Zaterdag 5 Augustus 1916.
15" Jaargang.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
N° 31. Tweede B?ad.
Verspreide Berichten.
DE EERSTE MEI.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort 1.30.
Idem franco per post.. I .SO.
7 Per week (metgratis verzekering tegon ongelukken) O.I2*.
'Afzonderlijke nummers0.O5.
Wekelijkscb bijvoegsel „De Hollanclsche Hui&vrouto" tonder
redactie van Thérèse Hoven) per 3 mnd. 50 ets.
Wekelgksob bijvoegsel Pak me mV per 8 mnd. 52 cis.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRUS DER ADVERTENTIËN:
V»a 1-5 regels0.80.
Elke rogel meor.0.15.
Dionstaanbiodingen 1—5 rogola o.5oi
Grooto lotlors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoolige bopalingeo
tot bot herhaald advortoeren in dit Blad, b\) abonnement.
Eone circulaire, bevat tonde de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden;
HenMr.Hfleii.i MARIE VAN VERSENDAAL.
Hoofdredactie, j Mf Q VAfJ SCHAARDENBUR0>
Boven den Doodenweg.
Dialogos.
Plato: Wat staart gij daar o.edele Meester,
en staart als verloren in de wolken?
Socrates: Zoo doe ik voorwaar, want mijn
oog werd getroffen door veel licht.
PI.: Vanwaar dan komt dat licht?
Socr.: Van 't plekske gronds, groot 9 hec
taren, gelegen aan den Doodenweg.
Ik zie daar vele stralenbundels, Auraë,
groote en kleine, die wij-d zich uitspreiden in
de dennenlucht.
PI.: Zijn die lichten alle gelijk?
Socr.: Neen, voorwaar, edele leerling; daar
is een bonte veelvuldigheid, een gebroken
heid in redenlooze redelijkheid. Maar alles
wordt samengesmolten tot een groote Een
heid van hoogere orde.
PI.: Maar wat, voortreffelijke meester, is
het schoon-en-goede?
Welke zijn de redelijk zedelijke wezens,
die daar samengevoerd zijn?
Socr.: Velerlei is hun schijnsel.
Daar zijn orthodoxen en vegetariërs, theo
sofen en spiritisten, logébroeders en occul
tisten, materialisten en anti-alcoholisten,
anti-koffie-en-thee-isten en atheisten, freetra
ders, socialisten en aanbidders van de Hei
lige Kat van Egypte.
PI.: Ziet gij ook w ij z e mannen o, edele
Meester?
Socr.: Ik zie den leider met geloken oogen,
den praeses met een goudglans op 't gelaat.
Een zit er op een pyramide neergedoken,
terwijl daarnaast een arme zondaar staat.
En verder niets dan vrouwen!
PI.: Zitten die daar en doen zij het zwij
gen?
Socr.: Neen, voorwaar, zij nippen thee en
knab'len koekskens en praten veel.
PI.: Waarover spreken zij? Kunt gij 't ver
staan o,-edele?
Socr.: Ja gewis ik: Over de Ascese yan
den wedergeboren mensch.
PI.: Maar hun daden, xijn die gelijk aan
hun woorden?
Socr.: Ja,-voorwaar, zoo is het, schoon-en-
goed: Ze zijn in bruine pijen gehuld van
kemelshaar, zij voeden zich met sprinkhanen
«n geeselen elkander geestelijk.
PI.: Dan zijn het dus alle eeuwighelds-
menschen o, edele, Socratesf
Socr.: Zoo is het, voortreffelijke: trek daar
leering uit.
De oorlog,
L o n d e n, 3 Aug. (R.). Om zich een goed
beeld te kunnen vormen van de resultaten
van twee jaar oorlogvoeren, moet men zich
den stand van zaken in 1915 in het geheu
gen roepen. De Duitsche opmarsch in het
Westen was reeds voorgoed gestuit, maar
de centrale mogendheden drongen in Rus
land voort en veroverden Servië en Monte
negro. Italië maakte geen vorderingen; een
groote Engelsch-Fransche strijdmacht werd
op Gallipoli vastgehouden, terwijl de Tur
ken de.Russen in Armenië met goed gevolg
weerstonden. Overal was het initiatief in
handen der Duitschers.
