevallen hij herin- iiert zich nog heel goed; dat de brandkast .wijd open stond en biljetten en geld door ♦lkaar gestrooid .op den grond lagen. „Herkent gij in dien man uwen aanran- ^eiterwijl de rechter met uitgestreden .wijsvinger naar den beklaagde wUft De getuige .wendt Uil om, v Voor het eerst sedert dien nacht, dat hun blikken elkaar ontmoeten; in het oog van Kerkhofs die kalme, sarrende, vernederende spot, die verachting voor zijn slachtoffer, een maal zijn overwinnaar, nu zijn overwonnene; in dat van Peters een ziedenden toorn, een woeste haatwoede. „Ja mijnheer, ik herken hem." Toomelooze, ontembare drift, die hem dwingt... dwingt zich te werpen op dien kerel, z'n vingers te klauwen om z'n strot. Even 't hoofd vooruit, een korte opheffing van den arm, op 't zelfde oogenblik gegrepen en neergeduwd door- een der naast hem zit tende marechaussees... de daad van één oogenblik, één seconde, zonder dat een der rechters het heeft gezien. „Weet gij ook", steeds de voorzitter, tot den getuige „hoe -beklaagde aan die sleutels van de brandkast is gekomen?" „Neen, mijnheer." „Beklaagde, wilt gij ons dal \erklaren?" „Jawel mijnheer, omdat de oude Kerkhofs, de vader van dien dien... getuige mij ge vraagd had ze voor hem te maken, omdat ik eerlijk was en hij mij vertrouwde." „Dan hebt gij van dat vertrouwen wel op schandelijke wijze misbruik gemaakt." „Neen mijnheer, dat heb ik niet, want ik heb het niet willen stelen." „Niet stelen" in volle verbazing, „niet stelen, waarom hebt gij dan die brandkast geopend." „Ik heb alleen 't geld willen leenen; ik zou het later, als ik weer had kunnen werken, met denzelfden sleutel weer In die kast heb ben teruggelegd." Een gesmoord, tocfi duidelijk Hoorbaar gelach* tusschen de saam gepakte aandachtig Miterejvde wenigte achter de bani&e fluisterwoorden „waat ene grapcmceker, waat ene wuiles es er noe toch ineint, dat zc zich daomit laote belazere, de hiere van 't tribunaal." Ook om de mondhoeken der andere getab- berde mannen een flauw spottende lippen- trek enkel de voorzitter zijn defligen, waar- digen ernst bewarend: „beklaagde, gij beweert dat gij dat geld slechts luuU willen leenen, niet waar?" „Ja, mijnheer, ja alleen „leenen," krachtig beslist. „WaaFom hebt gij hel dan niet aan dezen getuige ter leen gevraagd? „Omdat ik vooruit zeker wist, dat hij het toch niet zou doen. „Zoo, dat is ten minste een oprechte beken tenis, maar hoe wist u zoo zeker, dat hij het zou weigeren, als u hel hem niet gevraagd hebt." „Da's nog al gemakkelijk te expliceercn: hij wist, dat wij alles door een brand hadden verloren, alles, waarvoor wc jaren lang hard hadden moeten werken, dat ik daarna serieus ziek ben geworden, geen cent al dien tijd heb kunnen verdienen, maanden en maanden, dat wij alles wat wij hadden, hebben moeten ver- koopen om het leven te houen van mijzelve, mijn vrouw en mijn kinderen" een oogen blik zwijgen, een snelle mouwveeg langs het vochtig oog dan weer: *,en toch, mijnheer, heeft hij ons geen dag uitstel van de huur wil len geven." „Is dat zoo getuige „Neen mijnheer, dat is niet zoo; hij Heeft mij nooit om eenig uitstel gevraagd." „Gij hoort het beklaagde." „Ik niet mijnheer, ik niet persoonlijk", dat is 200, maai; wel mjün xcop#, die heeft hem e«ns gevraagd een beetje geduld lc hebben, maar dal heeft hij geweigerd 'l heeft mij niet verwonderd" niet sarcastische lachstool." „Is dat zoo getuige?" „Neen mijnheer, dat is niet zoo; van vragen is geen quaestie geweest als zij 't mij be leefd had gevraagd, dan zou ik mij wel eens bedacht hebben, maar ze heeft direkt een brutalen mond opengedaan, direkt gezegd, dat ik geduld „moest" hebben; nou, u begrijpt, dat ik me. zoo maar niet laat commandecren en toen ik niet direkt toegaf, begon ze als een moeswijf op mij te schelden. „Dat liegt hij mijnheer, dal liegt hij; mijn Gretchen is geen moeswijf,-mijn vrouwtje scheldt ook niet, maar zij heeft hem niet wil len hebben als haren Meiliefste, dat canaille, dien doerak en daaropi alleen..." Een harde slag met den hamer: „beklaagde ik vermaan u, u kalm te houden; ik zal mij anders genoodzaakt zien u uit de zaal te laten verwijderen, uwe zaak zonder uwe tegen woordigheid voort te zetten" met dreigenden ernst. „Ilebl u verder dezen getuige nog eenige vragen te stellen? Een ontkennend hoofdschudden. „Ook geen aanmerking op zijne verkla- ring?" „Anders niet 'dan wat ik al gezegd heb." „Dan kunt u gaan zitten, getuige." En Kerkhofs schrijdt voort, zijn. slachtoffer voorbij, turend naar dezen, even, zijdelings met half toegenepen oog, vol plagenden spot. Peters heeft het niet gezien; hij heeft het Hoofd laten zakken, heel diep, de oogen ge sloten. Andere getuigen, dc knechten, die hem heb ben vastgegrepen, de marechaussées, die het bebloede mes, het geld in z'n zakken hebben gevonden liij hoort hen niet. Z'n liëetc woede, die hij niet heeft kunnen uitbulderen, niet heeft kunnen uitrazen lcgei| dien ellendeling, die zijn Gretchen heeft be-, leedigd, die vuurdrift, die nog vol is in z'n hoofd, 't geheele lichaam verzengt, heeft zijn geest verstompt; hij ziet, hij hoort niets meerj niets anders dan een klankenwarreling, een vaag geruisch in zijn ooren. Eindelijk is 't woord aan den officier vari justitie. Langzaam verheft deze zich van zijn zetel, eenig schikken en ordenen van strooken papier en dan met krachtige stem dondert deze zijn requisitoir tegen den vermelden booswicht, den bedrijver van de snoode mis* daad, den man, -die een moord heeft willen plegen, tegen den lafaard, die in stede van een berouwvolle bekentenis, die waarschijn lijk nog eenige sympathie en deernis zou op wekken, daarentegen zijn toevlucht neemt, zich tracht, te verontschuldigen door ccn ge- •mccncn leugen,'dat het zijn doel niet was ge weest om lc stelen, maar slechts om te lee nen, beweringen van een dlendigen, verdor ven huichelaar, die zeker geen geloof zullen vinden bij de rechtbank. ;i Dringt alles niet door in zijn doffe hers«<. nen, in zijn versuft brein diefstal braalt 's nachts poging moord heeler* daad, een amalgama van zinnen, een abraca* dabra van woorden, die hij niet verstaat, nit© begrijpt. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 5