Het tweede oorlogsjaar bracht een gehee-
Ien ommekeer; deEngelsch-Fransche troe
pen ontruimden Gallipoli op schitterende
wijze; in Mesopotamië moest het kleine,
maar dappere garnizoen van Koet-ël-Amara
zich overgeven, maar overigens eindigden
de operaties daar met een volkomen on
derwerping van Shatt-el-Arab en de Turk-
sche provincie Irak, terwijl aan den Duit-
schen invloed in Zuid-Perzië een eind werd
gemaakt. Alle Duitsche koloniën in West-
Afrika zijn in handen der geallieerden, ter
wijl generaal Smuts in Oost-Afrika flink©
^Orderingen maakt.
Maar hoofdzaak is de verandering in
Europa. De laatste opleving van het Duit
sche offensief was de aanval op Verdun zoo
schitterend door de" Franschen weerstaan.
Met hun échec voor Verdun verloren de
centralen het initiatief, dat van het begin
van den oorlog in hunne handen geweest
was.
De zomer van 19T6 was getuige van een
geweldigen gemeenschappelijken aanval op
de Duitsche en Oostenrijksche verdedigings
linies.
De Engelsche en Fronsche troepen wier
pen de Duitschers aan de Somme terug;
in de Alpen wijken de Oostenrijkers voor
de Italianen, terwijl de Russen aan de Hon-
gaarsche grens snel oprukken en het in
1914 veroverde, doch in 1915 weer verloren
terrein hernemen.
In Armenië drijven de Russen de Turken
in de bergstreken voor zich uit en naderen
de open vlakte.
In Zuidoost-Europa is het Servische leger
weer ten strijde uitgerust en rukt tegen de
Bulgaren op.
Ten slotte de ommekeer, die in Engeland
heeft plaats gehad. In I9T5 WercTdaar
slechts betrekkelijk weinig munitie vervaar
digd; door organisatie der arbeidskrachten
en machines kan het land nu meer dan vol
doende produceeren voor het inmiddels
enorm uitgebreide leger en bovendien den
bondgenooten nog steun verleenen. In
Maart 1916 werd de dienstplicht ingevoerd,
maar vóór dien datum hadden zich reeds
5.000.000 mannen vrijwillig onder de va
nen geschaard. Thans staan alle mannen
der natie en contingenten uit Indië en de
overzeesche bezittingen in dienst van het
Rijk.
Berlijn, 4 Aug. (W. B.) Naar aanleiding
van de van anti-Duitsche zijde rondgestrooi
de berichten over de voedingstoestanden in
Duitschland, wordt van overheidswege het
volgende vastgesteld:
De mindere opbrengst van onzen oogst aan
tarwe, rogge, gerst en haver bedroeg in 1915
tegenover 1913 rond 9 millioen ton. Daar
bij kwamen de slechte opbrengsten'van de
voedermiddelen en van de klaver- en hooi
oogsten. De aardappelteelit bracht een meer
dan gemiddelden oogst op. De niettemin bij
de verzorging met dit gewichtige levensmid
del in het voorjaar van 1915 ontstane moeie-
lijkheden zijn overwonnen.
De voortreffelijke organisatie van de
broodgraanverdeeling, het spaarzame ge
bruik en de opslag van voldoende reserven
hebben het mogelijk gemaakt, dat het on
gunstige jaar1915 16 zonder bijzondere sto
ringen in het levensontlerhoud van de ge-
heele bevolking overwonnen is en zelfs met
eene reserve zal worden getreden in het
zekere rijkere opbrenesten leverende eco
nomische jaar 1916 17. De mededeelingen
die spreken van hongersnood of van eene
buitengewone inkrimping der uitdeeling en
van het in gevaar brengen der gezond
heid van de bevolking, inzonderheid, van de
opgroeiende jeugd, berusten óf-op volslagen
oitkunde óf op kwaadwillig verkeerde voor
stelling. Wat de aardappelen betreft heeft bij
het gebrek aan voedermiddelen in den win
ter van 1915/16 eene belangrijk sterkere
vervoedering van aardappelen plaats gehad,
waardoor aan den voorraad niet onbelang
rijke afbreuk gedaan werd. Maar toch heeft
men de noodzakelijke verzorging kunnen ze
ker stellen. De districten, waarin tijdelijk ge-
brok aan aardappelen intrad, kregen vol
doende extra-rations broodgraan.
De groote steden richtten massa-spijzigin-
gen in, om voedzame, goede kost aan de on
bemiddelde bevolking te kunnen geven voor
20 30 pf. per portie. Voor de zwaar wer
kende bevolking zijn in Juni en Juli extra-
rations boter, margarine, spek, peulvruchten
en bevroren vleesch gegeven. Een krisis be
stond dus niet en de moeielijkheden, uit het
misgewas van 1915 ontstaan, zijn overwon
nen.
De nieuwe oogst geeft reden tot de
schoonste verwachtingen. Sedert tien dagen
hebben wij een oogstweer, dat het goed bin
nenhalen van de graanvruchten, welke goed
en gedeeltelijk u»tr nntend stonden, waar
borgt. Wij zullen minstens een.gemiddelden
oogst van de vredesjaren hebben en dus
Zv.-er veei meer graan dan in 1916 hebben.
Het is te verwachten, dat voor de arbeiden
de bevolking uit den gunstigen broodgraan
oogst grootere hoeveelheden brood dan ge
middeld in de laatste aren beschikbaar ge
steld zullen worden. Reeds nu is het brood-
ration voor zwaar werkenden met het dub
bel boven de normale hoeveelheid van 200
gram per dag verhoogd.
De voedeïoogst levert eene bijzonder
goede opbrengst. Daardoor is de mogelijk
heid gegeven tot bevordering van de ge-
heele veeteelt, inzonderheid van de rund-
vee- en de varkensteelt, fn het najaar zullen
wij een hoogeren varkensstapel hebben dan
sints een jaar. Ondanks de groote eischen,
die de geheele vleeschverzorging van het
leger en de burgerlijke bevolking stelt, is de
geheele veestapel niet gedecimeerd. De
vleeschverzorging is voor het toekomstige
oogstjaar en ook voor latere tijden zeker ge
steld. Meer beperkt dan de in Duitschland
bijzonder sterke vleeschvoeding in vredes
tijd zal de oorlogsvoeding voor de burger
lijke bevolking natuorlijk blijven.
Geheel ten onrechte is de vrees uitgespro
ken, dat door de groote vleeschleverantiën
de varkensstapel geheel vernietigd en ten
deele op den melkveestapel inbreuk is ge
maakt. Door het centrale bestuur zijn de ge
meenten bewogen met de varkensfokkers
zoogenaamde varkensmestverdragen te slui
ten, waardoor de verzorging met varkens-
vleesch in den aanstaanden winter nog beter
is zeker gesteld. De fokkers krijgen goed
koop mestvoeder en moeten daarvoor een
bepaalde hoeveelheid vette varkens voor de
steden leveren. Bij al de leveringen is er
verder zorg gedragen den melkveestapel te
ontzien. Slechts zoodanige melkkoeien wor
den naar de slachtbank gebracht, wier melk-
opbrengst niet meer voldoende is en die
voor de voortbrenging niet meer geschikt
zijn. De algemeene rationeering van de
vleeschbehoefte, die binnenkort Intreedt,
verzekeit de gelijkmatige vleeschverzorging
van het geheele volk.
Ook wordt de geheele melk- en vetver-
zorging van de bevolking van rijkswege ge
lijkmatig ten uitvoer gebracht. Voldoende
hoeveelheden melk worden naar de groote
steden gebracht. Melkschaarschte zal niet
voorkomen. Het wekelijksche vetration per
hoofd is op 90 gram bepaald, hetgeen niet
hoog maar voldoende is. Later zal het ver
hoogd worden, wanneer voldoende reserves
zijn opgeslagen.
De suikerverzorging voor het einde van
het jaar 1915/16 was niet ruim omdat er iets
te veel vervoederd werd, maar met een Kilo
gram in de maand per hoofd voldoende.
Voor 1916/17 zal hierin verbetering ge
bracht worden. Door beperking van de sui-
kerhoeveelheden, die tot dusver voor voede
ring disponibel werden gesteld, zal voor het
nieuwe jaar geheel voorzien kunnen worden
in de behoefte aan suiker ten behoeve van
de voeding in dezelfde hoeveelheid als in
vredestijd.
De voor de voeding noodige hoeveelheden
aardappelen zijn zeker gesteld. De groote
gemeenten zullen voor de winterbehoefte
tijdig genoeg kunnen inslaan. Zij zijn in de
gelegenheid ook de behoefte van het vol
gende voorjaar reeds nu zeker te stellen, zoo
dat eene stoornis in de aardappelverzorging
niet kan intreden. Ook het verkeer van eie
ren, gToenten en ooft is in vaste vormen
gebracht, zoodat eene gelijkmatige verzor
ging zal plaats hebben.
Ook de bewering, dat de verschillende
bondsstaten uitvoerverboden tegen elkaar
hebben uitgevaardigd en dat daarmee de
economische eenheid van het Duitsche rijk
zou zijn verstoord, is onjuist. Bij het stelsel
van voedingsmiddelverzorging, dat in
Duitschland wordt toegepast, waarin van de
verschillende districten vaste leverantiën
worden verlangd, is 't eene van zelf spreken
de noodzakelijkheid, dat ieder district op
zich zelf een geheel moet zijn, want slechts
dan kan het zijne verplichtingen tot levering
nakomen, welke leverantiën het geheel ten
goede komen. Aan de uitvoerverboden ligt
dus niet eenige kwaadwilligheid tegenover
de buren ten grondslag, maar de econO»
mische doelmatigheid; zij zijn in de meeste
gevallen niet te vermijden.
Wij gaan op ieder gebied van het voa-
dingswezen met de beste vooruitzichten hel
nieuwe jaar in. Wij houden ons niet alleen
staande, maar wij komen goed rond en zul.
len met eene aanzienlijke reserve in het
nieuwe jaar 1917 18 treden, die ons ook
het uithouden van een vierde oorlogsjaar
mogelijk zal maken, zelfs ai mochten wij in
1917/18 een misoogst hebben.
Met onze bondgenooten staan wij ook
economisch in de nauwste betrekkingen. Wij
zullen wederkeerig ook met hen levensmid
delen ruilen, voor zoover dot noodig mocht
zijn. Voor de hoofdvoedingsmiddelen, brood,
aardappelen, vleesch en Yet, kan in het al.
gemeen ieder land uitkomen met wat het
zelf voortbrengt. Het Duitsche volk toonde
ook nu weer bij het begin van het derde
oorlogsjaar zulk eene eensgezindheid, dat
alleen daardoor alle dwaze berichten over
hongersnood, opstonden of wat inderdaad
belachelijk is het gebruiken van machi.
negeweren tegen opgestane vrouwen, weer
legd moesten zijn. De oproeping tot volhar
den op economisch gebied werd in het
begin van het derde oorlogsjaar door het be
stuur van het oorlogsvoedingsbureau tot alle
economische vereenigingen van ons vader
land gericht. Alle vereenigingen, van alle
richtingen, gaven namens de vele millioe-
nen, die zij vertegenwoordigen, den een-
stemmigen wil te kennen met dezelfde trouw
als de broeders in de loopgraven den ons
opgedrongen strijd door degelijke Duitsch©
huishoudelijkheid te helpen doorzetten.
De Fransche vlieger boven
B e r 1 ij n.
Eenige dagen geleden werd melding ge
maakt van een stoutmoech'gen vliegtocht van
den Franschen aviateur Marchat, die van
Nancy naar Cholm wilde vliegen, maar tot
zijn niet te beschrijven teleurstelling even
vóór het Russische front moest landen, ten
zuiden van Kielce, en in handen der Oos
tenrijkers viel. Die luchtreis wordt zelfs door
de Duitsche bladen niet zonder woardeering
besproken, maar met weglating van de bij
zonderheden, dat Marchal boven Berlijn ge
vlogen heeft en daar geen bommen heeft
geworpen, maar een proclamatie aan de bur
gerij van Berlijn.
De tekst daarvan luidt volgens de „Temps"
als volgt: „Tal van verlichte Duitschers weten
dat de oorlog ontketend is door de
militaire raadslieden aan de hoven van Ber
lijn en Weenen. Alle officieele of officieuze
onwaarheden kunnen tegenover de wereld dit
duidelijk gebleken feit niet uitwisschen, dat
de Duitsche regeering den oorlog heeft ge*
wild en beraamd in overleg met de Oosten
rijksche regeering en hem onvermijdelijk
heeft gemaakt.
Dit is een vaststaand feit, waaraan nie
mand ter wereld, Duitschland echter uitge
zonderd. meer twijfelen kan. Men heeft het
Roman door
Mr. L. H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK.
26
En hij vertelt met vaste, zekere, ongetwij
feld van buiten geleerde woorden, dat hij
midden in den nacht rustig lag te slapen, dat
toen de waakhonden opeens erg begonnen aan
te slaan, dat hij toen is opgestaan, een lan
taarn heeft genomen om het huis te onder
zoeken, dat hij in de kamer, waar de brand
kast stond, een man zag, die zich dadelijk op
hem had geworpen en met een mes gestoken,
dat hij toch nog de kracht had gehad om zich
te verdedigen, den dief bij zijn strot te pakken
en op den grond te werpen. Dat hij echter wel
voelde, dat hij het niet lang zou hebben kun
nen volhouden; 't bloed vloeide hein tappe
lings langs het lijf, dat hij toen zoo hard als
hij nog kon had geschreeuwd en de knechten
waren gekomen, die hem hadden geholpen...
meer weet hij niet hij is toen door bloed
verlies van zich zeiven gevallen hij herin-
iiert zich nog heel goed; dat de brandkast
.wijd open stond en biljetten en geld door
♦lkaar gestrooid .op den grond lagen.
„Herkent gij in dien man uwen aanran-
^eiterwijl de rechter met uitgestreden
.wijsvinger naar den beklaagde wUft
De getuige .wendt Uil om, v
Voor het eerst sedert dien nacht, dat hun
blikken elkaar ontmoeten; in het oog van
Kerkhofs die kalme, sarrende, vernederende
spot, die verachting voor zijn slachtoffer, een
maal zijn overwinnaar, nu zijn overwonnene;
in dat van Peters een ziedenden toorn, een
woeste haatwoede.
„Ja mijnheer, ik herken hem."
Toomelooze, ontembare drift, die hem
dwingt... dwingt zich te werpen op dien
kerel, z'n vingers te klauwen om z'n strot.
Even 't hoofd vooruit, een korte opheffing
van den arm, op 't zelfde oogenblik gegrepen
en neergeduwd door- een der naast hem zit
tende marechaussees... de daad van één
oogenblik, één seconde, zonder dat een der
rechters het heeft gezien.
„Weet gij ook", steeds de voorzitter, tot den
getuige „hoe -beklaagde aan die sleutels van
de brandkast is gekomen?"
„Neen, mijnheer."
„Beklaagde, wilt gij ons dal \erklaren?"
„Jawel mijnheer, omdat de oude Kerkhofs,
de vader van dien dien... getuige mij ge
vraagd had ze voor hem te maken, omdat ik
eerlijk was en hij mij vertrouwde."
„Dan hebt gij van dat vertrouwen wel op
schandelijke wijze misbruik gemaakt."
„Neen mijnheer, dat heb ik niet, want ik
heb het niet willen stelen."
„Niet stelen" in volle verbazing, „niet stelen,
waarom hebt gij dan die brandkast geopend."
„Ik heb alleen 't geld willen leenen; ik zou
het later, als ik weer had kunnen werken,
met denzelfden sleutel weer In die kast heb
ben teruggelegd."
Een gesmoord, tocfi duidelijk Hoorbaar
gelach* tusschen de saam gepakte aandachtig
Miterejvde wenigte achter de bani&e
fluisterwoorden „waat ene grapcmceker, waat
ene wuiles es er noe toch ineint, dat zc
zich daomit laote belazere, de hiere van 't
tribunaal."
Ook om de mondhoeken der andere getab-
berde mannen een flauw spottende lippen-
trek enkel de voorzitter zijn defligen, waar-
digen ernst bewarend: „beklaagde, gij beweert
dat gij dat geld slechts luuU willen leenen,
niet waar?"
„Ja, mijnheer, ja alleen „leenen," krachtig
beslist.
„WaaFom hebt gij hel dan niet aan dezen
getuige ter leen gevraagd?
„Omdat ik vooruit zeker wist, dat hij het
toch niet zou doen.
„Zoo, dat is ten minste een oprechte beken
tenis, maar hoe wist u zoo zeker, dat hij het
zou weigeren, als u hel hem niet gevraagd
hebt."
„Da's nog al gemakkelijk te expliceercn: hij
wist, dat wij alles door een brand hadden
verloren, alles, waarvoor wc jaren lang hard
hadden moeten werken, dat ik daarna serieus
ziek ben geworden, geen cent al dien tijd heb
kunnen verdienen, maanden en maanden, dat
wij alles wat wij hadden, hebben moeten ver-
koopen om het leven te houen van mijzelve,
mijn vrouw en mijn kinderen" een oogen
blik zwijgen, een snelle mouwveeg langs het
vochtig oog dan weer: *,en toch, mijnheer,
heeft hij ons geen dag uitstel van de huur wil
len geven."
„Is dat zoo getuige
„Neen mijnheer, dat is niet zoo; hij Heeft
mij nooit om eenig uitstel gevraagd."
„Gij hoort het beklaagde."
„Ik niet mijnheer, ik niet persoonlijk", dat is
200, maai; wel mjün xcop#, die heeft hem e«ns
gevraagd een beetje geduld lc hebben, maar
dal heeft hij geweigerd 'l heeft mij niet
verwonderd" niet sarcastische lachstool."
„Is dat zoo getuige?"
„Neen mijnheer, dat is niet zoo; van vragen
is geen quaestie geweest als zij 't mij be
leefd had gevraagd, dan zou ik mij wel eens
bedacht hebben, maar ze heeft direkt een
brutalen mond opengedaan, direkt gezegd, dat
ik geduld „moest" hebben; nou, u begrijpt,
dat ik me. zoo maar niet laat commandecren
en toen ik niet direkt toegaf, begon ze als een
moeswijf op mij te schelden.
„Dat liegt hij mijnheer, dal liegt hij; mijn
Gretchen is geen moeswijf,-mijn vrouwtje
scheldt ook niet, maar zij heeft hem niet wil
len hebben als haren Meiliefste, dat canaille,
dien doerak en daaropi alleen..."
Een harde slag met den hamer: „beklaagde
ik vermaan u, u kalm te houden; ik zal mij
anders genoodzaakt zien u uit de zaal te laten
verwijderen, uwe zaak zonder uwe tegen
woordigheid voort te zetten" met dreigenden
ernst.
„Ilebl u verder dezen getuige nog eenige
vragen te stellen?
Een ontkennend hoofdschudden.
„Ook geen aanmerking op zijne verkla-
ring?"
„Anders niet 'dan wat ik al gezegd heb."
„Dan kunt u gaan zitten, getuige."
En Kerkhofs schrijdt voort, zijn. slachtoffer
voorbij, turend naar dezen, even, zijdelings
met half toegenepen oog, vol plagenden spot.
Peters heeft het niet gezien; hij heeft het
Hoofd laten zakken, heel diep, de oogen ge
sloten.
Andere getuigen, dc knechten, die hem heb
ben vastgegrepen, de marechaussées, die het
bebloede mes, het geld in z'n zakken hebben
gevonden liij hoort hen niet.
Z'n liëetc woede, die hij niet heeft kunnen
uitbulderen, niet heeft kunnen uitrazen lcgei|
dien ellendeling, die zijn Gretchen heeft be-,
leedigd, die vuurdrift, die nog vol is in z'n
hoofd, 't geheele lichaam verzengt, heeft zijn
geest verstompt; hij ziet, hij hoort niets meerj
niets anders dan een klankenwarreling, een
vaag geruisch in zijn ooren.
Eindelijk is 't woord aan den officier vari
justitie.
Langzaam verheft deze zich van zijn zetel,
eenig schikken en ordenen van strooken
papier en dan met krachtige stem dondert
deze zijn requisitoir tegen den vermelden
booswicht, den bedrijver van de snoode mis*
daad, den man, -die een moord heeft willen
plegen, tegen den lafaard, die in stede van
een berouwvolle bekentenis, die waarschijn
lijk nog eenige sympathie en deernis zou op
wekken, daarentegen zijn toevlucht neemt,
zich tracht, te verontschuldigen door ccn ge-
•mccncn leugen,'dat het zijn doel niet was ge
weest om lc stelen, maar slechts om te lee
nen, beweringen van een dlendigen, verdor
ven huichelaar, die zeker geen geloof zullen
vinden bij de rechtbank.
;i Dringt alles niet door in zijn doffe hers«<.
nen, in zijn versuft brein diefstal braalt
's nachts poging moord heeler*
daad, een amalgama van zinnen, een abraca*
dabra van woorden, die hij niet verstaat, nit©
begrijpt.
(Wordt vervolgd.)